• No results found

Clubwatchers: vooral niet te kriIsch?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Clubwatchers: vooral niet te kriIsch?"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

VOORWOORD

Beste lezer,

Ik durf best toe te geven dat dit onderzoek mij bloed, zweet en tranen heeft gekost. Ik heb deze scriptie regelmatig vervloekt, maar toch ligt 'ie voltooid en wel voor u en kan ik zelfs zeggen dat ik er trots op ben. In mijn onderzoek snijd ik een onderwerp aan dat nog niet eerder in de wetenschap is belicht, maar waar wel een duidelijke behoefte naar bestond.

Ik heb veel plezier gehad van de vele interviews die ik heb afgenomen: het waren er maar liefst 17, en wel met clubwatchers uit alle hoeken van Nederland. Vanuit mijn thuisbasis in Groningen heb ik een slordige 3350 kilometer afgelegd naar onder andere Rotterdam, Eindhoven, Amsterdam, Bennekom en Assen. Ik werd uitgenodigd op PSV’s Herdgang om met Thijs Slegers te praten en mocht tijdens mijn bezoek aan de sportredactie van De Telegraaf aanschuiven bij het avondeten. In het AZ-stadion sprak ik met Theo Brinkman en op de redactie van Tubantia met Henk van Schuppen. Ik at een saucijzenbroodje met Lex Lammers in Bennenkom en dronk een kop koffie met Mikos Gouka bij Vapiano’s. Elk interview was bijzonder en het leverde me altijd een aantal mooie anekdotes op voor als ik weer thuis bij mijn huisgenoten aan de keukentafel zat.

Vooraf was ik bang niet altijd serieus te worden genomen – er komt zich toch zomaar een vrouw met voetbalgerelateerde zaken bemoeien –, maar ik merkte juist vanuit vrijwel iedere clubwatcher een grote nieuwsgierigheid naar zowel mijn onderzoek als de behoefte over de aangestipte problematiek te praten. Zinnen als ‘Goed dat je onderzoek doet naar dit onderwerp’ of ‘Het is inderdaad een probleem waarover gepraat moet worden, want veel mensen hebben geen idee’, heb ik dan ook meermaals gehoord. De problematiek rondom clubwatchen moest worden benoemd, de wereld in: er was tot nu veel te weinig aandacht voor.

Ik heb voor mijn onderzoek zelfs nog een maand in Spanje gezeten, waar ik met een prachtig uitzicht op de Sierra Nevada mijn resultaten schreef. Ook discussieerde ik over de uitkomsten tijdens mijn stage bij NOS Sport. Ik hoop dat ik met dit onderzoek kan bijdragen aan het vergroten van wederzijds begrip tussen journalisten en clubs, want vooral de laatstgenoemden lijken zich steeds meer tegen de eersten te keren. Clubs als Ajax en Feyenoord zouden zich meer kunnen openstellen richting media, want de achterdocht en in mijn ogen irrelevante angst ten opzichte van journalisten lijkt steeds groter te worden. Deze scriptie is dan ook een oproep tot meer transparantie, want voetbalclubs zullen media nog lang nodig hebben en andersom.

Tot slot wil ik mijn begeleider Huub Wijfjes bedanken voor, jawel, meer dan een jaar aan begeleiding. Ik startte mijn onderzoek in oktober 2015 en inmiddels is het nog net geen 2017. Ik houd het er maar op dat het nou eenmaal tijd kost om een mooi onderzoek af te leveren.

(3)

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD 1 INLEIDING 4 1. SPORTJOURNALISTIEK 8 1.1. SPORTJOURNALISTIEK: NIET SERIEUS TE NEMEN? 8 1.2. DE TRADITIONELE FUNCTIE VAN JOURNALISTIEK EN ‘DUMBING DOWN’ 9 1.3. DE SPORTJOURNALISTIEK IN NEDERLAND 10 1.4. DE JOURNALIST-BRON RELATIE 12 1.5. (AGENCY) BEATREPORTING 14 2. TREND I: COMMERCIALISERING 16 2.1. HET SPORT/MEDIACOMPLEX 16 2.2. VOETBALCLUBS ALS ‘MERK’ 17 2.3. COMMERCIALISERING VAN MEDIA 19 2.4. CONSEQUENTIES EN PROBLEMATIEK 19 2.4.1. MEDIA: JOURNALISTIEKE ETHIEK EN COMMERCIE 19 2.4.2. VOETBALCLUBS: COMMERCIE EN PUBLIC RELATIONS 20 3. TREND II: CELEBRITY 22 3.1. VAN SPORTER TOT STER 22 3.2. MEDIA EN SPORTSTERREN 23 3.3. SPORTSBIZ 24 3.4. CONSEQUENTIES EN PROBLEMATIEK 25 3.4.1. STERSPELERS ALS VERTEGENWOORDIGERS VAN HET VOETBAL 25 3.4.2. AFHANKELIJKHEID VAN SPELERS 26 3.4.3. VRIENDSCHAP TUSSEN JOURNALIST EN SPELER 28 4. TREND III: DIGITALISERING 29 4.1. BURGERJOURNALISTIEK 29 4.1.1. NIEUWS OF GERUCHT 29 4.2. SPORTORGANISATIES EN ‘BRANDED JOURNALISM 31 4.3. SPORTERS EN SOCIAL MEDIA 32 4.4. SPORTJOURNALISTEN EN SOCIAL MEDIA 34 5. METHODOLOGIE 35 5.1. KWALITATIEVE ONDERZOEKSMETHODEN 35 5.2. SAMPLE 35 5.2.1. CLUBWATCHERS 35 5.2.2. GROOTTE VOETBALCLUB 37 5.2.3. TIJDSCHRIFT/DAGBLAD 38 5.2.4. BENADEREN VAN PARTICIPANTEN 40 5.3. HET INTERVIEW 40

5.3.1. HET (SEMI)GESTRUCTUREERDE EN ONGESTRUCTUREERDE INTERVIEW 40

(4)

6.1.2. CLUBWATCHEN: TIJDVERDELING 44

6.1.3. CLUBWATCHEN: FAN VAN DE CLUB 45

6.1.4. CLUBWATCHEN: BRONNEN 45

6.1.5. CLUBWATCHEN: STREEPJE VOOR OP ‘ALGEMENE SPORTJOURNALISTEN’ 47

6.2. TREND I: COMMERCIALISERING 48 6.2.1. DE PLAATS VAN SPORTJOURNALISTIEK BINNEN DE JOURNALISTIEK 48 6.2.2. SPONSORVERBANDEN TUSSEN CLUBS EN MEDIA 49 6.2.3. DE CLUBWATCHER EN DE PR-PERSOON 52 6.2.4. TRANSFERGERUCHTEN 54 6.2.5. ZAAKWAARNEMERS 56

6.3. TREND II: CELEBRITY 57

6.3.1. MEDIA EN VOETBALSTERREN 57

6.3.2. VOETBALSTERREN: VOOR- EN NADELEN 58

6.3.4. DE RELATIE TUSSEN JOURNALISTEN EN VOETBALLERS 62

6.3.5. HET SAMENGAAN VAN GOEDE RELATIES EN KRITISCH SCHRIJVEN 65

6.3.6. CONSEQUENTIES VAN KRITISCH SCHRIJVEN 67

6.4. TREND III: DIGITALISERING 70

6.4.1. CONCURRENTIE VAN ‘FAN-CLUBWATCHERS’ OP TWITTER 70

(5)

INLEIDING

Naar aanleiding van ‘geschonden afspraken en onjuiste publicaties’ door sportjournalist en clubwatcher Martijn Krabbendam, bracht Feyenoord augustus 2015 een opvallend persbericht naar buiten. In het statement is te lezen dat ‘los van elkaar zowel de voltallige selectie als de directie van Feyenoord tot de conclusie is gekomen dat er geen basis meer is voor samenwerking met Krabbendam.’ De journalist zou in het tijdschrift en op de website van Voetbal International, via zijn Twitter-account en in media-optreden onwaarheden over Feyenoord hebben verspreid. De club vond het ‘genoeg’. Tijdens een trainingskamp in het Oostenrijkse Seefeld besluit de voltallige spelersselectie een statement te ondertekenen en op te sturen naar de hoofdredactie van Voetbal International – de werkgever van Krabbendam. Het interviewen van de spelers en de staf van Feyenoord kon de journalist voortaan wel vergeten.1

Krabbendam noemt de beslissing van Feyenoord ‘jammerlijk en zwaarwegend’ en meent zijn eigen werk op de juiste manier uitgevoerd te hebben. VI-hoofdredacteur Tom van Hulsen staat achter de journalist en noemt het belachelijk dat Feyenoord een dergelijk statement afgeeft. De boycot van Krabbendam komt volgens Van Hulsen niet voort uit het schenden van afspraken of publiceren van onwaarheden, maar uit Krabbendam’s kritische benadering van Feyenoord. ‘Maar dat is juist onze journalistieke taak’, verdedigt de hoofdredacteur.2

Clubwatching is tot op heden een onbekend fenomeen in de wetenschap. Ten onrechte, want een voorbeeld als deze belicht een interessant dilemma: enerzijds moet de clubwatcher – een journalist die specifiek één betaald voetbalorganisatie (bvo) volgt en over al diens ins en outs bericht voor een onafhankelijk journalistiek medium – zich naar journalistieke waarden kritisch en onafhankelijk opstellen, anderzijds mogen de clubwatchers ook weer niet té kritisch zijn omdat ze anders het gevaar lopen door de club geboycot te worden. Het voorbeeld van Martijn Krabbendam is niet het enige: zo werden onder meer Gerard Borgman (De Gelderlander) en Henk van Schuppen (Tubantia) door respectievelijk Vitesse en Heracles op de zwarte lijst gezet. Interviews met spelers en de clubstaf werden hen (tijdelijk) ontzegd.

Wanneer spelers en trainers als bronnen wegvallen is dat op zijn minst problematisch, omdat het ‘leggen van zogenaamde lijntjes met de sporters in de sportjournalistiek essentieel is geworden’, zo schreef Ruud Stokvis al in 2003 in Sport, Publiek en Media.3 Ook Raymond Boyle en Richard Haynes menen dat de journalist meer dan ooit afhankelijk is van de welwillendheid van topsporters en sportorganisaties om aan interviews deel te nemen. Een oorzaak hiervan is onder meer een steeds verderstrekkende commercialisering binnen de sportindustrie én journalistiek, hetgeen tegengestelde belangen voor sporters, sportorganisaties en journalisten tot gevolg heeft. Media zijn er, in een tijdperk waarin lezersoplagen voortdurend dalen, bij gebaat interviews met grootheden uit de sport te publiceren om zo in te spelen op de behoeften van de consument. Clubs en sporters daarentegen proberen hun naam als ‘merk’ juist te promoten en de informatiestroom over hen te controleren. Volgens Boyle en Haynes zijn sporters en sportorganisaties zich

1 ‘Feyenooders boycotten VI-watcher Krabbendam’, RTV Rijnmond, 4 augustus 2015. 2 Idem.

(6)

meer dan ooit bewust van het belang zich op voordelige wijze in media te profileren, omdat zij hun naam bijvoorbeeld lucratief proberen te exploiteren.4

Een kritische, vaak als lastig geziene, journalist gaan zij dan ook liever uit de weg. Bovendien hebben topsporters en sportorganisaties journalisten niet meer nodig om onder de aandacht te komen. Zij kunnen hun fans direct bereiken via eigen social media-kanalen als Facebook, Instagram en Twitter.5 De populariteit van topsporters en met name voetballers op deze kanalen is groot. Zo stonden er in de top-10 van meest gevolgde Nederlandse Twitteraars in 2013 maar liefst zes voetballers. Op volgorde van populariteit waren dat de in Indonesië voetballende Nederlander Irfan Bachdim, Robin van Persie, Wesley Sneijder, Rafael van der Vaart, Dirk Kuyt en Ruud van Nistelrooij.6 Ook Nederlandse voetbalclubs maken dankbaar gebruik van de mogelijkheden die digitalisering biedt. Een voorbeeld daarvan is ClubTV: dat is een verzamelnaam van televisieprogramma’s gemaakt over voetbalclubs, door voetbalclubs. Deze nieuwe vorm van journalistiek die ook wel ‘branded’ of ‘corporate journalism’ wordt genoemd, is controversieel.7 Volgens Boyle en Haynes werken journalisten die in opdracht van een club opereren volgens een andere agenda dan sportjournalisten die voor andere mediaorganisaties werken en zijn zij er bij gebaat de club te promoten.8 Het is aannemelijk dat voetballers en trainers als gevolg daarvan liever meewerken aan een interview met ClubTV of het eigen clubmagazine, dan dat zij een kritische onafhankelijke journalist te woord staan. Immers kan zo kan een vooraf uitgedachte boodschap worden overgebracht die de bvo in een positief daglicht stelt.9

Deze drie trends; de steeds verderstrekkende commercialisering van de sportindustrie en het journalistieke landschap (commercialisering), het steeds groter worden van de sterren in de sport (celebrity) en de digitalisering van het journalistieke veld (digitalisering) lijken het uitvoeren van de journalistieke taak van de clubwatcher zonder meer te beïnvloeden.

De clubwatcher is bovendien een opvallend fenomeen: hij bestaat tot op heden niet in de wetenschap, maar is buitengewoon interessant. Een clubwatcher is een journalist die zich diep specialiseert in een enkel onderwerp – één voetbalclub – waardoor hij daar een uitzonderlijke kennis over kan opbouwen. Hierdoor is de clubwatcher in staat inzicht en commentaar te leveren naast het gebruikelijke rapporteren van feiten. Omdat zijn onderwerp specialistisch is, heeft de clubwatcher een netwerk van bronnen rond de club opgebouwd waar hij op terugvalt voor informatie.10 Zoals Volkskrant-journalist Iwan Tol echter beschreef, kan een clubwatcher een zeer goed ingevoerde journalist zijn, maar is hij daardoor tegelijkertijd erg kwetsbaar.11 Hoe gaat de clubwatcher om met de ‘spagaat’ waar hij in zit: kritisch zijn zonder toegang tot de bron te verliezen? En hoe zijn clubwatchers in staat hun werk te doen als zij niet meer met spelers of trainers mogen praten? Heeft de sportjournalist eigenlijk wel wat om over te onderhandelen?

4 Raymond Boyle en Richard Haynes, Powerplay: Sport, the Media and Popular Culture (Edinburgh: Edinburgh University Press, 2009) 175-177.

5 Rod Brookers, Representing Sports (New York: Oxford University Press, 2002) 45.

6 Bert Kok, ‘6 voetballers in top-10 meest gevolgde Twitteraars’, Twittermania, 7 oktober 2015.

7 Jim Macnamara, Journalism & PR: Unpacking ‘Spin’, Stereotypes & Media Myths (New York: Peter Lang Publishing, 2014) 56. 8 Boyle, Powerplay, 175.

9 Macnamara, Journalism & PR, 209.

(7)

Dit onderzoek verdiept zich in het werk van de clubwatcher en buigt zich over de drie trends binnen de sportjournalistiek (commercialisering, celebrity en digitalisering) die het uitvoeren hiervan beïnvloeden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de volgende onderzoeksvraag: Hoe gaat de clubwatcher om met de invloeden van commercialisering, digitalisering en celebrity die zijn journalistieke taak beïnvloeden? Op basis van een gestandaardiseerde vragenlijst die uit de theorie zal voortvloeien, worden 17 interviews met clubwatchers afgenomen. Deze diepte-interviews vormen de data voor dit kwalitatieve onderzoek.

Met dit onderzoek wordt een onbekend terrein in de wetenschap ontgonnen, waardoor een gat in het onderzoek naar sportjournalistiek kan worden aangevuld. Ook blijkt uit de eerdergenoemde boycots van diverse clubwatchers door verschillende Nederlandse clubs, dat de maatschappelijke relevantie van dit onderzoek niet mag worden onderschat. Het is een actueel probleem waar op dit moment geen oplossing voor is, mede omdat kennis hierover ontbreekt. De uitkomst(en) van dit onderzoek kunnen dan ook van waarde zijn voor het opbouwen en onderhouden van relaties tussen clubwatchers, voetballers en voetbalclubs. Door het inzichtelijk maken van de onderliggende verhoudingen, kunnen de partijen een groter begrip voor elkaar opbrengen en zou de manier waarop zij zich naar elkaar toe opstellen positief kunnen worden beïnvloed. Zo kan bijvoorbeeld een irrelevante angst van clubs ten opzichte van clubwatchers bestaan.

In het theoretisch kader van dit onderzoek wordt ingegaan op het aanzien van de sportjournalistiek binnen de journalistiek. De sportjournalistiek wordt, zo zal blijken, steevast onderaan de journalistieke hiërarchie geplaatst en staat vooral bekend als de zogenaamde ‘speelgoedafdeling’ binnen het medialandschap, waarin entertainment centraal staat en kritische noten missen. Er wordt ingegaan op de traditionele benadering van een journalist als ‘gatekeeper’ van de maatschappij en hoe dit begrip onder druk is komen te staan. Zo wordt aan de hand van ‘dumbing down’ geïllustreerd hoe vooral de sportjournalistiek hier een karikatuur voor is geworden. Dit heeft te maken met drie grote trends die in de jaren ’80 en ’90 binnen de sportjournalistiek zijn ontstaan. Zo zal blijken dat commercialisering en het groter worden van de sport parallel verlopen, de sport steeds grotere sterren kent en digitalisering beide processen alleen maar versterkt. Alvorens deze trends per hoofdstuk worden geanalyseerd, wordt ingegaan op de journalist-bron relatie. Hierbij is aandacht voor de hechte relatie die agency beatreporters ontwikkelen met hun bronnen, en hoe die bronnen uiteindelijk kunnen doorgroeien tot informanten.

(8)

worden ook de consequenties en problematiek als gevolg hiervan in kaart gebracht. Zo ontstaan een aantal thema’s en kernvragen.

(9)

1. SPORTJOURNALISTIEK

Om onderzoek naar deze vraag te kunnen doen moet eerst de huidige situatie van de sportjournalistiek worden geanalyseerd: wat zijn bijvoorbeeld specifiek de gevaren die de clubwatcher loopt en hoe zijn die ontstaan? Allereerst wordt daarom ingegaan op het aanzien van de sportjournalistiek binnen de traditionele journalistiek, waaruit duidelijk zal worden dat deze negatief beïnvloed is door een drietal trends en ontwikkelingen in de afgelopen tien tot twintig jaar. Meer dan welke discipline binnen de journalistiek dan ook, heeft de sportjournalistiek te kampen met de invloeden van commercialisering (I), de opkomst van sportsterren (II) en digitalisering (III). In de daaropvolgende hoofdstukken worden deze trends geanalyseerd en worden tevens de consequenties en problematiek besproken die dit voor de clubwatcher met zich meebrengt.

1.1. Sportjournalistiek: niet serieus te nemen?

Tot op heden is weinig onderzoek gedaan naar de sportjournalistiek. Volgens Boyle, Rowe en Whannel komt dit omdat de sportjournalistiek niet serieus wordt genomen door zowel de journalistiek als de wetenschap.12 ‘The media report sport with great professional skill but discuss it with a crass lack of seriousness.’13 De sportjournalistiek wordt over het algemeen te populair en informeel geacht, waardoor serieus onderzoek hiernaar beperkt blijft.14 Sut Jhally, professor communicatie aan de Universiteit van Massachusetts, stelt echter dat sportjournalistiek juíst daarom een interessant domein van onderzoek is en serieus genomen moet worden: ‘sports have taken over the function in advanced capitalists societies that Marx believed religion fulfilled in the nineteenth century – an opiat of the masses – providing the bases for spectacular shows and circuses that narcotize large segments of the population.’15 Sinds de opname in dagbladen kent sport niet alleen een zeer populair aandeel in mediacontent en worden kwaliteitskranten er tot een derde mee gevuld, maar de aantrekkingskracht van sport is inmiddels zo gewichtig dat het ook een belangrijke rol speelt in de veranderingen die plaats vinden binnen sociale instituties als de journalistiek en televisie.16

Bestaand onderzoek is overwegend scherp kritisch op de huidige status van de sportjournalistiek. Hoewel de sportbijlagen tot de meest gelezen secties van de krant behoren, wordt de sportjournalistiek steevast onderaan de journalistieke hiërarchie geplaatst. De Belgische sociaal wetenschapper Herman van Pelt meent zelfs dat de sportjournalistiek haar ziel is verloren. ‘Sports journalism threatens to become one of

12 Raymond Boyle, David Rowe en Garry Whannel, ‘’Delight in Trivial Controversy’? Questions for Sports Journalism’, in The

Routledge Companion to News and Journalism, ed. Stuart Allen (New York: Routledge, 2009) 246.

13 Gary Whannel, Culture Politics and Sport: Blowing the Whistle, Revisited (Londen: Routledge, 2008) 112.

14 Kurt Helland, ‘Changing Sports, Changing Media. Mass Appeal, the Sports/Media Complex and TV Sports Rights’, Nordicom

Review, 28 (2007) 106.

15 Sut Jhally, ‘Cultural Studies and the Sports Media Complex’, in Media, Sports & Society, ed. Lawrence A. Wenner (Londen: Sage Publications, 1989) 129.

(10)

the lowest forms of professional journalism’, schreef hij al in 1982.17 De socioloog Raymond Boyle stelt dat, hoewel sportjournalistiek een belangrijk onderdeel van de nieuwsmedia vormt, deze niet bij de meest vooraanstaande disciplines van het vak hoort. Het wordt door critici dan ook bestempeld als ‘the toy department of news media’ – a bastion of easy living, sloppy journalism and ‘soft’ news.’18 Kortom, de status van de sportjournalistiek verkeert in een crisis.19

1.2. De traditionele functie van journalistiek en ‘dumbing down’

Maar waarom? Simpel gezegd, omdat de sportjournalistiek zich volgens critici niet kan meten met de kernwaarden van dat wat als kwaliteitsjournalistiek wordt gedefinieerd. Sportjournalistiek wordt bestempeld als een plek waar frivoliteit en plezier centraal staat, terwijl de journalistiek volgens de traditionele opvatting vooral als bewaker van de maatschappij zou moeten functioneren.20 In media en communicatiestudies speelt de relatie van media met politiek en democratie van oudsher een voorname rol: journalisten worden gezien als ‘gatekeepers’ die het sleutelvermogen hebben burgers te informeren, waardoor zij betere beslissingen kunnen maken over hun leven en rol in de samenleving. Sinds de jaren ’80 en ’90 zijn door de ontwikkeling richting een marktgerichte media-economie en technologische vernieuwingen, kernwaarden van de journalistiek onder druk komen te staan. De vraag rijst of een journalist nog wel als ‘gatekeeper’ kan figureren omdat bijvoorbeeld commerciële belangen de onafhankelijkheid van de journalist in gevaar brengen.21

Het debat over journalistieke standaarden strekt zich echter verder en focust zich volgens Rowe op de wijdere culturele impact van wat door sommigen de ‘dumbing down’ van cultuur wordt genoemd. Hiermee wordt in het algemeen een proces van verval en achteruitgang bedoeld. Vooral televisie en journalistiek zouden twee terreinen zijn waarin des te meer duidelijk wordt hoe de standaard van het publiek verlaagd: snelheid gaat voor accuraatheid, vette scoops voor zorgvuldig onderzoek en entertainment voor betrouwbaarheid.22 ‘Dumbed down news media are charged with privileging sensations over significance and celebrity over achievement’, concludeert Ian Hargreaves, professor Journalistiek aan de universiteit van Cardiff en tevens toonaangevend Brits journalist.23

Hoewel deze zogenaamde ‘dumbing down’ een zorg is voor de gehele journalistiek, geldt dit gevaar met name voor de sportjournalistiek. Er is geen andere discipline binnen de journalistiek waarin commercie zo’n grote rol speelt en bovendien wordt de aandacht voor de sterren van de sport steeds gefixeerder.24 Professor in Journalism Studies, Bob Franklin, beargumenteert dat nieuwsorganisaties en journalisten meer en meer inspelen op de wensen van de consumenten; ‘and then it appears increasingly what they want is

17 Herman van de Pelt, ‘The Flemish Community (Belgium) and its Sports Journalism’, International Reviews of Sport Sociology 17 (1982) 96.

18 Raymond Boyle, Sports Journalism: Context and Issues (London: SAGE Publications, 2006) 1.

19 Wayne Wanta, ‘The Coverage of Sports in Print Media’, in Handbook of Sports and Media, ed. A. Raney en J. Bryant (New York: Routledge, 2009) 111.

20 David Rowe, ‘Sports Journalism: Still the ‘Toy Department’ Of the News Media?’, Journalism 8 (Augustus 2007) 4: 385-386. 21 Boyle, Sports Journalism, 8-9; Helland, ‘Changing Sports’, 117-118.

22 Boyle, Sports Journalism, 8-9.

(11)

sports-related news’.25 Hier ligt de crux: juist diens enorme aantrekkingskracht op het publiek, definieert de positie van de sportjournalistiek binnen de traditionele journalistiek. Kurt Helland meent dan ook dat de positie van sportjournalistiek binnen de journalistiek vooral wordt gevormd door ‘the appeal of sports per se’. Hij vergelijkt sportjournalisten met de hedendaagse gebroeders Grimm: ‘– constructing our modern fairytales, collecting medals on behalf of fans and the nation, and creating antagonist scapegoats.’26 Met de vergelijking van ‘antagonist scapegoats’ lijkt Helland aan te willen geven dat de sportjournalistiek vooral een karikatuur is geworden voor de algehele ‘dumbing down’ binnen de journalistiek: hoewel deze ‘dumbing down’ in alle disciplines van de journalistiek voelbaar is, komt dit vooral in de sportjournalistiek naar voren. Dit uit zich in een steeds grotere kwantiteit aan sportverslaggeving en dominantie van populaire sporten, sportsterren en internationale evenementen in de dagbladen.27 Sportjournalisten brengen het nieuws dat het publiek wil zien, horen en lezen: dat zijn voornamelijk resultaten, samenvattingen, voorbeschouwingen en interviews met de grootheden uit de sport. Niet voor niets zal uit de hoofdstukken over de drie grote trends die in de jaren ’80 en ’90 van vorige eeuw zijn ontstaan, blijken dat commercialisering en het groter worden van de sport hand in hand gingen, de sport inmiddels sterren kent zo groot als beroemdheden uit de entertainmentindustrie en dat digitalisering beide processen versterkt heeft.

1.3. De sportjournalistiek in Nederland

Hoewel deze trends globaal gelden, is dit een onderzoek naar Nederlandse clubwatchers. Om uiteindelijk te kunnen achterhalen hoe clubwatchers te werk gaan en in hoeverre zij worden beïnvloed door commercialisering, celebrity en digitalisering, is het belangrijk een inzicht te krijgen in de geschiedenis van de sportjournalistiek. De huidige situatie, die na het analyseren van de data duidelijk zal worden, zal zo in een context geplaatst kunnen worden. Zo kan er gezocht worden naar overeenkomsten in de geschiedenis van de sportjournalistiek, maar ook naar verschillen die wellicht het begin van een nieuw tijdperk in de sportjournalistiek kunnen duiden.

In de negentiende eeuw deed de sportverslaggeving haar intrede in Nederland. De grote dagbladen publiceerden toen al met enige regelmaat wedstrijduitslagen, maar de eerste sportverslagen en wedstrijdaankondigingen op amateurniveau verschenen in gespecialiseerde bladen. Hiervan was De Nederlandsche Sport in 1882 de eerste. Ook begon hier het speculeren over organisatievorming op nationaal niveau.28

Volgens Ruud Stokvis, voormalig Nederlands olympisch roeier en socioloog, kan de sportverslaggeving uit die tijd echter nog niet beoordeeld worden naar journalistieke maatstaven: sport werd verslaggegeven voor en door de insiders uit de sportwereld. Wat er incidenteel in de dagbladen aan publicaties hierover verscheen, was geschreven door binnenland- en stadverslaggevers die een voorliefde

25 Bob Franklin, Newszak and News Media (London: Arnold, 1997) 5. 26 Helland, ‘Changing Sports’, 117.

(12)

voor de sport hadden. De sportjournalistiek kon dan ook nog geen zelfstandige discipline genoemd worden.29

Maar met de toename van het aantal sportbeoefenaars in Nederland, nam ook het aantal sportbladen toe. De sport die er mede voor zorgde dat de sportjournalistiek in Nederland groot werd was het voetbal. Het publiek dat naar voetbalwedstrijden ging nam omstreeks 1900 enorm toe en begon ook met het betalen van entreegeld. ‘Het is dus publieke belangstelling geweest die voor de redacties van dagbladen aanleiding vormde om regelmatiger aandacht aan sportieve gebeurtenissen te besteden en daar zelfs een aparte redacteur voor aan te stellen’, schrijft Ruud Stokvis in Sport, Publiek en Media.30 Hier wordt eigenlijk voor het eerst duidelijk wat voor aantrekkingskracht sport op het publiek heeft en hoe dit de relatie met media beïnvloedt. Het publiek wil sport zien, de pers levert.

In de eerste 25 jaar van de 20e eeuw begonnen de dagbladen de rol van de gespecialiseerde sportbladen over te nemen en uiteindelijk was het de Telegraaf die in 1902 de eerste professionele sportjournalist aanstelde. De sportjournalistiek groeide meer en meer als een zelfstandige tak van de journalistiek.31

Deze eerste generatie sportjournalisten vond het volgens Stokvis belangrijk het imago van de sportjournalistiek te promoten en conformeerde zich daarom met de bestuurders van sportverenigingen. Hij identificeert de sportjournalist daarom in de periode 1900-1940 als assistent-bestuurder. De band en loyaliteit met bestuurders in de sport was van groot belang om zo tot het gezamenlijk doel te komen: de sport groot maken. Traditionele journalistieke maatstaven leken daarbij al van ondergeschikt belang.32

De periode die daarna in de Nederlandse sportjournalistiek aanbrak is volgens Stokvis een van de sportjournalist als pedagoog (1940 – 1960). Hiermee bedoelt hij dat sportjournalisten optreden als vertegenwoordiger van de publieke opinie. De journalisten wisselden de feitelijke beschrijving van de wedstrijden af met ‘meer analytische en beschouwende passages’.33 Commerciële invloeden waren daarbij nog niet van doorslaggevend belang: het maatschappelijk aanzien was belangrijker dan stuwende oplageoverwegingen. Nederland moest volgens de sportjournalist over alle sporten worden geïnformeerd: want allen waren belangrijke vormen van ‘lichaamsoefening en vrijetijdsbesteding’.34

Na 1960 werd sportberichtgeving massaler en de eerste invloeden van commercialisering worden zichtbaar. Kleinere sporten verdwenen meer en meer uit de kranten en maakten plaats voor grotere sporten waar veel geld in omging: voornamelijk voetbal, schaatsen en wielrennen. Ook de houding van de sportjournalisten ten opzichte van de sporters veranderde. ‘Dit betekende over het algemeen dat de sportbeoefenaren en hun trainers in de ogen van de sportjournalist belangrijker werden’, schrijft Stokvis.35 De beschouwing van de journalist zelf schoof meer naar de achtergrond, terwijl die van de sporter meer plek

29 Ruud Stokvis, ‘Een Genre in Beweging’, in Journalistieke Cultuur in Nederland, ed. Jo Bardoel (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002) 193-195.

30 Stokvis, ‘Een Genre in Beweging’, 195. 31 Ibidem, 195-196.

(13)

begon in te nemen. Een veelgehoord kritiekpunt in deze jaren is dan ook dat sportjournalistiek tot quotejournalistiek was verworden: het simpel overnemen van uitspraken van gevierde sporters. Het tijdschrift De Tijd begon daar in de jaren zestig mee, door sporters na de wedstrijd te interviewen in de kleedkamer.36

Een belangrijke reden hiervoor is de toenemende concurrentie van nieuwe journalistieke media: om een aanvulling te kunnen zijn op radio en televisie, in plaats van een alternatief werd de mening van sporters en trainers belangrijker. Bovendien gaf de krant daarmee waar het publiek omvroeg. Vanaf 1970 waren het de Telegraaf-journalisten die opzoek gingen naar ‘sappige’ uitspraken van sportfiguren, wat tot een conflict leidde met de collega’s van de Volkskrant. De Volkskrant verweet Telegraaf-journalisten ‘te appelleren aan het chauvinisme en de zucht naar sensatie van de lezers’.37 Toch was de Telegraaf daarmee de eerste die inzag dat sportjournalistiek een sterk amuserende functie had, terwijl de Volkskrant bleef hangen in een pedagogische visie op sport.38

De verhouding tussen sporter en journalist nam in de periode na 1989 extremere vormen aan en wordt door Stokvis gekenmerkt door zogenaamde ‘starkissers’. Onder starkissers worden journalisten verstaan die de medewerking van sporters zo belangrijk vinden, dat ze zich kritiekloos opstellen om zo toch de vedettes te strikken voor hun publicaties. Sporters hebben de status verworven van sterren en Stokvis schrijft dat ‘het vinden van de toegang tot hen van groot belang is geworden voor de journalist’.39 Het leggen van zogenaamde ‘lijntjes’ is daarbij essentieel: de journalist is afhankelijk van de welwillendheid van de topsporter om aan een interview deel te nemen. ‘Maar de vraag is of een dergelijke toegang mogelijk blijft bij een verslaggeving die nadelig wordt geacht door de sterren’, schrijft Stokvis.40

1.4. De journalist-bron relatie

De door Stokvis beschreven afhankelijkheid van de topsporter om aan een interview deel te nemen en de vraag of dit mogelijk blijft wanneer een journalist de sporter (te) kritisch benaderd, suggereert dat twee kernkwaliteiten van de traditionele journalistiek, zoals gedefinieerd door Bill Kovach en Tom Rosentiel in 2001, in gevaar komen:

(4) Beoefenaars moeten onafhankelijk blijven van hun onderwerp

(5) Journalistiek moet dienen als een onafhankelijke waarnemer van de macht 41

In de volgende paragrafen wordt de relatie tussen bron en journalist geanalyseerd en het fenomeen clubwatcher gedefinieerd aan de hand van beat-reporting.

36 Stokvis, ‘Een Genre in Beweging’, 199-200. 37 Ibidem, 200.

38 Ibidem, 199-200.

39 Ruud Stokvis, Sport, Publiek en de Media (Amsterdam: Aksant, 2003) 182. 40 Idem.

(14)

Volgens professor journalistiek Jim Willis is de relatie tussen de journalisten en hun bronnen een van de meest kritische en complexe op het gebied van verslaggeving. Zonder bronnen, geen verhalen. Daarbij geldt bovendien dat hoe beter de bron is, hoe beter het verhaal. Toch maakt een bron het beroep van de journalist vaak moeilijker: bronnen zijn soms niet bereid te praten, bijvoorbeeld door gebrek aan motivatie in het delen van informatie.42

De journalist-bron relatie wordt in de literatuur voornamelijk op twee manieren uitgelegd. Het eerste perspectief gaat ervan uit dat de twee groepen elkaars tegenstander zijn, waarbij de journalist wordt afgebeeld als een waakhond die uit democratische overtuiging de samenleving moet bewaken. Het andere aangehaalde perspectief ziet de relatie tussen journalist en nieuwsbron juist als een ‘wederzijds voordelige uitwisseling’. Zowel de journalist als de bron zoekt iets in diens gemeenschappelijke relatie en geeft daarvoor iets op in ruil.

Problematisch aan deze twee perspectieven, zo meent David Berkowitz, is dat voor beide perspectieven veel te zeggen is, maar ook veel ze tegenspreekt. Volgens Berkowitz zijn beide benaderingen overoptimistisch omdat het in werkelijkheid een veel complexere relatie betreft.43 Daarnaast meent Willis dat de relatie tussen journalisten en diens bronnen een van de meest kritische en complexe is op het gebied van verslaggeving. De traditionele perspectieven zijn dan niet toereikend genoeg. 44

De Duits-Amerikaanse socioloog Herbert Gans omschrijft de relatie tussen bronnen en journalisten als een spreekwoordelijke ‘dans’ waarin bronnen toegang zoeken tot journalisten en journalisten tot bronnen. ‘Although it takes two to tango, either sources or journalists can lead, but more often than not, sources do the leading.’45 Ook kenmerkt Gans de relatie als een zogenaamde ‘tug of war’: bronnen zullen proberen het nieuws naar eigen hand te zetten, om zichzelf zo voordelig mogelijk te representeren. 46 Zo zal een voetballer in een interview met een voetbaljournalist proberen zijn eigen imago te controleren, mede met het oog op commerciële belangen.47 Op hun beurt proberen journalisten juist de bron te manipuleren: zij zullen proberen de informatie uit hen te trekken die ze nodig hebben.48 Zo zal de voetbaljournalist proberen meer diepgang en achtergrond in het gesprek te zoeken, om te voorkomen dat het alleen over ‘liflafjes gaat als wie er in welke minuut een doelpunt heeft gescoord’.49

Volgens Berkowitz is de partij met de grootste sociale macht uiteindelijk in staat de grenzen op te rekken in de journalist-bron relatie. Zo hebben journalisten van grote landelijke nieuwsorganisaties meer macht dan regionale dagbladen, en anderzijds heeft een minister meer sociale macht dan een politicus uit

42 William James Willis, Journalism: State of the Art (New York: Preager, 1990) 75.

43 David Berkowitz, ‘Who Sets the Media Agenda? The Ability of Policymakers to Determine News Decisions’, in Public Opinion,

the Press and Public Policy, ed. J.D. Kennamer (Westport: Prager, 1992) 92.

44 Willis, Journalism: State of the Art, 75.

45 Herbert Gans, Deciding What’s News: A Study of CBS Evening News, NBC Nightly News, Newsweek and Time (Evanston: Northwestern University Press, 2004) 116.

46 Idem.

47 Zie hoofdstuk 3, Trend I: Commercialisering. 48 Gans, Deciding What’s News, 116.

(15)

een gemeenteraad.50 Deze verhouding, die beïnvloedt wordt door sociale macht, kan ook worden geprojecteerd op voetballers: een speler van een kleine club heeft minder sociale macht dan een sterspeler van een grote topclub als Feyenoord, PSV of Ajax.

1.5. (Agency) beatreporting

Journalisten worden opgedeeld in twee categorieën: zogenaamde ‘beatreporters’, die een specifiek en begrensd gebied verslaan, en algemene journalisten, die van alles daarbuiten verslag doen en op verschillende niet-specifieke gebieden actief zijn.51 Over het algemeen worden onder ‘beatreporters’ vooral politiek verslaggevers verstaan. De term ‘beat’ is afgeleid van een bepaalde routine die bijvoorbeeld een politieman volgt. Een beatreporter volgt namelijk net als een politieman een routineus pad bij het vergaren van nieuwe informatie over zijn specifieke, afgebakende onderwerp.52 Beatreporters bouwen zo een specialistische kennis en vertrouwdheid met hun onderwerp op, waardoor ze in staat zijn inzicht en commentaar te leveren naast het gebruikelijke rapporteren van feiten. In het algemeen is het zo dat beatreporters een (vertrouwens)relatie opbouwen met de bronnen omdat zij zich keer op keer tot hen wenden voor informatie.53 Beatreporters hebben als gevolg daarvan een andere relatie met hun bronnen dan algemene journalisten.54

De meeste beatreporters zijn locatie gebonden of volgen bijvoorbeeld specifiek de Amerikaanse politiek. Volgens Boyle kunnen sportjournalisten echter ook geschaard worden onder beatreporters, omdat zij vaak twee of drie sporten verslaan waarin zij zich volledig specialiseren. Een clubwatcher, iemand die zich niet alleen specialiseert in één sport maar bovendien een heel specifiek onderdeel daarvan, laat zich goed vergelijken met wat Gans ‘agency beatreporters’ noemt; politieke journalisten die verslag doen van sores in bijvoorbeeld het Witte Huis en het Capitool – het politieke hart van de Verenigde Staten. Het is nuttig om literatuur over de problematiek van dergelijke agency beatreporters te bestuderen, omdat veel van de problemen overeen lijken te komen met datgene waar clubwatchers tegenaan lopen. Ook Raymond Boyle beargumenteert dat er bepaalde gelijkenissen zijn tussen de sport- en politieke verslaggeving. Zowel in de sport- als politieke journalistiek onderhouden journalisten een nauwe relatie met hun bronnen, die duidelijk hun eigen belangen hebben. Bovendien gebeurt dit in een intense en onder druk staande omgeving.55

Net als voor agency beatreporters bestaat het werk van clubwatchers uit het volgen van een zeer specifiek onderwerp, namelijk een of twee voetbalclubs. Daardoor kunnen ze een nauwe relatie ontwikkelen met hun bronnen, die uiteindelijk ook hun informaten kunnen worden: ‘keeping the reporters up-to-date on what is happening inside the beat and supplying unofficial, inside and secret information to them’.56 De verwachting is dat ook de clubwatcher op deze manier aan zijn informatie komt over bijvoorbeeld transfer-geruchten of interne conflicten binnen een club. Zo biedt het voor dergelijke journalisten de kans om

50 Berkowitz, ‘Who Sets the Media Agenda?’, 96. 51 Gans, Deciding What’s News, 113.

52 V.S. Gupta and Vir Bala Aggarwal. Handbook of Reporting and Communication Skills (New Delhi: Concept Publications, 2003) 50. 53 Izard, Fundamentals of News Reporting, 215.

54 Gans, Deciding What’s News, 131. 55 Ibidem, 132.

(16)

verhalen te publiceren ‘from the inside’ die anders niet aan het daglicht zouden komen.57 Bovendien wijst wetenschappelijk onderzoek onder politiek-verslaggevers uit dat dergelijke agency beatreporters alleen nieuws van hun bronnen krijgen als zij er jarenlang dagelijks bovenop zitten.58

Dat dit bepaalde gevaren met zich meebrengt, met name voor de onafhankelijkheid van de journalist, wordt duidelijk aan de hand van drie trends (commercialisering, celebrity en digitalisering).

57 Gans, Deciding What’s News, 133.

58 Wijnandt van Schuur en Jan Vis, ‘Haagse Waakhonden’, in Journalistieke Cultuur in Nederland, ed. Jo Bardoel, Chris Vos en Huub Wijfjes (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002) 117-130.

Enquête clubwatchers

Vraag Het fenomeen clubwatcher bestaat in de wetenschap niet. Hoe zou u een clubwatcher omschrijven en wat doet hij/zij?

Vraag Hoe deelt u uw tijd in als clubwatcher?

(17)

2. TREND I: COMMERCIALISERING

Sport heeft, hoewel vaak aangenomen, niet alleen een ‘human interest’ functie, zeggen Knoppers en Elling.59 In de hedendaagse journalistiek zijn er twee dimensies of domeinen te onderscheiden. Een daarvan is institutioneel en gericht op ‘public interest’: daarbij staat het verschaffen van objectieve en feitelijke informatie, waarvan de journalist vindt dat de burger dit moet weten om zijn rol in de maatschappij op volwaardige wijze te kunnen vervullen, voorop. Hier wordt ook wel de term ‘gatekeeper’ voor gebruikt.60

Daartegenover staat ‘human interest’. Kijkers en lezers worden in deze dimensie van journalistiek benaderd als een publiek dat vermaakt moet worden. ‘Human interest’ wordt geassocieerd met ‘soft’ nieuws en drama. De drijfveer achter deze vorm van journalistiek is niet het bewaken van de maatschappij als een ‘watchdog’, maar het uitbuiten van commerciële belangen.61

Hoewel er van sportjournalistiek wordt aangenomen dat het bij de laatste, ‘human interest’ dimensie behoort, is dit volgens onder meer Van Zoonen, Knoppers en Elting onterecht. De laatste twee auteurs laten dit zien aan de hand van een voorbeeld. In 2000 besloot de Nederlandse regering dat alle Nederlanders grote sportevenementen zoals de Olympische Spelen en het Europees Kampioenschap voetbal zouden moeten kunnen volgen. Dergelijke evenementen mogen niet exclusief worden uitgezonden door concurrerende televisiezenders waarvoor betaald moet worden, omdat burgers in Nederland volgens de overheid het recht hebben deze evenementen te allen tijde te kunnen volgen. ‘Obviously, then the sport media are not only ‘entertainment’ but have also become part of (Dutch) citizenship’, schrijven Knoppers en Elling.62 David Rowe concludeert dat sportjournalistiek gevangen zit tussen de twee dimensies van ‘publiek’ en ‘human interest’. Desondanks worden de verantwoordelijkheden van de sportjournalist op het institutionele terrein in gevaar gebracht door commerciële belangen.63

Dit wordt tweeledig uitgelegd aan de hand van commercialisering in de sport (4.2) en commercialisering van de media (4.3). Vervolgens worden de consequenties en de problematiek die dit met zich meebrengt voor clubwatchers geanalyseerd. Dit resulteert in de vragen die in dit onderzoek centraal staan.

2.1. Het sport/mediacomplex

Sinds de opkomst van de sportjournalistiek heeft zich een sterke en niet weg te denken relatie tussen sport en media ontwikkeld. Deze relatie wordt ook wel als een ‘global business partnership between the sports industry and the sports press’ omschreven.64 Geschat wordt dat de sportindustrie in Europa 165 biljoen euro waard is en in de Verenigde Staten zelfs 213 biljoen dollar. Sut Jhally introduceerde in 1984 de term

59 Annelies Knoppers en Agnes Elling, ‘We Do Not Engage in Promotional Journalism: Discursive Strategies Used by Sport Journalists to Describe the Selection Process’, International Review for the Sociology of Sport 39 (2004) 1:61.

60 David Domingo, Thorsten Quandt, Ari Heinonen, Steve Paulussen, Jane Singer en Marina Vujnovic, ‘Participatory Journalism Practices in the Media and Beyond’, Journalism Practice, 2 (2008) 3:326.

61 Liesbeth van Zoonen, ‘A Professional, Unreliable, Heroic Marionette (M/F): Structure, Agency and Subjectivity in Contemporary Journalisms’, European Journal of Cultural Studies 1 (1998) 1:129-130.

62 Knoppers, ‘We Do Not Engage’, 61.

(18)

sport/mediacomplex om deze vergaande fusie tussen media, sport en reclame te illustreren. Hij vond dat bestaand onderzoek zich te veel richtte op de ideologische en culture functies van sport, terwijl sport volgens hem een niet te onderschatten economische en materialistische functie heeft. In de huidige kapitalistische samenleving speelt dit een enorm belangrijke rol. 65

Volgens het sport/mediacomplex hebben deze twee sferen zich parallel ontwikkeld als resultaat van technologische en sociale vernieuwingen. Tegelijkertijd met commercialisering van televisie en de competitie om een zo groot mogelijk kijkerspubliek, transformeerde ook de sport. Hierbij noemt Kurt Helland Groot-Brittannië als voorbeeld, waar de pers zich ontwikkelde tot een massamedium op het moment dat ook voetbal een massaentertainment functie kreeg.66 Media en sport profiteren sterk van elkaar. ‘While sport provides valuable content and audiences for media operators, the media is a revenue source and promotional tool for sport’, schrijft Katrien Levefer in New Media and Sports: Legal Aspects.67 Zo is de verkoop van de uitzendrechten van de sport een zeer belangrijke bron van inkomsten voor sportorganisaties en – clubs geworden (afgezien van marketing en ticketinkomsten, et cetera), omdat de beschikking over deze content voor media doorslaggevend is in het aanbieden van een attractief programma.68

2.2. Voetbalclubs als ‘merk’

In Nederland bestaat het verdienmodel van de eredivisieclubs vooral uit sponsorinkomsten, kaartverkoop, televisiegelden en transfers. NRCQ publiceerde cijfers over het seizoen 2012/2013, waaruit bleek dat de achttien clubs samen voor 188 miljoen euro aan enkel sponsoring binnenhaalden. Vooral het adverteren op de shirts (44 miljoen), trainingspakken en borden langs het veld levert clubs veel op. Ook de televisiegelden schuiven vele euro’s in het laatje van clubs: de uitzendrechten van de Nederlandse Eredivisie zijn sinds 2012 in handen van Fox Sports en sindsdien ontvangen voetbalclubs bedragen op basis van hun prestaties van de afgelopen tien jaar. Elke plek op de ranglijst geeft daarbij recht op een bepaald percentage. Dit komt er op neer dat in het seizoen 2012/2013 meer dan de helft van de 67 miljoen aan televisiegelden onder de vijf beste clubs (respectievelijk Ajax, PSV, FC Twente, Feyenoord en AZ) werd verdeeld.69

65 Sut Jhally, ‘The Spectacle of Accumulation: Material and Cultural Factors in the Evolution of the Sports/Media Complex’,

Critical Sociology 12 (1984) 3:56.

66 Helland, ‘Changing Sports’, 107.

67 Katrien Levefer, New Media and Sports, International Legal Aspects (Den Haag: T.M.C. Asser Instituut, 2012) 7. 68 Ibidem, 7.

69 Sam de Voogt, ‘Zo verdienen de Eredivisieclubs dit seizoen miljoenen’, NRCQ, 8 augustus 2014.

(19)

In afbeelding 1 wordt als voorbeeld het verdienmodel van de nummer zeven van de Eredivisie in het seizoen 2011/2012 en 2012/2013 gegeven.70

De commerciële belangen zijn zwaarwegend binnen de sport. Professionele clubs die nog een rol van betekenis willen spelen, moeten hun organisatiestructuur en ‘ondernemingsstrategie’ hier op aanpassen.71 Zo zijn professionele voetbalclubs meer en meer afhankelijk geworden van het bedrag dat zij op de bank hebben staan: op de transfermarkt wordt gehandeld in spelers die hun team moeten versterken en prestaties beïnvloeden. Simpel gezegd: hoe groter het aantal miljoenen waar een club over beschikt, hoe beter het team in potentie is dat zij bij elkaar kunnen kopen. Ter illustratie, clubs uit de Nederlandse Eredivisie konden de afgelopen jaren niet meer concurreren met clubs uit grote voetballanden als Engeland, Duitsland, Spanje en in minder mate Italië. Hoewel door de eerder genoemde deal met Fox Sports bijvoorbeeld 61,5 miljoen verdeeld kon worden in de Eredivisie, weegt dit niet op tegen de 628 miljoen die jaarlijks in de Duitse Bundesliga aan televisiegelden worden uitbetaald.72 ‘Professionele clubs zijn net als andere ondernemingen, in de eerste plaats merken geworden,’ zegt Stokvis. Dit uit zich ook in het toenemende aantal beursgenoteerde voetbalclubs: in 2015 waren 23 clubs in Europa beursgenoteerd, waarvan 1 in Nederland (Ajax).

70 Idem.

71 Stokvis, ‘Een Genre in Beweging’, 138-139.

72 Hugo Gruijters, ‘Nederlandse voetbalclubs tellen niet meer mee in Europa (deel 1)’, Sport Next, 11 maart 2014. http://www.sportnext.nl/berichten/nederlandse_voetbalclubs_tellen_niet_meer_mee_in_europa_deel_1

(20)

2.3. Commercialisering van media

Anderzijds lijken ook media steeds verder te commercialiseren. Meer en meer lijkt het boeken van een goede omzet belangrijker te worden dan het najagen van journalistieke idealen. Krantenoplages vallen al jaren sterk terug: in veertien jaar tijd hebben de vier grootste Nederlandse kranten 40% van hun betaalde oplages verloren.73 Clubs zijn dan wel afhankelijk van sponsorinkomsten, kranten zijn dat van advertentie-inkomsten.

Een opvallende ontwikkeling in de sport/mediarelatie is dat dagbladen zelf een sponsor worden van de sport. Zo is het landelijke dagblad De Telegraaf een zogenaamde ‘official supplier’ van de Eredivisie, is het Algemeen Dagblad sponsor van ADO Den Haag en heeft De Stentor een ‘Stentor-tribune’ in het PEC Zwolle stadion. Deze dagbladen lijken er dus bij gebaat de Eredivisie vanuit een positieve invalshoek in de krant te belichten, omdat dit de zakelijke relatie anders in de weg kan staan.

2.4. Consequenties en problematiek

Uit deze omschreven commerciële ontwikkelingen binnen de sport en journalistiek, vloeien enkele consequenties voort. Hierbij wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de gevolgen voor media en voor voetbalclubs, welke het werk van de clubwatcher beide mogelijk beïnvloeden.

2.4.1. Media: journalistieke ethiek en commercie

Er gaan miljoenen om in de sportindustrie en er zijn dan ook bronnen die beweren dat sportjournalistiek niet de zogenaamde speelgoedafdeling van de journalistiek is, maar vooral de ‘finance department’ ervan is geworden. Schultz-Jorgensen concludeert op basis van het eerdergenoemde Sports Press Survey 2005 dat sportjournalisten hun agenda door de sportindustrie laten bepalen: wat zich buiten de televisiecamera’s afspeelt is nauwelijks interessant en wordt door journalisten niet verslagen. Parameters als advertentie- en sponsorinkomsten en kijkersaantallen zijn volgens dit onderzoek doorslaggevend geworden voor wat er in de kranten komt te staan.74 Hoewel media een belangrijk instrument zijn voor het belichten van gebeurtenissen, zijn ze te zwak om journalistieke idealen veilig te stellen, meent Helland. Daarnaast wordt datgene wat de media het meeste geld in het laatje schuift – onder andere sportverslagen – volgens hem met de zwakste kritische journalistieke methodologie benaderd.75

Johan Derksen, voormalig hoofdredacteur van het tijdschrift Voetbal International, geeft in een interview met Arnon Grunberg toe zich ‘af en toe kapot te schamen’ voor de journalistiek die hij bracht. Hij impliceert dat hij zich niet kritisch kon opstellen, omdat zijn blad anders niet zou verkopen. ‘Maar als je je als hoofdredacteur principieel gaat opstellen, moet je dertig mensen ontslaan’, zegt hij. ‘Er is geen andere mogelijkheid als je wilt blijven bestaan’, zegt hij. Zo hield hij als hoofdredacteur een kritisch artikel over AZ-eigenaar Dirk Scheringa uit Voetbal International, omdat de zakenman op dat moment voor tonnen

73 Pim Kakebee en Carlo Molenaar, ‘De Val van Krantenoplages’, Financieel Dagblad, 12 mei 2015. 74 Schultz-Jorgensen, ‘The World’s Best Advertising Agency’, 5.

(21)

adverteerde in het blad.76 Derksen stelt hier heel duidelijk dat het commerciële belang voor het journalistieke belang komt.

Dit brengt enkele belangrijke vraagstukken met zich mee. Is het voor de clubwatcher wel mogelijk onafhankelijke journalistiek te bedrijven als er zoveel commerciële belangen meespelen? En ziet de clubwatcher het eigenlijk als zijn taak misstanden aan de kaak te stellen of publiceert hij vooral datgene wat het publiek wil lezen zonder zich daarbij kritisch op te stellen?

2.4.2. Voetbalclubs: commercie en public relations

Een ander gevolg van de vergaande commercialisering binnen de sport en met name het voetbal, is dat organisaties en spelers steeds meer gebaat zijn bij het contoleren van hun imago. De Public relations-persoon speelt hierin een belangrijke rol.

Er zijn verschillende definities van wat public relations (ook wel afgekort als Pr) precies inhoudt. De definitie van de Public Relations Society of America werd in 2012 als volgt bepaalt: ‘Public relations is a strategic communication process that builds mutually beneficial relationships between organizations and their publics.’ 77 Jim Willis meent echter dat de Pr-persoon vooral betaald wordt om de organisatie of persoon waar hij of zij voor werkt goed uit de verf te laten komen: ‘to coach them how to wrest control of the interview away from the journalist and tackle only the questions that they want to answer’. In dat geval is de Pr-persoon niet zozeer een individu die de wederzijds voordelige relatie tussen een organisatie en het publiek behartigd, maar vooral degene die de informatiestroom over zijn of haar organisatie probeert te controleren. Een relatie tussen media en een Pr-persoon kán volgens Willis wel wederzijds voordelig zijn, maar alleen in het geval een Pr-persoon met opzet bepaalde informatie probeert te lekken aan de media waar de journalist vervolgens een scoop uit kan halen.78

76 Peter Olsthoorn, ‘Veertig sigaren voor Johan Derksen,’ Villamedia, gepubliceerd op 24 november 2014, https://www.villamedia.nl/artikel/veertig-sigaren-voor-johan-derksen

77 Stuart Elliot, ‘Public Relations defined after an Energetic Public Discussion’, New York Times, 1 maart 2012. 78 Willis, Journalism: State of the Art, 75.

Enquête clubwatchers

Stelling Sport en met name het voetbal, worden binnen de journalistiek gezien als terreinen die niet serieus dienen geworden te nomen. Sportjournalistiek zou pure entertainment zijn en kritische noten missen. Hoe kijkt u daar zelf tegen aan?

Vraag Denkt u dat commercialisering een kritische en onafhankelijke verslaggeving beïnvloedt?

• Voorbeeld sponsoring van voetbalclubs door dagbladen

Voorbeeld van weglaten kritisch artikel over Scheringa door Derksen

(22)

De zogenaamde public relations vervullen dan ook een van de meest controversiële en omstreden rollen binnen het medialandschap.79 Pr is een vrij nieuw onderwerp in het wetenschappelijk debat en wordt volgens Macnamara nog te sporadisch behandeld in de analyse van media en communicatie. Volgens Macnamara bieden de opkomst van social media en het internet Public relations-personen de mogelijkheid om traditionele media ‘gatekeepers’ te omzeilen en direct hun doelgroep te bereiken. Door middel van deze ‘pr 3.0’, hoeven ze niet te kampen met lastige journalisten.80 De consequenties van digitalisering worden verder besproken in hoofdstuk 6, trend III: digitalisering.

Journalisten lijken zo niet meer alles klakkeloos te kunnen publiceren, omdat de pr-persoon hen toegang tot spelers, trainers en bestuurders van de club kan ontzeggen. Zo meent Govert Wisse, sportjournalist bij het Haarlems Dagblad, dat de Pr-persoon vooral een ‘muur is tussen de journalist en degene die hij wil spreken’.81 Als consequentie daarvan laten journalisten zich in zijn ogen te vaak en te snel afwimpelen.

Clubwatchers krijgen in meer of mindere mate ook te maken met een Pr-persoon die probeert de informatiestroom over de club te reguleren en al dan niet te controleren. Hoe gaat de clubwatcher daar mee om? Zorgen de tegengestelde belangen van de clubwatcher en Pr-persoon er weleens voor dat zij in conflict met elkaar komen? En wie heeft uiteindelijk de meeste macht?

Enquête clubwatchers

Vraag Als clubwatcher krijg u te maken met een pr-persoon. • Wat regelt de pr-persoon bij de club die u volgt? • Beïnvloedt hij/zij het uitvoeren van uw werk? • In hoeverre laat u stukken inzien en corrigeren? • Wat doet u als u het niet eens bent met die correcties?

79 Macnamara, Journalism & PR, xi. 80 Macnamara, Journalism & PR, 204.

(23)

3. TREND II: CELEBRITY

Sport neemt in media, zoals eerder geschetst, een steeds belangrijkere plek in. De eerder beschreven sport/mediarelatie zorgt voor een steeds verdere popularisering van de sport, waardoor sportverslaggeving steeds intiemer en lucratiever wordt. ‘Such interest necessarily brings with it fame and popular cultural exposure for a number of star performers’, zeggen Abilash Nalapat en Andrew Parker. 82 De sportverslaggeving heeft zich ontwikkeld en geïntensiveerd, net als de aantrekkingskracht van sporters zelf.83 In dit hoofdstuk wordt besproken hoe sporters uit kunnen groeien tot sterren, welke rol media hier in spelen en hoe sporters hun faam lucratief kunnen exploiteren. Vervolgens wordt ingegaan op de consequenties en problematiek die dit met zich meebrengt voor de clubwatcher.

3.1. Van sporter tot ster

Socioloog Chris Rojek biedt een verklaring voor de verschuiving naar een op beroemdheden gefocuste cultuur. Kort uitgelegd, zonder hier verder diep op in te gaan, valt die te verklaren door drie breed maatschappelijk gedragen ontwikkelingen. Allereerst noemt Rojek de democratisering van de samenleving (1), vervolgens de technologische ontwikkelingen in het massamediatijdperk (2) en tot slot het uitsterven van religie (3). Al deze factoren symboliseren de overgang naar het postmoderne tijdperk, waarbij het uiteenvallen van monarchale en religieuze invloeden ervoor hebben gezorgd dat een herverdeling van de macht in het sociale leven plaatsvond. Beroemdheden nemen daarbij de plekken in van voorheen dominante figuren.84

Maar wat zijn beroemdheden precies? Volgens de populaire definitie van de Amerikaanse historicus Daniel J. Boorstin zijn dit mensen ‘who are known for one’s well-knownnesss’. Beroemdheden claimen hun eigen status niet, maar die wordt hen door anderen opgelegd.85 Topsporters worden beroemd als een consequentie van hun fysieke en cognitieve kwaliteiten, door hun charismatische voorkomen, of soms beide, menen Nalapat en Parker.86 Veel wetenschappers hebben geprobeerd een exacte logica achter het proces van ‘beroemd worden’ te ontcijferen, maar waarom de een uiteindelijk wel tot een ster uitgroeit en de ander niet, ontsnapt aan elke academische definitie.87

De Nederlandse socioloog Ruud Stokvis heeft een aantal voorwaarden gedefinieerd voor het bereiken van een sterrenstatus als sporter en illustreert dit aan de hand van het voorbeeld van Jaap Eden, voormalig wereldkampioen schaatsen (1893, 1895 en 1896) en wielrennen (1894 en 1895). Hij was de eerste Nederlandse sportster in de moderne zin van het woord: hij werd in Nederland onthaald als ware sportheld

82 Abilash Nalapat en Andrew Parker, ‘Sport, Celebrity and Popular Culture’, International Review for the Sociology of Sport 40 (2005) 4:433.

83 Chris Bollsmann en Andrew Parker, ‘Soccer, South Africa and Celebrity Status: Mark Fish, Popular Culture and the Post-Apartheid State’, Soccer & Society 8 (2007) 1:109.

84 Chris Rojek, Celebrity (London: Reaktion, 2001) 13-14.

85 Daniel J. Boorstin, The Image, or What Happened to the American Dream (New York: Atheneum, 1962) 57. 86 Nalapat, ‘Sport, Celebrity and Popular Culture’, 434.

(24)

na zijn overwinningen, viel goed in de smaak bij het (vrouwelijke) publiek en verdiende toen al evenveel als een minister. Bovendien probeerde hij zijn succes commercieel te exploiteren.

Eden was, zoals Stokvis als voorwaarde voor het worden van een sportster schept, actief in een sport die op grote publieke belangstelling kan rekenen en was daar exceptioneel goed in [1]. De pers had aandacht voor de sport en door Eden’s overwinningen werd een nog breder publiek enthousiast gemaakt. In de tweede plaats speelt nationaal chauvinisme [2] een rol, hoewel dit volgens Stokvis geen strikte voorwaarde is. Stokvis meent dat vooral in het gefragmenteerde Europa, waar eensgezindheid ver te zoeken is, ‘sportprestaties een rol spelen in de nationale prestigestrijd’. Sporters treden daarbij op als ambassadeurs van de natie. Een derde voorwaarde is een tot de verbeelding sprekende fysieke uitstraling van de sporter [3]. Zo werd Eden omschreven als een ‘flinke echte Hollandse jongen’, die menig vrouwenhart op hol deed slaan.88

Als recent voorbeeld zouden we hier autocoureur Max Verstappen kunnen aanhalen. Dankzij zijn uitzonderlijke prestaties in zijn eerste seizoen in de Formule 1 neemt de belangstelling van het Nederlandse publiek voor de sport toe. Hier speelt chauvinisme ongetwijfeld mee: er is eindelijk weer een Nederlander actief in de Formule 1 die bovendien goed presteert en daarnaast dankzij zijn jonge leeftijd (18 jaar) voor een opzienbarende verschijning zorgt.

3.2. Media en sportsterren

Inmiddels heeft het mediadiscours zich zo ontwikkeld, dat media die zich bezighouden met publieke én privézaken van de moderne sportsterren, geaccepteerd worden in de samenleving.89 Van sportjournalisten wordt verwacht dat zij de prestaties van de sporters volgen, maar tegelijkertijd ook een invulling geven aan de atleet als persoon. Daarbij wordt gekeken naar karakter en gedrag buiten het stadion of sportveld, zoals ook gebeurd bij beroemdheden uit de entertainmentindustrie.90 In één adem met een dopingschandaal wordt in het NOS Sportjournaal aandacht besteed aan de kledingstijl van voetballer Memphis Depay of vermeende afpersing van de Franse voetballer Valbuena door zijn teamgenoot Karim Bezema om een sekstape.91

Voetbal is de grootste sport van Nederland en kent zodoende ook de grootste sportsterren. Interviews met voetballers gaan derhalve niet meer enkel over prestaties, maar ook over de persoon achter de voetballer en het leven buiten het voetbalveld. Een mooi voorbeeld hiervan is een interview met de veelbesproken Memphis Depay door Mikos Gouka, clubwatcher van Feyenoord en Oranje voor AD Sportwereld. In het artikel naar aanleiding van het gesprek wordt nauwelijks ingegaan op de prestaties van het fenomeen, maar wel op zijn gedrag. Met zinnen als ‘een ongemakkelijk gesprek’ en ‘Memphis bepaalt de regels’, wordt vooral een beeld gecreëerd van de voetballer als ongeïnteresseerde ster in plaats van topsporter.92

88 Stokvis, Sport, Publiek en Media, 73-76.

89 Bollsman, ‘Soccer, South Africa and Celebrity Status’, 120.

90 David Rowe, ‘Fourth Estate or Fan Club? Sports Journalism Engages the Popular’, in Journalism: Critical Issues, ed. Stuart Allen (Maidenheid: Open University Press, 2006) 128.

(25)

In het entertainmentgenre lijkt de aandacht voor de persoon achter de topsporter nog groter. Zo trok een interview met de Nederlandse voetballer Wesley Sneijder en zijn vrouw Yolanthe Sneijder-Cabau in Linda’s Zomerweek 1.3 miljoen kijkers, waardoor het in de top-5 best van best bekeken programma’s van die dag eindigde. In het interview ging het niet, helemaal niet zelfs, over de prestaties van Sneijder op het veld, maar wel over het leven van Wesley en Yolanthe in de schijnwerpers en de moeilijke weg die zij moesten afleggen om zwanger te worden. Het beeld van de Wesley Sneijder als beroemdheid oversteeg hier duidelijk zijn identiteit als topsporter.93

3.3. Sportsbiz

Sportsterren proberen deze sterrenstatus commercieel te exploiteren. De echte ‘sportbiz’ kent haar origine in de jaren ’60, hoewel atleten zich voor die tijd al bezighielden met promotionele activiteiten of onder naam van hun sponsors uitkwamen. Volgens Boyle ontstond de ‘sportsbiz’ bij de Amerikaanse golfer Arnold Palmer en zijn vriend, advocaat en zakenpartner Mark McCormack. Terwijl andere golfers agenten hadden voor het opstellen van officiële verklaringen en publieke optredens, droeg McCormack de relatie tussen agent en sporter naar een nieuw niveau: hij overzag contractonderhandelingen, zocht actief naar nieuwe uitdagingen die geld in het laatje konden schuiven en ‘planned the sale of the Palmer brand on a long term basis’. Het leverde wat op: alleen al Palmer’s salaris steeg van 59.000 naar ruim een half miljoen dollar per jaar. Er moest een imago worden neergezet dat aantrekkelijk te verkopen was.94 Hierbij was het onderhouden van de sterrenstatus van Palmer van groot belang: hij deed derhalve mee aan talloze televisieprogramma’s, figureerde als boegbeeld van merken in reclames en maakte betaald zijn opwachting in golftoernooien voor beroemdheden en zakenbijeenkomsten. Niet alleen bracht dit geld – miljoenen – in het laatje, maar het promootte ook Arnold Palmer Enterprises en de sport golf in het algemeen. 95 Commercialisering beperkt zich dus niet tot voetbalclubs en media, ook voetballers zelf hebben er belangen bij hun eigen merk goed te onderhouden.

Net als de sportverslaggeving is dus ook de populaire culturele aantrekkingskracht van de sporters veranderd. Sommige topsporters zijn inmiddels hun sportidentiteit ontgroeid en hebben een sterrenstatus bereikt die normaal alleen is weggelegd voor beroemdheden uit de film- en televisie-industrie.96 Voetballer David Beckham, golflegende Tiger Woods en Formule 1-coureur Michael Schuhmacher zijn hiervan enkele internationaal bekende voorbeelden. Sportsterren worden publieke figuren, nationale ambassadeurs en populaire culture iconen.97

In ‘When Becks Came To Sydney’ laat Gilmour heel duidelijk zien dat Beckham niet zomaar een sportster is, maar zijn identiteit overstijgt. ‘He has emerged as the embodiment of sport’s global cultural sign value, his current unrivalled status as a celebrity athlete consolidated by his move in July 2007 to Los

93 Linda’s Zomerweek, 24 augustus 2015, http://www.rtlxl.nl/#!/linda-s-zomerweek-300042/4e32ff6c-5057-35a0-9d85-87b7bde7585a

94 Boyle, Powerplay, 93. 95 Boyle, Powerplay, 93-95.

(26)

Angeles, the centre of the global entertainment industry – a transfer that saw him touched by the powerful semitoic aura of Hollywood.’98 Beckham vertegenwoordigde in zijn carrière twee van de meest winstgevende en bekende sportteams, namelijk Real Madrid en Manchester United. Daarnaast deed hij campagnes voor merken als Pepsi, Armani en Adidas en figureerde zijn persoon als inspiratie voor de film Bend it like Beckham. Gilmour illustrert in zijn artikel het zogenaamde ‘Beckham effect’: een weergaloos omvangrijke attentie vanuit de media en het publiek voor zijn persoon. Toen ‘Becks’ in augustus 2007 naar Australië kwam, mat de pers hem symbolisch verschillende identiteiten aan, wat volgens Gilmour laat zien dat de sport en media industrie niet langer gemakkelijk te scheiden zijn. ‘He symbolically came to stand for many thing according to different viewing positions, - the rise of soccer in Australia, the debauching of sport by entertainment, the need for discipline and dignity among Australian sport stars, […] and so on.’99

David Beckham is net als Zinedine Zidane een ‘emblematic individual’. Volgens de Amerikaanse historicus Leo Braudy kunnen beroemdheden de manier waarop zij door de media worden neergezet niet altijd beïnvloeden. ‘The famous person is thus not so much a person as a story about a person.’100 Beckham’s figuur wordt door de media gebruikt om problematiek over onder andere de grootheid van het voetbal in Australië aan de kaart te stellen, wat ook het geval was bij de Franse voetballer Zinedine Zidane. Hij werd een gevangene van zijn eigen identiteit als Franse voetballer van Algerijnse afkomst en door de Franse media onbedoeld ingezet als symbool van de integratie van etnische minderheden in Frankrijk. ‘He embodies France’s neuroses about race, ethnicity and nationality’.101

3.4. Consequenties en problematiek

Uit de ontwikkeling richting een medialandschap waarin sportsterren meer en meer centraal komen te staan, vloeien enkele belangrijke consequenties voort voor de clubwatcher. Daarbij wordt eerst ingegaan op sterspelers als vertegenwoordigers van het voetbal en vervolgens wordt de problematiek van afhankelijkheid ten opzichte van spelers en trainers geschetst. Tot slot worden de consequenties van een té nauwe relatie met de bron besproken.

3.4.1. Sterspelers als vertegenwoordigers van het voetbal

De grootheid van de voetbalsterren kan de clubwatcher in een lastige positie brengen. ‘In their professional practice, sports journalists are expected to cover sport ‘objectively’ as a news item, but also often to celebrate (or perhaps denigrate) particular sportspeople and teams as partisan sports supporter.’102 Rowe noemt daarbij het voorbeeld van Anna Kournikova, een bekende tennisster ‘who’s body-image clearly attracts human-interest’.103 In juni 2002 verloor Kournikova haar zoveelste wedstrijd op rij en een

98 Callum Gilmour en David Rowe, ‘When Becks Came To Sydney: Multiple Readings of a Sport Celebrity’, Soccer & Society 11 (2010) 3:230.

99 Gilmour, ‘When Becks Came To Sydney’, 238.

100 Leo Braudy, The Frenzy of Renown: Fame and its History (New York, Vintage: 1997) 592.

101 Hugh Dauncey en Douglas Morrey, ‘Quiet Contradictions of Celebrity: Zinedine Zidane, Image, Sound, Silence and Fury’,

International Journal of Cultural Studies 11 (2008) 3:304.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De daling in waterkwaliteit en het verlies aan habitat, samen met de aanwezige kreeftenpest (een schimmel) die mee werd geïntroduceerd via de uitheemse rivierkreeften (en waarvoor

[r]

Het plan is geënt op voorkoming van verpaupering en leegstand, het plan doet recht aan uw centrumplan, het plan is ontwikkeld met de meeste zorg voor het straatbeeld (het straat-

• Privacy van vrije sector appartementen met bijbehorende tuin, dit betekent dat er geen verbindingsbruggetje voor wandelaars komt naar de Rijsdijk.. • Voor de beschoeiing willen

De sterke wind heeft ze op doen waaien en nu vliegen ze wild in

Hier kan de overheid binnen de agribusiness stimulerend optreden, zoals ook voor andere sectoren plaatsvindt: onder meer door stimulering van clustervorming,

heeft er, na onze zo bizonder geslaagde, jaarlijkse vergadering, de gehele vaderlandse pers eens op nageslagen, om te zien wat die ervan gemaakt heeft. Nu,

~eelen staat geen daad verrichten zonder Haren verantwoordelijken Minister, en zal nu die Minister, juist wegens die verantwoorde- lijkheid, wel altijd het objectieve