• No results found

Wat is de invloed van Non-audit Services op de onafhankelijkheid van de accountant?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wat is de invloed van Non-audit Services op de onafhankelijkheid van de accountant?"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wat is de invloed van Non-audit Services op de

onafhankelijkheid van de accountant?

Wiens brood men eet, diens woord men spreekt?

Robbert Douglas

S 1138200

(2)

Woord vooraf

Deze scriptie is geschreven ter afronding van mijn studie Economie, afstudeerrichting Accountancy, aan de Rijksuniversiteit Groningen. Een studie die ik met veel plezier gevolgd heb.

Het onderwerp van deze scriptie is de onafhankelijkheid van de accountant. Deze onafhankelijkheid is een van de kernwaarden van het accountantsberoep. Zonder het vertrouwen van de samenleving in zijn onafhankelijkheid heeft de accountant immers geen toegevoegde waarde. De afgelopen jaren is er veel geschreven over de veronderstelde invloed van non-audit services op de onafhankelijkheid van de accountant. Dit heeft mij doen

besluiten om een scriptie te schrijven over de invloed van non-audit services op de onafhankelijkheid van de accountant.

Tijdens het schrijven van mijn scriptie ben ik begeleid door de Faculteit der Economische Wetenschappen. De bijeenkomsten met mijn begeleider Dr. R. B. H. Hooghiemstra waren altijd kort, krachtig en constructief. Hartelijk dank voor uw hulp!

Ik heb mijn scriptie geschreven tijdens een afstudeerstage bij KPMG Amstelveen. Samen met de andere scriptanten hebben we daar een gezellige en productieve tijd gekend. Ik wil bij deze mijn begeleider Carl Mathot en KPMG bedanken voor de begeleiding en het bieden van faciliteiten om mijn scriptie te schrijven.

Tot slot betekent dit het einde van mijn studententijd. Ik heb dankzij mijn grootouders, ouders, club, huis, bestuur en andere vrienden een hele mooie en inspannende studententijd gekend. Het is een mooi hoofdstuk uit mijn leven geweest. Wat ik nu afsluit om op zoek te gaan naar nieuwe uitdagingen.

(3)

Inhoudsopgave

1 Inleiding ... 1

1.1 Actualiteiten ... 1

1.2 Probleemstelling ... 2

1.3 Motivatie ... 3

1.4 Strucuur van de scriptie ... 4

2 Theorie ... 5

2.1 Inleiding ... 5

2.2 Definitie van de onafhankelijkheid van de accountant. ... 5

2.3 Definitie van non-audit services... 6

2.4 Theorie client importance ... 6

2.5 Verwerking van de accountantsrekeningen in de te bespreken studies... 7

3 Literatuurstromingen... 9 3.1.1 Literatuurbronnen ... 9 3.1.2 Stromingen in de literatuur... 9 3.2 Accountantsverklaringen ... 10 3.2.1 Inleiding ... 10 3.2.2 Artikelen... 11

3.2.3 Analyse van de artikelen ... 13

3.2.3.1 Data, land en periode... 13

3.2.3.2 Uitkomsten... 13

3.2.3.3 Verklaringen voor de verschillen... 14

3.2.3.4 Kritische noten... 15

3.2.4 Conclusie... 16

3.3 Restatements ... 17

3.3.1 Inleiding ... 17

3.3.2 Artikelen... 17

3.3.3 Analyse van de artikelen ... 19

3.3.3.1 Aantal ondernemingen, land en periode ... 19

3.3.3.2 Vorm van onderzoek ... 20

3.3.3.3 Uitkomsten... 20 3.3.3.4 Kritische noten... 20 3.3.4 Conclusie... 21 3.4 Earnings Management... 22 3.4.1 Inleiding ... 22 3.4.2 Artikelen... 23

3.4.3 Analyse van de artikelen ... 27

3.4.3.1 Aantal ondernemingen, land en de periode... 27

3.4.3.2 Uitkomsten... 27

3.4.3.3 Compensatie voor de prestaties van de onderneming ... 28

3.4.3.4 Compensatie voor de invloed van corporate governance... 28

3.4.3.5 Kritische noten... 28 3.4.4 Conclusie... 29 4 Samenvatting en conclusie... 30 4.1 Samenvatting en conclusie... 30 4.2 Beperkingen ... 31 4.3 Aanbevelingen... 31 Literatuurlijst ... 33

(4)

1 Inleiding

1.1 Actualiteiten

Ahold, Enron en Parmalat zijn altijd veelbesproken ondernemingen geweest. In hun hoogtijdagen stonden deze bedrijven bekend om hun ambitie en voortvarende

ondernemerschap. Ahold was op weg om een van de grootste ter wereld te worden in haar branche en de CEO Cees van de Hoeven werd in Nederland vijf keer uitgeroepen tot manager van het jaar. (KRO, 12 april 2006). Enron werd in verscheidene studieboeken geroemd om haar efficiënte bedrijfvoering en was het lievelingetje van de beleggers. ( Strategic

management, Thompson en Strictland). De CEO van Parmalat zei overal dat zijn bedrijf de “Coca Cola”van de melkindustrie was. In dat beleid paste de uitgebreide steun aan de opkomende Italiaanse voetbalclub FC Parma. (Nieuwsblad 20 september 2006). De wereld lag aan hun voeten.

Nu is alles anders. Bij alledrie de bedrijven is fraude aangetoond en de reputatie van hun managers is besmeurd. Bij Ahold daalde de beurskoers flink nadat de financiële schandalen verspreid over de verschillende continenten aan het licht kwamen. Een aantal belangrijke bestuurders is veroordeeld in een strafzaak in Nederland, waarin zij werden beschuldigd van valsheid in geschrifte en misleiding van de accountant. Enron ging failliet toen bekend werd dat de onderneming jarenlang onjuiste cijfers naar buiten had gebracht. Met haar val sleepte zij accountantskantoor Arthur Andersen mee, dat na de geleden schade aan haar reputatie niet meer kon blijven bestaan. Parmalat kwam zwaar in de problemen toen zij in 2003 een

obligatielening van 150 miljoen euro niet terug kon betalen, terwijl de onderneming over 4,5 miljard euro aan liquide middelen beschikte volgens de jaarrekening. Deze miljarden bleken niet te bestaan. Het bedrijf wankelde en werd van de beurs verwijderd. De Italiaanse overheid redde Parmalat door met een speciale wetswijziging sanering van de schulden mogelijk te maken. Parmalat was te belangrijk om failliet te laten gaan. (wikipedia).

Bij alle drie de voorbeelden had de bedrijfsleiding zich bediend van onjuiste financiële verslaggeving. Hierdoor leden verschillende belanggroepen van deze onderneming als de investeerders, werknemers, leveranciers en afnemers miljarden euro’s schade. De reputatie van het bedrijfsleven had een behoorlijke deuk opgelopen en het vertrouwen was behoorlijk gedaald.

De accountantskantoren hebben de taak om de financiële verslaggeving, die de bedrijfleiding aan haar belanggroepen verstrekt te controleren. De accountants moeten de

informatieasymmetrie tussen beide groepen opheffen. Dit kunnen zij doen omdat de accountants deskundig, objectief en onafhankelijk zijn.

De reputatie van de beroepsgroep van de accountant heeft echter door de grote schandalen een gevoelige deuk opgelopen. Een van de grootste kantoren is zelfs verdwenen. Hoe kwam het dat de accountantskantoren deze grote misstanden bij zulke grote bedrijven niet tijdig ontdekten en/of rapporteerden?

Volgens sommige prominenten (SEC, Financial Times 2001) is de beroepsgroep van de accountant minder onafhankelijk geworden doordat de accountants steeds meer non-audit services aan hun cliënten gingen leveren. Hierdoor kwam de nadruk steeds minder te liggen op hun “core business”: het controleren van de financiële verslaggeving. Bijvoorbeeld bij Enron werd er door Arthur Andersen voor $27 miljoen aan non-audit services en voor $25 miljoen aan audit services uitgevoerd. (Beattie en Fearnley 2002).

Om in de toekomst verslaggevingschandalen te voorkomen hebben de regelgevers in verschillende landen en de beroepsorganisaties van de accountants nieuwe wetten en

(5)

richtlijnen uitgevaardigd. In de Verenigde Staten hebben nieuwe richtlijnen van de SEC1 en de Sarbanes-Oxley Act2 veel veranderd. In Nederland heeft de Nivra3 nieuwe richtlijnen opgesteld. Een van de gevolgen van de nieuwe regelgeving in de Verenigde Staten en in Nederland is dat de verstrekking van non-audit services aan audit cliënten behoorlijk wordt beperkt.

1.2 Probleemstelling

De accountantkantoren gingen steeds meer non-audit services leveren. Daardoor werden ze steeds meer aanbieders van multidisciplinaire diensten. (Kornish en Levine 2000). Volgens Ramsey (2001) bestond in 1990 de omzet van de grootste vijf accountantskantoren bij beursgenoteerde cliënten voor 71% uit inkomsten van de audit werkzaamheden. De andere inkomsten kwamen uit non-audit services. In 2001 werd nog maar 48% van de inkomsten gegenereerd door audit services. Bij de totale omzet van de vijf grootste kantoren ging dit percentage van 53% in 1990 naar 34% in 1999. In 2000 Is in het Verenigd Koninkrijk voor FTSE 100 ondernemingen de audit rekening met 7% gestegen en de non-audit rekening met 28%. (Accountancy 2001). Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat er een hogere marge zit op non-audit services dan op audit services. (Imhoff 2003) De SEC vreest dat de audit services door accountantskantoren beschouwd worden als een springplank voor de meer lucratievere non-audit services. (SEC 2000)

Antle et al (2002) Doordat de accountantskantoren naast audit services ook steeds meer non-audit services aan hun cliënten gingen leveren werd de onafhankelijk van de accountant volgens critici (SEC 2000) om twee redenen geschaad:

Ten eerste werd het kantoor door de toegenomen inkomsten uit non-audit services financieel afhankelijker van haar cliënt. De auditor riskeert nu bij een verschil van inzicht met de

bedrijfsleiding over de financiële verslaggeving ook de toewijzing van de lucratieve non-audit services aan zijn kantoor. De bedrijfsleiding kan deze toewijzing als pressiemiddel gaan gebruiken.

Ten tweede werden accountantskantoren steeds meer betrokken in de werkzaamheden van hun cliënten. Het kwam voor dat accountants processen controleerden, waarin hun eigen

1

Securities and Exchange Commission (SEC): 2000, 2000a, 2000b, 2003. Washington D.C.

2

Sarbanes-Oxley Act. 2002. Public Law No: 107-204. GPO: Washington, DC.

3

Per 1 januari 2003 hebben de NIVRA en NOvAA nieuwe richtlijnen met betrekking tot de onafhankelijkheid ingevoerd.

(6)

kantoor een inbreng had gehad. Hierdoor werd het moeilijker om als controlerende accountants kritisch te zijn. Dit gevaar treedt vooral op indien een accountantskantoor ook compliance of assurrance gerelateerd advies aan een controlecliënt verstrekt. Hierdoor vervagen de grenzen tussen audit en non-audit services. (Jeppesen 1998).

Er zijn ook economen die vinden dat het aanbieden van non-audit services aan de audit cliënten door een accountantskantoor de onafhankelijkheid niet bedreigt. Er zijn immers marktprikkels, die ervoor zorgen dat de accountant zichzelf onafhankelijk blijft opstellen. Het accountantsberoep dankt haar bestaansrecht aan haar reputatie van onafhankelijkheid. Accountantskantoren willen hun reputatie niet te grabbel gooien voor non-audit services. (Arraňuda 1999, Dopuch et al 2001). De geschiedenis van Arthur Andersen bestrijdt dit. De andere marktprikkel is dat accountants enorme schadeclaims kunnen krijgen indien zij hun controletaak niet naar behoren uitvoeren. (Antle et al 1997, Coffee 2001).

De probleemstelling van deze scriptie is daarom: Wat is de invloed van de verstrekking van non-audit services aan een controlecliënt op de onafhankelijkheid van de desbetreffende auditor?

Deelvragen zijn:

• Wat zijn non-audit services?

• Wat houdt onafhankelijkheid in voor een accountant?

• Is er een verband tussen de verstrekking van non-audit services en voor de bedrijfleiding gunstige schone accountantsverklaringen in het geval van ondernemingen met financiële problemen?

• Is er een verband tussen de verstrekking van non-audit services en Earnings Management in de financiële verslaggeving?

• Is er een verband tussen de verstrekking van non-audit services en restatements van goedgekeurde financiële verslaggeving?

• Waar zou toekomstig onderzoek zich op moeten richten? 1.3 Motivatie

In deze scriptie onderzoek ik het verband tussen de onafhankelijkheid van de accountant en non-audit services.

De accountant heeft een belangrijke rol in onze samenleving. Dankzij de rol van de accountant hebben een heleboel partijen genoeg vertrouwen om relaties met elkaar aan te gaan. Dit vertrouwen hebben die partijen omdat de accountant onafhankelijk is. Daarom is de onafhankelijkheid van de accountant een belangrijk onderzoeksgebied.

Naar het verband tussen de onafhankelijkheid van de accountant en non-audit services zijn veel verschillende studies gedaan. Ik wil de verschillende studies samenvatten en met elkaar vergelijken. Ik hoop hieruit tot een conclusie te komen over of de onafhankelijkheid van de accountant inderdaad bedreigd wordt door de non-audit services.

Ik probeer ook inzicht te krijgen in welke risico’s van non-audit services een daadwerkelijke bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van de accountant. Dit doe ik door onderscheid te maken tussen de verschillende manieren waarop audit en non-audit services zijn

weergegeven in de studies.

(7)

Met een groter inzicht over de invloed van non-audit services op de onafhankelijkheid van de accountant zou de samenleving beter met het onafhankelijkheidsvraagstuk kunnen omgaan. Wetgevers zouden bestaande wetgeving beter kunnen evalueren en eventueel nieuwe regels introduceren. Ondernemingen en accountantskantoren zouden het service aanbod van de accountantskantoren zo kunnen afstellen dat de onafhankelijkheid van de accountant geen gevaar loopt.

1.4 Structuur van de studie

In het tweede hoofdstuk worden de definities van non-audit services en de onafhankelijkheid van de accountant besproken. Verder worden de risico’s voor de onafhankelijkheid, een gedragsmodel voor de accountant en de verschillende manieren waarop de risico’s zijn onderzocht behandelt. In het derde hoofdstuk worden de literatuurbronnen en de verschillende stromingen in de literatuur besproken. In de daaropvolgende paragrafen worden drie

onderzoekstromingen over de invloed van non-audit services op de onafhankelijkheid van de accountant besproken. Het laatste hoofdstuk dient als samenvatting en conclusie.

2 Theorie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het theoretische kader van de scriptie behandeld. Allereerst worden de definities van onafhankelijkheid van de accountant en non-audit services besproken. Ook worden de risico’s voor de onafhankelijkheid behandeld. Vervolgens wordt met de Client Importance Theory inzicht gegeven in de beweegredenen van een winstmaximaliserende accountant. Tot slot wordt er uiteengezet hoe de accountantsrekeningen zijn weergegeven als

(8)

variabelen in de verschillende studies. Daarnaast wordt besproken welk risico op de onafhankelijkheid van de accountant is onderzocht met een bepaalde weergave. 2.2 Definitie van de onafhankelijkheid van de accountant.

De onafhankelijkheid van de accountant is een lastig te omschrijven begrip. (Antle et al 1984, Schuetze et al1994). Er zijn verschillende definities voor de onafhankelijkheid van de

accountant:

• De competentie om problemen te herkennen en deze vervolgens te rapporteren. Samengevat is dit de kans dat incorrecte verslaggeving in een jaarrekening wordt gepubliceerd. (DeAngelo 1981, Watts en Zimmerman 1986)

• Het vermogen om pressie van de cliënt te weerstaan. (Knapp et al 1985).

• Een houding/ gemoedstoestand. (AICPA 1992, Moizer et al 1994, Schuetze et al 1994).

• De karaktereigenschappen, waarin integriteit en betrouwbaarheid een sleutelrol spelen. (Magill en Previts 1991).

• De afwezigheid van belangen, die tot een onacceptabel risico op fraude kunnen leiden. (AICPA 1997).

• Vrij van druk en andere factoren, die afbreuk doen of waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat ze afbreuk doen aan het vermogen van de auditor om

onbevooroordeelde audit beslissingen te nemen. (ISB 2000).

Deze definities reflecteren het belang van objectiviteit en integriteit van de accountant. Dit zijn de belangrijkste eigenschappen, die een accountant moet bezitten om onafhankelijk te kunnen zijn. (Dunmore en Falk 2001). De definitie van DeAngelo (1981) en Watts en Zimmerman (1986) is de belangrijkste in mijn scriptie, omdat deze het meest wordt aangehaald in de door mij onderzochte literatuur.

De onafhankelijkheid van de accountant wordt bedreigd door vijf risico’s. (NIVRA en NOvAA 2003). Dit zijn:

• Belangenverstrengeling. De accountant mag financieel niet zo afhankelijk worden van zijn opdrachtgever dat zijn oordeelsvorming daardoor beïnvloed wordt.

• Zelftoetsing. Het belangrijkste principe hiervan is dat het accountantskantoor niet mag participeren in de besluitvormingsprocessen van de opdrachtgever. Hierdoor zou er bij de controle immers sprake zijn van zelftoetsing.

• Belangenbehartiging. Indien een accountantskantoor een standpunt voor of tegen de controlecliënt inneemt dan doet dit afbreuk aan de onafhankelijkheid van de

accountant.

• Te grote vertrouwdheid. • Intimidatie.

2.3 Definitie van Non-audit services

Non-audit services zijn alle services, die geen audit services zijn. Deze services worden vaak in de dagbladen en academische tijdschriften consultancy services of advies aan het

management genoemd. Onder de non-audit services bevinden zich compliance gerelateerde diensten zoals advies over belasting en accounting vraagstukken. Ook bevinden zich

assurrance gerelateerde vraagstukken zoals due dilligence en interne audit diensten onder non-audit services. (Beattie et al 1996).

(9)

2.4 Theorie client importance

Volgens DeAngelo (1981) kunnen accountantskantoren door de eigenschappen van de markt voor accountantsdiensten winsten maken. De waarde van een accountantskantoor is de netto contante waarde van alle winsten die het kantoor in de toekomst verwacht te maken.

Accountantskantoren streven winstmaximalisatie na en dat kan ten koste gaan van de kwaliteit van de controle van de jaarrekening. (Klein en Leffler 1981). Cliënten zouden van de accountant kunnen verwachten dat hij hun zienswijze volgt in ruil voor de winst, die hij maakt. (Dye 1991).

Een accountantskantoor, dat winstmaximalisatie (V) nastreeft, houdt met zijn relatie met een cliënt rekening met de contante waarde van de inkomsten van een specifieke cliënt (Ic) en de

contante waarde van de inkomsten van de andere cliënten(Ia).

V = Ic + Ia

Indien de accountant een verkeerde weergave van de werkelijkheid in de financiële

jaarrekening aantreft en de cliënt dit niet wil aanpassen dan kan de accountant ervoor kiezen om deze verkeerde weergave te rapporteren in de accountantsverklaring. De kans bestaat dat de cliënt in dat geval de accountant ontslaat of in de toekomst niet meer inhuurt (Pf).

Indien de accountant besluit de fout niet te rapporteren dan loopt hij het risico inkomsten te verliezen wanneer de fout uitkomt. Door de schade aan zijn reputatie zouden andere cliënten hem hierdoor kunnen ontslaan. (DeAngelo 1981 en Arruňada 2000). Potentiële nieuwe cliënten zouden hem om die reden niet inhuren(α * Pd). (Davis en Simon 1992).

Een welvaart maximaliserende accountant ontvangt verschillende prikkels om zijn onafhankelijkheid te behouden. Deze zijn hieronder weergegeven:

(10)

2.5 Verwerking van accountantsrekeningen in de te bespreken studies

In de te bespreken studies wordt het verband gemeten tussen de beslissingen van de accountant en verschillende onderdelen en weergaven van de accountantsrekening. Iedere studie heeft voor een bepaalde weergave van non-audit services gekozen om de invloed hiervan op de onafhankelijkheid te meten. De verschillende weergaven van de

accountantsrekening duiden op verschillende oorzaken voor het verliezen van de

onafhankelijkheid. Vaak worden de audit services en de totale accountantsrekening ook onder de loep genomen om een groter inzicht in de gedragingen van accountants te krijgen.

Sommige studies hebben onderzoek gedaan of er sprake is van belangenverstrengeling, die ten koste gaat van de onafhankelijkheid van de accountant. Omdat het voor financiële afhankelijkheid niet uitmaakt voor het accountantskantoor of de inkomsten uit audit of non-audit services komen zijn de non-audit en de totale accountantsrekeningen vaak ook meegenomen in het onderzoek. De totale accountantsrekening is natuurlijk het belangrijkst, maar de audit en non-audit rekeningen worden ook meegenomen omdat van beide services verschillende prikkels voor de onafhankelijkheid van de accountant zouden kunnen uitgaan. (Frankel et al 2002).

Sommige studies kozen ervoor om de inkomsten per cliënt weer te geven als percentage van de inkomsten van het lokale kantoor of van het accountantskantoor op nationaal niveau. Hiermee wordt de financiële importantie van een cliënt nog duidelijker weergegeven. Een aantal studies heeft onderzoek gedaan naar de invloed van onverklaarde gedeeltes van de accountantsrekening op de onafhankelijkheid van de accountant. Deze onverklaarde gedeeltes kunnen worden vastgesteld door aan de hand van eerder gebruikte methoden de grootte van de accountantsrekening van een onderneming te voorspellen. (Craswell et al 1995, Firth et al 1997). Daarna kan het onverklaarde overschot of tekort worden vastgesteld.

Indien een overschot invloed heeft op de onafhankelijkheid, dan zou het zo kunnen zijn dat de accountant is omgekocht door zijn cliënt. Een andere mogelijkheid is dat het

accountantskantoor overwinsten behaalt bij deze cliënt en om die reden bereid is verder te gaan dan normaal de norm is. (Theory Client Importance). Indien de accountant relatief onderbetaald wordt bij een onderneming dan is niet te verwachten dat hij bereid is om mee te werken aan het verbloemen van onjuistheden in de jaarrekening.

De invloed van de verhouding tussen audit en non-audit services in de accountantsrekening op de onafhankelijkheid van de accountant is door een aantal studies onderzocht. Uitgangspunt is dat indien een accountantskantoor relatief veel non-audit services levert aan een onderneming dit ten koste kan gaan van de onafhankelijkheid. Een reden hiervoor zou zelftoetsing kunnen zijn. Het accountantskantoor zou zijn eigen werk moeten controleren en is daardoor minder kritisch. Een andere reden zou kunnen zijn dat het accountantskantoor de goede relatie met zijn opdrachtgever wil behouden omdat de opdrachtgever ook zoveel non-audit services

(11)

afneemt. De partners die over de non-audit services gaan zouden hierop kunnen aandringen. Een derde reden zou kunnen zijn dat de accountant wordt omgekocht met de afname van non-audit services, of dat de cliënt dreigt geen non-non-audit services meer af te nemen indien de accountant niet meewerkt. Dit vertaalt zich terug in de opbouw van de accountantsrekening.

3.1 Literatuurstromingen

3.1.1 Literatuurbronnen

Voor deze studie naar de invloed van non-audit services op de onafhankelijkheid van de accountant heb ik gezocht naar literatuur bij de volgende bronnen:

• De bibliotheek van het NIVRA • www.ssrn.com

• De elektronische bibliotheek van de Rijksuniversiteit Groningen. De Universiteit heeft een abonnement op een groot aantal wetenschappelijke tijdschriften, waarin artikelen over dit onderwerp gepubliceerd zijn.

Ik heb gezocht naar artikelen, die gepubliceerd zijn na 1995. Ik heb hiervoor gekozen omdat het aanbieden van non-audit services pas in de jaren ’90 een grote vlucht heeft genomen. Antle et al (2002). Alle gevonden artikelen zijn na 2000 gepubliceerd.

3.1.2 Stromingen in de literatuur

Uit de literatuur die ik verzameld heb over de onafhankelijkheid van de accountant en non-audit services bleek dat in geen enkele studie het verband direct onderzocht heeft. Dit valt te verklaren doordat het niet mogelijk is de onafhankelijkheid van accountants te meten.

(12)

Uit de verzamelde literatuur zijn verschillende stromingen in de manier van aanpak te onderscheiden. Sommigen wetenschappers onderzochten het verband tussen

onafhankelijkheid van de accountant en non-audit services door de reacties van aandeelhouders te bestuderen bij openbaringen van de samenstelling van de

accountantsrekening. Andere studies gebruiken interviews van accountants, managers en investeerders. Weer anderen onderzochten het verband tussen non-audit services en een toelichtende paragraaf bij accountantsverklaring. En ten slotte zijn er studies die het gedrag van de accountant aan de hand van modellen verklaren.

Ik heb bij mijn studie gekozen voor de stromingen die het verband onderzochten tussen non-audit services en earnings management in de financiële verslaggeving, restatements over de jaarrekening of een toelichtende paragraaf omtrent onzekerheden over de continuïteit bij de accountantsverklaring voor ondernemingen met financiële problemen.

Ik heb voor earnings management gekozen omdat in deze stroming het meest is gepubliceerd. Ik heb voor de stroming over de toelichtende paragraaf gekozen omdat bij deze stroming de beslissingen van de accountant goed meetbaar zijn. Ik heb voor stroming over restatements gekozen omdat dit een fout van de accountant betreft. Alledrie de stromingen proberen de feitelijke onafhankelijkheid van de accountant te meten. Dit is een verschil met sommige andere stromingen, die doen onderzoek naar de onafhankelijkheid van de accountant in schijn. Een literatuur studie, die ook onderzoek heeft gedaan naar onder andere de feitelijke

onafhankelijkheid is Beattie en Fearnley (2003) in opdracht van het ICAEW. Deze studie bespreekt ook een groot aantal artikelen, die onderzoek hebben gedaan naar earnings management en accountantsverklaringen. De uitkomsten van de verschillende studies lopen uiteen, waardoor er geen conclusie over de invloed van non-audit services op de

onafhankelijkheid van de accountant kan worden getrokken. Er is een verschil tussen hun aanpak en de mijne. Zij vergelijken de conclusies van alle studies over bijvoorbeeld de stroming earnings management met elkaar. Ik doe hetzelfde, maar vergelijk alleen studies, die ook dezelfde weergave van de accountantsrekening in hun onderzoek hebben gebruikt.

3.2 Accountantsverklaringen

3.2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de onafhankelijkheid van de accountants bij de controle van de financiële verslaggeving gemeten aan de hand van accountantsverklaringen die zijn afgelegd over de financiële verslaggeving van bedrijven in financiële moeilijkheden. Deze benadering wordt gevolgd door Sharma en Sidhu (2001), DeFond et al (2002), Geiger en Rama (2003) en Basioudis et al (2006).

De accountant moet bij de controle van de financiële verslaggeving een beslissing nemen of hij bij zijn verklaring een toelichtende paragraaf omtrent de onzekerheid over de continuïteit toevoegt. Dit zal de accountant doen, indien hij verwacht dat de onderneming door haar financiële problemen het komende boekjaar niet in de huidige vorm blijft bestaan.

Voor de belanggroepen van de onderneming is de toelichtende paragraaf van de accountant een belangrijk signaal. Zij zullen bij het nemen van al hun beslissingen deze verklaring zwaar laten meewegen.

Bedrijven die met financiële problemen kampen daarentegen hebben juist belang bij een schone accountantsverklaring. Dit voorkomt extra problemen met de aandeelhouders,

(13)

2001en Weil 2001). Derhalve verwacht men dat de bedrijfsleiding druk zal uitoefenen op de accountant.

Er zijn drie redenen waarom een accountant geen toelichtende paragraaf bij de

accountantsverklaring afgeeft aan een onderneming, die er wel een behoort te krijgen. Ten eerste kan de accountant van oordeel zijn dat de onderneming de huidige problemen kan weerstaan. (Mutchler 1986, Barnes en Huan 1993) Ten tweede zou de accountant afkerig kunnen zijn om een toelichtende paragraaf af te geven omdat daar een zelfvervullende werking vanuit gaat. (Mutchler 1984, Taffler en Tsjeung 1984). Ten derde wil de accountant dit niet doen omdat hij bang is in dat geval de cliënt te verliezen. (Kida 1980, Barnes en Huan 1993). In de studies, die besproken worden, onderzoekt men of er sprake is van het voordoen van de derde mogelijkheid. Dit zou erop duiden dat de accountant niet onafhankelijk is ten opzichte van zijn cliënt.

De hoofdhypothese, die in alle studies wordt getoetst luidt: Is er een verband tussen enerzijds de toelichtende paragraaf omtrent de onzekerheid over de continuïteit bij de verklaring van de accountant over ondernemingen in de financiële problemen en anderzijds de (relatieve) grootte van de rekening voor de non-audit services?

De SEC is bezorgd over een te grote financiële afhankelijkheid van de accountant aan zijn cliënt. Daarom wordt in sommige studies ook onderzocht of er een verband is tussen de toelichtende paragraaf en de rekening voor de audit services of de totale accountantsrekening. Er is in deze studies ervoor gekozen om alleen ondernemingen te selecteren, die voor de eerste keer een toelichtende paragraaf omtrent de continuïteit bij de accountantsverklaring kregen. Hiervoor is gekozen omdat uit eerder onderzoek is gebleken dat de initiële beslissing om een toelichtende paragraaf omtrent de onzekerheid over de continuïteit bij de

accountantsverklaring te voegen voor de accountant het moeilijkst is om te nemen. Indien een onderneming al vaker geen schone accountantsverklaring had ontvangen, dan wordt het voor de accountant makkelijker. (Kida 1980, Mutchler 1984, Geiger et al 1998 en Carcello en Neal 2003).

De auteurs wilden met hun studies het verband tussen de onafhankelijkheid van de

accountants en de omvang van de non-audit services onderzoeken. Onafhankelijkheid van de accountant werd door DeAngelo (1981) en Watts en Zimmerman (1986) gedefinieerd als de competentie om problemen te herkennen en deze vervolgens te rapporteren. Uit eerdere studies is gebleken dat accountants geen problemen hebben met het onderscheiden van de ondernemingen, waarvan de accountantsverklaringen een toelichtende paragraaf omtrent onzekerheid over de continuïteit behoren te krijgen. (Kida 1980, Mutchler 1984 en 1986, Simnett and Trotman 1989, Barnes en Huan 1993, Firth 1997, Craswell 1999 en Lennox 1999). De accountants weten dat een toelichtende paragraaf omtrent de continuïteit voor de belanggroepen van materieel belang is. Dus als ze ten onrechte toch een schone

accountantsverklaring verstrekken, dan duidt dit op een gebrek aan onafhankelijkheid.

De auteurs van deze studies hebben om twee redenen voor een onderzoek naar de toelichtende paragraaf omtrent onzekerheid over de continuïteit voor bedrijven in de financiële

moeilijkheden gekozen om de invloed van non-audit services op de onafhankelijkheid van de accountant vast te stellen. Ten eerste omdat deze verklaring van de accountant voor de betrokken partijen erg belangrijk is. De bedrijfsleiding zal druk uitoefenen op de accountant. Voor de samenleving is het belangrijk dat de accountant op een dergelijk moment zijn rug recht houdt. (Weil 2000, Reynolds en Francis 2001, Coffee 2002, Dietz 2002, NASDAQ 2002 en the SEC 2000). Ten tweede vinden de auteurs de beslissing van de accountant om een

(14)

schone accountantsverklaring af te geven goed meetbaar. Er is geen grijs gebied. De

accountant geeft of wel of geen schone accountantsverklaring af. Het is erg interessant om te onderzoeken of topbestuurders, die veel non-audit services inkopen, vaker hun zin krijgen. 3.2.2 Bespreking van de artikelen

Sharma en Sidhu (2001) onderzochten 49 Australische ondernemingen, die failliet zijn gegaan tussen 1989 en 1996. Op een na had dit faillissement voorspeld kunnen worden door het model van Altman4. Aan 25 van deze ondernemingen hadden de accountants een toelichtende paragraaf omtrent de continuïteit aan de accountantsverklaring toegevoegd. De andere 24 hadden een schone accountantsverklaring gekregen. In dit onderzoek hebben de auteurs gecompenseerd voor factoren, die de accountant zou kunnen laten meewegen om toch een schone accountantsverklaring te geven. In deze studie is het verband onderzocht tussen de ratio van de rekening voor de non-audit services/ de totale accountantsrekening en of er een toelichtende paragraaf was bij de accountantsverklaring .

Uit deze studie is geconcludeerd dat de relatieve grootte van de non-audit services van invloed is geweest op de beslissing van de accountant. Ondernemingen die relatief meer non-audit services inkochten kregen vaker een schone accountantsverklaring. Hieruit concluderen de auteurs dat de accountants zich niet onafhankelijk hadden opgesteld. Zij hebben de mate van non-audit services, die de cliënt bij hun kantoor afneemt, in hun oordeel meegenomen. DeFond et al (2002) gebruikten voor hun onderzoek 944 in de Verenigde Staten gevestigde ondernemingen over het jaar 2000. 86 van deze ondernemingen hadden een toelichtende paragraaf omtrent de continuïteit bij de accountantsverklaring gekregen van de accountant. De andere 858 ondernemingen hadden wel een schone accountantsverklaring gekregen, maar verkeerden ook in financiële moeilijkheden.

De auteurs onderzochten of er een verband was tussen de audit en non-audit services en accountantsverklaringen met een toelichtende paragraaf. De audit en non-audit services zijn weergegeven als 1) de ratio van de non-audit services/ de totale accountantsrekening, 2) de grootte van de rekening voor de audit services en 3) de grootte van de totale

accountantsrekening. Uit de resultaten van deze studie werd geen verband geconstateerd tussen non-audit services en een toelichtende paragraaf bij de accountantsverklaring. Er werd wel een positief verband geconstateerd tussen de toelichtende paragraaf bij de

accountantsverklaring en audit services. Er werd ook een positief verband geconstateerd met de totale accountantsrekening. Dit laatste verband was echter veroorzaakt door de audit services. Hieruit volgt dat accountants kritischer worden naarmate ze een groter audit uitvoeren.

De auteurs hebben hun onderzoek uitgebreid door het verband tussen de toelichtende paragraaf omtrent de continuïteit en het onverklaarde gedeelte van de audit, non-audit en totale accountantsrekening te meten. Hiermee onderzoeken de auteurs of de accountant wordt omgekocht (met overwinsten). Zij stelden aan de hand van methodes, die al in eerder

onderzoek gebruikt zijn (Craswell et al 1995, Firth et al 1997), de waarden vast van 1) de ratio van het onverklaarde gedeelte van de rekening voor non-audit services/ totale

accountantsrekening, 2) het onverklaarde gedeelte van de rekening voor non-audit services, 3) het onverklaarde gedeelte van de rekening voor audit services en 4) het onverklaarde gedeelte van de totale rekening. Uit de resultaten werd geconcludeerd dat er alleen een positief verband bestaat tussen de toelichtende paragraaf omtrent de continuïteit bij de accountantsverklaring en het onverklaarde gedeelte van de audit rekening. Hieruit volgt dat auditors kritischer

4

Het model van Altman voorspeld aan de hand van 5 ratio of een onderneming failliet gaat. Het model gebruikt multivariabele discriminerende analyses.

(15)

worden indien het kantoor relatief veel verdient aan een cliënt. De onafhankelijkheid van de accountant wordt volgens deze studie niet bedreigd door de non-audit services.

Geiger en Rama (2003) bestudeerden 66 Amerikaanse ondernemingen, die in 2001 voor het eerst een toelichtende paragraaf omtrent onzekerheid over de continuïteit bij de

accountantsverklaring hadden gekregen. Vervolgens kozen ze voor alle 66 ondernemingen een soortgelijke onderneming met een schone accountantsverklaring, die ook kampten met financiële problemen. In deze studie is het verband onderzocht tussen een dergelijke toelichtende paragraaf en 1) de rekening voor non-audit services, 2) de rekening voor audit services en 3) de ratio van de rekening voor non-audit services/ de rekening voor audit services.

Voor de verschillende factoren die invloed zouden kunnen hebben op de mening van de accountant is er in deze studie gecompenseerd. Uit deze studie bleek dat een toename van de audit activiteiten de kans vergroot op een toelichtende paragraaf omtrent de continuïteit. Er is geen verband tussen de toelichtende paragraaf bij de accountantsverklaring en non-audit services, of de proportionele grootte van de non-audit services ten opzichte van de audit services. Op basis hiervan concluderen de auteurs dat de non-audit services niet ten koste gaan van de onafhankelijkheid van de accountant.

Basioudis et al (2006) vonden bewijs dat er een positief verband is tussen de grootte van de rekeningen voor non-audit services en het verkrijgen van een schone accountantsverklaring. Ze selecteerden 29 ondernemingen, die in 2003 voor het eerst een toelichtende paragraaf omtrent onzekerheid over de continuïteit bij de accountantsverklaring hadden gekregen. Deze ondernemingen werden gekoppeld met 29 soortgelijke ondernemingen uit 2003, die ook financiële moeilijkheden hadden. Alle ondernemingen zijn gevestigd in Engeland. De auteurs onderzochten het verband tussen de toelichtend e paragraaf en 1) de grootte van de rekening voor de non-audit services en 2) de grootte van de rekening voor de audit services.

De factoren, die invloed hebben op de mening van de accountant, zijn in deze studie

meegenomen. Uit de uitkomsten van deze studie is geconcludeerd dat er een positief verband is tussen de toelichtende paragraaf bij de accountantsverklaring en de audit services en een negatief verband met de non-audit services. Hieruit volgt dat bij een toename van de audit services de accountant conservatiever wordt en bij een toename van de non-audit services de accountant zijn onafhankelijkheid verliest.

3.2.3 Analyse van de artikelen 3.2.3.1 Data, land en periode

Alle vier de studies gebruikten kleine steekproeven. Vooral in Sharma en Sidhu (2001) en Basioudis et al (2006) bestaat de steekproef uit slechts 25 en 29 accountantsverklaringen met een toelichtende paragraaf omtrent onzekerheid over de continuïteit en de controlegroep uit 24 en 29 schone accountantsverklaringen. Dat verzwakt de waarde van de conclusies, die uit de statistische bewerkingen zijn getrokken. De studies DeFond et al (2002) en Geiger en Rama (2003) hebben een grotere steekproef en controlegroep. Bij DeFond et al (2002) bestaat de steekgroep uit 86 ondernemingen en de controlegroep uit 858 ondernemingen. Bij Geiger en Rama (2003) bestaan beide uit 66 ondernemingen.

DeFond et al (2002) en Geiger en Rama (2003) gebruiken in de Verenigde Staten gevestigde ondernemingen voor hun studie. Net als bijna alle andere studies, die dat ook doen, hebben ze het jaar 2000 gekozen voor hun onderzoek. Het jaar 2000 was wel een jaar dat het minder goed ging met de economie. Voor toekomstig onderzoek zou het goed zijn als ook andere jaren worden belicht.

(16)

Geiger en Rama (2003) en Basioudis et al (2006) hebben ondernemingen geselecteerd, die relatief kleine klanten van de accountantskantoren waren. Hierdoor zouden de accountants minder snel afhankelijk zijn. Dit komt omdat zij begonnen met het zoeken van

ondernemingen, die geen schone accountantsverklaring hadden gekregen en daarbij een vergelijkend bedrijf hebben gezocht. Al deze ondernemingen zijn niet zo groot. Volgens hun studies en volgens McKeown et al (1991) en Mutchler et al (1997) krijgen grotere

ondernemingen sneller een schone accountantsverklaring. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat accountants eerder afhankelijk zijn van een grotere klant. Een andere reden zou kunnen zijn dat een grotere onderneming meer kans heeft om te overleven. De studie van Reynolds en Francis (2001) bestrijdt dat grotere ondernemingen makkelijker een schone

accountantsverklaring krijgen. 3.2.3.2 Uitkomsten

DeFond et al (2002), Geiger en Rama (2003) en Basioudis et al (2006) deden onderzoek naar de invloed van de grootte van de rekening voor de audit services op de beslissing van de accountant. Volgens de Cliënt Importance Theory zou de accountant inschikkelijker zijn ten opzichte van cliënten, die meer services afnemen. Dit zou komen doordat de hogere

rekeningen de economische afhankelijkheid en verbondenheid vergroten.

In alle drie de studies wordt echter geconcludeerd dat hoe hoger de rekeningen voor de audit services waren, hoe minder vaak de ondernemingen een schone accountantsverklaring hadden gekregen. Uit eerdere studies kwam naar voren dat dit waarschijnlijk komt doordat de

accountant gemiddeld meer werk moet verrichten bij een onderneming, die voor een accountantsverklaring met een toelichtende paragraaf in aanmerking komt. (Simunic 1980; Palmrose 1986; Francis en Simon 1987; Barkess en Simnett 1994; Bell et al 2001).

Sharma en Sidhu (2001) en Basioudis et al (2006) concluderen dat er een negatief verband is tussen accountantsverklaringen met een toelichtende paragraaf omtrent onzekerheid over de continuïteit en non-audit services. Hieruit volgt dat de onafhankelijkheid van de accountant bedreigd wordt doordat accountantskantoren ook non-audit services aan hun controlecliënten leveren. DeFond et al (2002) en Geiger en Rama (2003) hebben andere bevindingen. Zij concluderen dat er geen verband is. Hieruit volgt dat non-audit services geen bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van de accountant.

3.2.3.3 Verklaringen voor de verschillen

DeFond et al (2002) en Geiger en Rama (2003), die voor hun studies in de Verenigde Staten gevestigde ondernemingen gebruikt hebben, concluderen dat non-audit services geen invloed hebben op de onafhankelijkheid van de accountant. Sharma en Sidhu (2001) en Basioudis et al (2006), die voor hun studies ondernemingen uit Engeland en Australië hebben geselecteerd, concluderen dat de onafhankelijkheid van de accountant wordt bedreigd door non-audit services. Een verklaring voor dit onderscheid zou kunnen zijn dat bij accountants in

verschillende landen een verschillende cultuur heerst. In de USA lopen accountants een groter risico om aangeklaagd te worden (Boritz en Zhang (1997) en Ball et al (2000)) en is

misschien is de reputatieschade bij schandalen ook groter, omdat de opinie in de USA toongevend is voor de rest van de wereld.

Dit komt goed naar voren bij de studies Geiger en Rama (2003) en Basioudis, Geiger en Papanastasiou (2006). Marhall A. Geiger is bij beide studies één van de auteurs. Beide studies zijn in opzet precies gelijk aan elkaar en bij beide zijn dezelfde factoren in het model

(17)

Een accountant neemt bij zijn beslissing om een accountantsverklaring met toelichting af te geven een heleboel factoren mee. Deze factoren zijn bij iedere studie verschillend en zijn gekozen omdat uit eerdere studies is gebleken dat ze invloed hebben op de beslissing van een accountant om een accountantsverklaring met toelichting af te geven. In iedere studie geven de variabelen ongeveer de mate van de financiële problemen, de kenmerken van de

onderneming en de reputatie van het accountantskantoor weer. Belangrijke zijn: de mate van financiële stress, de grootte van de onderneming, of het accountantskantoor bij de Big 5 hoort, de tijdsduur van de controle en plannen voor herfinanciering of bedrijfsreorganisaties.

(Ohlson 1980, McKinley 1985, Mutchler 1986, 1997, McKeown 1991, Barnes en Huan 1993, Hopwood et al 1994, Reynolds en Francis 2000). Een verklaring voor de verschillende conclusies over de invloed van non-audit services op de onafhankelijkheid van de accountant zou kunnen zijn dat iedere studie andere factoren heeft geselecteerd.

Bij de vier verschillende studies komen naast de conclusie over de invloed van de

accountantsrekeningen niet dezelfde factoren naar voren als verklaring voor de beslissing van de accountant om toch een accountantsverklaring met toelichtende paragraaf te geven aan een onderneming in de financiële problemen. Terwijl de methodes in de studies redelijk

overeenkomen.

Bijvoorbeeld de vrijwel identieke studies van Geiger en Rama (2003) en Basioudis et al (2006) Uit het eerste onderzoek volgde dat de grootte van de onderneming, het niet voldoen aan verplichtingen, participeren in kosten reductieprogramma’s en de omvang van de audit services de beslissing van de accountant bepaalden. In de tweede studie waren dat de grootte van de onderneming, de kans op faillissement volgens het model van Hopwood (1994), de verslaggevingtermijn, de audit services en de omvang van de non-audit services. Dit duidt erop dat de steekproeven van de vier studies verschillende eigenschappen hebben.

Een andere verklaring voor de uiteenlopende conclusies zou kunnen zijn dat er voor iedere studie een ander soort ondernemingen wordt geselecteerd. De geselecteerde ondernemingen door Sharma en Sidhu (2001) en Basioudis et al (2006) zijn vele malen kleiner dan de

geselecteerde ondernemingen uit DeFond et al (2002) en Geiger en Rama (2003). Ook valt op dat de ondernemingen uit Basioudis et al (2006) veel minder in de financiële problemen zitten als de ondernemingen uit Geiger en Rama (2003). Terwijl beiden door Geiger op gelijke manier gewaardeerd zijn.

3.2.3.4 Kritische noten

In alle vier de studies wordt aangenomen dat accountants goed in staat zijn om de continuïteit van ondernemingen, die financiële problemen hebben, te beoordelen. Deze aanname is de fundering van alle vier de studies. Ondanks dat deze fundering ondersteund wordt door eerder verschenen literatuur (Kida 1980, Mutchler 1984 en 1986, Simnett and Trotman 1989, Barnes en Huan 1993, Firth 1997, Craswell 1999 en Lennox 1999) heb ik moeite met het accepteren van deze aanname.

Uit het artikel van Sharma en Sidhu (2001) bleek dat 24 van de 49 ondernemingen een schone accountantsverklaring gekregen een paar maanden voor het faillissement. Dat is ongeveer 50%. Dit is consistent met de studies van Koh en Killough (1990), Koh (1991), McKeown et al (1991) en Green (1995).

Indien accountants dit opzettelijk zouden doen, dan is dit een erg hoog percentage van materiële fouten, die op korte termijn uitkomen. Ik verwacht niet dat accountantskantoren zich dat permitteren.

Bovendien komt het ook voor dat accountantskantoren geen schone accountantsverklaringen gaven aan ondernemingen, die toch levensvatbaar bleken. Waarom zou de accountant dat doen, behalve indien hij dacht dat de onderneming failliet zou gaan. Zijn beslissing heeft

(18)

immers vervelende gevolgen voor de onderneming (Loudder et al 1992, Geiger et al 1998, Blay en Geiger 2001en Weil 2001) en de kans is groot de accountant zijn cliënt verliest. (Kida 1980, Mutchler 1984).

Een andere belangrijke aanname die alle vier de studies doen is: De accountant is niet

onafhankelijk, indien de omvang van de non-audit services invloed heeft op het geven van een schone accountantsverklaring aan een controlecliënt. De accountant is dan financieel te afhankelijk van zijn cliënt, of het kantoor moet na al die non-audit services die ze bij de cliënt hebben uitgevoerd wel positief zijn over de toekomst. Ze hebben immers zelf de oplossingen voor de problemen aangedragen.

Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat een accountantskantoor ten onrechte een schone verklaring afgeeft omdat het financieel afhankelijk is van een cliënt, die financiële problemen heeft. De kans is op een faillissement van de cliënt is immers erg groot. Bij DeFond et al (2002) is volgens het model van Ohlson5 (1980) de kans op faillissement 84% voor een onderneming, die een schone verklaring had gekregen en 99% voor de groep, een accountantsverklaring met toelichtende paragraaf had gekregen. Bij Geiger en Rama (2003) was de kans op een

faillissement volgens het model van Hopwood6 et al (1994) 70%. Bij Basioudis et al (2006) was de kans volgens hetzelfde model van Hopwood 45%. De te verwachte toekomstige inkomsten zijn bij deze ondernemingen erg klein. (Client Importance Theory). De accountants lopen bovendien het risico om aangeklaagd te worden of reputatieschade te leiden door hun foutieve verklaring. (Arraňuda 1999, Antle et al 1997).

3.2.4 Conclusie

De conclusies van de vier besproken studies zijn verdeeld. Er zijn wel verschillen in grootte en nationaliteit van de ondernemingen uit de steekproef tussen de studies die wel een verband constateerden tussen de non-audit services en de onafhankelijkheid van de accountant en de studies die dat niet deden. Toch is deze steekproef van vier artikelen te klein om daaruit te concluderen dat de situatie verschillend is per land of per grootte van de onderneming. De andere verklaring voor de verschillende uitkomsten zou kunnen zijn de iedere auteur andere variabelen in zijn studie heeft meegenomen om te compenseren voor de andere factoren, die invloed hebben op de beslissing van de accountant om een accountantsverklaring met toelichtende paragraaf omtrent onzekerheid over de continuïteit te geven. In iedere studie geven deze variabelen echter ongeveer hetzelfde weer. Daarom is dit geen goede verklaring voor de verschillende uitkomsten. De afsluitende conclusie van dit hoofdstuk is dat de literatuur verdeeld is over de invloed van non-audit services op de beslissing van de accountant. Daarom kan niet gesteld worden dat de onafhankelijkheid van de accountant, gemeten aan de hand van de verklaring omtrent de continuïteit van een onderneming met financiële problemen, wel of niet bedreigd wordt door non-audit services.

5

Het model van Ohlson voorspelt aan de hand van de financiële ratio het faillissement van een onderneming. Hierbij maakt het model gebruik van loggistische regressie.

6

(19)

3.3 Restatements

3.3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden vier studies besproken, die het verband tussen non-audit services en de onafhankelijkheid van de accountant aan de hand van restatements onderzoeken. Dit zijn de studies Raghunandan et al (2003), Kinney et al (2003), Agrawal en Chadha (2004) en Ferguson et al (2004). In een restatement openbaart een onderneming onjuistheden in financiële verslaggeving van een vorige periode.

Wanneer een onderneming zich gedwongen ziet om een serieuze restatement te plaatsen dan is dit een ernstige zaak. De belanggroepen van de onderneming zijn behoorlijk geschaad, doordat materiele informatie onjuist bleek te zijn. Een restatement kan een aanleiding voor de SEC zijn voor een onderzoek, dat kan leiden tot het vervangen van topbestuurders en heeft vaak een fikse afstraffing door de investeerders tot gevolg. (Palmrose et al 2004).

Een restatement duidt op een op een grote fout in de controle van de financiële verslaggeving. Dit kan zijn veroorzaakt door een onopzettelijke onachtzaamheid van de onderneming en de accountant. Restatements zouden ook het gevolg kunnen zijn van bewuste manipulatie van de cliënt. De accountant zou fouten moeten opmerken en manipulaties niet mogen toestaan. Ondernemingen, die restatements plaatsen waren vaak al in de problemen. Bij de studie van Kinney et al (2003) is 18% van de restating ondernemingen uiteindelijk failliet gegaan of van de beurs afgehaald.

De artikelen onderzoeken de hypothese: Is er een verband tussen ondernemingen, die een restatement hebben gemaakt en de grootte en samenstelling van de rekeningen van non-audit services, die ze bij het kantoor van hun controlerende accountant afnamen.

De SEC beschouwt restatements als het falen van de controle van de financiële verslaggeving door de accountant. (Turner 1999). Aangenomen wordt dat indien er een positief verband bestaat, de non-audit services de oorzaak zijn van de restatements. Deze services zijn ten koste gegaan van de onafhankelijkheid van de accountant. De accountant heeft toegegeven aan de bedrijfsleiding, die de cijfers naar haar hand wilde zetten.

Het beoordelen van de beloningen voor de non-audit services van een onderneming aan een accountantskantoor in de context van restatements is een zeer directe manier om het verband tussen de onafhankelijkheid van de controlerende accountant en non-audit services te

(20)

Indien er dan een positief verband is met de verstrekking van non-audit services aan de controlecliënt en restatements, dan worden de theorieën over belangenverstrengeling en zelftoetsing ondersteund.

3.3.2 Artikelen

Raghunandan et al (2003) vinden geen bewijs dat de onafhankelijkheid van de accountant wordt aangetast, indien zijn kantoor ook non-audit services aan de controlecliënt levert. Voor hun onderzoek hebben ze 110 ondernemingen geselecteerd, die over hun verslaggeving uit de jaren 2000 en 2001een restatement hebben moeten plaatsen. De controlegroep bestond 3,481 kleinere ondernemingen, die geen restatement hebben hoeven maken. Alle ondernemingen waren gevestigd in de Verenigde Staten en hadden non-audit services bij hun controlerend accountantskantoor afgenomen.

In dit onderzoek zijn de waarden berekend van de onverklaarde component van: 1) de non-audit services in de ratio van de rekening voor non-non-audit services en de totale

accountantsrekening, 2) de rekening voor non-audit services en 3) de totale

accountantsrekening. Er zijn geen significant verschillen tussen de uitkomsten van de restatement steekproef en de controlegroep. Er wordt geconcludeerd dat er geen verband is tussen restatements en de onverklaarde component van de rekeningen voor non-audit services. Daarom is er geen sprake van dat accountants worden omgekocht met onverklaarde

inkomsten uit non-audit services.

In aanvullend onderzoek zijn de bovenstaande berekeningen en vergelijkingen nog een keer uitgevoerd, maar met drie aangepaste samenstellingen van de restatement en controle steekproef. Bij de eerste steekproef zijn alle ondernemingen uit de financiële sector weggelaten. De tweede en derde samenstelling kunnen samengenomen worden. 84 ondernemingen uit de restatement steekproef werden gekoppeld met een soortgelijke onderneming. De uitkomsten zijn gelijk aan die van de eerste steekproef. Er zijn geen significante verschillen tussen de uitkomsten van de restatement steekproef en de controlegroep.

Kinney et al (2003) hebben in hun onderzoek de diensten van accountantskantoren in 6 groepen in gedeeld: audit services, audit gerelateerde services, belasting services, het

ontwikkelen en implementeren van financiële informatiesystemen, internal audit services, niet gespecificeerde non-audit services.

In hun steekproef hebben ze 432 restatements opgenomen, die gemaakt zijn tussen 1 januari 1995 en 31 december 2000. Sommige restatements zijn door dezelfde onderneming

ingediend, maar slaan op verschillende boekjaren. De controlegroep bestaat uit 512 ondernemingen. De informatie over de accountantsrekeningen is vrijgegeven door de

accountantskantoren. Uit beide groepen is de tweede steekproef gevormd van 187 koppels van soortgelijke ondernemingen. Alle ondernemingen waren in de Verenigde Staten gevestigd. In dit onderzoek is het verband gemeten tussen de grootte van de rekeningen voor de 6

bovenstaande diensten en restatements. Er zijn een aantal additionele onderzoeken gedaan. Bij de ondernemingen is er onderscheid gemaakt tussen ondernemingen met een hoger en lager balanstotaal van $200 miljoen. De restatements, die een relatief grotere misstatement bekend maakte zijn ook apart onderzocht. Het verband tussen accountantsrekeningen boven de $1 miljoen en restatements is gemeten. Ook de invloed van acquisities op restatements is meegenomen.

De conclusie is dat er bijna geen verbanden zijn tussen non-audit services en de onafhankelijkheid van de accountant. De non-audit services waarbij er een verband is gemeten met restatements of die nu verboden zijn komen weinig voor.

(21)

Uit deze verschillende resultaten kwam naar voren dat er geen verband is tussen restatements en de combinatie van audit en de tegenwoordig in de Verenigde Staten verboden internal audit services en het ontwikkelen en implementeren van financiële informatiesystemen. Indien de invloed van acquisities wordt meegenomen dan is er ook geen verband tussen audit gerelateerde services en het moeten doen van een restatement. Er is wel een positief verband tussen restatements en audit services bij ondernemingen met een balanstotaal onder de $200 miljoen. Ook is er een positief verband met niet gespecificeerde non-audit services bij de ondernemingen met een balanstotaal boven de $200 miljoen. Een gedeelte van deze non-audit services mag in de Verenigde Staten niet meer aan de controlecliënt geleverd worden. Er is een negatief verband tussen restatements en belasting services.

Agrawal en Chadha (2004) hebben onderzocht welke kenmerken ondernemingen hebben die een restatement hebben moeten maken. Voor hun onderzoek selecteerden ze 159

Amerikaanse ondernemingen, die over de verslaggeving uit de jaren 2000 en 2001 een restatement hebben afgegeven. Het betroffen allemaal restatements, die invloed hadden op de inkomsten van de onderneming. Daarnaast vormden de auteurs een controlegroep door bij iedere geselecteerde onderneming een soortgelijke onderneming te zoeken, die geen restatement in die periode heeft gemaakt.

In deze studie is onderzocht of er een verband is tussen restatements en 1) de ratio van de non-audit services/ de totale accountantsrekening, 2) de audit rekening/ omzet, 3) de totale accountantsrekening/ omzet en 4) non-audit services groter dan $1 miljoen.

De mate van non-audit services, die het kantoor van de controlerende accountant aan de cliënt geleverd had, heeft geen invloed op de restatements. Ook de andere accountantsrekeningen hebben geen invloed. Naar voren kwam dat er een verband is tussen twee factoren en

restatements. Allereerst de aanwezigheid van onafhankelijke financiële expertise in de interne audit commissie en in de directie. Ten tweede of een onderneming geleid wordt door de oprichter van de onderneming of een familielid daarvan.

In Ferguson et al (2004) wordt bewijs gevonden dat er Non-audit services een bedreiging zijn voor de onafhankelijkheid van de accountant. In deze studie onderzoeken de auteurs 610 in Engeland gevestigde ondernemingen. 123 van deze ondernemingen heeft een restatement over haar financiële verslaggeving moeten maken in de periode 1996 tot en met 1998. 79

restatements betroffen de inkomsten van de onderneming en 44 betroffen de balans. Deze bedroegen gemiddeld ₤19 miljoen en ₤10,5 miljoen. De controlegroep bestaat uit 487 ondernemingen.

Er is een verband geconstateerd tussen restatements en drie weergaven van non-audit services. De eerste weergave is de ratio van de rekening voor de non-audit services/ de totale

accountantsrekening. De tweede is de grootte van de rekening voor non-audit services. De derde is de ranking van de inkomsten voor non-audit services van een cliënt ten opzichte van de andere inkomsten uit non-audit services voor een lokaal accountantskantoor.

3.3.3 Analyse van de artikelen

3.3.3.1 Aantal ondernemingen, land en periode

Met uitzondering van Ferguson et al (2004) maken de studies gebruik van Amerikaanse ondernemingen. Alle studies gebruiken relatief recente data. De studies van Raghunandan et al (2003) en Agrawal en Chadha (2004) gaan allebei over restatements uit de jaren 2000 en 2001. Kinney et al (2003) en Ferguson et al (2004) gebruiken periodes in de jaren ’90. De studie van Kinney et al (2003) is aanzienlijk groter dan de andere studies. De studie beslaat meer jaren dan de andere studies en heeft een steekprof met 432 restatements. De andere studies hebben 110, 159 en 123 restatements in hun steekproef.

(22)

Er zijn grote verschillen in de omvang van de ondernemingen tussen de verschillende studies. In Kinney et al (2003) en Ferguson et al (2004) bestaan de steekproeven uit relatief kleinere ondernemingen, waarvan de gemiddelde accountantsrekening onder de miljoen dollar blijft. De ondernemingen, die in Raghunandan et al(2003) zijn onderzocht ontvangen gemiddeld een accountantsrekening van $4,5 miljoen. Bij Agrawal en Chadha (2004) zijn de allergrootste ondernemingen meegenomen. De gemiddelde accountants rekening is ongeveer $70 miljoen.

3.3.3.2 Vorm van onderzoek

Raghunandan et al (2003), Kinney et al (2003), Agrawal en Chadha (2004) hebben de invloed van non-audit services op de onafhankelijkheid van de accountant onderzocht door middel van een matched pair onderzoeksopzet. Raghunandan et al (2003) heeft daarnaast net als Ferguson et al (2004) een onderzoeksopzet met een steekproef bestaand uit

ondernemingen, die een restatement deden en een veel grotere controlegroep.

In de studie van Ferguson et al (2004) verschillen de ondernemingen uit de steekproef in grootte. In deze studie is de laagste rekening voor de audit ₤8000, de gemiddelde rekening ₤438,000, de mediaan ₤100,000 en de hoogste ₤83 miljoen. In de studie van Raghunandan et al (2003) zijn de ondernemingen uit de steekproef veel groter dan de ondernemingen uit de controlegroep. Uit eerder onderzoek is gebleken dat er een verband is tussen de grootte van een onderneming en de rekening voor non-audit services. (Firth 1997). Hiervoor en voor andere factoren die invloed hebben op de rekening voor non-audit services is in beide onderzoeken gecompenseerd.

3.3.3.3 Uitkomsten

In de studies Kinney et al (2003), en Ferguson et al (2004) is het verband onderzocht tussen de ratio van de rekening voor non-audit services/ totale accountantsrekening en restatements. De verhouding tussen de opbrengsten uit audit en non-audit services is belangrijk voor de onafhankelijkheid van de accountant. (SEC 2000). Deze ratio zegt niet direct iets over het economische belang van de cliënt voor de accountant. Bij de studie Kinney et al (2003) is er geen verband geconstateerd. Bij Ferguson et al (2003) is er wel een positief verband

geconstateerd. Doordat de uitkomsten niet homogeen zijn kan er geen eenduidige conclusie getrokken worden.

Volgens The Client Importance Theory staat de accountant zijn cliënt meer toe, naarmate de cliënt meer betaald. De studies van Agrawal en Chadha (2004) en Ferguson et al (2004) vonden verschillende uitkomsten in hun onderzoek naar het verband tussen de grootte van de rekening voor non-audit services en restatements. Volgens Agrawal en Chadha (2004) is er geen verband. Ferguson et al (2004) heeft een positief verband geconstateerd. Doordat de uikomsten verschillend zijn kan er geen eenduidige conclusie worden getrokken.

Raghunandan et al (2003), Kinney et al (2003), Agrawal en Chadha (2004) en Ferguson et al (2004) gebruiken ieder hun eigen weergaven van de audit non-audit services. De Amerikaanse studies Raghunandan et al (2003), Kinney et al (2003), Agrawal en Chadha (2004) vinden geen verbanden tussen non-audit services en restatements. Zij concluderen dat non-audit services geen bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van de accountant.

De studie van Ferguson et al (2004) is de enige, die een verband constateert tussen de inkomsten uit non-audit services bij controlecliënten en restatements. Dit zou kunnen komen doordat Engelse accountants zich minder onafhankelijk opstellen dan hun Amerikaanse collega’s. Zij lopen bij een wanprestatie minder risico aansprakelijk gehouden te worden voor de geleden schade. (Boritz en Zhang (1997) en Ball et al (2000)).

(23)

3.3.3.4 Kritische noten

De vier studies maken geen onderscheid over hoe de restatements tot stand zijn gekomen. Zij vermelden niet of de onderneming onder druk van accountant de onjuistheid uit de vorige jaarrekening naar buiten heeft gebracht, of dat buitenstaanders aan de bel hebben getrokken. De rol van de accountant zou veel zeggen over de onafhankelijkheid van de accountant. Indien hij zou aansturen op een restatement, dan heeft hij in ieder geval niet meegewerkt aan het plaatsen van onjuistheden in de jaarrekening.

Een reden waarvoor de auteurs hierover niets in hun studies hebben vermeld zou kunnen zijn dat ze de definitie van DeAngelo hanteren voor onafhankelijkheid. Volgens DeAngelo (1981) behoort een onafhankelijke accountant de competentie te hebben om een materiële fout te ontdekken en indien noodzakelijk te rapporteren in de jaarrekening. Dus bij een restatement kan de accountant niet onafhankelijk zijn geweest. (Deze conclusie is te kort door de bocht omdat het controleren van jaarrekeningen mensenwerk is. Een onafhankelijke accountant kan natuurlijk een keer een fout maken.)

3.3.4 Conclusie

De studies over in de Verenigde Staten gevestigde ondernemingen concluderen dat de non-audit services niet ten koste gaan van de onafhankelijkheid van de accountant. De studie van Kinney et al (2003) doet onderzoek naar de invloed van individuele non-audit services. Toekomstig onderzoek op dit vlak zou voor wetgevers van grote waarde kunnen zijn.

De studie van Ferguson et al (2004), die in het Verenigd koninkrijk gevestigde

ondernemingen bestudeerd heeft, kwam tot de conclusie dat de onafhankelijkheid van de accountant bedreigd wordt door non-audit services. Misschien dat onafhankelijkheid van de accountants tussen beide landen verschilt. Verder onderzoek zou het antwoord hierop kunnen geven. Indien we de vier studies samen nemen, dan zijn de uitkomsten te verdeeld om een oordeel te vellen over de invloed van non-audit services op de onafhankelijkheid van de accountant.

(24)

3.4 Earnings Management

3.4.1 Inleiding

Ieder jaar brengt het management van een onderneming een financieel verslag uit over de prestaties van de onderneming. Het management heeft prikkels om de verslaggeving over de prestaties te sturen in het voordeel van de onderneming en henzelf. De belanggroepen zullen de onderneming en het management namelijk af rekenen op deze prestaties. De accountant moet toezien dat het management de cijfers niet manipuleert, zodat de belanggroepen de juiste informatie krijgen.

Dit hoofdstuk bespreekt de volgende studies Antle et al (2002), Callaway Dee et al (2002), Frankel et al (2002), Ashbaugh et al (2003), Chung en Kallapur (2003), Larcker en

Richardson (2003), Ferguson et al (2004), Hoitash et al (2005)

In deze studies zijn ondernemingen onderzocht, waarvan audit en non-audit services door hetzelfde accountantskantoor werden geleverd. Aangetoond moest worden of er een positief verband zou bestaan tussen de rekeningen voor non-audit services en mate waarin earnings management heeft plaats gevonden.

Volgens DeAngelo (1981) is de onafhankelijkheid van een accountant de kans dat de accountant een door hem ontdekte onjuistheid in de jaarrekening rapporteert. Aangenomen wordt dat de kans op ontdekking van een onjuistheid niet verkleind wordt door de rekeningen voor non-audit services. Hieruit volgt dat de non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant negatief beïnvloeden, indien er een positief verband is tussen de rekeningen voor non-audit services en earnings management in de financiële verslaggeving.

De SEC is van mening dat de non-audit services ten koste gaat van de onafhankelijkheid van de accountant. Dit gaat weer ten koste van de kwaliteit van de controle, wat weer de kwaliteit van de verslaggeving over de inkomsten naar beneden haalt. Het naar beneden halen van de verslaggeving van de inkomsten gebeurt door het sturen van cijfer door het management. De lagere kwaliteit van de inkomsten kan worden weergegeven door de mate van earnings management. De mate van onafhankelijkheid en het niveau van de controle zijn voor de buitenwereld slecht te beoordelen. Hierdoor moet de onafhankelijkheid van de accountant gemeten worden door een verband te leggen tussen non-audit en earnings management.

(25)

Callaway Dee et al (2002)

De SEC vindt dat ondernemingen accounting accruals gebruiken voor earnings management. (Levitt 1998, SEC 2001). In de verschillende studies uit dit hoofdstuk wordt earnings

management op verschillende manieren weergegeven. De meeste studies meten de discretionary accruals . De abnormal accruals worden ook vaak gebruikt. Het behalen van benchmarks7 door ondernemingen komt vaak door earnings management volgens Burgstahler en Dichev (1997). Daarom hebben Frankel et al (2002) en Ashbaugh et al (2003) onderzocht of er een verband is met de non-audit services.

3.4.2 Artikelen

Antle et al 2002 vinden geen bewijs dat de onafhankelijkheid van de accountant ingeperkt wordt door de non-audit services, die aan de controlecliënt worden geleverd. Zij hebben in hun studie het verband onderzocht tussen de mate van abnormal accruals en de grootte van de audit en non-audit rekeningen.

Voor hun onderzoek hebben zij 2443 jaarrekeningen van Engelse ondernemingen gebruikt uit de periode 1994 tot en met 2000. Ook hebben ze 1430 jaarrekeningen uit 2000 van

Amerikaanse ondernemingen onderzocht.

Uit hun onderzoek kwam naar voren dat er een negatief verband is tussen de grootte van de rekeningen voor non-audit services en abnormal accruals. Dit komt volgens de auteurs doordat de debiteuren en voorraad van ondernemingen, die meer non-audit services afnemen, lager is dan bij andere ondernemingen. Non-audit services leiden dus niet tot een lagere kwaliteit van de jaarrekening, maar tot een hogere efficiëntie van de bedrijfsprocessen. Uit hun onderzoek kwam wel een positief verband naar voren tussen de grootte van de audit rekening en abnormal accruals. De auteurs denken dat de controlerende accountants meer abnormal accruals hebben toegestaan in ruil voor extra inkomsten uit de audit diensten. Callaway Dee et al 2002 onderzoeken in hun studie de discretionary en total accruals. Zij maken geen gebruik van de absolute waarde van de discretionary accruals, omdat het vooral gaat om de inkomsten verhogende accruals. (POB 2000) Volgens Becker et al (1998) focussen accountants zich bij de controle van de jaarrekening op de inkomsten verhogende accruals, omdat het management voornamelijk prikkels kent om die te gebruiken. (Healy en Wahlen 1999).

Voor dit onderzoek hebben de auteurs 203 ondernemingen gebruikt, die in 2000 genoteerd stonden op de S&P 500. Zij hebben onderzocht of er een verband is tussen de ratio van de rekening voor de non-audit services en de totale accountantsrekening en 1) de discretionary accruals en 2) total accruals. Beide verbanden werden gevonden. Hieruit concludeerden de auteurs dat de verhouding van de non-audit services in negatief verband staat met de onafhankelijkheid van de accountant.

In Frankel et al (2002) is er onderzoek gedaan naar het sturen van de verslaggevingcijfers door managers. Daar kwam uit dat audit en non-audit services een tegengestelde invloed op de onafhankelijkheid van de controlerende accountant hebben. Er is een positief verband tussen non-audit services en het sturen van de cijfers en een negatief verband met audit services. De compositie van de accountantsrekening is daarom het belangrijkst. In deze studie

7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarom is de relatie tussen non-audit fees en earnings management onderzocht en worden de resultaten gebruikt om conclusies te trekken over de relatie tussen non-audit

b = alleen gegevens verkorte ROE-vergelijking beschikbaar c = gebroken boekjaar. d = beursnotering in

4p 11 Bereken of de accountant reden heeft om aan te nemen dat de cijfers van de dagomzetten door de ondernemer zijn verzonnen.. De accountant controleert ook de kosten die door

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

Alle vier de rollen zijn prominent aanwezig: de directie als sponsor door zich in woord en daad te committe- ren aan de afgesproken milieudoelen; de milieucoör- dinator

Indien de basisgegevens door de cliënt worden geleverd en het werk van de accountant blijft beperkt tot verwerking en oplevering van staten en rapporten, zal

Ten slotte moet nog worden stilgestaan bij de complicaties, die zich kunnen voordoen, indien een fusie wordt overwogen door twee (of meer) ondernemingen, bij welke

Een morele beoordeling van het handelen dat plaats vindt binnen maatschappelijke systemen, en dan hebben we het over de grote maatschappelijke vraagstukken, is voor de gangbare