melodie –
Tjiftjaf
Langs de tuinen van een villawijk fietsend krijg ik plotseling een onweerstaanbaar lentegevoel.
Sneeuwklokjes hebben al lang hun kopjes opgestoken, beschut onder de kale struiken, en krokussen komen met hun geelgroene toppen al kijken. Maar het duurt lang voor het echt lente wordt. Even later pas besef ik dat ik net de eerste tjiftjaf van dit jaar hoorde. Klopt, denk ik, tweede week van maart! Met de afgemeten zang van de tjiftjaf zien de bomen langs het weiland er anders uit, zitten er ineens katjes aan de takken, is er overal geel van klein hoefblad langs de sloot en hoor ik zelfs grutto’s. Even stop ik. Nee, toch niet. Dat dacht ik maar, grutto’s komen niet aan de rand van Bennekom.
De tuin van het oude boerenhuisje ziet er nog wat rommelig uit. Tot een paar maanden terug zag ik de gekromde boer ’s ochtends regelmatig in overall en op klompen in zijn moestuin aan de gang. Als ik aan het eind van de middag weer langskwam, zat hij vaak in een leunstoel in de bijkeuken, of op het erf. Soms zwaaiden we naar elkaar.
– 21
Inmiddels is er verbouwd, de schuur is opgeknapt, de bijkeuken is keuken geworden.
Waar rond deze tijd de laatste slordige stengels van spruitkool stonden, ligt nu kinderspeelgoed.
Hoe lang zal mijn levende beeld van de boer het nog op kunnen nemen tegen deze nieuwe bewoning?
Langzaam maar zeker slorpt de stad het platteland op. Oude boeren gaan naar het verzorgingshuis. De jonge ondernemer van de moderne boerderij verderop onderhandelt per mobieltje vanaf zijn elektronisch gestuurde trekker over de prijs van het zaadgoed. Aan deze kant van Bennekom zijn geen boeren meer.
Ik draai met een afsteker door een overhoekje met populieren en paddenpoel het fietspad op. Afstekers zijn, net als spontane voetpaden, tekenen van een levend landschap. Modderig, uitgedroogd, of bijna overwoekerd, ze laten net als de moestuin van mijn oude boer zien hoe het landschap reageert op de tijd. Die ene tjiftjaf vandaag geeft me het vertrouwen dat het nieuwe landschap ook toekomst in zich heeft.
stemming –
Licht
De jonge Vlaamse waardin van de chambre d’hôte, een oude, maar idyllisch opgeknapte boerderij aan de voet van de Franse Pyreneeën, had haar zoontje op de arm toen ze me op een ochtend de weg wees naar de grotten van Niaux. Ze had ons aangeraden te reserveren, was er zelf nooit geweest. Bedrijf en gezin eisen alle aandacht op. De weg voert langs bossen en weiden, er liggen stapels in plastic gepakte hooibalen. Het ruikt naar warmte en zon.
Borden wijzen naar Romaanse kerkjes, naar menhirs op de heuvels.
De entree van de grot is diep in een overhellende holte in de bergwand. Alpengierzwaluwen scheren langs de rotsen om plotseling in een spleet te verdwijnen. Beneden de geluiden van een wakker wordende vallei. We zijn de eerste groep vandaag. François, archeologiestudent, geeft ons een lantaarn: pas op dat je je hoofd niet stoot, dat je niet uitglijdt op glibberige plaatsen.
Na zeker twintig minuten strompelen en kruipen vanaf de ingang van de grot staan we
– 135
in het volkomen duister. Op een plek met hoge donkere gewelven in de kalkrots heeft François ons gevraagd de lantaarns uit te doen. Het is kil. Geen geluid, alleen gedachten. Is dit de onderwereld?
Als de gids zijn lamp weer aandoet, is in het schijnsel een bison op de rotswand zichtbaar, met meesterschap weergegeven. Mensenwereld! Er zijn meer tekeningen, een hert, pijlen, een paardenfiguur, andere bisons; geen mensen. Waarom zou je op zo’n plek – voor het daglicht onbereikbaar – tekeningen op de wand maken? Een leefwereld van 13000 jaar geleden opent zich heel even, alsof je in een geheim boek mag bladeren, dat daarna meteen weer gesloten wordt. Om aantasting van de atmosfeer te voorkomen moeten we van François hier snel weer weg.
Met zijn vroege bewustzijn bracht de mens licht tot in het diepst van de aarde. Buiten, als de warmte weer om me heen geslagen is, zijn er de bergen in de trillende verte. Het raadsel van de ontroerende beelden draag ik met me mee.