Wijziging van de wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering tot strafbaarstelling van verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied (strafbaarstelling verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied) in verband met de introductie van een strafuitsluitingsgrond voor humanitaire hulpverleners en journalisten
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een wettelijke uitzondering te maken voor journalisten en humanitaire hulpverleners op het strafrechtelijk verbod om zonder toestemming in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied te verblijven;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 januari 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering tot strafbaarstelling van verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied (strafbaarstelling verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied) (Kamerstukken 35125) tot wet wordt verheven, wordt in artikel I, onderdeel B, van die wet, artikel 134b als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Niet strafbaar is de Nederlander die uitsluitend in het gebied verblijft om activiteiten te verrichten als:
a. hulpverlener werkzaam voor een onpartijdige humanitaire organisatie;
b. journalist of publicist in het kader van nieuwsgaring.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «voor de toepassing van het eerste lid» vervangen door: «voor de toepassing van het eerste en tweede lid».
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,