• No results found

Systematische analyse van tekst en beeld in EHBO-instructies

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Systematische analyse van tekst en beeld in EHBO-instructies"

Copied!
113
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Systematische analyse van tekst en beeld in EHBO-instructies

Een Corpusanalyse naar de 26e en 27e druk van het Oranje Kruis boekje

Masterscriptie Ellen Falke

Eerste begeleider: dr. Ielka van der Sluis S 3040593

Tweede begeleider: Prof. dr. Gisela Redeker e.y.falke@student.rug.nl Communicatie- en Informatiewetenschappen

Communicatiekunde Rijksuniversiteit Groningen Groningen, 7 september 2018

(2)

Voorwoord

In het kader van mijn master Communicatiekunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, heb ik in de periode februari tot en met augustus 2018 deze scriptie geschreven over de verschillen tussen de 26e en 27e druk van het Oranje Kruis boekje.

Er bestaan in de literatuur weinig richtlijnen voor het schrijven van EHBO-instructies.

Tekstontwerpers volgen daarom veelal hun intuïtie. In deze scriptie wordt op basis van bestaand wetenschappelijk onderzoek geanalyseerd of 27e druk is verbeterd ten opzichte van de 26e druk. Om dit te kunnen analyseren, is allereerst het PAT Annotatieschema geoptimaliseerd. Dit schema is niet alleen bruikbaar voor mijn scriptie, maar ook voor andere onderzoeken naar EHBO-instructies. Ik hoop hiermee mijn bijdrage te kunnen leveren aan de ontwikkeling van algemene richtlijnen voor het ontwerp van dergelijke instructies.

Ik bedank graag mijn begeleiders dr. Ielka van der Sluis en prof. dr. Gisela Redeker voor hun begeleiding, kritische blik en de tijd die ze namen voor de brainstormsessies om dit onderzoek in goede banen te leiden.

Ik wens u veel leesplezier toe.

Ellen Falke

Groningen, september 2018

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord 2

Abstract 4

1. Introductie 5

2. Theoretisch kader 7

2.1. Multimodale instructies 7

2.2. Tekstelementen 7

2.3. Beeldelementen 8

2.4. Elementen in tekst-beeldrelaties 9

3. Methode 11

3.1. Het corpus 11

3.2. Procedure onderzoek 12

3.3. Vooronderzoek 13

3.3.1. Foutenanalyse 13

3.3.2. De Paneldiscussies 14

3.3.3. Teamoverleg probleemgevallen 17

3.4. Vernieuwd PAT Annotatieschema 18

3.4.1. Tekstannotatie 18

3.4.2. Beeldannotatie 23

3.4.3. Annotatie Tekst-beeldrelaties 29

3.5. Dataverwerking 29

4. Resultaten 30

4.1. Tekstanalyse 30

4.2. Beeldanalyse 32

4.3. Analyse Tekst-beeldrelaties 34

5. Conclusie en Discussie 36

5.1. Tekstelementen 36

5.2. Beeldelementen 36

5.3. Relaties tussen tekst- en beeldelementen 37

5.4. Discussie 37

5.4.1. Tekstelementen 37

5.4.2. Beeldelementen 38

5.4.3. Relaties tussen tekst- en beeldelementen 38

5.5. Betrouwbaarheid en validiteit 38

5.6. Tot slot 39

Literatuur 40

Bijlagen 44

Bijlage A – Het corpus 44

Bijlage B – Annotatieschema Buisman (2018) 91

Bijlage C – Probleemgevallen Foutenanalyse vooronderzoek 99

Bijlage D – Definitief annotatieschema 103

(4)

Abstract

In dit onderzoek is geanalyseerd hoe de multimodale instructies uit de 27e druk (2016) van het Oranje Kruis boekje verschillen van de 26e druk (2013). Deze instructies worden geanalyseerd aan de hand van het PAT Annotatieschema. Middels een vooronderzoek is allereerst een geoptimaliseerde versie van het schema gemaakt. Belangrijke veranderingen aan het schema zijn dat Manner en Purpose (onder de hoofdcategorie Control Information) zijn toegevoegd en Motivation is verwijderd. Manner geeft de manier aan waarop een handeling uitgevoerd moet worden, Purpose geeft het doel voor het uitvoeren van de handeling. Explanation heeft een nieuwe definitie gekregen: hiermee wordt een toelichting gegeven op de handeling. Verder zijn de definities van Proximity en Alignment aangescherpt. Van Proximity is sprake wanneer beeld is geïntegreerd in de tekst; de afbeelding staat in de lopende tekst, naast of onder de bijbehorende tekst. Bij Alignment worden tekst en beeld apart van elkaar weergegeven, beide in chronologische volgorde. Een voorwaarde is dat de taak minstens twee afbeeldingen heeft, maar het aantal stappen en aantal afbeeldingen hoeft niet overeen te komen.

Tevens is besloten dat er bij afbeeldingen alleen sprake is van een Long Shot, wanneer de hulpverleners, slachtoffers en objecten (indien aanwezig) volledig in beeld zijn gebracht. Is bijvoorbeeld een voet of een arm niet mee afgebeeld, dan is er sprake van een Medium Shot. Met het nieuwe schema zijn vervolgens 46 multimodale EHBO-instructies geannoteerd. Aan de hand van een analyse van de annotaties wordt een antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: “In hoeverre verschillen de multimodale instructies uit de 27e druk (2016) van het Oranje Kruis boekje ten opzichte van de 26e druk (2013)?”. Met behulp van een t-toets voor onafhankelijke steekproeven (p  0,05) is getracht een antwoord te krijgen op deze vraag. Uit de resultaten blijkt dat in het boekje van 2016 het aantal gevallen van controle informatie en alternatieve handelingen significant is toegenomen ten opzichte van 2013. Tevens wordt er in het boekje van 2016 informatie in kaders geplaatst; dit was in 2013 nog niet het geval. Van een kader is sprake wanneer de tekst in een tekstvak staat met een gekleurde achtergrond. Wat betreft de beeldelementen blijkt het aantal Long Shots te zijn afgenomen, wat inhoudt dat de beelden in de 27e druk meer zijn ingezoomd. Binnen de relatie tussen tekst- en beeldelementen heeft zich een opvallende ontwikkeling voorgedaan. Index en Alignment komen in de nieuwe versie van het Oranje Kruis boekje significant minder vaak voor, terwijl er significant meer gebruik is gemaakt van Proximity. Dit betekent dat de beeldelementen in de 27e druk vaker geïntegreerd zijn in de tekst, dan in de 26e druk. Verder was opvallend dat in zowel in de oude als in de nieuwe versie geen gebruik werd gemaakt van expliciete verwijzingen in de tekst naar de afbeeldingen, bijvoorbeeld: “zie afbeelding 1”. Omdat in 2016 de afbeeldingen vaker zijn geïntegreerd in de tekst, is het de vraag of het wel zinvol is om ook nog een expliciete verwijzing in de tekst te plaatsen; dit zal moeten blijken uit een vervolgonderzoek. Verder wordt aangeraden vervolgonderzoek te doen naar het effect van kaders op oproepbaarheid (het onthouden van de instructie) en tekstbegrip.

(5)

1. Introductie

In 2016 hebben drie grote EHBO-organisaties in Nederland – Het Oranje Kruis, Het Nederlandse Rode Kruis en Nederlands Instituut voor Bedrijfshulpverlening- voor het eerst gezamenlijke richtlijnen opgesteld (Nederlandse Richtlijnen Eerste Hulp 2016, 2016). Deze richtlijnen vormen het kader van onder meer het lesmateriaal van de drie organisaties. De reden voor de gezamenlijke richtlijnen is dat dit duidelijkheid schept voor de burger. Het Oranje Kruis heeft de nieuwe richtlijnen doorgevoerd in de 27e druk van het Oranje Kruis boekje dat tevens is uitgegeven in 2016.

De twee versies van het instructieboek worden in het kader van het PAT Project (PAT: Pictures and Text, 2018) onderzocht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Binnen dit project wordt onderzoek gedaan naar het gebruik, effect en optimalisatie van multimodale EHBO-instructies (hierna: MI’s). Bij deze vorm van instructies worden verschillende modaliteiten met elkaar gecombineerd (Van Hooijdonk & Spooren, 2011). Binnen het PAT Project gaat het om de modaliteiten tekst en beeld.

Verschillende studies wijzen uit dat men beter leert, wanneer tekst en beeld gecombineerd worden, dan wanneer alleen tekst of alleen beeld gebruikt wordt (Mayer, 2005; Houts et al., 2006; Fletcher &

Tobias, 2005; Van Hooijdonk & Krahmer; 2008). Het toevoegen van beeld aan tekst helpt namelijk bij het maken van mentale representaties, hierdoor is het makkelijker de uit te voeren instructie te visualiseren (Marcus, Cooper & Sweller, 1996). Kools et al. (2005) onderzochten het effect van afbeeldingen in instructies over het gebruik van hulpmiddelen bij Astma (een Inhalator en Piekstroommeter). Zij constateerden dat het gebruik van afbeeldingen in de instructies zorgden voor een significant positief effect op het gebruik van de apparaten; participanten konden de instructie beter onthouden, hadden minder twijfels tijdens de uitvoering van de handelingen en maakten minder fouten dan participanten die alleen een tekstuele instructie kregen (Kools et al, 2005). Ook de begrijpelijkheid van instructies verbetert door de toevoeging van afbeeldingen (Carney & Levin, 2002). Volgens Carney en Levin (2002) geldt dit vooral voor complexe teksten en voor lezers met weinig voorkennis.

Veel onderzoek is gedaan naar het effect van afbeeldingen in instructies. Toch bestaan er geen richtlijnen voor het ontwerp van instructies die gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek (Kaltenbacher, 2004). Volgens Van Hooijdonk & Spooren (2011) combineren ontwerpers van instructies tekst en beeld tot dusver louter op basis van intuïtie en ervaring. Daarom is het van belang onderzoek te doen naar het ontwerp van instructies. Dit is waar het PAT Project zich op richt. In het kader van dit project heeft Van Dijk (2016) een annotatieschema opgesteld. In dit PAT Annotatieschema kunnen de eigenschappen van tekst, beeld en de relatie tussen tekst en beeld gecodeerd worden. Buisman (2018) heeft in haar onderzoek een nieuwe versie van het annotatieschema gemaakt, evenals Borger (2018), die het schema gebruikte om video’s te analyseren.

In dit onderzoek is het schema van Buisman (2018) getest in de praktijk tijdens de colleges van Multimodale Instructieve Teksten (hierna: MI-colleges) aan de Rijksuniversiteit Groningen en vervolgens geoptimaliseerd. Dit geoptimaliseerde schema is gebruikt om de EHBO-instructies van het Oranje Kruis boekje uit 2013 te vergelijken met de nieuwe versie van het boek uit 2016. Niet alle instructies uit de boekjes werden geanalyseerd. Er werd een selectie gemaakt van taken die in beide versies voorkomen,. Daarnaast bevatten alle instructie minstens één afbeelding. Instructies die niet voldeden aan deze voorwaarden werden buiten beschouwing gelaten. De hoofdvraag van het onderzoek luidt:

“In hoeverre verschillen de multimodale instructies uit de 27e druk (2016) van het Oranje Kruis boekje ten opzichte van de 26e druk (2013)?”

(6)

Voordat antwoord gegeven kan worden op deze vraag, is in een vooronderzoek het PAT Annotatieschema verbeterd. Hierbij stond de volgende vraag centraal:

“Hoe kunnen de (hoofd)categorieën uit het PAT Annotatieschema geoptimaliseerd worden zodat EHBO-instructies consistent en betrouwbaar geannoteerd kunnen worden?”

Vervolgens werden de geselecteerde instructies uit beide versies van het Oranje Kruis boekje geannoteerd aan de hand van het nieuwe schema en met elkaar vergeleken. Hierbij lag de focus op drie aspecten: tekst, beeld en tekst-beeldrelaties. Deze aspecten zijn onderverdeeld in de volgende deelvragen:

- “In hoeverre verschillen de tekstelementen van de Oranje Kruis boekjes uit 2013 en 2016 van elkaar?”

- “In hoeverre verschillen de beeldelementen van de Oranje Kruis boekjes uit 2013 en 2016 van elkaar?”

- “In hoeverre verschillen relaties tussen tekst- en beeldelementen van de Oranje Kruis boekjes uit 2013 en 2016 van elkaar?”

Het doel van het onderzoek is het creëren van een totaaloverzicht van alle tekst- en beeldelementen van de Oranje Kruis boekjes en de relaties tussen deze elementen. Dit overzicht zal als basis dienen voor vervolgonderzoeken naar de instructieboeken. Het overzicht maakt inzichtelijk welke elementen de instructies bevatten. In vervolgonderzoek kan bijvoorbeeld de effectiviteit van deze elementen in gebruikersstudies getoetst worden. Met deze onderzoeken kunnen richtlijnen voor het ontwerp van MI’s opgesteld worden.

Dit verslag is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. In het volgende hoofdstuk wordt eerst de theorie beschreven. Hierbij worden tekst- en beeldelementen (en de relaties hiertussen) beschreven die een instructie kan bevatten. Tevens wordt omschreven wat de functies van deze elementen zijn.

Vervolgens wordt in het derde hoofdstuk de methode van het onderzoek weergegeven. Hierbij wordt allereerst verslag gedaan van het vooronderzoek; hierop is de operationalisatie (het PAT Annotatieschema) van het onderzoek namelijk gebaseerd. Vervolgens worden de resultaten van het onderzoek weergegeven in hoofdstuk 4. Ten slotte wordt in de Conclusie en Discussie een antwoord gegeven op de onderzoeksvraag, door middel van de resultaten met een terugkoppeling op de theorie.

(7)

2. Theoretisch kader

Hierna wordt besproken welke elementen multimodale instructies kunnen bevatten. Hierbij worden eerst de tekstelementen behandeld, vervolgens de beeldelementen en tot slot de relaties tussen tekst- en beeldelementen.

2.1. Multimodale instructies

Instructies weergeven een procedure om een bepaald doel te bereiken (Lentz & Pander Maat, 2004).

Multimodale instructies hebben als doel de lezer iets te leren (Mayer, 2005). Het voordeel van multimodale instructies (ten opzichte van een tekstuele instructie), is dat dit ervoor kan zorgen dat het werkgeheugen minder belast wordt. Bij een tekstuele instructie moet de lezer namelijk zelf een mentale voorstelling maken van de informatie. Het toevoegen van afbeeldingen kan de boodschap expliciet maken, zodat essentiële informatie helder kan worden overgebracht (Larkin & Simon, 1987;

Marcus, Cooper & Sweller, 1996). Bij het maken van een mentale voorstelling van de informatie, wordt volgens de Dual Coding Theory (Paivio, 1971; 1986) onderscheid gemaakt tussen een verbaal en non-verbaal systeem (Paivio, 1971; 1986; Clark & Paivio, 1991). In het verbale systeem worden bijvoorbeeld visuele en auditieve teksten verwerkt, in het non-verbale systeem gaat het bijvoorbeeld om statische en dynamische beelden (Clark & Paivio, 1991). Hierdoor wordt multimodale informatie dieper en meer uitgebreid verwerkt. Immers, het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit (Chandler & Sweller, 1991; Mayer, 2005; Schnotz, 2005). Door de informatie te verspreiden over twee processen, wordt de geheugenbelasting verminderd (Mayer, 2005).

2.2. Tekstelementen

Doorgaans bestaat een instructie voor een groot deel uit procedurele informatie: het omschrijft de procedure voor het uitvoeren van een taak (Karreman, Loorbach & Steehouder, 2013). In dit onderzoek is een taak bijvoorbeeld het aanleggen van een traumazwachtel of het gebruiken van een AED. Volgens Karreman, Loorbach en Steehouder (2013) wordt procedurele informatie weergegeven in een genummerde lijst van handelingen, ook wel: een stappenplan. Volgens Steehouder & Jansen (1997) is het belangrijk dat een instructie een stappenplan bevat, dit zou namelijk leiden tot een verhoogd begrip van de uit te voeren taak. In hun onderzoek naar tekenbeetinstructies, benoemden Van der Sluis, Eppinga en Redeker (2017) dit als Instruction – de eigenlijke instructie. In dit onderzoek wordt Instruction (of instructie) aangehouden als benaming voor het tekstdeel met daarin de procedurele informatie. Wanneer er gesproken wordt over ‘de taak’, wordt hiermee de gehele instructie bedoeld.

Van der Sluis, Eppinga en Redeker (2017) onderscheiden naast Instruction nog twee tekstuele elementen: de Preamble en de Closure. In haar onderzoek heeft Buisman (2018) deze categorieën naar het Nederlands vertaald: Preambule en Eindinformatie. De Preambule gaat vooraf aan de eigenlijke instructie en legt uit hoe de instructie goed uitgevoerd dient te worden (Buisman, 2018). De Eindinformatie is de informatie die volgt nadat de eigenlijke instructie is afgelopen (Buisman, 2018).

Daarnaast constateerden Van der Sluis, Eppinga en Redeker (2017) dat binnen Instruction voorbereidende handelingen, kernhandelingen en afsluitende handelingen kunnen worden onderscheiden. Bij de stabiele zijligging is bijvoorbeeld het knielen naast het slachtoffer een voorbereidende handeling, het op de zij draaien van het slachtoffer een kernhandeling en het iedere minuut beoordelen van de ademhaling (nadat het slachtoffer in de stabiele zijligging ligt), een afsluitende handeling. Naast Instruction, Preamble en Closure, kunnen instructies volgens Borger

(8)

(2018) ook externe informatie bevatten. Dit omvat de extra informatie, die iets zegt over externe partijen. Dit staat los van de instructie.

De instructie hoeft niet alleen uit handelingen te bestaan, maar kan ook controle informatie bevatten (Steehouder & Jansen, 1997). Controle informatie geeft namelijk extra uitleg over hoe de taak uitgevoerd dient te worden. Het toevoegen van deze vorm van informatie aan een instructie draagt bij aan het creëren van een complete mentale voorstelling van een apparaat of een taak in het hoofd van de lezer (Karreman, Ummelen en Steehouder, 2005). Daarnaast bleek uit een onderzoek van Loorbach, Karreman en Steehouder (2013; in: Karreman, Loorbach & Steehouder, 2013) dat het toevoegen van controle informatie een positief effect heeft op het uitvoeren van een moeilijke taak. De groep die een gebruiksaanwijzing kreeg met controlestappen (stappen waarmee gecontroleerd kon worden of de taak goed uitgevoerd was) maakten minder fouten dan de groep die de instructie gebruikte zonder controle informatie.

Van der Sluis, Eppinga en Redeker (2017) onderscheiden de volgende soorten controle informatie:

Motivation, Advice, Warning, Explanation en Condition. Motivation legt uit waarom een handeling uitgevoerd moet worden en Advice zet uiteen hoe een gebruiker dit het beste kan doen (Steehouder &

Jansen, 1997). Volgens Purmehdi et al. (2017) beschrijft een waarschuwing een risico, legt het de consequenties uit en/of geeft het instructies om een risico te voorkomen. Steehouder en Jansen (1997) stellen dat een waarschuwing veelal gekenmerkt wordt door signaalwoorden als ‘let op’ en uitroeptekens. In het onderzoek van Van der Sluis, Eppinga en Redeker (2017) bleek dat bij waarschuwingen in tekenbeetinstructies vaak sprake was van handelingen met een negatie; ze gaven aan dat de lezer de handeling niet moet uitvoeren (‘Do not damage the tick’, ‘Do not drip any liquids on the tick’). Echter, volgens Murcia en O’Donnell (2003) kunnen waarschuwingen ook positief geformuleerde handelingen bevatten: ‘Keep the cord out of the water’. Een voorwaarde geeft aan aan welke eisen voldaan moet worden, alvorens een actie wordt uitgevoerd (Steehouder & Jansen, 1997).

Een toelichting geeft nadere informatie over de taak die uitgevoerd dient te worden in de instructie (Steehouder & Jansen, 1997). Murcia en O’ Donnell (2002) onderscheiden daarnaast Manner en Purpose. Manner geeft een uitleg over de manier waarop de handeling uitgevoerd dient te worden (‘…

in this way’) en Purpose uiteenzet waarom het uitvoeren van het handeling noodzakelijk is (‘To achieve this ...’) (Murcia & O’Donnell, 2002). De definitie van Purpose komt sterk overeen met de definitie van Motivation. Murcia en O’Donnell (2002) maakten geen gebruik van de categorie Motivation, maar van de categorie Reason, een categorie die overeenkomt met Motivation: de reden voor het uitvoeren van een handeling. Ook zij erkenden in hun onderzoek dat er geen duidelijk onderscheid is tussen Purpose en Reason (Murcia & O’Donnell, 2002). In dit onderzoek wordt getracht dit onderscheid te verhelderen.

2.3. Beeldelementen

Het nadeel van afbeeldingen ten opzichte van film, is dat afbeeldingen statisch zijn. Hoogwegt, Maes en Van Wijk (2009) onderscheiden verschillende designstrategieën die kunnen worden toegepast op afbeeldingen om beweging aan te tonen. Zo zijn er enerzijds Iconic stategies. In dit geval worden er elementen toegevoegd, die een representatie zijn van elementen uit ‘de echte wereld’. Zo kunnen mensen bijvoorbeeld afgebeeld worden in een suggestieve houding of met bepaalde gezichtsuitdrukking. Door kennis van het menselijk lichaam, kan de lezer van de instructie beweging toekennen aan het beeld (Hoogwegt, Maes & Van Wijk, 2009). Naast menselijke lichamen, kunnen ook objecten worden toegevoegd. Glenberg en Robertson (1995) stellen dat het gebruik van objecten de instructie begrijpelijker maak, de lezer weet namelijk over het algemeen welke functies de objecten hebben. Glenberg en Robertson (1995) maken in hun onderzoek gebruik van een kompas; door het

(9)

kompas te laten zien is het makkelijker de instructie te begrijpen, dan wanneer er een tekstuele omschrijving van het kompas wordt gegeven.

Naast Iconic strategies, onderscheiden Hoogwegt, Maes en Van Wijk (2009) ook non-iconic strategies. In dit geval worden er Extra-pictorial Elements toegevoegd die geen elementen uit ‘de echte wereld’ representeren. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van pijlen. In hun onderzoek lieten Heiser en Tversky (2006) participanten een mechanisch systeem omschrijven aan de hand van een instructie, waarbij het gebruik van pijlen gemanipuleerd werd. De participanten die een instructie zonder pijlen hadden bestudeerd, gaven veelal een descriptieve beschrijving van de onderdelen van het systeem. Terwijl de participanten die pijlen gezien hadden, juist een functionele beschrijving gaven, waarbij ze de bewegingen van het systeem omschreven. Heiser en Tversky (2006) concludeerden dat het gebruik van pijlen automatisch worden geïnterpreteerd als een beweging.

Naast mensen en pijlen, kunnen afbeeldingen ook tekst bevatten. Het toevoegen van tekst aan een afbeelding, kan het leereffect vergroten. Het toevoegen van korte signaleringen (woorden, ook wel labels) aan afbeeldingen helpt de lezer bij het identificeren en organiseren van belangrijke informatie (Jamer, Gavota & Quaireau, 2008). Daarnaast heeft het volgens Florax en Ploetzner (2010) een positief effect op de begrijpelijkheid en oproepbaarheid van een tekst. In het onderzoek van Florax en Ploetzner (2010) hadden alle labels lijnen. Deze lijnen wijzen het onderdeel aan waar de label betrekking op heeft. Dus ook lijnen kunnen voorkomen in afbeeldingen van instructies.

Het leereffect kan tevens vergroot worden door de toevoeging van symbolen. Vooral bij laagopgeleiden leidt dit tot een beter begrip van de instructie (Dowse & Ehlers, 2003; Hanson, 1995).

Echter, te complexe symbolen belemmeren juist het leereffect (Katz et al., 2006; Morrow et al., 1996).

Zo blijkt uit onderzoek van Morrow et al. (1996) dat de weergave van een klok – om aan te geven wanneer medicijnen ingenomen moeten worden – geen significant positief effect heeft op begrip en oproepbaarheid, omdat dit symbool te complex is.

Niet alleen het toevoegen van elementen in beeld – al dan niet iconisch- draagt bij aan de begrijpelijkheid van instructies. Ook de presentatie van het beeld draagt hieraan bij. Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid van inzoomen. Inzoomen kan een beeld beter begrijpelijker maken (Shao et al., 2016). In hun onderzoek naar voetbalvideo’s maken Xu et al. (2001) onderscheid tussen drie verschillende shots: Global, Zoom-in en Close-up. Borger (2018) maakt in haar annotatieschema een vergelijkbaar onderscheid, maar noemt dit: Long Shot, Medium Shot en Close-up. Waarbij bij een Close Up slechts een onderdeel van het slachtoffer en/of de hulpverlener zichtbaar is. Bij Medium Shot zijn slachtoffer en/of hulpverlener deels in beeld en bij een Long Shot zijn ze volledig in beeld gebracht (Borger, 2018).

2.4. Relaties tussen tekst- en beeldelementen

Volgens Mayer (2003) moet een lezer drie stappen doorlopen tijdens het lezen van een multimodale instructie. Hij noemt dit de Triple Task: de lezer moet de tekst begrijpen, daarnaast moet hij de afbeeldingen begrijpen en tot slot moet hij tekst en beeld integreren tot één representatie. Dupont en Bestgen (2006) voegen hieraan toe dat tekst en beeld alleen effectief gecombineerd kunnen worden wanneer de lezer in staat is om beide modaliteiten te integreren. Een manier om tekst en beeld effectief te combineren, is door gebruik te maken van verwijzingen in de tekst naar het corresponderende beeld.

Dupont en Bestgen (2006) noemen dit referentiële verwijzingen. De onderzoekers stellen dat het toevoegen van zo’n tekstuele verwijzing de lezer helpt om het verband tussen tekst en beeld te begrijpen.

(10)

Een andere manier om de relatie tussen tekst en beeld duidelijk te maken, is door gebruik te maken van scheidingslijnen en witregels (Steehouder & Jansen, 1997). Horizontale of verticale scheidingslijnen en witregels maken duidelijk welke tekstdelen en afbeeldingen bij elkaar horen. De lezer weet op deze manier wanneer één onderdeel van de instructie eindigt en een nieuw onderdeel begint. Dit wordt ook wel Alignment genoemd (Van der Sluis, Eppinga en Redeker, 2017)

Mayer (2003) presenteert nog een andere methode om de relatie tussen tekst en beeld duidelijk te maken. Hij noemt dit Spatial Contiquity Effect. Dit houdt in dat het leereffect groter is wanneer corresponderende tekst en beeld bij elkaar in de buurt staan. Dit ligt in lijn met onderzoek van Chandler & Sweller (1992) naar het Split Attention Effect. Dit effect treedt op wanneer tekst en beeld ruimtelijk van elkaar gescheiden zijn. Dan wordt het werkgeheugen extra belast, omdat de lezer zijn aandacht moet verplaatsen van de tekst naar de afbeeldingen en vice versa (Chandler & Sweller, 1992). In een onderzoek naar de werking van bliksem (Lightning), onderzochten Mayer, Steinhoff, Bower en Mars (1995) wat het verschil is in effect tussen instructies waarbij tekst en beeld bij elkaar in de buurt staan en instructies waarbij de afbeeldingen op een andere pagina staan dan de tekst. De participanten moesten na afloop vragen beantwoorden als: “What causes lightning?” en “What could you do to increase the intensity of a lightning storm?”. De participanten in de conditie waarbij er nabijheid bestond tussen tekst en beeld, kwamen met 78% meer creatievere antwoorden dan de andere conditie. Op basis van dit resultaat concluderen de onderzoeker dat het leereffect van een instructie groter is, wanneer er nabijheid is tussen tekst en beeld. Ook uit onderzoek van Florax en Ploetzner (2010) blijkt dat wanneer tekst en beeld bij elkaar in de buurt staat, het leereffect (oproepbaarheid en begrijpelijkheid) wordt vergroot. Van der Sluis, Eppinga en Redeker (2017) noemen de nabijheid van tekst en beeld Proximity.

In multimodale instructies kunnen dus veel verschillende (relaties tussen) tekst- en beeldelementen voor komen. Het volgende hoofdstuk zet uiteen hoe deze elementen systematisch geanalyseerd kunnen worden.

(11)

3. Methode

Dit hoofdstuk omschrijft allereerst het corpus van het onderzoek, gevolgd door de procedure in Sectie 3.2. Voordat het onderzoek daadwerkelijk kan worden uitgevoerd, wordt eerst een vooronderzoek gedaan. Dit wordt beschreven in Sectie 3.3. Op basis van dit vooronderzoek wordt een definitieve versie van het PAT Annotatieschema gemaakt (Sectie 3.4.). Hoe de data van het onderzoek vervolgens verwerkt wordt, komt aan bod in Sectie 3.5.

3.1. Het corpus

In zowel het vooronderzoek als de corpusanalyse, wordt gebruik gemaakt van hetzelfde corpus, bestaande uit 46 EHBO-instructies van het Oranje Kruis. De instructies beschrijven in totaal 23 taken – uiteenlopend van het aanleggen van een traumazwachtel, tot het behandelen van een bloedneus.

Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen levensreddende taken en niet-levensreddende taken, zie Tabel 1.

Tabel 1 – De levensreddende en niet-levensreddende taken uit het corpus Levensreddende taken Niet-levensreddende taken

Rautek vanaf de grond Zwachtelen

Rautek vanaf een (auto)stoel Traumazwachtel aanleggen Ademhaling beoordelen Kompres aanleggen Van buik op rug draaien Hechtstrips gebruiken

Borstcompressies Spoelen van het oog

Beademing geven Zwachtel van een voet

AED gebruiken Zwachtelen van een hand

Reanimatie met twee hulpverleners Neusbloedingen Gebruik gelaatsdoekje

Gebruik beademingsmasker Stabiele zijligging

Ademhaling stabiele zijligging Rugslagen geven

Buikstoten geven Mond leegmaken

De selectiecriteria voor het corpus luiden als volgt:

1. De instructie is een EHBO-instructie;

2. De instructie is afkomstig van het Oranje Kruis;

3. De taak die omschreven wordt in de instructie heeft twee versies: één uit het Oranje Kruis instructieboek van 2013 en één uit het boek van 2016.

4. De instructie bevat minstens één afbeelding.

Zie Bijlage A voor het corpus1.

1 In dit onderzoek wordt meermaals verwezen naar een MI, bijvoorbeeld “(MI 935)”, in dat geval wordt er verwezen naar een multimodale instructie uit het corpus dat is opgenomen in Bijlage A.

(12)

3.2. Procedure onderzoek

Om een antwoord te geven op de hoofdvraag: “In hoeverre verschillen de multimodale instructies uit de 27e druk (2016) van het Oranje Kruis instructieboek ten opzichte van de 26e druk (2013)?”, werd allereerst een vooronderzoek uitgevoerd. Het doel van dit vooronderzoek was het opstellen van een verbeterde versie van het PAT Annotatieschema. 11 studenten die hebben deelgenomen aan de colleges van het vak Multimodale Instructieve Teksten (hierna: MI-colleges), hebben EHBO- instructies geanalyseerd (ook wel: geannoteerd) aan de hand van het annotatiemodel van Buisman (2018), zie Bijlage B. De tekst van de taken werd geannoteerd op het niveau van (deel)zinnen. Een zin als: “Je kunt de traumazwachtel ook bij jezelf aanbrengen, doordat je bijvoorbeeld je arm door het uiteinde van de zwachtel kunt schuiven” (MI 968), bestaat uit twee deelzinnen die apart van elkaar geannoteerd worden. Te weten: “Je kunt de traumazwachtel ook bij jezelf aanbrengen” en “doordat je bijvoorbeeld je arm door het uiteinde van de zwachtel kunt schuiven”. Wat betreft de beeldelementen werd er per afbeelding geannoteerd. En voor de relatie tussen de tekst- en beeldelementen werden de afbeelding en alle bijbehorende (deel)zinnen geannoteerd als één relatie. Wanneer een handeling uit een (deel)zin getoond werd in een afbeelding die niet bij de stap hoort waarin de zin is vermeld, dan werd dit niet geannoteerd als een tekst-beeldrelatie. Bijvoorbeeld: wanneer de hulpverlener in stap 1 moet knielen en in de afbeelding die bij stap 5 hoort is te zien dat de hulpverlener nog steeds knielt, dan is dit niet als een relatie geannoteerd. Deze analyse-eenheden werden ook gebruikt in de corpusanalyse.

Nadat de taken waren geannoteerd, werden door middel van een foutenanalyse de antwoorden van de onderzoeker vergeleken met die van de studenten. De antwoorden die niet overeenkomen, zijn gecodeerd. De opties voor de codering waren: fout onderzoeker, fout annotator (de student) of probleemgeval. Van een probleemgeval is sprake wanneer er meerdere interpretaties mogelijk zijn;

zowel het antwoord van de student als van de onderzoeker zou correct kunnen zijn. Uit de probleemgevallen is een selectie gemaakt van veelvoorkomende problemen, die vervolgens besproken werden in twee paneldiscussies (Paneldiscussie 1 en Paneldiscussie 2). Het doel van de discussies was om aan de hand van de probleemgevallen een verbetering te maken van de definities van de huidige categorieën en de mogelijkheid van het toevoegen van nieuwe categorieën te onderzoeken.

Paneldiscussie 1 had als onderwerp Control Information. Het onderwerp van de tweede discussie was Relation Identification. Nadat na de paneldiscussies nieuwe definities en nieuwe categorieën zijn toegevoegd aan het schema, werden alle probleemgevallen opnieuw geannoteerd. De probleemgevallen die, ondanks het nieuwe schema, nog niet opgelost konden worden, werden besproken in een teamoverleg met dr. I. Van der Sluis en prof. dr. G. Redeker, projectleiders van het PAT Project. Niet alleen binnen Control Information en Relation Identification zijn probleemgevallen gesignaleerd. Ook binnen Action Type, Action Status en Action Aspect werden probleemgevallen aangetroffen. Omdat geen van de studenten zich gespecialiseerd heeft in deze onderwerpen, werden deze probleemgevallen tevens bediscussieerd in het teamoverleg. Op basis van de bevindingen uit de paneldiscussies en het teamoverleg, is een definitief annotatieschema opgesteld. Hiermee was het vooronderzoek afgerond en werden de huidige annotaties gecorrigeerd aan de hand van het nieuwe PAT Annotatieschema. Vervolgens zijn de antwoorden van de studenten opnieuw vergeleken met de antwoorden van de onderzoeker. Op basis hiervan werd de Gold Standard gemaakt: de definitieve annotaties. Om de hoofdvraag te beantwoorden werd vervolgens een corpusanalyse uitgevoerd, waarbij de instructies uit het Oranje Kruis boekje van 2013 vergeleken werden met dat van 2016.

(13)

3.3. Vooronderzoek 3.3.1. Foutenanalyse

Voor de foutenanalyse in het vooronderzoek zijn de annotaties van de studenten uit de categorieën Control Information en Relation Identification vergeleken met de antwoorden van de onderzoeker.

Wat betreft Control Information blijkt dat er vooral problemen ontstaan bij de categorie Advice.

Wanneer een zin geannoteerd is als Advice, kan er tevens sprake zijn van zowel Warning, Condition, Explanation als Other. Een voorbeeld hiervan is de zin: “Let erop dat de duimmuis geheel in het verband is opgenomen” (MI 932). Dit kan geïnterpreteerd worden als een Advice, maar ook als een Warning. Een ander voorbeeld is: “Zorg dat het kompres aan vier zijden is afgesloten” (MI 969). Dit voorbeeld kan beschouwd worden als een Advice, maar ook als Explanation, omdat het een toelichting geeft op hoe het kompres aangelegd dient te worden. Dit wijst erop dat er nog veel overlap is in de interpretatie van de categorieën. In het vernieuwde annotatieschema is daarom een helderdere afbakening van de categorieën nodig. Tevens ontstaan er problemen bij zinnen die beschouwd kunnen worden als een handeling, maar ook als controle informatie. Bijvoorbeeld in de zin: “Beoordeel de ademhaling door maximaal 10 seconden te kijken, te luisteren en te voelen. Kijk of de borstkas omhoog komt. Luister bij de mond en de neus of je ademhaling hoort. Voel met je wang of het slachtoffer er lucht tegen uitademt” (MI 952). Deze vier zinnen kunnen beoordeeld worden als vier handelingen. Echter, de eerste zin kan ook geannoteerd worden als één actie, de drie daaropvolgende zinnen als een toelichting op de actie. In het nieuwe annotatieschema moet er daarom een helder onderscheid komen tussen gevallen waarin sprake is van Control Information en gevallen waarin er sprake is van een actie.

Bij Relation Identification werd er gekeken naar de relatie tussen tekst en beeld. Wat opvalt in de foutenanalyse, is dat er vrijwel geen problemen ontstaan bij de interpretatie van de categorie Index.

Wel is er onduidelijkheid over wanneer er sprake is van Proximity en wanneer van Alignment, zie de voorbeelden uit Figuur 1 en 2.

De lay-out van de MI’s is gelijk, dat wil zeggen: aan de linkerkant staat het stappenplan, aan de rechterkant de afbeeldingen. Toch werden de relaties tussen tekst en beeld in Figuur 1 door de studenten beoordeeld als Proximity en in Figuur 2 als Alignment. Nabijheid is een voorwaarde voor Proximity. Dit kan verklaren waarom de relaties Figuur 1 als Proximity worden beschouwd; hierin staan de afbeeldingen namelijk dichterbij de tekst dan in Figuur 2. In het definitieve annotatieschema

Figuur 2 - MI 932.

Figuur 1 – MI 905.

(14)

is het van belang duidelijkheid te scheppen over de definiëring van ‘nabijheid tussen tekst en beeld’ en het onderscheid tussen Alignment en Proximity.

Zie Bijlage C voor een totaaloverzicht van probleemgevallen uit de foutenanalyse.

3.3.2. De Paneldiscussies Participanten

De participanten die deelnamen aan de paneldiscussies waren afkomstig van de MI-colleges (collegejaar 2018). Allen waren ze universitair opgeleid en vrouw in de leeftijd van 24-28 jaar. Aan beide discussies namen twee studenten deel. De participanten werden geselecteerd aan de hand van de onderwerpen waarin ze zich gespecialiseerd hebben tijdens de MI-colleges. Aan Discussie 1 (Control Information) nam een student deel die zich gespecialiseerd heeft in de categorie Warning en een student die zich specialiseerde in Motivation. De twee studenten die deelnamen aan Discussie 2 (Relation Identification) hadden zich gespecialiseerd in alle categorieën binnen Relation Identification:

Index, Alignment en Proximity.

Procedure

In de uitnodiging voor de paneldiscussie werden de studenten verzocht om voorbeelden van annotaties mee te brengen waarbij ze hebben getwijfeld en/of lang gediscussieerd hebben over de annotaties.

Deze probleemgevallen werden allereerst besproken. Tevens werd de studenten gevraagd of ze zelf nog ergens tegen aan zijn gelopen tijdens het annoteren. Vervolgens startte de discussie met het voorleggen van het materiaal. De participanten werd gevraagd de voorbeelden te annoteren en hardop na te denken. Nadat er overeenstemming was bereikt over de probleemgevallen, werden waar nodig definities van categorieën aangepast, om de kans op verschillende interpretaties van deze categorieën te verkleinen. Tevens werd aan de participanten gevraagd of er nog categorieën missen en of categorienamen veranderd moeten worden. Bij de discussie over Control Information werd om de mening van de studenten gevraagd over de suggestie om Explanation te vervangen door Manner en Motivation te vervangen door Purpose.

Materiaal

Bij Paneldiscussie 1 is ervoor gekozen om voor iedere categorie (Condition, Explanation, Motivation, Warning en Advice) een voorbeeld voor te leggen, waarna de participanten moeten aangeven onder welke categorie het voorbeeld valt. Situation Sketch werd uitgesloten, omdat uit de foutenanalyse bleek dat er geen problemen zijn met de interpretatie van de inhoud van deze categorie. Voor Condition werden twee voorbeelden gebruikt: “Het indrukken en terugveren van de borstkas moeten ongeveer even lang duren” (Voorbeeld 1) en “Als je een deel van de zwachtel overhoudt, [knip je dit af]” (Voorbeeld 2). Het eerste voorbeeld is een soortgelijk voorbeeld als dat in het annotatieschema van Buisman (2018) staat bij de categorie Condition (“Je vingers moeten de grond raken” (Buisman, 2018)). Echter, dit is geen Condition. Uit de discussie moest blijken of de participanten ook geconstateerd hadden dat het voorbeeld uit het annotatieschema niet correct was. Het tweede voorbeeld werd voorgelegd om te achterhalen of de participanten begrepen wat wel een voorbeeld was van Condition. Voorbeeld 3 bevat zowel een Explanation als een Motivation, het voorbeeld werd voorgelegd om te achterhalen of de participanten de twee categorieën uit elkaar weten te houden:

“Houd de zwachtel zo vast dat je in de rol kijkt. Hierdoor kun je de zwachtel makkelijker afrollen”.

(15)

Voorbeeld 4 kan zowel geïnterpreteerd worden als een Warning en als een Advice: “Let erop dat de duimmuis geheel in het verband is opgenomen”.

In Paneldiscussie 2 richtte zich op Alignment en Proximity, bij Index bleken er geen verschillen te zijn in te interpretatie van de inhoud van deze categorie. Allereerst werden twee voorbeelden gegeven: Eén van Proximity en één van Alignment, zie Figuur 3 en Figuur 4.

Vervolgens werden er probleemgevallen voorgelegd, zoals Voorbeeld 3. Waarbij tekst en beeld is verdeeld in aparte blokken, wat neigt naar Alignment, maar waar boven en onder de afbeelding zich ook tekst bevindt, wat neigt naar Proximity, Figuur 5. En Voorbeeld 4, waarbij het aantal stappen en afbeeldingen niet overeenkomen, Figuur 6. Voorbeeld 5 (Figuur 7) heeft slechts één afbeelding en in Voorbeeld 6 zijn tekst en beeld niet naast elkaar gepositioneerd, Figuur 8.

Figuur 4 - Voorbeeld 2: Alignment..

Figuur 3 - Voorbeeld 1: Proximiy..

Figuur 6 - Voorbeeld 4: Probleemgeval.

Figuur 5 - Voorbeeld 3: Probleemgeval.

Figuur 7 - Voorbeeld 5: Probleemgeval. Figuur 8 - Voorbeeld 6: Probleemgeval.

(16)

Dataverwerking

Bij de discussies werd gebruik gemaakt van video-opnamen. Het gebruik van videobeelden geeft een completere dataverzameling, waardoor de data makkelijker te analyseren is. Wanneer participanten meegebrachte voorbeelden laten zien of wijzen naar het materiaal van de discussies, dan is dit zichtbaar op beeld. Het gebruik van video-opnamen maakt het onderzoek daardoor betrouwbaarder, want met louter auditieve opnamen is dit niet na te streven. Middels een kwalitatieve databeschrijving wordt er vervolgens verslag gedaan van de uitkomsten van alle discussies.

Resultaten Discussie 1

Wat betreft Condition vonden de participanten het voorbeeld uit het annotatieschema geen goed voorbeeld (“Je vingers moeten de grond raken”.) Ze adviseerden dan ook dit te veranderen. Voorbeeld 1 (“Het indrukken en terugveren van de borstkas moeten ongeveer even lang duren”) werd daarom ook niet beoordeeld als Condition. Volgens de participanten houdt Condition het volgende in: Als je aan een bepaalde voorwaarde voldoet, moet je een bepaalde handeling uitvoeren. Zoals in het tweede voorbeeld dat aan de participanten werd voorgelegd: ‘Als je een deel van de zwachtel overhoudt, [knip je dit af]’. Hierover bestond bij de participanten geen onduidelijkheid.

Volgens de participanten bevat Motivation de volgende algemene regel: Een Motivation moet uitleggen waarom je een actie moet uitvoeren. In het Voorbeeld 2 is dat het volgende gedeelte:

‘Hierdoor kun je de zwachtel makkelijker afrollen’. De participanten geven aan weinig problemen gehad te hebben met het maken van onderscheid tussen Motivation en Explanation. De uitleg in het annotatieschema is volgens beide participanten duidelijk. Ze vinden het dan ook geen goed idee om Purpose toe te voegen aan het schema. Het zojuist genoemde gedeelte uit Voorbeeld 2 zien de participanten namelijk niet meteen als het doel van de handeling, maar wel als een motivatie. Op de vraag of Explanation vervangen kan worden door Manner, geven de participanten aan dat Manner een duidelijke formulering is om aan te geven op welke manier een handeling uitgevoerd moet worden.

Volgens de participanten kan Explanation dus vervangen worden door Manner.

Door het gebruik van woorden als ‘Let op’ en ‘Stop’ kan volgens de participanten een waarschuwing herkend worden. Daarnaast kan het herkend worden aan (deel)zinnen met een negatie, bijvoorbeeld:

“Blijf er dus niet op leunen!” en “Druk niet op de weke delen onder de kin”. Als algemene regel wordt gesteld dat er sprake is van een Warning, wanneer het al dan niet opvolgen van de suggestie leidt tot negatieve gevolgen, bijvoorbeeld het veroorzaken van letsel. Het niet opvolgen van een Advice leidt niet tot negatieve gevolgen volgens de participanten. Het is volgens hen namelijk niet verplicht op een Advice op te volgen, het is slechts een tip.

Resultaten Discussie 2

De participanten zijn het erover eens dat er sprake is van Alignment, wanneer afbeeldingen en tekst beide in een chronologische lijn staan. Daarnaast moet er een denkbeeldige lijn getrokken kunnen worden tussen het gedeelte waar de tekst staat en het gedeelte waar de afbeeldingen staan. Over Voorbeeld 3 twijfelden de participanten. Argumenten die werden gegeven voor Alignment, waren dat tussen de afbeeldingen en het tekstgedeelte een denkbeeldige horizontale lijn geplaatst kon worden en dat er sprake is van chronologie in de afbeeldingen en in de tekst. Echter, voor Proximity werden er ook argumenten gegeven. Zo werd er gesteld dat de tekst boven de afbeelding begint en vervolgens onder de afbeelding verdergaat. Toch is er uiteindelijk besloten dit voorbeeld te beoordelen als Alignment, omdat de instructieve tekst (onder de afbeeldingen) de overhand heeft, ten opzichte van de

(17)

stapaanduidingen (boven de afbeeldingen). Tussen deze instructieve tekst en de afbeeldingen kan een denkbeeldige lijn getrokken worden.

Het aantal stappen en het aantal afbeeldingen hoeft volgens de participanten bij Alignment niet overeen te komen. Want ook als er minder afbeeldingen getoond worden, kan er sprake zijn van een chronologische volgorde in tekst en beeld en kan er een lijn getrokken worden tussen beide modaliteiten. Lastiger wordt het wanneer er één afbeelding getoond wordt, zoals in Voorbeeld 5.

Volgens de participanten is er in dit voorbeeld geen sprake van Proximity, omdat de afbeelding niet in de lopende tekst staat. Daarnaast kan er nog steeds een lijn getrokken worden tussen het tekstgedeelte en het gedeelte met de afbeeldingen. Daarom wordt dit voorbeeld geannoteerd als Alignment. De participanten vinden dus dat Alignment mogelijk is in MI’s met tenminste één afbeelding.

Wat betreft Proximity, vinden de participanten dat er sprake moet zijn van nabijheid tussen tekst en beeld; de afbeelding moet in de buurt staan van de bijbehorende tekst. Daarnaast moet de afbeelding in de lopende tekst staan. Daardoor is het niet mogelijk een denkbeeldige lijn te trekken tussen tekst en beeld. Hiermee kan het onderscheid gemaakt worden tussen Proximity en Alignment. Aan de hand van een meegebracht voorbeeld door één van de participanten, werd nog een algemene regel opgesteld. In het voorbeeld (MI 966) werd de afbeelding getoond in de lopende tekst, maar stond de tekst onderaan de pagina van de linker kolom en de afbeelding bovenaan de pagina van de rechter kolom.

Wanneer er gekeken wordt naar de fysieke afstand tussen tekst en beeld, is er geen sprake van Proximity. De tekst staat namelijk onderaan in de linker kolom en beeld bovenaan in de rechter kolom.

Wanneer er gekeken wordt naar leesrichting wel. In dit laatste geval bekijkt een lezer namelijk eerst de tekst onderaan de linker kolom en gaat vervolgens verder met lezen bovenaan de rechter kolom, waar de afbeelding staat. De participanten pleiten ervoor alleen te kijken naar lay-out en niet naar leesrichting. Want wanneer de tekst vervaagd zou zijn, is niet te achterhalen waar de afbeelding precies bij hoort, omdat er geen sprake is van visuele nabijheid tussen tekst en beeld. Het voorbeeld zou in dit geval beschouwd moeten worden als een uitzondering.

3.3.3. Teamoverleg probleemgevallen

Na afloop van de paneldiscussies zijn de wijzigingen in de definities toegepast op het corpus. Zo kon getest worden of er nog steeds probleemgevallen overeind blijven staan. De gevallen die nog steeds problematisch zijn, zijn genoteerd en meegenomen in dit werkoverleg. Daarnaast zijn er probleemgevallen genoteerd die betrekking hebben op Action Status, Action Aspect en Action Type.

Ter voorbereiding op het werkoverleg hebben de participanten (dr. Ielka van der Sluis en prof. dr.

Gisela Redeker) en de onderzoeker de genoteerde probleemgevallen geannoteerd. De annotaties die niet overeenkwamen zijn besproken in dit werkoverleg. In de bespreking zijn een aantal beslissingen genomen die hierna worden toegelicht.

Preparatory Actions

Om de voorbereidende en kernhandelingen van elkaar te onderscheiden, is in het werkoverleg besloten om handelingen die gelden ter voorbereiding van de gehele taak te annoteren als Preporatory Actions.

Het voorbeeld dat in het overleg gebruikt werd, kwam uit MI 958. De betreffende zin luidt: “Maak het beademingsmasker gebruiksklaar: duw met behulp van je duimen het masker in model en plaats zo nodig een los ventiel op het mondstuk”. Dit voorbeeld is geannoteerd als een voorbereidende handeling. Op basis hiervan is besloten dat het gebruiksklaar maken van apparaten en materialen (bijvoorbeeld verband) wordt geannoteerd als voorbereidende handelingen. Lastiger wordt het

(18)

wanneer het om knielen gaat. Als voorbeeld werd een vergelijking gemaakt tussen de stabiele zijligging (MI 959) en de Rautek vanaf de grond (MI 950). Bij beide instructies moet de hulpverlener knielen bij het slachtoffer. Het verschil tussen de instructies is dat bij de stabiele zijligging de hulpverlener de gehele instructie geknield moet zitten, dus is het een voorbereidende handeling. Bij de Rautek is het een kernhandeling, omdat de hulpverlener knielt om beter bij het slachtoffer te kunnen en deze vervolgens op te tillen en weg te slepen. De hulpverlener knielt dus niet de gehele instructie.

Result

Om Process te onderscheiden van Result wordt gebruik gemaakt van de theorie over Duratieve en Terminatieve handelingen (Van de Craen, 2007), waarbij Duratieve handelingen geannoteerd dienen te worden als Process en Terminatieve handelingen als Result. Terminatieve handelingen hebben een eindpunt, zoals het voorbeeld in Figuur 9. De tekst die bij stap 4 staat, luidt als volgt: “Als u een losliggend voorwerp ziet, duw dan met een duim de wang van het slachtoffer tussen zijn kiezen om bijten te voorkomen”. Zodra de hulpverlener de duim tussen de wang van het slachtoffer heeft gedrukt, is de handeling voltooid en dus het eindpunt bereikt. Dit is te zien op de afbeeldingen, daarom is dit voorbeeld geannoteerd als Result.

In Figuur 10 staat een voorbeeld van een Duratieve handeling (MI 958). De tekst die bij deze afbeelding hoort, luidt als volgt: “Druk het masker tegen zijn gezicht aan met de duim en wijsvinger van je andere hand. Laat de rest van deze hand op het voorhoofd rusten”. Duratieve handelingen hebben geen duidelijk eindpunt, maar eindigen zodra je ermee ophoudt. Zoals in dit voorbeeld: de handelingen worden beëindigd zodra de hulpverlener stopt met het drukken van het masker tegen het gezicht van het slachtoffer.

Alignment

Eén van de probleemgevallen die behandeld werd, was MI 917, zie Figuur 11. Deze instructie bevat slechts één afbeelding. De afbeelding is niet gepositioneerd in de lopende tekst, waardoor Proximity niet van toepassing is. Gezien het feit dat er één afbeelding is, kan er ook geen sprake zijn van een chronologische lijn in de afbeeldingen. Daarom is besloten dat Alignment alleen van toepassing kan zijn wanneer een instructie twee of meerdere afbeeldingen bevat.

Figuur 9 - Terminatieve handeling (MI 917). Figuur 10 - Duratieve handeling (MI 958).

Figuur 11 - Probleemgeval: Alignment of Proximity (MI917).

(19)

Purpose, Motivation, Explanation en Manner

De categorie Motivation kan voor verwarring zorgen, omdat dit begrip twee betekenissen kan hebben:

de zender van een boodschap kan aangeven waarom hij iets zegt of waarom de lezer iets moet doen.

De categorie Motivation zal daarom vervangen worden door Purpose en Explanation. Purpose geeft het doel voor het uitvoeren van een handeling. In het annotatieschema van Buisman (2018) gaf Explanation nog aan hoe een actie uitgevoerd dient te worden. Echter, de letterlijke vertaling van Explanation is uitleg, daarom wordt de nieuwe definitie van deze categorie: ‘De reden voor het uitvoeren van de handeling’. Omdat het verschil tussen Explanation en Purpose soms heel subtiel kan zijn, hangt het mede van de formulering van de zin af. Zinnen met “om te” of “zodat” moeten geannoteerd worden als Purpose, zinnen met “want” of “omdat” als Explanation. Bij zinnen waarin geen van deze connectieven voorkomt, moet gekeken worden met welk connectief de formulering het meest zinvol is. Op basis van de formulering wordt vervolgens bepaald of er sprake is van Explanation of Purpose.

Door de nieuwe definitie van Explanation is er geen categorie meer die aangeeft hoe een handeling uitgevoerd dient te worden. Daarom wordt Manner toegevoegd aan het schema. Onder deze categorie vallen alle (deel)zinnen waarin uiteengezet wordt op welke manier een handeling uitgevoerd moet worden.

3.4. Vernieuwd PAT Annotatieschema

Aan de hand van het vooronderzoek, is het PAT Annotatieschema geoptimaliseerd. Het schema is Engelstalig, de definities worden daarom ook in het Engels weergegeven. Dit schema vormt de basis voor de corpusanalyse.

3.4.1. Tekstannotatie

De annotatie van teksten bestaat uit zes hoofdcategorieën: Special Typesetting, Text Organisation, Action Aspect, Action Type, Action Status en Control Information. Hierna worden de (hoofd)categorieën nader toegelicht.

Special Typesetting

Bij Special Typesetting gaat het om markeringen in de tekst, die niet overeenkomen met de algemene opmaak van de tekst. Bijvoorbeeld wanneer de tekst groter (Size +) of kleiner (Size -) is of gekleurd (Colour), schuingedrukt (Italics), dikgedrukt (Bold), onderstreept (Underlined) of Other. Onder de categorie Other vallen alle overige gevallen. Bijvoorbeeld wanneer tekst in een kader staat. In dat geval is de achtergrond van de tekst gekleurd, zie Figuur 12. In sommige gevallen staat de gehele instructie in een kader, zie Figuur 13. Het verschil met Colour is dat bij die categorie de tekst zelf gekleurd is.

(20)

Text Organisation

Een tekst kan vier onderdelen bevatten, te weten: een Preamble, Instruction, Closure en Extraneous Information. De instructie (Instruction) bevat het stappenplan voor het uitvoeren van de taak. De Preamble bevat alle informatie die voorafgaat aan dit stappenplan, bijvoorbeeld onder welke voorwaarden de instructie uitgevoerd dient te worden. Een voorbeeld hiervan uit de taak Rautek vanaf de (auto)stoel (MI 951): “Je mag na een ernstig ongeval alleen iemand uit de auto halen als er sprake is van levensgevaar”. Vervolgens wordt toegelicht wat de hulpverlener moet doen wanneer het slachtoffer nog in staat is om te lopen. Pas daarna begint de instructie. Closure bevat informatie die volgt nadat de instructie is afgelopen. Een voorbeeld hiervan is een uitleg van wat een hulpverlener kan doen wanneer een slachtoffer enige dagen na het krijgen van buikstoten nog steeds klachten heeft.

Extraneous Information omvat informatie over externe partijen, bijvoorbeeld een link naar een website in een voetnoot. In Tabel 2 staat een schematische weergave van de definities.

Tabel 2 - PAT Annotatieschema Special Typesetting en Text Organisation.

Hoofdcategorie Subcategorie Definitie

Special

Typesetting Size+, Size-, Colour, Italics, Bold, Underlined, Other

Any markup of the text that stands out in comparison with the default font of the document. Multiple values can be selected.

Text organisation

Preamble Any text that precedes the instruction, which for instance explains how to process the multimodal instruction or how to execute the task properly.

Instruction Details of the task in terms of actions and control information.

Closure Any text presented after the detailing of the task has ended.

Extraneous Information Any text that is not part of the Preamble, Instruction or Closing. Provides information about external parties.

Action Type

Er zijn drie soorten Action Types: Preparatory Actions, Core Actions en Closing Actions. Preparatory Actions zijn handelingen die gelden als voorbereiding voor de gehele taak. Bijvoorbeeld het knielen naast het slachtoffer, voordat deze in de stabiele zijligging wordt gelegd of het gebruiksklaar maken van een AED of beademingsmasker. Core Actions zijn de kernhandelingen; ze behoren tot de kern van de taak. Bijvoorbeeld het plaatsen van een hand op de borst van een slachtoffer, tijdens het uitvoeren van borstcompressies; dit zijn essentiële handelingen voor het uitvoeren van de compressies. Closing Actions zijn handelingen die volgen nadat de taak is uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is het verlenen van de noodzakelijke eerste hulp nadat het slachtoffer middels de Rautekgreep op een veilige locatie is gelegd.

Action Status

Figuur 12 - Voorbeeld van kader (Other) (MI 968). Figuur 13 - Voorbeeld van kader uitzondering (Other) (MI 992).

(21)

Een handeling heeft altijd één van de volgende statussen: Obligatory, Alternative of Conditional. Een Obligatory Action is een verplichte handeling. Bij een Alternative Action wordt een alternatief gegeven voor een handeling. Bijvoorbeeld wanneer een hulpverlener een kompres niet per se met een pleister hoeft vast te plakken, maar dit ook kan doen met een elastische zwachtel. Conditional Actions zijn handelingen die onder bepaalde omstandigheden uitgevoerd dienen te worden. Bijvoorbeeld wanneer een handeling bij kinderen op een andere manier uitgevoerd moeten worden (dan bij volwassenen).

Action Aspect

Een handeling kan een Result of een Process weergeven. Result omvat specifieke gevallen, waarbij een situatie wordt omschreven na het uitvoeren van een handeling: ‘Het slachtoffer ligt nu in de stabiele zijligging’. De handeling hoeft niet noodzakelijker wijs het eindresultaat van een taak te tonen, maar kan ook het resultaat van een (deel)handeling tonen. Process beschrijft handelingen die nog in gang gezet moeten worden: “Buig het been dat het verst van je weg is in de knie”.

Tabel 3 geeft een schematische weergave van de definities van de categorieën onder Action Type, Action Status en Action Aspect.

Tabel 3 – PAT Annotatieschema Action Type, Action Status en Action Aspect (Text).

Hoofdcategor ie

Subcategorie Definitie

Action Type Preparatory

Action Actions that count as preparation for the whole task of the instruction.

Core Action Actions that belong to the actual task.

Closing

Action Actions that can be performed after the actual task is executed.

Action Status Obligatory

Action An action that must be executed to perform the task successfully.

Alternative

Action An action that can be executed as a replacement of another action.

Conditional

Action An action that can or must be executed under particular circumstances.

Action Aspect Process The action is described as a process / in progress.

Result The situation after completing an action. Not necessarily the end state of the whole instruction. The content may also show the state of an action after executing a single step in the process.

Control Information

Wanneer een (deel)zin controle informatie bevat, is het geen handeling. In dat geval zijn de categorieën Action Type, Action Status en Action Aspect niet van toepassing. Er zijn acht vormen van Control Information. Warning omschrijft een mogelijk gevaar. “Let op” wordt vaak gebruikt om een waarschuwing aan te duiden. Waarschuwingen kunnen ook negaties bevatten, zoals: “Elektroden mogen elkaar niet raken”. Echter, dit is niet altijd het geval, bijvoorbeeld in de volgende zin: “Kijk

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

action A qualitative study into the organisational culture of the Dutch National Police.. Rogier van Koetsveld Ruud Hartmans Ard-Pieter

De inferenties die de kijker maakt op basis van deze tekst in relatie tot de foto. Mensen blijven menselijk in een onmenselijke situatie. Dekens die netjes opgevouwen op bed liggen

and deliver concrete, transformative results for women and girls in all their diversity. We envision that by 2026, feminist leaders and activists, women’s human rights defenders,

stoelen en studierichtingen verdwijnen, onderzoeks- programma’s tellen niet meer mee binnen het acade- mische ranking system en promovendi hebben moeite om via de methodologie

As such we expected that time interval estimates would be higher (indicating a lower sense of agency) when participants heard a verbalization that was compatible to the action

The Climate Action Tracker has defined and analysed a global-level series of Paris Agreement- compatible benchmarks, across four major sectors: Power, Transport, Industry,

- Urban Transition Pathways Symposium series recently

Earlier studies on coping with job stress often found that employees use fewer problem-focused than emotion-focused strategies directed at changing the problems encountered in