• No results found

University of Groningen Porphyromonas gingivalis, the beast with two heads Gabarrini, Giorgio

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "University of Groningen Porphyromonas gingivalis, the beast with two heads Gabarrini, Giorgio"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Porphyromonas gingivalis, the beast with two heads Gabarrini, Giorgio

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2018

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Gabarrini, G. (2018). Porphyromonas gingivalis, the beast with two heads: A bacterial role in the etiology of rheumatoid arthritis. University of Groningen.

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

187

Chapter 9

(3)

188

Conclusies en afsluitende overwegingen

De tandplakbacterie Porphyromonas gingivalis is berucht voor zijn betrokkenheid bij ten minste twee ziektes, te weten ernstige tandvleesontsteking ofwel parodontitis en reumatoïde artritis (RA)1-3.

Hoewel de P. gingivalis bacterie numeriek zwaar

ondervertegenwoordigd is tussen de vele bacteriën die onze mondholte bevolken kan hij toch een sleutelrol spelen bij het ontstaan van ziektes. Deze bacterie kan bijvoorbeeld al parodontitis veroorzaken als hij minder dan 0.01% van de bacteriepopulatie in onze mond vertegenwoordigt4. Zoals beschreven in Hoofdstuk 1

van dit proefschrift is parodontitis verantwoordelijk voor ongeveer 4% van de wereldwijde kosten voor mondzorg, hetgeen betekent dat de P. gingivalis bacterie een aanzienlijke kostenpost voor patiënten

en ziektekostenverzekeraars kan vormen5. De belangrijkste

verklaring voor de problemen die P. gingivalis veroorzaakt is te zoeken in de vele ziekmakende eiwitten (virulentiefactoren) die deze bacterie produceert en in zijn leefmilieu, onze mond, uitscheidt. Met name de zogenaamde buitenmembraanvesikels (in het Engels ‘outer membrane vesicles’ of OMV’s) die de bacterie van zijn buitenmembraan afstoot zijn in dit opzicht relevant, omdat ze volgeladen zijn met virulentiefactoren6 (Hoofdstuk 5). Vanuit het

oogpunt van de bacterie heeft de afscheiding van dergelijke vesikels meerdere voordelen. In de eerste plaats beschermen de OMV’s hun lading tegen afbraak door de eiwitafbrekende enzymen die de bacterie eveneens uitscheidt. Verder beschermen de OMV’s de

bacterie tegen de schadelijke werking van ingesloten

virulentiefactoren die bedoeld zijn om de gastheer te ontregelen, zijn voedingsstoffen te bemachtigen en zijn afweersysteem te ontwijken. Tenslotte vormen de OMV’s buitengewoon effectieve vehikels om virulentiefactoren naar afweercellen en weefsels van de menselijke gastheer te sturen.

De meest beruchte virulentiefactoren die met behulp van OMV’s getransporteerd worden zijn de zogenaamde gingipaines, een groep van zeer agressieve proteases. Deze proteases knippen andere eiwitten op de positie van arginine residuen in de desbetreffende eiwitketen. Ze werken hierbij hand in hand met een andere belangrijke virulentiefactor van P. gingivalis die via OMV’s getransporteerd wordt, de zogenaamde P. gingivalis peptidylarginine deiminase (PPAD). Het PPAD-eiwit is een enzym dat een centrale rol speelt in het in dit proefschrift beschreven onderzoek. PPAD is

(4)

189

namelijk in staat om met name eindstandige arginine residuen in eiwitketens te citrullineren, bijvoorbeeld na knippen aangebracht door de werking van gingipaines. Het process van eiwitcitrullinering, waarbij positief geladen arginine residuen omgezet worden in neutrale citrulline residuen, kan verreikende consequenties hebben in individuen die hier op grond van hun erfelijke eigenschappen gevoelig voor zijn, namelijk de aanzet voor het ontstaan van RA (Hoofdstukken 1 en 2). Dit heeft te maken met het feit dat auto-antistoffen tegen gecitrullineerde eiwitten een van de belangrijkste kenmerken vormen van RA.

Zoals beschreven in Hoofdstuk 2, zijn bacteriën in de mondholte en met name P. gingivalis betrokken bij het ontstaan van autoimmuunziektes, waaronder RA. Dit hoofdstuk geeft met name een toelichting op de verschillende hypotheses, waarmee verklaard kan worden hoe P. gingivalis de aanleiding kan vormen tot de ontwikkeling van RA. Dit kan enerzijds rechtstreeks te maken hebben met de activiteit van het PPAD-enzym en anderzijds met een negatieve beïnvloeding van normale immuunreacties door de bacterie die vervolgens leidt tot afwijkend gedrag van het immuunsysteem. In het eerste geval wordt aangenomen dat PPAD een verlies van tolerantie van het immuunsysteem voor gecitrullineerde eiwitten veroorzaakt. Dit proces zou kunnen verlopen via het genereren van nieuwe herkenningspunten (epitopen) in humane eiwitten of bacteriële eiwitten die sterk op humane eiwitten lijken. Deze worden vervolgens door het immuunsysteem van de menselijke gastheer als lichaamsvreemd herkend en geven alzo aanleiding tot immuunreacties tegen eiwitten van de gastheer. In het tweede geval kan P. gingivalis de normale zelfdestructie van belangrijke immuuncellen, de neutrofiele granulocyten, afremmen en de aanmaak van de neutrofiel-recruterende factor interleukine 8 stimuleren. Dit leidt tot verhoogde aanwezigheid van neutrofielen in geïnfecteerd weefsel en het vertraagt de opruiming van zogenaamde ‘Neutrofiel Extracellular Traps’ (NETs). Deze NETs zijn te vergelijken met visnetten die door neutrofielen gevormd worden om bacteriën te vangen en vervolgens te elimineren. Aangezien NETs van nature al veel door menselijke enzymen gecitrullineerde eiwitten bevatten kan de abnormale ophoping van NETs aanleiding geven tot de aanmaak van antistoffen tegen lichaamseigen eiwitten. Deze auto-antistoffen, de zogenaamde ‘autoimmune citrullinated protein antibodies’ (ACPAs) lijken een belangrijke rol te spelen bij het ontstaan van RA.

(5)

190

In Hoofdstuk 2 worden tevens mogelijkheden beschreven die benut zouden kunnen worden bij de toekomstige behandeling van RA. Dit betreft vooral therapieën die er op gericht zijn om een verstoorde balans in de bacteriepopulatie van de mond te herstellen door toediening van bacteriën die een positieve invloed hebben op de mondgezondheid, ook wel probiotica genoemd, of door toediening van bepaalde moleculen die de normale uitwisseling van prikkels tussen bacteriën en de humane gastheer op een positieve manier kunnen beïnvloeden. Daarnaast worden nieuwe therapeutische mogelijkheden ook bediscussieerd in Hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk beschrijft de lokalisatie van alle eiwitten die door P. gingivalis gemaakt kunnen worden, zowel binnen als buiten de bacteriecel. Met name de identificatie van geëxporteerde bacteriële eiwitten die gelokaliseerd zijn in de buitenmembraan, in OMV’s of in het externe milieu van de bacterie is een belangrijk hulpmiddel in het onderzoek naar aangrijpingspunten voor nieuwe geneesmiddelen. Eiwitten op dergelijke locaties vormen namelijk een gemakkelijk toegankelijk doelwit voor geneesmiddelen, omdat ze niet door de bacterie opgenomen hoeven te worden. De gedetailleerde localisatie van elk individueel eiwit van de P. gingivalis bacterie is daarom een goede wegwijzer voor de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. Bovendien helpt kennis over de subcellulaire localisatie van bacteriële eiwitten bij het beter begrijpen van hun functie in de processen die van levensbelang zijn voor de bacterie. Het verkregen inzicht kan vervolgens weer helpen bij selectie van de meest geschikte aangrijpingspunten voor nieuwe geneesmiddelen die bescherming bieden tegen P. gingivalis.

Met betrekking tot het PPAD-eiwit verschaft Hoofdstuk 3 een beter inzicht in de verschillende eiwitten die eenzelfde subcellulaire localisatie hebben in de buitenmembraan en OMV’s van P.

gingivalis. Dergelijke bacteriële eiwitten kunnen functionele

interacties aangaan met PPAD, maar ze kunnen tevens een doelwit zijn voor de citrullinerende activiteit van dit enzym. Een diepgaande analyse van PPAD wordt ook beschreven in Hoofdstuk 4, waar een groot aantal klinische P. gingivalis isolaten van patiënten met of zonder RA is onderzocht op de aanwezigheid van PPAD. De meest opmerkelijke uitkomst van dit onderzoek is, dat elk P. gingivalis isolaat een PPAD-gen blijkt te hebben. Dit betekent dat PPAD waarschijnlijk van eminent belang is voor het competitieve succes van de P. gingivalis bacterie binnen zijn ecologische niche. Een andere nieuwe waarneming beschreven in dit hoofdstuk betreft het

(6)

191

gegeven, dat de DNA sequenties van PPAD-genen uit de verschillende klinische isolaten niet noemenswaardig verschillen. Dit betekent dat het RA-fenotype van patiënten niet gecorreleerd kan worden aan specifieke PPAD-varianten die geproduceerd worden door de P. gingivalis stammen die ze bij zich dragen. Hierbij moet wel benadrukt worden, dat dit geenszins de eerder genoemde mogelijkheid uitsluit dat PPAD een actieve rol speelt bij het ontstaan van RA. Het betekent echter dat er geen directe relatie bestaat tussen de nucleotide sequentie van het PPAD-gen en de RA-status van een patiënt. Vervolgonderzoek naar mogelijke verbanden tussen PPAD en RA leidde tot de analyses beschreven in Hoofdstuk 5. Hierbij werd een groot aantal klinische isolaten onderzocht op de daadwerkelijke productie van het PPAD-eiwit, waarbij gebruik gemaakt werd van een specifieke antistof die aan dit eiwit bindt. Hiermee werd aangetoond dat het PPAD-enzym zonder uitzondering door alle onderzochte P.

gingivalis isolaten geproduceerd wordt, hetgeen betekent dat de

productie van PPAD een kenmerkende eigenschap van deze bacterie is. Een opmerkelijke waarneming was dat een klein aantal isolaten een afwijkend PPAD-uitscheidingstype liet zien. Deze zogenaamde ‘PPAD-sorting type II’ isolaten vertonen een sterk gereduceerde associatie van PPAD met de buitenmembraan en OMV’s van P.

gingivalis. In de ‘PPAD-sorting type I’ isolaten, die verreweg het

meest frequent werden aangetroffen, wordt daarentegen de associatie van PPAD met de buitenmembraan en OMV’s teweeg gebracht door modificatie van PPAD met een specifiek lipopolysaccharide, het zogenaamde A-LPS. Een diepgaande analyse van de sorting type II isolaten liet vervolgens zien, dat het afwijkende secretiepatroon van hun PPAD-eiwit wellicht toegeschreven kan worden aan een aminozuursubstitutie op positie 373 (Q373K) in het PPAD-eiwit, waarbij een glutamine residu vervangen is door een lysine residu. Verder verschillen de sorting type II PPAD-eiwitten niet noemenswaardig van de type I PPAD-eiwitten.

Op grond van de strikte conservering van PPAD binnen de P.

gingivalis bacteriesoort werd besloten om ook te gaan zoeken naar

PPAD-eiwitten in andere bacteriesoorten. Dit zou aanwijzingen kunnen geven over de ontstaansgeschiedenis van het bacteriële PPAD-eiwit, dat in samenstelling, structuur en activiteit totaal verschilt van de peptidylarginine deiminases die door zoogdieren en de mens aangemaakt worden. Dit werd tevens gezien als een uitdaging, omdat tot dusver algemeen werd aangenomen, dat het bezit van een PPAD-eiwit een unieke eigenschap van P. gingivalis

(7)

192

betrof. Op grond van de mogelijke rol van PPAD in het mondmilieu en de hoge mate van conservering van PPAD werd als eerste gezocht naar de aanwezigheid van PPAD-eiwitten in nauw verwante bacteriën die tot het Porphyromonas geslacht behoren en die geïsoleerd waren uit niet-humane gastheren met parodontitis. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in Hoofdstuk 6. Ze laten zien dat inderdaad homologe PPAD-eiwitten geproduceerd worden door de bacteriën Porphyromonas gulae en Porphyromonas loveana. Het PPAD-uitscheidingspatroon van deze isolaten blijkt opmerkelijk goed vergelijkbaar met dat van P. gingivalis sorting type I isolaten. Deze resultaten doen vermoeden, dat de PPAD-eiwitten van P. gulae en P.

loveana eenzelfde biologische functie vervullen als het PPAD-eiwit

van P. gingivalis. Analyse van de respectievelijke

aminozuursequenties laat zien, dat de PPAD-eiwitten van deze drie

Porphyromonas soorten weliswaar sterke overeenkomsten vertonen,

maar dat er desondanks soortspecifieke verschillen zijn die in principe gebruikt kunnen worden om deze soorten te onderscheiden. Verder is het denkbaar, dat de natuurlijke niet-humane gastheren van P. gulae en P. loveana wellicht in de toekomst als diermodel kunnen fungeren voor onderzoek naar de rol van bacteriën bij het ontstaan van RA. Dit zou geheel nieuwe mogelijkheden bieden voor toekomstig onderzoek naar het ontstaan van RA en nieuwe mogelijkheden ter voorkoming of behandeling van deze ziekte.

Tenslotte beschrijft Hoofdstuk 7 onderzoek naar de rol van het A-LPS anker in de subcellulaire localisatie van PPAD. Eerdere studies hadden al laten zien dat verschillende eiwitten, die via de zogenaamde Por-route voor eiwitexport naar de buitenmembraan van P. gingivalis getransporteerd worden, met behulp van A-LPS aan deze membraan verankerd worden7,8-10. Dit was echter nog niet

onderzocht voor PPAD. De resultaten beschreven in Hoofdstuk 7 laten zien dat A-LPS inderdaad nodig is om PPAD aan de buitenmembraan en OMV’s van P. gingivalis te verankeren. Verder werd aangetoond, dat er geen verschil is in de synthese van A-LPS in PPAD-sorting type I en II isolaten. Laatstgenoemde waarneming

bevestigt indirect de veronderstelling dat de Q373K

aminozuursubstitie in PPAD de belangrijkste factor is die het afwijkende PPAD-exportprofiel van de sorting type II isolaten bepaalt. Deze bevindingen, tezamen met de resultaten beschreven in Hoofdstuk 5, maken de weg vrij voor vervolgonderzoek naar de rol van PPAD-localisatie in de buitenmembraan en OMV’s bij het ontstaan van parodontitis en RA. Dit is relevant omdat het

(8)

193

aannemelijk lijkt, dat deze subcellulaire localisatie bijzonder relevant is voor de fysiologische functie van het PPAD-eiwit. In dit opzicht moet men zich realiseren dat het gebrek aan een helder verband tussen het PPAD-sorting type en het aantonen van RA mogelijk verklaard kan worden door problemen bij de vroege diagnose van deze ziekte. Zo is bijvoorbeeld bekend, dat de aanmaak van ACPAs al wel tien jaar voor de eerste ziektesymptomen van RA zichtbaar

worden, kan beginnen11. Daarnaast is het zo, dat RA een

multifactoriële ziekte is, waarbij niet alleen bacteriële componenten een rol spelen, maar ook genetische en lyfestyle-factoren die de invloed van bacteriën kunnen overschaduwen. Afgezien van hun mogelijke invloed op het ontstaan van RA, kunnen de PPAD-sorting type II isolaten van P. gingivalis een waardevol gereedschap vormen voor toekomstig onderzoek naar de biologische functie van de verankering van PPAD aan de bacteriële buitenmembraan en OMV’s. Dergelijk onderzoek kan met name ook nieuwe inzichten verschaffen in de mogelijke verbanden tussen parodontitis en RA. Alles tezamen kan geconcludeerd worden dat verdere moleculaire analyses van het PPAD-eiwit, de target-eiwitten die door PPAD gecitrullineerd worden, de mogelijke competitieve en evolutionaire voordelen van de productie van PPAD voor bacteriën van het Porphyoromonas geslacht en de PPAD-werkingsmechanismen in de humane gastheer waarschijnlijk belangrijke mijlpalen zullen vormen op de lange weg naar nieuwe therapieën ter voorkoming en behandeling van ernstige ontstekingsziektes, zoals parodontitis en reumatoïde artritis.

References

1. de Smit, M. J., Brouwer, E., Vissink, A. & van Winkelhoff, A. J. Rheumatoid arthritis and periodontitis; a possible link via citrullination. Anaerobe 17, 196-200 (2011).

2. Janssen, K. M., Vissink, A., de Smit, M. J., Westra, J. & Brouwer, E. Lessons to be learned from periodontitis. Curr. Opin. Rheumatol. 25, 241-247 (2013).

3. Kharlamova, N. et al. Antibodies to Porphyromonas gingivalis Indicate Interaction Between Oral Infection, Smoking, and Risk Genes in Rheumatoid Arthritis Etiology. Arthritis Rheumatol. 68, 604-613 (2016).

4. Hajishengallis, G., Darveau, R. P. & Curtis, M. A. The keystone-pathogen hypothesis. Nat. Rev. Microbiol. 10, 717-725 (2012).

(9)

194

5. Potempa, J., Mydel, P. & Koziel, J. The case for periodontitis in the pathogenesis of rheumatoid arthritis. Nat. Rev. Rheumatol. 13, 606-620 (2017).

6. Veith, P. D. et al. Porphyromonas gingivalis outer membrane vesicles exclusively contain outer membrane and periplasmic proteins and carry a cargo enriched with virulence factors. J.

Proteome Res. 13, 2420-2432 (2014).

7. McBride, M. J. & Zhu, Y. Gliding motility and Por secretion system genes are widespread among members of the phylum bacteroidetes.

J. Bacteriol. 195, 270-278 (2013).

8. Sato, K. et al. Identification of Porphyromonas gingivalis proteins secreted by the Por secretion system. FEMS Microbiol. Lett. 338, 68-76 (2013).

9. Shoji, M. et al. Por secretion system-dependent secretion and glycosylation of Porphyromonas gingivalis hemin-binding protein 35. PLoS One 6, e21372 (2011).

10. Gorasia, D. G. et al. Porphyromonas gingivalis Type IX Secretion Substrates Are Cleaved and Modified by a Sortase-Like Mechanism.

PLoS Pathog. 11, e1005152 (2015).

11. Arkema, E. V. et al. Anti-citrullinated peptide autoantibodies, human leukocyte antigen shared epitope and risk of future rheumatoid arthritis: a nested case-control study. Arthritis Res. Ther. 15, R159 (2013).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In the never-ending confl ict between human immune cells and bacterial pathogens, it is crucial for the bacteria to uti lize multi ple smart and eff ecti ve ways of delivering

The work described in this thesis was performed in the laboratory of Molecular Bacteriology, Department of Medical Microbiology, Faculty of Medical Sciences of the

The study in this Chapter, proves for PPAD what has been proposed for the proteins subject to secretion by the Por secretion system: the presence, and

In this context, it is particularly noteworthy that the microbiome was recently purported to play a potential role in the production of amyloids by human

The remaining protein complement identified for each strain is regarded as the respective variable proteome (Table S5). Of note, considering possible misannotations of

Defining the role of Porphyromonas gingivalis peptidylarginine deiminase (PPAD) in rheumatoid arthritis through the study of

As shown by Western blotting, the two sorting types did not display major differences in gingipain secretion (Fig. To exclude the possibility that the suppressed appearance of

gingivalis W83 and our Porphyromonas isolates from non-human hosts is consistent with literature data, where it was proposed that the ~75-85-kDa band represents the