• No results found

Christelijk-Historische Unie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Christelijk-Historische Unie"

Copied!
196
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

IJU(.;UMENTATIIeCEN RUM

NEDERLANDSE POLITIEKE

Christelijk-Historische Unie

JAARBOEKJE 1929

(2)
(3)

CHRISTELIJK~HISTORISCHE

UNIE

JAARBOEKJE

1929

(4)

2

SLUIT UW

LEVENSVERZEKERING

BIJ DE

"lLGEMEENE

FRIE~~BE"

de grootste Onderlinge

Levensverzekering-Maatschappij in Nederland

I

I

Hoofdkantoor te LEEUWARDEN

BURMANIAHUIS

Telefoon 1601·1602·1603

Kantoor:

AMSTERDAM,

Kantoor :

ROTTERDAM,

Rokin 97

Zeevischmarkt h. Hang

(5)

3

VERJAARDAGEN DER LEDEN VAN HET

VORSTELIJK HUIS.

19 April (geb. 1876)

30 April (geh. 1909)

2 Augustus (geb. 1858)

31 Augustus (geb. 1880)

Z.

K. H.

Hendrik Wladimir

Albert Ernst, Prins der

Neder-landen, Hertog van

Mecklen-burg-Schwerin.

H. K. H.

Juliana Louise Emma

Marie Wilhelmina, Prinses van

Oranje-Nassau,

Hertogin van

Mecklenburg, enz. enz., Dochter

van H. M.Wilhelmina, Koningin

der Nederlanden, en Z.

K.

H.

Hendrik, Prins der

Nederlan-den.

H. M. Adelbeid Emma Wilhelmina

Theresia, Koningin-Moeder.

H. M. Wilhelmina Helena Pauline

Maria, Koningin der

Nederlan-den, Dochter van Wijlen Z.

1\f.

Willem III en

H.

Ml. de

Ko-ningin-Moeder.

CHRISTELIJKE FEESTDAGEN.

Nieuwjaar 1 Januari.

Goede Vrijdag 29 Maart.

Paschen 31 Maart en 1 April.

(6)
(7)
(8)

6

WAT

(9)

V ERSLAG

van den Secretaris der Unie

over

het jaar 1928.

Het jaar, tusscl:ten twee ve~kiezingsjaren (Staten- en Raads-verkiezing juist achter den rug en KamerRaads-verkiezing nog in vèr verschiet) pleegt, in e€ne politieke organisatie, rustig voorbij te gaan. Zoo ging het ook de Unie in 1928. Het wa~ een kaLm jaar. Denkend aan den komenden verkiézingsstrijd in 1929, zouden wij misschien mogen spreken van de stilte, die aan den storm vooraf-gaat. Doch dit maakt de stilte nog niet tot onrust.

De Unie heeft echter het rustige jaar goed gebruikt. Reeds lang haperde er iets aan het Program van beginselen en aan het Gemeente~program - en was het Program van beginselen versierd met een onnatuurlijk aanhangsel.

In de Algeroeene Vergadering van 12 April 1928 werd de ver-eischte voorziening getroffen.

Het onnatuurlijk aanhangsel, bekend onder dt'n naarr; "Nadere Beginselverklaring", dateerde van 21 September 1917 en was eigen-lijk een Verkiezings-manifest voor de Kamer.verkiezing van 1918, opgesteld in 7 paragrafen, welke beginselvel'klaring, sedert dien datum regelmatig achter het Program van beginselen afg'€drukt, in sommiger oog van gelijke waarde scheen als het Program.

Bij nauwkeurig onderzoek bleek, dat van de 7 paragrafen, een tweetal kon vervallen, omdat de daarin uitgcs.proken wenscl:ten vervuld waren; de inhoud van 4 andere .paragrafen kon gedeeltelijk worden opgenomen in het Program van ibeginselen, met bewaring van enkele onderdeelen voor het Verkiezings-Manifest-1929; de p.aragraaf omtrent de grondpolitiek, ten slotte, bleek beter op hare plaats in het Sociaal program der Unie.

(10)

8

van 12 April 1928 tot stand; zoodat sedert dien datum het Sociaal program met één § is uitgebreid - de Artt. 9 en 24 van het Program, omtrent h a n d h a v i n g d e r Z o n d a g s r u st en omtrent k a r a k t e r e n d o e I v a n o n z e w €i er-m acht, verduidelijkt <en aangevuld zijn, en aan het prograer-m een nieuw artikel 25 is toegevoegd over het B u i t e n 1 a n d s c h b e I e i d. De Nadere Beginselverklaring van September 1917 was daarmede vervallen.

De onvolkomenheid in ons Gemeenteprogram was deze, dat de beraadslaging over het Artikel, aangaande "Gemeente-ambtenaren en werklieden", in het jaar 1920, bij de samenstelling van het program, niet was gereed gekomen; zoodat dit artikel nog steeds slechts in concept bestond<. Ook deze leemte werd aangevuld door de definitieve vaststelling van <Artikel 12.

Ue vraag of ook nog andere artikelen van Beginsel-program en Gemeente-program verandering eischten, werd (na ernstig onder-zoek) door het Hoofdbestuur o n t k e n n e n d beantvvoord. En de Algeroeene Vergadering bleek deze zienswijze te deelen. Beginsel-program en GemeenteBeginsel-program blijken, twintïg jaar en acht jaar na hunne vaststelling, te beantwoorden, aan hetgeen ook thans, bij veranderde verhoudingen, van de principieele verklaringen der Uruie mag worden verwacht.

Het Sociaal program der Unie zal, na het einde der tegenwoordige parlementaire periode, wel eenige herziening eischen. Het rustige jaar tusschen de Kamerverkiezing-1929 en de Statenverkiezing-1931 zal daarvoor wel het aangewezen· jaar zijn, De Sociale Com-missie ontving ten deze reeds een wenk van het Hoofdbestuur. Niets is voor een politieke partij meer bedenkelijk, dan zoodanige eerbied voor éénmaal uitgesproken beginselverklaringen, dat men vreest ze aan te raken, zoodat, na veeljarige diepe rust, de ver-steening blijkt te zijn in.getreden. 'Pe Unie heeft zich voo1 dit kwaad weten te wachten.

De Algemeene Vergadering van 12 :April 1928, gehouden te Amsterdam, was druk bezocht en de beraadslagingen droegen een zeer opgewekt karakter.

(11)

OVERZICHT VAN HET AANTAL DEELNEMERS AAN DE ALGEMEENE VERGADERINGEN.

Stemge-Algemeene Aantal rechtigde Aantal

Vergadering bezoekers leden stemmen

31 October 1918 180 155 268 13 Juni 1919 258 HlS 3S3 28 Mei 1920 23S 200 405 31 Maart 1921

,gos

244 484 19 April 1922 431 361 629 28 Februari 1923 437 rt03 684 11 Juni 1924 465 396 722 15 April 1925 457 366 699 8 April 1926 702 560 S99 9 Maart 1927 554 460 803 12 April 1928 517 438 769

(12)

10

deze promncie haar cijfer van 1927 gehandhaafd, zoo ware ook het totaal aantal deelnemers juist gelijk geweest aan het aantal van 1927. Beide cijfers liepen met 37 achteruit.

Het tweede hoofdmoment in het leven der Unie in het jaar 192'3 was de buitengewoon geslaagde Zomerconfel'entie van 25---i28 Juli te Lunteren, uitgeschreven door het Hoofdbestuur der Unie en de Vereeniging ·van Chr. Historische leden van Gemeentebesturen.

De Conferentie, die meer ibezoekers trok dan ooit te voren, beihield tot het einde de volle belangstelling der ruim 120 deelnemers. De referaten van de heeren Mr. J. Schokking, Mr. A. A. van Rhijn, D. C!'ommelin, H. van Boeijen, J. R. Snoeck Henkemans en Dr. N. G. Veldhoen, werden gedrukt en gebundeld en op vrij ruime schaal in de Unie verspreid.

Het Hoofdbestuur der Unie kwam, in den loop van 1928, twee malen samen: op 4 Januari en op 30 en 31 Maart. De voornaamste werkzaamheden waren, gelijk altijd, de :zorgvuldige voorbereiding van hetgeen aan de Algemeene Vergadering ter beslissing zou worden voorgelegd. Eén dag was gewijd aan de bespreking, in intiemen kring, van de eischen van den huidigen politieken toestand. Twee open plaatsen in het Dagelijksch Bestuur der Unie werden voorzien, door de benoeming van de heeren Mr. Verkouteren en Dr. De Visser.

Het Dagelijksch Bestuur vergaderde v ij f m a I e n. Behalve de voorbereiding van de vergaderingen van het Hoofdhestuur waren aan de orde verschillende moeilijkheden en ingekomen vragen van de Afdeelingen - werd de verhouding van het Hoofdbestuur tot het Bestuur der Federatie van Jongerengroepen geregeld en werd voorzien in de bestaande vacaturen van lid en secretaris van de Landbouw-Commissie der Unie. Benoemd werden tot lid de heer M. W. van der Schans en tot secretaris de heer Mr. L. Spreij.

De laatste vergadering des jaars stond uiteraard in het teeken der komende Kamerverkiezing: samenstelling van Verkiezingsmanifeilt, voorbereiding der verkiezin:gsactie.

(13)

11

der Unie, kracihtens welke bepaling, te beginnen met het jaar

1929, door de Mdeelingen der Unie, jaarlijks eene buitengewone

bijdrage in de Uniekas zal woroen gestort ten Ledrage van 5 cems per lid, tot betere uitrusting van het bureau der Unie te 's-Graven-hage.

De zes periodiek aftredende leden van het Hoofdbestuur de heeren Stapelvoort, Bloem, Te Loo, Kolff, de Vries en Folmer, gek<r zen, uit hare besturen, door de KameDkringvereenigingen 's-Herto-genbosch, Tilburg, Arnhem, Nijmegen, Rotterdam, 's-Gravenhage, werden allen herkozen.

Het aantal afdeeHngen der Unie, sedert enkele jaren zich steeds bewegend in stijgende lijn, ging in den loop van 1928 een weinig acihteruit, gelijk blijkt uit het navolgende overzicht:

1 December v. h. jaar Aantal afdeelingen .

1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 642 647 703 724 752 765 754

De politieke rust, het intermezzo-karakter der huidige parle-mentaire periode en enkele plaatselijke moeilijkheden bij de Raad2-verkiezingen van 1927 dragen kennelijk van dezen kleinen achter-uitgang de schuld. Het moge hier vooral aan de Kamerkringbesturen op ,het hart zijn gebonden, zorg te dragen voor het oprichten van afdeelingen dáár waar deze nog niet werden gevormd. Slechts verregaande kortzichtigheid en gemis aan politieke ervaring kunnen sommiger geringschatting van organisatie-arbeid en "organisatie-zorgen" verklaren.

(14)

12

De Unie staat aan den ingang van een nieuw jaar, een belangrijk jaar, een jaar van Kamerverkiezing, waarbij, in beginsel, over groote dingen zal worden beslist.

Het beleid in zake internationale en koloniale ve!houdingen eischt meer gespannen aandacht dan bij vorige verkiezingen. Het economisch en sociale leven vraagt meer dan ooit te voren door-dachte bezinning ten opzichte der te volgen wegen. Het leven der

volken toont weder toenemende onrust. Uit verschillende hoeken klinkt het dof geluid van revolutionaire klanken.

Blijve althans onze Unie, onder leiding harer bestuurders, in Land, Gewest en Gemeente, wakker o:p haren post, tot bewaking der haar toevertrouwde hooge belangen!

En geve God aan Nederland, de genade, dat in toenemende mate velen zich vereenigen om de oude banier van Christelijke gehoor-zaamheid, protestantsche vrijheid en nationale eenheid, die de kern vormen van het Christelijk-Historisch beginsel --- Vorstenhuis en

Volk ten zegen, Zijn grooten naam ,ter eer!

(15)

Dr.l

H. NANNINC.

s

SUPPOSITORIA

ZETPILLEN

TEGEN

AAMBEIEN

De~;

k ·· t"ll d ~ maakt hetl inbrengen

wer en ptJns 1 en en ~~ ..

· k t t""d ~ zeer gemakkehJk.

Ver-genezen m or en IJ .. ..

·d • e ons o en s tJmV tezen. t k 1·· 1· '=====-=-====ar=iil' kn19baar btJ alle Apo-thekers en Drogisten à

==:==:

f

1.75 per doosje van 12 stuks.==:::::::=

Dr. H. NANNING's

KINADRUPPELS

Het aangewezen middel bij • Bloed-armoede, Bleekzucht, Nerveuse Spijsverteringsstoornissen, Malaria,

enz .• enz.

Mt'n lette op d e n n a a m

Dr. H. NANNING buiten

op de roode doos en op de flacon

(16)

CHRISTELIJK-HISTORISCHE UNIE.

Hoofdbestuur.

A. Leden gekozen door de Algeroeene Vergadering.

Mr. Dr. J. Schokking, Duinoord 29, Katwijk aan Zee. (1931) *)

Jan ter Haar Jr., Jan Luykenstraat 60, Amsterdam-Z. (1931), Mej. Mr. C. F. Katz, Weteringschans 233, Amsterdam-C. (1931). Ds.

H.

van Eyck van Heslinga, Apeldoorn. (1929).

Mr. R. van Veen, Duinweg 24, 's-Gravenhage. (1929). Ds. Is. Voorsteegh, Bleekerssingel 76, Gouda. (1929).

J. R. Snoeck Henkemans, Bankastraat 58, 's-Gravenhage. (1930). H. W. Tilanus, Frankenstraat 39, 's-Gravenhage. (1930). Dr. J. Th. de Visser, J. P. Coenstraat 20, 's-Gravenhage. (1930).

B. Gekozenen door de Kamerkring-vereenigingen.

I 's-Hertogenbosch: H. J. Stapelvoort, Guldenvliesstraat 9, 'sr-Bosch. (1931). Plaatsvervanger: S. J. Baron van Tuyll van Serooske·rken, Heeze.

II Tilburg: Ds. A. M. Bloem, Chaam. (1931). Plaatsvervanger: Ds. G. C. A. de Roos, Kruisland.

III Arnhem: H. C. J. te Loo, Sprengenweg 67, Apeldoorn. (1931). Plaatsvervanger: Ds. C. J. van Paassen, Zutphen. IV Nijmegen: Mr. Dr. G. Kolff, Huize Gentel, Geldermalsen. (1931). Plaatsvervanger: A. J. Rietveld, Zeigelbaan 25, Nijmegen.

V Rotterdam: Prof. Mr. F. de Vries, Van Vollenhovenstraat llc, Rotterdam. (1931). Plaatsvervanger: Mr. J. A. de Visser, Vredehofweg 41, Rotterdam.

VI 's-Gravenhage: Anth. Folmer, v. Weede v. Dijkveldstr. 83, 's-Gravenhage (1931). Plaatsvervanger: B. F. Westerweel, Vogelkersstraat 66, 's-Gravenhage.

VII Leiden: H. van Boeyen, Prinses Mariannelaan 34, Voorburg. (1929). Plaatsvervanger: Mr. Dr. N. G. Veldhoen, Voor-burg.

VIII Dordrecht: Ds. C. Heemskerk, Dordrecht, (1929).

Plaats-vervanaer: Mr. Dr. J. van Bruggen, Dordrecht.

(17)

IX Amsterdam: Mr. H. Verkouteren, Prinsengracht 510, Amsterdam~C (1929). Plaatsvervanger: Mr. L. M. de Jong Schouwenburg, Reerengracht 480, Amsterdam-C.

X Helder: W. J. Kernkamp, Edam. (1929). Plaatsvervanger: R. Bets Pzn., Zaandijk.

XI Haarlem: J. Deinum, Velsen. (1929). Plaatsvervanger: Ds. J. G. Hooijer, Diemen.

XII Middelburg: Mr. R. M. van Dusseldorp, Loskade P. 254, Middelburg (1929). Plaatsvervanger: Mr. H. van der Beke Callenfels, V!i.ssingen.

XIII Utrecht: Jhr. Dr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg, Prinses Marielaan 5, Baarn. (1930). Plaatsvervanger: Jhr. Mr. K. J. Schorer, M'aliesingel 16, Utrecht.

XIV Leeuwarden: J. L. Oosterhoff, Ternaard. (1930).

Plaatsve'l'-vangeT: F. A. Terpstra, Transvaalstr. 48, Leeuwarden.

XV Zwolle: W. F. C. van den Broek, W\ipstrikkerallee 64, Zwolle. (1930). Plaatsvervanger: Ds. J. P. A. Ie Roy, Almelo. XVI Groningen: Mr. E. J. Th. à Th. van der Hoop van

Slochte-ren, F,rayelemaborg, Slochteren. (1930). Plaatsvervanger: Prof. Dr. J. de Zwaan, Eemskanaal Zz. 9, Groningen. XVII Assen: J. Knoppers, Meppel. (1930). Plaatsvervanger: H. A.

Robaard, Hoogeveen.

XVIII Maastricht: Mr. Dr. W. F. J. Frowein, "Goedenraad", Eijs· Wittem (L.). (1930). PlaatsvervangeT: F. A. Kraaijeveld, Molenberglaan 75, Heerlen.

Ad,viseeTende Leden.

Prof. Jhr. Mr. B. C. de Savornin Lohman, W. de Zwijgerstr. 1, Utrecht; Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar, Stoeplaan, Wassenaar; Mr. A. van der Hoeven, Ged. Bierhaven 8, Rotterdam; Mr. W. L. Baron de Vos van Steenwijk, Lange Voorhout 12, 's-Gravenhage; Mr. 0. J. E. Baron van Wassenaer van Catwijck, Koningskade 16, 's-Gravenhage; Mr. R. Pollema, Stationsweg 16, Leeuwarden; J. A. Bakker, Menaldum; Dr. C. W. Th. Baron van Boetzelaer van Dubbeldam, De Bilt; J. M. Krijger Jr., Balistraat 104, 's-Graven-hage; J. Weitkamp, Hardenberg; Dr. H. J. Lovink, Alphen aan den Rijn; Ds. Joh. Langman, Parkweg 240, Voorburg.

Dagelijksch Bestuur.

Mr. Dr. J. Schokking, Voorzitter; Jan ter Haar Jr.,

(18)

16

Rutgers van Rozenburg, Penningmee8ter (Postgiro Chr.-Hist. Unie,

Baarn, nummer 85974); H. W. Tilanus, 2e Secretaris; Dr. J. Th.

de Visser; Mr. H. Verkouteren.

Christelijk-Historische Eerste-Kamerclub.

Voorzitter: Mr. W. L. Baron de Vos van Steenwijk, Lange

Voorhout 12, 's-Gravenhage.

Secretaris: Prof. Jhr. Mr. B. C. de Savornin Lohman, W. de Zwijgerstraat 1, Utrecht.

Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar, Stoeplaan, Wassenaar; Mr. A. van der Hoeven, Ged. Bierhaven 8, Rotterdam; Mr. 0. J. E. Baron van Wassenaer van Catwijck, Koningskade 16, 's-Gravenhage; Mr. R. Pollema, Stationsweg 16, Leeuwarden; Mr. H. Verkouteren, Prinsengracht 510, Amsterdam-C.

Christelijk-Historische Tweede-Kamerclu b.

Voorzitter: Dr. J. Th. de Visser, J. P. Coenstr. 20, 's-Gravenhage. Secretaris: H. W. Tilanus, Frankenstraat 39, 's-Gravenhage.

J. A. Bakker, Menaldum; Dr. C. W. Th. Baron van Boetzelaer van Dubbeldam, de Bilt; Mej. Mr. C. F. Katz, Weteringschans 233, Amsterdam-C; J. M. Krijger Jr., Balistraat 104, 's-Gravenhage; Ds. Joh. Langman, Parkweg 240, Voorburg; Dr. H. J. Lovink, Alphen a. d. Rijn; Mr. Dr. J. Schokking, Duinoord 29, Katwijk aan Zee; J. R. Snoeck Henkemans, Bankastraat 58, 's-Gravenhage; J. Weit-kamp, Hardenberg.

Bijzondere Oommissiën benoemd door het H.B.

Voor de Sociale Wetgeving.

J. R. Snoeck Henkemans (Voorzitter); Jhr. Dr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg (Secretaris); Mej. Mr. C. F. Katz; P. J. Nahuisen, Grietstraat 12, Utrecht; Mr. Dr. A. A. van ~hijn, Wassenaarsehe-weg 69, 's-Gravenhage; Ph. H. Teune, Brouwersdijk 151, Dordrecht; Prof. Mr. F. de Vries, van Vollenhovenstr. llc, Rotterdam.

Voor de Financiën der Unie.

(19)

Couu!li8sie in:::rrl;e Godsdienst, Kerk en Staat.

Mr. Dr. J. Schokking, (Voorzitter); Ds. H. van Eyck van Heslinga, Apeldoorn; Jhr. Mr. D. J. de Geer, Prins Maurits-laan 61, 's-Gravenhage; Dr. J. C. Kromsigt, Oostwold (Gr.); Mr. R. Pollema, Stationsweg 16, Leeuwarden; Prof. Jhr. Mr. B. C. de Savornin Lohman, W. de Zwijgerstr. 1, Utrecht; Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruïne, Jozef Israëlslaan 54, 's-Gravenhage; Dr. J. Th. de Visser, J. P. Coenstraat 20, 's-Gravenhage.

Landbouw-Cmnrnissie.

Dr. H. J. Lovink, Alphen a. d. Rijn (Voorzitter); Mr. L. Spreij, Alphen a. d. Rijn (Secretaris); J. Bakker, Menaldum; W. Boer, Bodegraven; C. Dane Gzn., Willemstad; J. Kroonenburg, St. Pan-cras; M. W. v. d. Schans, Bovenkerk; A. N. Vaandrager, Charlois; J. Weitkamp, Hardenberg.

Commissie-Huwelijkswetgeving.

Mr. H. Verkouteren (Voorzitter); Mej. Mr. C. F. Katz (Secre-taresse); Mej. L. C. Diehl, J. W. Brouwerstraat 40, Amsterdam; i[)r. M. M. den Hertog, L. v. N. 0. Indië 89, 's-Gravenhage; Jhr. Dr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg; Mevr. Mr. J. H. G.

Schutte-Struick, Hazepaterslaan 2, Haarlem; Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruïne, Jozef Israëlslaan 54, 's-Gravenhage.

Amanuensis van het H. B.

Joh. Ph. Lenz, administrateur van het Dagblad "De Nederlander", Rijnstraat 9, 's-Gravenhage, Postgiro Haag 35861. Tel. nr. van

9-5% uur: 71300; na 6 uur 's avonds 36319.

De aandacht zij er op gevestigd, dat het noodzakelijk is, het Bureau der Unie voortdurend op de hoogte te houden van alle veranderingen, betrekking hebbende op den inhoud van dit boekje. Het Bureau zorgt dan voor plaatsing van ingrijpende verande-ringen in de kolom "Christelijk-Historische Unie" van het Dagblad ,.De Nederlander".

(20)

Christ.-Historische Leden van Provinciale St.:Jen.

NOORD-BRABANT. C. H. Bogers, Werkendam.

C. Dane Gzn., Willemstad.

J. W. Putman Cramer, Eindhoven.

GELDERLAND. H. van der Craats, Garderen.

Jhr. Dr. J. M. van Haersma de With, Putten. Mr. M. Ch. de Jong, Arnhem.

Mr. Dr. G. Kolff, Geldermalsen.

H. de Liefde, Culemborg. (Lid van Gedeputeerde Staten). H. C. J. te Loo, Apeldoorn.

C. W. F. Baron Mackay, Nunspeet. Joh. Obbink, Aalten.

M. van Wijhe Ezn., Apeldoon.

H. van Zeben Dzn., Zutphen.

ZUID-HOLLAND.

H. van Boeyen, Voorburg. (Lid van Gedeputeerde Staten).

P. J. Brunt, Woerden.

B. van Eesteren, 's-Gravenhage.

Ant. van Egmond, Koudekerk

Mr. S. J. Hogerzeil, 's-Gravenhage.

Dr. W. C. Mandersloot, Scheveningen.

T. Schalekamp, Pernis.

(21)

NOORD-HOLLAND. Mr. J. F. Franken, Amsterdam.

J. ter Haar Jr., Amsterdam.

Mr. L. M. de Jong Schouwenburg, Amsterdam. W. J. Kernkamp, Edam.

Jhr. Mr. D. E. van Lennep, Heemstede. E. Luden, Hilversum.

C. Maarschalk, Haarlem.

Mevr. A. L. A. Ringeling-Verhoeff, Amsterdam. ZEELAND.

Mr. H. van der Beke Callenfels, Vlissingen.

Mr. R. M. van Dusseldorp, Middelburg. (Lid van Gedeputeerde Staten).

C. de Jonge, Yerseke.

M. W. Koster, Axel.

W. de Ridder, Vlissingen.

J. J. Wallien, Breskens. A. ;D. F. van der Wart, Goes.

UTRECHT.

Jhr. Dr. H. W. L. de· Beaufordt, Driebergen. (Lid van Gedeputeerde Staten).

C. E. van Koetsveld, Amersfoort.

P. J. Nahuisen, Utrecht. D. Noordam, Maarsbergen.

Jhr. Dr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg, Jhr. Dr. K. J. Schorer, Utrecht.

A. A. Bajema, W arns.

J. H. Fricke, Leeuwarden.

H. A. J ellema, Garijp.

FRIESLAND.

M. van der Laan, Kollumerpomp. M. A. Marra, Morra.

Baarn.

B. W. Okma, Ypecolsga. (Lid van Gedeputeerde Staten).

J. L. Oosterhoff, Ternaard.

(22)

20

OVERIJSSEL. W. F. C. van den Broek, Zwolle. H. J. Bulten, BlokzijL

H. W. ten Kate, Kampen.

Mr. L. C. van den Steen van Ommeren, Hellendoorn.

J. W. J. Baron de V:o~ van Steenwijk, Diepenheim. (Lid van Gedepu-teerde Staten). J. Weitkamp, Hardenberg.

Mr. D. te Winkel, Enschedé. Ir. M. J. IJzerman, Almelo.

GRONINGEN.

R. Boiten, Veendam. Tj. Krol, Uithuizermeeden. S. R. Mellema, Scheemda.

Mr. E. J. Th. à Th. van der Hoop van Slochteren, Slochteren. Prof. Dr. J. de Zwaan, Groningen.

DRENTE. J. Knoppers, Meppel.

J. G. Lodder, Nieuw Weerdinge. J. Nysing, Beilen.

H. A. Robaard, Hoogeveen.

J. Wiersema, Nieuw-Weerdinge. LIMBURG.

(23)

PROGRAM VAN BEGINSELEN,

vastgesteld 9 Juli 1908, gewijzigd 21 SEPTEMBER 1917, en aangevuld 12 APRIL 1928.

ARTIKEL 1.

De regel, waarnaar het gezag in den Staat moet worden uitgeoefend is de in de H. Schrift geopenbaarde ordening Gods, onverschillig welke de personen zijn, die tijdelijk met eenige staatsbediening zijn belast.

Deze ordening behoort op staatkundig gebied in alles richtsnoer en toetssteen te zijn.

Ter beoordeeling op staatkundig gebied van de vraag, wat die ordening Gods is, worde gelet, niet alleen op de stellige uitspraken der H. Schrift, maar ook op het oo11deel der Christelijke Kerk en op de leiding Gods, waargenomen in de geschiedenis der volken.

ART. 2.

De overheid is, als zoodanig, Gods dienares en in beginsel alleen verantwoordelijk tegenover Hem, aan Wien zij haar gezag ontleent. Dit belet evenwel niet, dat de personen met uitoefening van de taak der overheid belast, voor hare handelingen aan andere, niet van haar afhankelijke personen (b.v. de Staten-Generaal) verant-woordelijk kunnen worden gesteld.

ART. 3.

De overheid is geroepen de Christelijk-Historische grondslagen van het volksleven te bevestigen en de Christelijke beginselen in het staatsleven te eerbiedigen.

ART. 4.

In overeenstemming met de historische ontwikkeling van het Christendom op Nederlandsehen bodem moet Nederland bestuurd worden als een Christelijke Staat in Protestantsehen zin.

ART. 5.

(24)

22

ART. 6.

Het is de plicht der Volksvertegenwoordiging het door de overheid aldus in te nemen standpunt tegenover elk revolutionair gezind bewind te handhaven.

ART. 7.

Het doel van de Christelijk-Historische Unie is, de door haar beleden beginselen tot erkenning - niet om de regeermacht in handen van met zekere Christelijke beginselen instemmende

per-sonen - te brengen.

Het is dus niet zoozeer te doen om majoriteit (de meerderheid der kiesgerechtigden) als wel om autoriteit (gezag van het woord Gods) ; niet om het succes van de partij, maar om de macht van het beginsel.

Hierop dient, zoowel bij de organisatie van de partij als bij de samenwerking met andere partijen in de eerste plaats te worden gelet.

ART. 8.

Vermits geheel het volk zich aan de ordeningen Gods heeft te onderwerpen, verzet de Christelijk-Historische Unie zich tegen een groepeering des volks in twee deelen naar Godsdienstige onder-scheiding.

Daaruit volgt evenwel niet, dat geen rekening moet worden gehouden met het feit, dat hier te lande tengevolge van de inwerking der beginselen, door de Fransche Revolutie gehuldigd, en de daaruit voortvloeiende loochening van het Goddelijk gezag op staatkundig gebied het uiteengaan der politieke partijen ten aanzien van de al of niet-erkenning van dat gezag heeft plaats gehad en in de hand is gewerkt.

ART. 9.

De overheid handhave het Christelijk-Historisch karakter van ons volk, door bevordering van de Zondagsrust, door er tegen te waken, dat het karakter van den Christelijken rustdag zou ver-loren gaan en door de instandhouding van de algemeen erkende Christelijke feestdagen.

ART. 10.

Zij is verplicht te waken voor de openbare zedelijkheid, door van het terrein des openbaren levens te weren al wat te dien aanzien in strijd is met de duidelijke ordening Gods.

ART. 11.

(25)

23

ART. 12.

De overheid behandele de Kerk in haar verschillende vormen als van eigen rechte; niet als een vereeniging, maar als openbaring in het volksleven sui juris (met eigen rechtskarakter). Zij bescherme haar in de uitoefening van den eeredienst, behoudens hare onder-worpenheid aan de strafwet, en eerbiedige de historisch verkregen rechten. Ze bescherme ieders recht om zich van de Kerk los te maken.

ART. 13.

De overheid late alle kerkelijke en particuliere instellingen tot verzorging der armen vrij haren arbeid geheel naar welgevallen te regelen; zij beschouwe de verzorging der armen in de eerste plaats als de taak der Kerk, zij trede waar noodig, aanvullend op en bevordere de samenwerking tusschen de verschillende instellingen, die in dezelfde gemeente werkzaam zijn.

ART. 14.

De overheid behoort hier te lande, in verband met de Nederlandsche staats- en maatschappelijke ontwikkeling en econo-mische toestanden, het Hooger Onderwijs krachtig te bevorderen.

Naast volledige vrijlating van het Bijzonder-Hooger-Onderwijs houde zij de Openbare Universiteit als instelling ter ontwikkeling van het wetenschappelijk karakter der natie in stand, doe zij op wetenschappelijk gebied belijdenis van de Christelijke religie door de instelling eener faculteit van Godgeleerdheid op den grondslag der openbaring, hinde zij de wetenschap niet aan eenig dogma.

ART. 15·.

Voor zoover het lager onderwijs van overheidswege wordt gegeven, behoort de school te voldoen aan de eischen eener Christelijke opvoeding.

Waar de toepassing van dit beginsel in een land met een historisch verleden als het onze (en met de daaruit ontstane toestanden) zwarigheden ontmoet, worden deze het best uit den weg geruimd door:

a. Het onderwijs in handen der locale overheid te laten, waarbij deze rekening dient te houden met de godsdienstige richtingen der locale bevolking.

b. Aan de ouders of degenen, die daartoe door dezen zijn aange-wezen, rechtmatigen invloed te verzekeren op den gang van het onderwijs.

c. Aan de bizondere school dezelfde finantiëele ondersteuning te geven als aan de openbare.

(26)

21

houden en is verplicht het krachtig te steunen. Die steun worde evenwel niet verstrekt aan scholen, waar desbewust zedelijkheid en eerbied voor de wet worden ondermijnd.

ART. 16.

De overheid bevordere door het verleenen van bijdragen de oprichting van bijzondere scholen niet behoorende tot die, welke in de beide vorige artikelen zijn genoemd.

ART. 17.

De kweekscholen ter opleiding voor onderwijzers behooren zi<·h aan te sluiten bij de beginselen, waarvan eene overeenkomstig de voorgaande artikelen gemaakte regeling van het volksonderwijs uitgaat.

AnT 18.

De rechtspraak sta in verband met het zedelijk rechtsbesef der natie volgens wetten, die op de eeuwige rechtsbeginselen rusten. Bij de vaststelling van het strafrecht behoort uitgegaan te worden van het beginsel, dat der overheid het recht om te straffen van Godswege is toegekend, niet slechts om de maatschappij te bescher-men, maar allereerst tot herstel van de geschonden gerechtigheid, desnoods de doodstraf, waartoe het recht haar in beginsel toekomt.

ART. 19.

Ten aanzien van de regeling der maatschappelijke verhoudingen worde door den wetgever voortdurend rekening gehouden met den groei van het sociale leven.

Daarbij sta de gelijkgerechtigheid van allen, onverschillig in welken economischen toestand zij zich bevinden, op den voorgrond wat met zich brengt, dat er zooveel mogelijk gezorgd worde, dat niemand tengevolge van zijn economische afhankelijkheid gedwon-gen worde tot handelingedwon-gen, die bij meerdere onafhankelijkheid als onzedelijk of onbillijk zouden worden geweigerd.

De overheid is niet geroepen een ieder een bestaan te verzekeren, maar wel het verkrijgen daarvan zooveel . mogelijk te ver-gemakkelijken.

(27)

ART. 20.

De overheid oefent haar gezag uit ten goede van en daarom onder medewerking van het volk.

Deze medewerking neme toe naarmate de taak der overheid zich uitbreidt.

De directe medewerking wordt het beste verzekerd door het ver-le~:men van kiesrecht aan de bij de wet aan te wijzen personen; gestreefd moet worden, dat alle kringen, waaruit het volk bestaat, zooveel mogelijk tot hun recht komen en bij voorkeur de zoodanigen gekozen kunnen worden, die waarborgen bieden voor een deugde-lijke vervulling van de publieke taak, waartoe zij geroepen worden.

ART. 21.

In de Koloniën behoort een onbaatzuchtige staatkunde te worden gevolgd met nauwgezette inachtneming van het zedelijk en stoffelijk belang van de inlandsche bevolking. Met eerbiediging van het Protestantsch beginsel van Godsdienstvrijheid, zij de regeering zich bewust van hare roeping als Christelijke overheid tegenover het he:d.endom en het Mohammedanisme, Zij ziet toe, dat äe eene zending niet verstorend ingrijpe in den arbeid der andere.

ART. 22.

Bij de regeling der belastingen worde de rechtvaardigheid in dien zin betracht, dat rekening worde gehouden met de draagkracht der verschillende kringen des volks, wat evenwel nimmer leiden mag tot eene opzettelijke bevoordeeling van den eenen maatschappelijken kring ten koste van den anderen.

ART. 23.

Waar staatsbemoeiïng onvermijdelijk is, worde zoo min mogelijk van bezoldigde ambtenaren zoo veel mogelijk van eene van

over-heidswege geregelde medewerking der ingezetenen gebruik

gemaakt.

ART. 24.

De overheid, geroepen door het instandhouden van leger en vloot, voor behoud onzer nationale zelfstandigheid te waken, zorge even-wel, dat de krijgslasten tot het noodzakelijke beperkt blijven en

(28)

26

ART. 25.

In zake het buitenlandsch beleid worde openbaarheid gegeven aan alles wat in dit opzicht door de Regeerin.g wordt verricht, voor zoover dit daarvoor geschikt is en de openbaarheid toelaatbaar is zonder gevaar voor land en volk.

Geen verbintenissen, in welken vorm ook, welke zouden kunnen leiden tot financieele lasten voor den Staat of tot persoonlijke of og,eldelijke lasten voor de bevolking, worden aangegaan buiten over-leg met de Staten-Generaal.

Krachtig worde bevorderd het streven naar de beslissing van geschillen tusschen de volken langs den weg van internationale rechtspraak, arbitrage of bemiddeling, in plaats van door wapen-geweld.

(29)

STATUTEN,

vastgesteld in de Algemeen a Vergadering van 21 September1917. gewijzigd in de Algemeene Vergaderingen van 27 Mei 1920.

31 Maart 1921, 8 April 1926 en 9 Maart 1927.

I. Alg-emeene Bepaling-en.

ARTIKEL 1.

De Christelijk-Historische Unie wordt gevormd door de Plaatse-lijke of GemeentePlaatse-lijke Kiesvereenigingen, die tot grondslag van samenwerking aanvaarden het Program van beginselen, vastgesteld in de vergadering van afgevaardigden, gehouden te Amsterdam op 9 Juli 1908.

ART. 2.

De Unie stelt zich ten doel met alle geoorloofde middelen:

a. de kennis van de Christelijk-Historische beginselen te

verbrei-den, en hunne ontwikkeling en toepassing te bevorderen in overeenstemming met de steeds wisselende toestanden;

b. de samenwerking tusschen de bij haar aangesloten kiesvereeni-gingen te verzekeren;

c. de verkiezing te bevorderen, in de vertegenwoordiging van land,

gewest en gemeente, van personen, die instemmen met de beginselverklaringen der Unie en, als dragers der Christelijk-Historische beginselen, het vertrouwen der kiezers

verdienen-ART. 3.

De Unie is samengesteld op de volgende wijze:

I. Zij, die instemming betuigen met de beginselen der Unie, en die gevestigd zijn in één zelfde gemeente, of in een stad of dorp of buurtschap (deel eener gemeente) of in een deel eener gemeente, dat een gemeentelijken kieskring vormt, vereenigen zich tot eene Gemeentelijke of eene Plaatselijke Kiesvereeniging.

(30)

liL Zijn in een gerheente twee of meer Plaatselijke -cenigingen, zoo verbinden deze zich tot eene Gemeentelijke Kiesver-ecniging. Eene bestaande Gemeentelijke Kiesvereeniging kan zich splitsen in Plaatselijke Kiesvereenigingen. De bepalingen voor deze verbinding of splitsing en de regelen voor de samenwerking in de Gemeentelijke Kiesvereeniging, worden dan bij afzonderlijk regle-ment vastgesteld.

IV. Personen, gevestigd in een deel van een gemeente, als bedoeld sub I, waar nog geen Plaatselijke Kiesvereeniging is gevormd, kunnen door een Plaatselijke Kiesvereeniging, binnen dezelfde gemeente, als lid worden aangenomen.

Personen, gevestigd in een gemeente, waar nog geen Kiesver-eeniging is gevormd, kunnen door eene Gemeentelijke Kiesvereeni-ging, gelegen binnen denzelfden Statenkring of Kamerkring, als lid worden aangenomen; zij nemen daar geen deel aan de stemmingen tot aanwijzing van candidaten voor den Gemeenteraad.

V. In eiken kieskring voor de verkiezing van leden der Provin-ciale Staten, welke kieskringen in deze Statuten worden aangeduid als Statenkringen, vormen de Plaatselijke of Gemeentelijke Kies-vereenigingen tezamen een Statenkring-vereeniging.

Is in een Statenkring slechts één Plaatselijke Kiesvereeniging of slechts één Gemeentelijke Kiesvereeniging, zoo is deze tevens de Statenkring-vereeniging.

VI. In elken Kieskring voor de verkiezing van leden der Tweede Kamer, welke Kieskringen, in deze Statuten worden aangeduid als Kamerkringen, vormen de Plaatselijke of Gemeentelijke Kiesvereeni-gingen, tezamen, een Kamerkring-vereeniging.

Is in een Kamerkring slechts één Plaatselijke Kiesvereeniging of slechts één Gemeentelijke Kiesvereeniging, zoo is deze tevens de Kamerkring-vereeniging.

VII. Voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer kunnen de Kamerkringen worden vereenigd tot Groepen. De Plaatselijke of.

Gemeentelijke Kiesvereenigingen in· één Groep vormen eene Groeps-vereeniging.

VIII. Alle Plaatselijke of Gemeentelijke Kiesvereenigingen vor-men tezavor-men de Algemeene Vergadering der Unie.

(31)

Deze verhouding wordt bepaald als volgt:

bij een aantal leden, minder dan 21, één afgevaardigde. van 21 tot 50, twee afgevaardigden.

"

"

"

"

"

51

"

90, drie

"

"

91 140, vier

"

"

"

"

141 200, vijf

"

"

"

201

"

270, zes

"

"

"

271

"

350, zeven

"

351

"

440, acht

"

"

"

441

"

600, negen

"

"

"

"

" meer dan 600, tien

"

Een afgevaardigde kan, mits behoorlijk gemachtigd, ook voor andere afgevaardigden van kiesvereenigingen uit den zelfden Kamer-kring stemmen, met dien verstande, dat een persoon ten hoogste 4 stemmen mag uitbrengen.

X. Het Hoofdbestuur der Unie bestaat uit 27 leden. Van de,ze 27 worden 9 leden gekozen door de Algemeene Vergadering. Voorts wijst elk der 18 Kamerkringvereenigingen een harer bestuursleden aan als lid - en een ander harer bestuursleden als plaatsvervangend lid van het Hoofdbestuur. Bij ontstentenis van het aangewezen lid treedt het plaatsvervangend lid op.

De verkiezing ter Algemeene Vergadering heeft plaats uit een candidatenlijst, vermeldende de aanbevolenen door het Hoofdbestuur en de namen der candidaten, welke uiterlijk 14 dagen vóór de Algemeene Vergadering door een Kiesvereeniging bij het Hoofd-bestuur zijn ingezonden.

Deze verkiezing geschiedt bij ééne vrije stemming, en, zoo noodig, eene herstemming tusschen een dubbeltal. Om gekozen te zijn is vereischt, bij de stemming, de volstrekte meerderheid - bij de herstemming de betrekkelijke meerderheid - der geldig uitgebrachte stemmen.

Mocht in de Algemeene Vergadering, bij de vrije stemming, de volstrekte meerderheid zijn verkregen door meer personen, dan er plaatsen te vervullen zijn, zoo zijn gekozen zij, die de meeste stemmen verkregen.

Bij onzekerheid, door gelijk aantal verkregen stemmen, is de oudste in jaren gekozen.

De leden der Unie, leden van de Staten-Generaal, voorzoover zij geen lid van het Hoofdbestuur zijn, worden mede tot zijne vergaderingen genoodigd en hebben daar een raadgevende stem.

ART. 4.

(32)

30

kiesvereeniging als lid zijn aangenomen, worden door het Hoofd-bestuur als buitengewoon lid der Unie ingeschreven. Zij betalen aan het Hoofdbestuur een jaarlijksche contributie van ten minste

f

1.-. Zij hebben het recht de Algemeene Vergadering der Unie

bij te wonen en aan de beraadslaging deel te nemen.

ART. 5.

In elke vergadering der Unie spreken en stemmen de leden naar -e1gen overtuiging.

Alle besluiten over zaken worden genomen met meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen.

Over personen wordt schriftelijk, over zaken wordt mondeling gestemd. Bij staking van stemmen over zaken wordt een voorstel

geacht te zijn verworpen.

Bij verkiezing van personen worden gevolgd de regelen, voorge·· ·schreven in Artikel 3 X, met dien verstande, dat, behalve in de Algemeene Vergadering en in de Kamerkringvereenigingen, noodig 'Zullen zijn twee vrije stemmingen voor dat tot herstemming wordt ·overgegaan.

Periodiek aftredende leden van besturen of commissiën zijn terstond herkiesbaar, tenzij daaromtrent in het reglement eener Gemeentelijke of Plaatselijke Kiesvereeniging anders mocht zijn bepaald. Zij blijven hunne functiën waarnemen tot zij door nieuw-benoemden zijn vervangen.

Den leden, die doorloopend met tijdroovende werkzaamheden zijn belast, kan uit de kas der Vereeniging, welke hun deze werkzaam-heden opdroeg, eene geldelijke vergoeding worden toegelegd.

Il. Taak en werkwijze van de onderscheidene

Vereenigingen en hare Besturen.

ART. 6.

Elke Plaatselijke-, Gemeentelijke-, Statenkring- of Kamerkring-vereeniging' kiest haar eigen bestuur en stelt haar eigen huis-houdelijk reglement vast, met inachtneming dezer Statuten. (Deze

reglementen zijn onderworpen aan de goedkeuring van het Hoofd-bestuur.

Voor de reglementen, in het eerste lid bedoeld, worden modellen door het Hoofdbestuur samengesteld.

(33)

ART. 7.

De contributiën der leden worden geïnd door het Bestuur der Plaatselijke of der Gemeentelijke Kiesvereeniging. De financieële verhouding tusschen de Plaatselijke- en de Gemeentelijke Kies-vereeniging wordt vastgesteld in het reglement, bedoeld in Art. 3, sub III.

De Plaatselijke Kiesvereeniging betaalt jaarlijks, in den loop van Maart, voor elk lid der Kiesvereeniging 20 cents aan het Hoofdbestuur, 10 cents aan de Kamerkringvereeniging en 5 cents aan de Statenkringvereeniging. Over deze bedragen wordt door den daartoe gerechtigden :Penningmeester beschikt.

Bij niet tijdige betaling van een of meer dezer bijdragen vervalt het recht van vertegenwoordiging, tenzij, ten genoege van het daarbij betrokken Bestuur, alsnog een billijke reden van veront-schuldiging wordt aangevoerd.

ART. 8.

De Plaatselijke Kiesvereenigingen wijzen de stemhebbende leden en hunne plaatsvervangers aan, bedoeld in Art. 3, sub IX, tenzij besloten mocht zijn deze aanwijzing te doen geschieden door de Gemeentelijke Kiesvereeniging;

zij stellen voorloopige candidaten voor de Provinciale Staten en voor de Tweede Kamer;

zij dragen zorg voor de verspreiding der propagandalectuur en trachten door huisbezoek het ledental der Kiesvereeniging uit te breiden;

zij procla1]1eeren de candidaten, overeenkomstig Afdeeling lil dezer statuten gesteld, en bevorderen zooveel mogelijk hunne ver-kiezing.

Leden der Kiesvereeniging, die geen kiezer zijn, nemen geen deel aan de stemming voor candidaten van de openbare colleges.

ART. 9.

De Besturen van de Plaatselijke Kiesvereenigingen dragen zorg voor de inning der contributiën en voor hare verdeeling overeen-komstig Art. 7;

zij houden twee registers bij: één van de namen en woonplaatsen van de leden der kiesvereeniging; één van de namen en woon-plaatsen der kiezers, die, hoewel geen lid der kiesvereeniging, toch geacht worden de candidaten der Unie te willen steunen;

zij verstrekken deze registers ter inzage aan de Besturen der Statenkringvereeniging en der Kamerkringvereeniging;

(34)

32

zij geven bij vertrek van een der leden van de kiesvereeniging naar elders, van diens verhuizing kennis aan het bestuur der in de nieuwe woonplaats gevestigde kiesvereeniging, of aan het Hoofd-bestuur, indien in de nieuwe woonplaats geen kiesvereeniging der Unie mocht bestaan. Het bestuur der Kiesvereeniging of het Hoofd-bestuur schrijft, overeenkomstig deze kennisgeving, den verhuisde als lid in.

ART. 10.

De Gemeentelijke Kiesvereenigingen stellen zelfstandig de can-didaten voor het lidmaatschap van den Gemeenteraad.

Ingeval in een Gemeente afzonderlijke Plaatselijke Kiesvereeni-gingen bestaan, vermeldt het reglement, bedoeld in Art. 3, sub III, op welke wijze daarmede bij de candidaatstelling wordt rekening gehouden.

Het bepaalde in de beide laatste leden van Art. 8 geldt ook voor de Gemeentelijke Kiesvereeniging.

ART. 11.

De besturen van de Gemeentelijke Kiesvereenigingen zorgen voor de indiening van de candidaten-lijsten bij de Gemeenteraads-verkiezingen;

zij doen jaarlijks, in den loop van de maand Januari, van hunne samenstelling mededeeling aan de besturen der Statenkringvereeni-ging en der KamerkringvereeniStatenkringvereeni-ging.

ART. 12.

De Statenkringvereenigingen bespreken de voorloopige candi-daturen voor de Provinciale Staten;

zij prodameeren de definitieve candidaten, overeenkomstig Afdee-ling III dezer Statuten gesteld, en bevorderen zooveel mogelijk hunne verkiezing.

ART. 13.

De besturen van de Statenkringvereenigingen doen van hunne samenstelling mededeeling aan het Bestuur der Kamerkring-vereeniging en aan het Hoofdbestuur;

zij doen al het mogelijke tot het vormen en versterken van kies-vereenigingen binnen den Kring.

(35)

leverde candidatenlijst tot één groep wordt verbonden.

ART. 14.

De Kamerkringvereenigingen benoemen elk één lid van het Hoofd-be&tuur, overeenkomstig het bepaalde in Art. 3, sub X;

zij bespreken de voorloopige candidaturen voor de Tweede Kamer; zij proclameeren de definitieve candidaten, volgens Afdeeling III dezer Statuten gesteld, en bevorderen zooveel mogelijk hunne verkiezing.

ART. 15.

De Besturen van de Kamerkringvereenigingen houden naamlijsten bij van de leden van het eigen college en van de besturen der plaatselijke-, gemeentelijke- en Statenkring-vereenigingen binnen hunnen kring;

zij doen van de samenstelling dezer ,besturen en van de aantallen leden van de kiesvereenigingen binnen hunnen kring mededeeling aan het Hoofdbestuur; zij bevorderen de vorming van de Plaatse-lijke-, Gemeentelijke- en Statenkring-vereenigingen binnen hun gelbied en geven jaarlijks verslag van de,zen hunnen arbeid aan het Hoofdbestuur;

zij beslissen, behoudens beroep op het Hoofdbestuur, omtrent de toelating tot de Unie van personen en omtrent de afsnijding van leden, tegen welke door de desbetreffende Plaatselijke of Gemeente-lijke Kiesvereeniging bezwaren zijn ingebracht.

Bij de verkiezing van de Tweede Kamer rust op hen de taak bij het hoofdstembureau in de hoofdplaats van den Kamerkring de candidatenlijst in te leveren, geteekend door minstens 25 bevoegde kiezers, hierbij opgevende, dat als gemachtigde en diens plaats-vervanger, tot het verbinden van de lijst met de andere lijsten der Unie tot één groep, de eerste en de tweede secretaris (met name te noemen) der Unie zijn aangewezen.

III. De vaststelling van de Candidatenlijsten.

ART. 16.

In het jaar, voorafgaande aan het jaar der periodieke aftreding van de leden der Tweede Kamer, richt het Dagelijksch Bestuur, vóór 1 November, tot alle Plaatselijke en Gemeentelijke Kiesver-eenigingen het verzoek uiterlijk 1 December aan het adres van den !sten Secretaris vertrouwelijk mededeeling te doen van naam, woon-plaats en beroep van ten hoogste 10 personen, die zij voor het lidmaatschap der Kamer in aanmerking wenschen te brengen.

(36)

H4

Het Dagelijksch Bestuur plaatst deze namen in alphabetische orde op een lijst, welke lijst onverwijld vertrouwelijk wordt toegezonden aan de leden van het Hoofdbestuur en aan de in Art.. 17 bedoelde buitengewone leden.

ART. 17.

De Kamerkringvereenigingen wijzen voor 1 (December elk een persoon, benevens zijn plaatsvervanger aan, om zitting te nemen als buitengewoon lid van het Hoofdbestuur voor de werkzaamheden, in dit artikel en in artikel 22 bedoeld. Zij verstrekken den Secretaris van het Hoofdbestuur onverwijld opgave van naam en adres van het aangewezen lid.

Het Hoofdbestuur, aangevuld met de 18 buitengewone leden, ver-gadert in het begin der maand Januari, tot bespreking der personen, wier namen door de kiesvereenigingen zijn opgegeven, of die door ten minste vijf leden van de vergadering tot aanvulling der lijst worden aanbevolen.

Als resultaat dier bespreking stelt de vergadering de groslijst vast, vermeldend de namen, in alfabetische volgorde.

De vergadering bepaalt het aantal candidatenlijsten, dat zal wor-den gevormd. Ingeval de vergadering besluit, dat deze lijsten niet voor alle Kamerkringen gelijkluidend zullen zijn, wijst zij de Kamer-kringen aan, waarin een afzonderlijke lijst zal worden ingediend, en die, waarin eene voor twee of meer kringen gelijkluidende lijst zal gelden. Zij bepaalt tevens het aantal en de samenstelling der groepen, waarin de stemming over de lijst zal plaats vinden. Elke groep omvat één of meer Kamerkringen.

iDe vergadering bepaalt het aantal candidaten, dat op een afzon-derlijke, c.q. een gelijkluidende lijst zal worden geplaatst.

ART. 18.

De Secretaris der Unie zendt vóór 15 Januari aan alle Plaatselijke, Gemeentelijke en Kamerkringvereenigingen een exemplaar der gros-lijst, vergezeld van zoodanige toelichting, als door het Dagelijksch Bestuur, op grond van de verworven gegevens en de gehouden bespreking, zal zijn vastgesteld.

Tevens worden de Besturen van Kamerkringen, die één Groep vormen, uitgenoodigd onverwijld elk een bepaald getal leden af te vaardigen, naar een samenkomst, om het tijdelijk Groepsbestuur

te constitueeren en plaats en uur der groepsvergadering vast te stellen. De uitnoodiging bevat de aanwijzing van het Kringbestuur, dat de samenkomst zal bijeenroepen.

(37)

ART. 19.

De Kiesvereenigingen vergaderen vóór 15 Februari tot bespreking van de groslijst en tot het aanwijzen, overeenkomstig het bepaalde in Art. 3, sub IX, van hare afgevaardigden naar de vergadering van Groep of Kamerkring, waar de stemming voor de candidatenlijst zal plaats hebben.

ART. 20.

De vergaderingen der Groeps- of Kamerkringvereenigingen, tot stemming over de candidatenlijst, vinden zooveel mogelijk op één-zelfden door het Hoofdbestuur te bepalen datum, in de tweede helft van Februari, plaats.

Het materiaal aan candidatenlijsten, stembiljetten en .stemlijsten is voor alle vergaderingen van gelijk model en wordt door het secretariaat der Unie tijdig en in voldoend getal aan de betrokken besturen toegezonden.

ART. 21.

In de vergadering der Groepsvereeniging worden de. candidaten, elk afzonderlijk, besproken. Een candidaat, in de vergadering aan-wezig, verlaat deze wanneer de bespreking zijner candidatuur aan de orde is.

Na afloop der bespreking wordt over de candidaten gestemd door de stemgerechtigden.

Stemgerechtigd zijn ten hoogste tien Bestuursleden van elk der Kamerkringvereenigingen tot de groep behoorende, en de, volgens Art. 3 sub. IX, aangewezen stemhebbende leden der Plaatselijke of Gemeentelijke Kiesvereenigingen.

Elk stembiljet moet, om geldig te zijn, niet minder namen van op de groslijst voorkomende personen bevatten, dan ingevolge art. 17, 5e lid, is vastgesteld. Vóór de stemming vestigt de Voorzitter er de aandacht op, dat alle biljetten met een kleiner aantal namen ongeldig zijn.

Aan den candidaat, wiens naam op een stembriefje is gesteld op de 1e plaats, worden toegekend zooveel punten, als er namen op de candidatenlijst zullen voorkomen, de tweede plaats geldt voor één punt minder en zoo vervolgens. De namen, vermeld na dien, waar-aan één punt is toegekend, worden beschouwd als niet geschreven. Het Bestuur telt de punten samen en zendt het proces-verbaal der stemming onverwijld aan den Secretaris der Unie.

ART. 22.

(38)

36

een bepaalde lijst heeft verkregen en rangschikt vervolgens op elke lijst de candidaten naar het door hen voor die lijst verkregen puntental.

-Op een candidatenlijst worden geplaatst, tot een aantal, als bedoeld in art. 17, 5e lid, zij, die bij de stemming voor die lijst het hoogste aantal punten verkregen. Bij gelijk aantal punten beslist het lot. Als een der gestelde candidaten mocht bedanken, wordt de candi-datenlijst voltallig gehouden door opschuiving der namen, die op zijnen naam volgen.

Indien het i[)agelijksch Bestuur van oordeel is, dat het belang der Unie dringend vordert, een wijziging in een candidatenlijst aan te brengen, wordt het Hoofdbestuur, aangevuld met de 18 buiten-gewone leden, onverwijld bijeengeroepen. Blijkt deze vergadering bij 2/a der uitgebrachte stemmen, de meening van het Dagelijksch

Bestuur te deelen, zoo worden de kiesvereenigingen in de betrokken Kamerkringen uitgenoodigd, bin,nen een termijn van 14 dagen, schriftelijk hare beslissing te geven. Verklaren meer dan 1/a dezer

Kiesvereenigingen zich tegen het voorstel van het Hoofdbestuur, zoo wordt dit beschouwd te zijn verworpen.

De candidatenlijsten, met vermelding der eerstvolgende candidaten, worden in de Christelijk-Historische pers openbaar gemaakt.

Indien door kiesvereenigingen bezwaren mochten worden inge-bracht tegen de gepubliceerde candidatenlijsten, op grond van ver-meende onregelmatigheid, zoo is de beslissing, op grond van Art. 33, sub 7, aan de Algemeene Vergadering.

Het Hoofdbestuur draagt zorg voor de verbinding der candidaten-lijsten.

ART. 23.

Bij ontbinding van de Tweede Kamer vinden de bepalingen van de Artt. 16-22 overeenkomstige toepassing. De aan te wijzen dagen en termijnen worden dan door het Hoofdbestuur bepaald.

ART. 24.

Voor het stellen van candidaten voor de Provinciale Staten wordt gehandeld als volgt.

Het Hoofdbestuur bepaalt tijdig voor het geheele land de dagen en termijnen, overeenkomend met de dagen en termijnen, genoemd in de Artt. 16, 17, 18, 19 en 20.

(39)

Staten-kringen tot een groep zullen worden vereenigd. Een groep kan één of meer Statenkringen of wel de geheele Provincie omvatten.

In de Provinciën Noord-Brabant, Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Holland wijst het Hoofdbestuur een der Kamerkringbesturen aan, waarvan de oproeping zal uitgaan tot de andere Kamerkring-besturen en de StatenkringKamerkring-besturen in de Provincie.

Het bepaalde in de Artt. 16-23 vindt voorts overeenkomstig toepassing.

De vergadering van de Kamerkringbesturen met de Statenkring-besturen vervult hierbij de taak van het uitgebreid Hoofdbestuur, genoemd in Art. 17.

De stemming tot vorming van de candidatenlijst of de candidaten-lijsten, heeft plaats in de vergadering van de Statenkringvereeniging of van de groep van Statenkringvereenigingen, die daartoe volgens het derde lid van dit artikel zijn aangewezen. Bij deze stemming hebben stemrecht ten hoogste tien Bestuursleden van elk der Statenkringvereenigingen en de, volgens Art. 3, sub IX, aangewezen stemhebbende leden van de Plaatselijke of Gemeentelijke Kiesver-eenigingen.

IV. Het Hoofdbestuur.

ART. 25.

Het Hoofdbestuur heeft de algemeene leiding der Unie;

het bevordert de oprichting van Plaatselijke-, Gemeentelijke-, Statenkring- en Kamerkringvereenigingen;

het is belast met de voorbereiding en de uitvoering van de beslui-ten van de Algeroeene Vergadering;

het voert, zoo noodig, onderhandelingen met derden;

het houdt een register bij van de buitengewone leden, van de aantallen leden der plaatselijke vereenigingen en van de samen-stelling van het eigen college en van de besturen der Kamerkring-, Statenkring-, Gemeentelijke en Plaatselijke vereenigingen;

het beslist in hooger beroep, omtrent de toelating tot de Unie van personen en omtrent de afsnijding van leden, tegen welke door de desbetreffende Plaatselijke of Gemeentelijke Kiesvereeniging bezwaren zijn ingebracht;

het zorgt voor de samenstelling en de verspreiding van propa-gandalectuur en van een jaarbericht, vermeldende o.a. de samenstel-ling en de adressen van de colleges en besturen in het 5e lid van dit Art. genoemd;

het publiceert, in de Christelijk-Historische pers, een beknopt ver-slag van elke Hoofdbestuursvergadering;

(40)

38

ART. 26.

Het Hoofdbestuur, samengesteld en verkozen, volgens het bepaalde in Art. 3, sub X, kiest uit zijn midden den Voorzitter, den Vice-Voorzitter, den eersten Secretaris, den tweeden Secretaris en den Penningmeester der Unie, benevens nog twee leden, welke zeven leden te zamen het Dagelijksch Bestuur der Unie vormen.

Elk jaar, op den len April, treden, volgens rooster, 9 leden van het Hoofdbestuur af, van welke 3 gekozen door de Algemeene Ver-gadering en 6 gekozen door de Kamerkringvereenigingen. Tegelijk met het Lid van het Hoofdbestuur treedt ook zijn plaatsvervanger af. Leden van het Dagelijksch Bestuur, aftredend als lid van het Hoofdbestuur, treden mede af als Voorzitter, Vice-Voorzitter, Secretaris, Penningmeester of gewoon lid van het Dagelijksch Bestuur. De aftredenden, in elk der genoemde functies, zijn herkiesbaar.

De leden ontvangen uit de kas der Unie vergoeding van de werkelijk door hen gemaakte kosten voor het bijwonen der ver-gaderingen van het Hoofdbestuur of voor het vervullen van bizondere zendingen, hun opgedragen door het Hoofdbestuur of door den Voorzitter der Unie.

ART. 27.

De Voorzitter of de Vice-Voorzitter heeft de leiding van de vergaderingen van het Hoofdbestuur en van de Algemeene Ver-gaderingen.

ART. 28.

De le Secretaris bewaart het archief der Unie; hij houdt het notulenboek van Hoofdbestuur en Algemeene Vergadering; hij is belast met de leiding van het partijbureau; hij voert in overleg met den Voorzitter de correspondentie; hij houdt aanteekening van de inkomende en uitgaande brieven en houdt van deze laatste eens-luidend of verkort afschrift; hij draagt zorg, bij verkiezingen voor de Tweede Kamer, voor het doen der mededeeling, bedoeld in het laatste lid van Art. 22.

De 2e Secretaris staat hem desverlangd in zijne werkzaamheden bij, vervangt hem bij ontstentenis en is meer in het bizonder belast met het organisatorisch werk.

ART. 29.

(41)

39

afzonderlijk in te richten fonds voor de kosten der verkiezingen voor de Tweede Kamer; hij doet jaarlijks vóór 1 April aan het Hoofdbestuur rekening en verantwoording van zijn beheer over het afgeloopen jaar.

ART. 29a.

Te 's-Gravenhage is gevestigd het Inlichtingen- en Propaganda-bureau der Unie; het staat onder leiding van het Hoofdbestuur. Het is belast met het verzamelen en verstrekken van gegevens, welke van belang zijn voor de Christelijk-Historische Staatkunde. Het neemt de zorg op zich voor de samenstelling en verspreiding van lectuur, de Christelijk-Historische Staatkunde betreffende.

V. De Algeroeene Vergadering.

ART. 30.

Alle leden der Unie hebben toegang tot de Algeroeene Vergadering en kunnen aan de beraadslagingen deelnemen. Stemrecht hebben alleen de leden van het Hoofdbestuur, de volgens Art. 3, sub IX,

stemhebbende leden der Gemeentelijke of Plaatselijke Kiesvereeni-gingen en de leden der Staten-Generaal, voor zoover zij niet reeds uit anderen hoofde stemgerechtigd zijn.

Het Dagelijksch Bestuur der Unie vormt het bureau van de Algeroeene Vergadering. Ter vergadering kunnen geen punten worden behandeld, die niet op de agenda zijn vermeld, tenzij er spoedeischende zaken zijn en twee derden der aanwezige stem-hebbende leden de onmiddellijke behandeling daarvan goedkeurt.

Aan alle Kiesvereenigingen en in een daartoe door het Hoofd-bestuur aan te wijzen Dagblad wordt tijdig mededeeling gedaan van den datum der Algeroeene Vergadering en van den datum waarop uiterlijk voorstellen kunnen worden ingediend, ter vermel-ding op de agenda.

ART. 31.

Elk jaar, in den lo-op der eerste zes maanden, heeft een Alge-meene Vergadering der Unie plaats.

ART. 32.

(42)

40

ART. 33.

Aan de Algemeene Vergadering is opgedragen:

1. de bespreking van den politieken toestand en het bepalen van de politieke gedragslijn der Unie;

2. de beslissing, in gevallen, dat leden of organisaties der Unie bezwaren inbrengen tegen besluiten of handelingen van het Hoofdbestuur;

3. de vaststelling of wijziging van het Program van Beginselen en de Statuten der Unie en van uitspraken, verklaringen of bepa-lingen van politiek, sociaal of organiseerend karakter, waartoe de Unie, op grond van haar Program of van hare Statuten mocht besluiten;

4. de verkiezing van 9 leden van het Hoofdbestuur, bedoeld in Art. 3, sub X;

5. de beslissing, op voorstel van het Hoofdbestuur, omtrent de afsnijding van eene kiesvereeniging die handelingen pleegde, in strijd met de beginselen, de belangen of de besluiten der Unie;

6. de beslissing omtrent de wedertoelating van eene kiesvereeni-ging, als in de vorige zinsnede bedoeld;

7. de eindbeslissing omtrent de candidatenlijst der Unie voor de verkiezing van leden der Tweede Kamer, voor zoover deze besltssing op grond dezer Statuten wordt gevorderd.

ART. 34.

De kosten der Algemeene Vergadering worden gedragen door de Kas der Unie.

Aan elke Kiesvereeniging worden desverlangd uit de Kas der Unie vergoed de reiskosten, derde klasse per spoor en tweede klasse per tramweg of stoomboot, voor één afgevaardigde, van zijne woon-plaats naar de woon-plaats der vergadering.

De verblijfkosten zijn voor rekening der zendende vereeniging.

VI. Slotbepalingen.

ART. 35.

(43)

bedGelde uitspraken Gf verklaringen zullen richten, tenzij afwijkipg daarvan hun Gp deugdelijk aan te wijzen grGnden nGGdzakelijk VGGrkGmt.

ART. 36.

Indien in bepaalde gemeenten de plaatselijke tGestanden daartoe dringen, kan het Hoofdbestuur regelingen, afwijkend van het bepaalde in Art. 3 en Art. 7 dezer Statuten, goedkeuren.

In Gemeenten, Statenkringen of Kamerkringen, waar niettegen-staande aangewende ernstige pogingen, de in deze Statuten voor-geschreven organisatie nog niet geheel tot stand kon komen, of wel, in naam bestaande, werkeloos blijft, worden door het Hoofdbestuur de noodige maatregelen genomen tot tijdelijke voorziening.

Zoodanige voorziening kan dáárin bestaan dat aan een ander bestaand bestuurs-college of aan een bizondere commissie wordt opgedragen tijdelijk de functie der ontbrekende of werkeloos-blijvende organisatie te vervullen.

(44)

MODEL HUISHOUDELIJK REGLEMENT

VOOR EEN

KAMERKRING-VEREENIGING.

ARTIKEL 1.

De Kamerkring-vereeniging wordt gevormd door de plaatselijke kiesvereenigingen, aangesloten bij de Christelijk-Historische Unie, welke gevestigd zijn binnen het gebied van den Kieskring.

Alle leden van deze kiesvereenigingen hebben toegang tot de vergaderingen van de Kamerkring-vereeniging.

Stemrecht hebben alleen de bestuursleden der Kamerkring-vereenigingen en de aangewezen stemhebbende leden van de plaatse-lijke kiesvereenigingen, volgens den regel, daartoe gesteld in Artikel 3, IX van de Statuten der Unie.

Elk stemgerechtigde brengt slechts één stem uit. ART. 2.

De Kamerkring-vereeniging vergadert ten minste eenmaal per jaar, en wel in de maand Januari, tot het verrichten der navolgende werkzaamheden:

a. behandeling van het jaarverslag;

b. vaststelling der rekening over het afgeloopen jaar;

c. verkiezing van bestuursleden;

d. regeling van de propaganda;

e. (in een verkiezingsjaar) bespreking van de verkiezing en van de voorloopige candidaturen voor de Tweede Kamer;

f.

(in een verkiezingsjaar) voorbereiding van de vergadering der groepsvereeniging;

g. (bij periodieke aftreding) verkiezing van een lid in het Hoofd-bestuur der Unie.

ART. 3.

(45)

ART. 4.

De stemhebbende leden brengen hunne stem uit naar eigen over-· tuiging, zonder bindende opdracht van hen, die hen afvaardigden. Alle besluiten worden genomen met meerderheid van de uitge-brachte geldige stemmen.

Over personen wordt schriftelijk, over zaken wordt mondeling gestemd. Bij staking van stemmen over zaken, wordt een voorstel geacht te zijn verworpen.

ART. 5.

De vergaderingen worden belegd door het Bestuur, en samen-geroepen per oproepingsbrief, die de te behandelen zaken vermeldt, en zoo mogelijk veertien dagen te voren aan de plaatselijke kies-vereenigingen wordt rondgezonden, in getallen, die overeenstemmen met het bekende aantal leden van elke kiesvereeniging.

Bovendien wordt de vergadering per advertentie aangekondigd in een door het Bestuur aan te wijzen dag- of weekblad.

ART. 6.

Het Bestuur telt ten minste vijf en ten hoogste dertien leden, voor den tijd van drie jaren te benoemen door de vergadering der Kamer-kringvereeniging. Zooveel mogelijk moeten de verschillende Staten-kringen, waarin de Kamerkring is verdeeld, in het Bestuur vertegenwoordigd zijn.

Indien noch bij eerste, noch bij tweede stemming, de volstrekte meerderheid mocht zijn verkregen, heeft een herstemming plaats tusschen het dubbeltal van personen, die de meeste stemmen verkregen. Bij gelijk stemmental beslist het lot.

Elk jaar, ter vergadering, bedoeld in Art. 2, treedt een derde deel der bestuursleden af. De aftredenden zijn herkiesbaar.

ART. 7.

Het Bestuur kiest uit zijn midden den Voorzitter, den Secretaris en uen Penningmeester. Voor elk dezer functiën kan een plaats-vervanger worden benoemd.

ART. 8.

De Penningmeester beschikt in de maand April over de bijdragen, berekend tot 10 cents per lid, welke door de plaatselijke

kiesvereeni-gingen aan de Kamerkringvereenioging zijn verschuldigd, voor zoover deze bijdragen hem niet reeds mochten zijn toegezonden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alleen al op grond van sociale gerechtigheid is een krachtige en effectieve wijze van helpen nodig om de achtergebleven landen in hun versnelde ontwikkeling bij te staan. Alle in

In de rede van de Unievoorzitter voor de algemene ver- gadering 1961 werd vastgesteld, dat de tot nu toe door het Kabinet De Quay bereikte resultaten in grote

Hoewel de debatten, die in het najaar van 1958 in de beide Kamers der Staten-Generaal werden gehouden, bepaald nog geen reden gaven te veronderstellen, dat de

(Omvat de Statenkringen Appingedam, Bedum, Groningen, Oude Pekela en Winschoten).. Voorz.:

Nationaal Archief, Den Haag, Christelijk-Historische Unie (CHU), (1893) 1942-1980, nummer toegang 2.19.046.01, inventarisnummer

Het eigen initiatief worde aangemoedigd, opdat het aantal hulpbehoevenden niet voortdurend grooter, niaar dit, zoowel door spaarzaamheid, vlijt en matigheid, als door het sluiten

Doordat politieke machtsuitoefening niet haar primaire doel was en zij meer als ‘stille kracht’ in het bestuur van land, provincie en gemeente fungeerde, kon de Unie minder dan

Kaiser, Wolfram, ‘No second Versailles: transnational contacts in the People and Freedom Group and the International Christian Democratic Union 1936-1945’, in: Gehler, Kaiser en