• No results found

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8776 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8776 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 28-09-2010

Datum publicatie 30-09-2010 Zaaknummer 200.065.899/01 Rechtsgebieden Civiel recht

Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie

Kort geding. Vervangende toestemming voor (medicamenteuze) behandeling van minderjarige.

Wetsverwijzingen Burgerlijk Wetboek Boek 1 Burgerlijk Wetboek Boek 1 253a Vindplaatsen Rechtspraak.nl 

JPF 2010/153  JPF 2010/29 

Uitspraak

Arrest d.d. 28 september 2010 Zaaknummer 200.065.899/01

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

[appellante],

wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente], appellante,

in eerste aanleg: eiseres, hierna te noemen: [appellante], toevoeging,

advocaat: mr. A.H. Horstman, kantoorhoudende te Sneek, die ook heeft gepleit,

tegen

[geïntimeerde],

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8776

(2)

wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente], geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: [geïntimeerde], toevoeging,

advocaat: mr. J.D. Nijenhuis, kantoorhoudende te Leeuwarden, die ook heeft gepleit.

Het geding in eerste instantie

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kortgeding-vonnis uitgesproken op 21 april 2010 door de voorzieningenrechter in de rechtbank Leeuwarden.

Het geding in hoger beroep

Bij exploot van 17 mei 2010 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd kortgedingvonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 25 mei 2010.

Het petitum van het appelexploot luidt:

"(…) bij arrest uitvoerbaar bij voorraad,

I. Het bestreden vonnis te vernietigen en opnieuw recht doende, alsnog vervangende toestemming te verlenen om een aanvang te nemen met de medicamenteuze

behandeling van [het kind] geboren op [2003] zulks conform het advies van Accare (aanvullende productie 10);

II. De man te veroordelen in de kosten van beide instanties."

Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie het vonnis van de voorzieningenrechter van 21 april 2010 te bekrachtigen.

Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten door hun advocaten. Door de advocaat van [geïntimeerde] is een pleitnota overgelegd.

Voorafgaande aan het pleidooi heeft [appellante] nog een productie overgelegd.

Ten slotte heeft het hof met instemming van partijen bepaald dat op het pleitdossier, zoals dat door [appellante] is overgelegd, arrest zal worden gewezen.

De grieven

[appellante] heeft twee grieven opgeworpen.

De beoordeling

(3)

De feiten

1. Nu tegen de vaststelling van de feiten door de voorzieningenrechter in de overwegingen 1.1 t/m 1.11 van het bestreden kortgedingvonnis geen grieven zijn gericht, zal het hof ook in hoger beroep van die feiten uitgaan.

Deze feiten worden hierna verkort weergegeven, aangevuld met de feiten die in hoger beroep nog zijn komen vast te staan.

1.1 Partijen zijn gewezen echtgenoten. Uit hun huwelijk is op [2003] geboren [het kind] (hierna: [het kind]). Partijen hebben het gezamenlijk gezag over [het kind], die hoofdverblijf heeft bij [appellante].

Tussen [geïntimeerde] en [het kind] geldt een omgangsregeling.

1.2 Naar aanleiding van problemen op school is [het kind] in mei 2008 onderzocht door het Regionaal Expertisecentrum Noord Nederland, terwijl hij in januari en maart 2009 is onderzocht door CEDIN educatieve dienstverlening. In het door CEDIN opgemaakte rapport van 22 april 2009 wordt

geconcludeerd dat [het kind] op gedrags-niveau ernstige problemen heeft en dat er sprake is van een ontwikkelings-pathologie, waarbij hij kenmerken laat zien van ADHD en ODD.

1.3 Bij brief van november 2009 heeft de school van [het kind] aan diens huisarts laten weten wat de problemen van [het kind] zijn.

1.4 Vanaf december 2009 wordt [het kind], op doorverwijzing van de huisarts, psychiatrisch

onderzocht door Accare. In haar rapport van 30 maart 2010 concludeert Accare dat [het kind] leidt aan een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit van het gecombineerde type (ADHD) en een

oppositioneel opstandige gedragstoornis (ODD). Accare adviseert te starten met een medicamenteuze behandeling voor de ADHD/ODD symptomen. Daarnaast is de mogelijkheid van ouderbegeleiding aan de ouders voorgelegd.

1.5 [geïntimeerde] maakt bezwaar tegen het toedienen van medicijnen aan [het kind]. Ook stelt hij voor dat [het kind] bij hem komt wonen.

1.6 In het onderzoeksrapport d.d. 13 augustus 2010 van A. Nanninga, GGZ-arts, verbonden aan Kinnik kind en jeugd GGZ Friesland, wordt geconcludeerd dat de gedragskenmerken van [het kind] passen onder de diagnose ADHD en ODD en dat voor het gedrag van [het kind] medicatie is aangewezen naast andere vormen van hulp.

Het geding en de beslissing in eerste aanleg

2. [appellante] heeft [geïntimeerde] in kort geding gedagvaard en gevorderd dat de rechter

vervangende toestemming verleent om een aanvang te nemen met de medicamen-teuze behandeling van [het kind].

2.1 Na door [geïntimeerde] gevoerd verweer heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van

21 april 2010 de vordering afgewezen. De proceskosten zijn daarbij aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Het geding in hoger beroep

3. Vooropgesteld moet worden dat, gezien de noodzaak van enige vorm van behandeling van [het kind], het spoedeisend belang van de zaak is gegeven.

4. In grief I stelt [appellante] dat de voorzieningenrechter ten onrechte de gevraagde voorziening(en) heeft geweigerd.

5. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

(4)

De conclusies van de rapporten van zowel CEDIN als van Accare, erop neerkomende dat er bij [het kind] sprake is van gedragskenmerken die passen onder de diagnose ADHD en ODD, worden bevestigd door de conclusie in het rapport van het onderzoek, dat in het kader van een second opinion door de GGZ is uitgevoerd.

5.1 Met het onderzoek van de GGZ is tegemoet gekomen aan de in eerste aanleg door [geïntimeerde]

geuite bezwaren tegen de uitkomst van de rapportage van Accare, zowel waar het de diagnose betreft als de voorgestelde oplossingen. De conclusie van de GGZ onderstreept zowel de door Accare gestelde diagnose, als de voorgestelde behandeling, waarvan ook volgens de GGZ een

medicamenteuze behandeling van [het kind] deel uit maakt.

[geïntimeerde] heeft in hoger beroep zich neergelegd bij de gestelde diagnose, doch hij vecht nog immer de voorgestelde behandeling met medicijnen aan. Hij heeft daartoe een aantal publicaties in het geding gebracht waarin stelling wordt genomen tegen het (te gemakkelijk) voorschrijven van medicijnen bij ADHD en waarbij wordt gewezen op de eventuele risico's van dit medicijngebruik op latere leeftijd. [geïntimeerde] geeft de voorkeur aan alternatieve behandelingen.

5.2 Ofschoon het hof begrip kan opbrengen voor de bezorgdheid van [geïntimeerde] ten aanzien van het gebruik van medicatie door [het kind], gaat het hof toch aan zijn bezwaren voorbij. Ook de door [geïntimeerde] zelf voorgestelde deskundige acht medicamenteuze behandeling van [het kind]

noodzakelijk, zij het in combinatie met andere vormen van therapie. [appellante] heeft zich ter zitting volmondig bereid verklaard ook deze therapieën te steunen en daar, waar het haarzelf betreft, aan te willen deelnemen. Het hof acht in dit geval dan ook geen sprake van het lichtvaardig en gemakzuchtig voorschrijven van medicijnen tegen ADHD-verschijnselen. Er ligt geen enkel op de specifieke situatie van [het kind] toegesneden rapport voor, waarvan de conclusie luidt dat hij slechts door een

alternatieve behandeling in de door [geïntimeerde] gewenste setting geholpen zou kunnen worden.

Een hindernis bij de alternatieve therapieën vormt voorts dat [geïntimeerde] en [appellante]

voortdurend botsen en er, met name waar het de opvoeding van [het kind] betreft, bij voortduring tegengestelde ideeën op na houden. Eventueel schadelijke lange termijneffecten van medicatie worden door het merendeel van de medische wetenschappers verwaarloosbaar klein dan wel aanvaardbaar geacht gelet op de met medicatie te bereiken effecten.

6. Op grond van de thans voorhanden rapportages komt het hof tot het oordeel dat het vooralsnog dringend noodzakelijk moet worden geacht dat een aanvang wordt gemaakt met medicamenteuze behandeling van [het kind] voor de ADHD/ODD-symptomen.

7. Het hof ziet in het voorgaande aanleiding de weigering van [geïntimeerde] om in te stemmen met de behandeling van [het kind] met medicatie te vervangen door toestemming van het hof, met dien verstande dat het hof de conclusie van GGZ onderschrijft, dat het toedienen van medicatie plaatsvindt naast het toepassen van andere vormen van hulp.

8. De grief slaagt.

9. Grief II is gericht tegen de beslissing van de voorzieningenrechter om de proceskosten te compenseren.

10. Met zijn beslissing over de proceskosten heeft de voorzieningenrechter toepassing gegeven aan het bepaalde in art. 237 lid 1 Rv, tweede volzin, luidende dat in zaken tussen gewezen echtgenoten de kosten geheel of gedeeltelijk kunnen worden gecompenseerd.

Gebruikelijk is om in zaken als de onderhavige de kosten te compenseren, tenzij de eis tegen beter weten is ingesteld of bestreden. Het hof is echter niet gebleken dat het verweer van [geïntimeerde]

van elke redelijke grond is ontbloot, zodat geen

aanleiding bestaat een uitzondering te maken op het hiervoor geformuleerde gebruik om de kosten te compenseren.

(5)

11. De grief faalt.

Slotsom

12. Het slagen van grief I brengt met zich dat het kortgedingvonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd, behoudens voor wat betreft de beslissing omtrent de proceskosten.

Opnieuw rechtdoende zal het hof de vordering van [appellante] alsnog toewijzen.

Omdat partijen gewezen echtgenoten zijn, zal het hof de kosten van het geding in hoger beroep compenseren als na te melden.

De beslissing Het gerechtshof:

vernietigt het kortgedingvonnis van 21 april 2010 waarvan beroep, behoudens de daarin opgenomen beslissing omtrent de proceskosten,

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

verleent vervangende toestemming voor medicamenteuze behandeling van [het kind]

conform de adviezen van Accare en GGZ;

bekrachtigt het kortgedingvonnis van 21 april 2010 voor het overige;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep aldus dat partijen ieder met de eigen kosten belast blijven.

Aldus gewezen door mrs. Kuiper, Janse en Hofstee, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 28 september 2010 in bijzijn van de griffier.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Datum publicatie 28-11-2016 Zaaknummer 200.171.197/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

niet worden afgeleid dat zij dat saldo met het oog op de aanstaande fraude heeft teruggebracht

drugsgerelateerde incidenten en verklaringen ten aanzien van café Rumours. (…) Uit de in het verslag

Datum publicatie 21-01-2010 Zaaknummer 200.004.987-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

2.7 Indien de werkzaamheden die [A] op het GLT-project moest verrichten, per 1 september 2007 zijn

Bij de beschikking van 30 mei 2011 heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van belang -

Datum publicatie 23-02-2017 Zaaknummer 200.015.254/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 januari 2007