• No results found

(ROHM: Ruimtelijke Ordening, Huisvesting inMonumenten en Landschappen – red.)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "(ROHM: Ruimtelijke Ordening, Huisvesting inMonumenten en Landschappen – red.)"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 48

van 23 december 2004

van de heer HUGO PHILTJENS

Bouwvergunningen – Beroepsprocedures

In nogal wat dossiers tot aanvraag van een steden-bouwkundige vergunning gaat de administratie Stedenbouw in beroep tegen een positieve beslis-sing van de bestendige deputatie.

1. Hoeveel bouwaanvragen zijn er de afgelopen drie jaar behandeld per provincie en hoeveel procent van die dossiers werd ongunstig gead-viseerd aan de gemeente ?

2. In hoeveel procent van de beroepsdossiers per provincie gaat de administratie Stedenbouw in beroep tegen een positieve beslissing van de bestendige deputatie ?

3. In hoeveel gevallen handhaaft de stedenbouw-kundig inspecteur zijn burgerlijke vordering te-gen een bouwovertreding in een lopende proce-dure bij de rechtbank van eerste aanleg, terwijl de minister intussen een positieve beslissing in beroep met betrekking tot de regularisatiever-gunning heeft genomen ?

Staat de minister achter deze praktijk van de administratie, waarbij de administratie zich dus tegen de beslissing van de minister keert en zich daarbij beroept op artikel 159 van de Grondwet ? Zo neen, welke initiatieven neemt hij terzake ?

Antwoord

Vooreerst wens ik op te merken dat de in onderha-vig antwoord vermelde cijfergegevens dienen te worden geïnterpreteerd vanuit de beperkingen van de zeer diverse opvolgingssystemen die binnen de betrokken afdelingen van mijn administratie wor-den aangewend. Tot op hewor-den is er immers, onder meer technische redenen, nog geen uniform sys-teem geïmplementeerd, wat betekent dat gegevens (en zeker cijfergegevens) niet steeds op dezelfde wijze worden bijgehouden. Bovendien worden ge-gevens over regularisatieaanvragen (wat het eigen-lijke voorwerp van de vraag lijkt) niet systematisch bijgehouden, onder meer omdat uit de aanvraag niet steeds eenduidig is af te leiden of het om een (gedeeltelijke) regularisatie of om een nieuwbouw gaat.

Wat de beroepen betreft, moge overigens duidelijk zijn dat de cijfers voor 2004 (en ook voor 2003) nog onvolledig zijn omdat uiteraard een aantal van die dossiers nog in procedure zijn. Bij meerde-re van de vermelde cijfers zijn dus bemerkingen te maken.

1. Uit de vraagstelling leid ik af dat de opgevraag-de gegevens énkel betrekking hebben op opgevraag-de ste-denbouwkundige vergunningsaanvragen arti-kel 43 (decreet betreffende de ruimtelijke orde-ning, gecoördineerd op 22 oktober 1996). Kor-tom, ... de aanvragen die door gemeentebestu-ren ter advies worden voorgelegd aan de ge-machtigde ambtenaar (m.a.w. niet de in toepas-sing van artikel 44 rechtstreeks door de ge-meente afgehandelde vergunningsaanvragen). Het aantal, per ROHM-afdeling, geadviseerde stedenbouwkundige aanvragen artikel 43 in de jaren 2002 tot en met 2004 betreft:

– ROHM West-Vlaanderen: 12.497 – ROHM Oost-Vlaanderen: 9.406 – ROHM Antwerpen: 12.011 – ROHM Limburg: 8.395

– ROHM Vlaams-Brabant: 8.587

Het procentueel aantal, per ROHM-afdeling, ongunstig (aan de gemeente) geadviseerde aan-vragen betreft: – ROHM West-Vlaanderen: 17 % – ROHM Oost-Vlaanderen: 22 % – ROHM Antwerpen: 20 % – ROHM Limburg: 19% – ROHM Vlaams-Brabant: 22 %

(ROHM: Ruimtelijke Ordening, Huisvesting in Monumenten en Landschappen – red.)

(2)

cij-fers uitgesplitst over de drie jaren), in wezen ir-relevant zijn. Rekening houdende met de be-perkingen inherent aan de gehanteerde opvol-gingssystemen die binnen de betrokken afdelin-gen van mijn administratie worden aangewend, kan uit voormelde gegevens bovendien énkel worden geconcludeerd dat het gemiddeld aan-tal ongunstige adviezen in alle ROHM-afdelin-gen schommelt rond de 20 %. Noteer terzake nogmaals dat het in casu niet gaat over het to-taalaantal geweigerde stedenbouwkundige ver-gunningen, want zoals boven gemeld hebben de vermelde cijfers geenszins betrekking op de rechtstreeks door de gemeente, in toepassing van artikel 44, afgehandelde vergunningsaan-vragen. Kortom, ... het aantal effectief toege-kende vergunningen ligt heel wat hoger dan 80 %.

2. Voor een goed begrip van het procentueel aan-tal beroepen van de gemachtigde ambtenaren is het uiteraard belangrijk het aantal vergun-ningsbeslissingen van de bestendige deputaties te kennen. Omdat die gegevens door de provin-ciebesturen niet systematisch aan mijn admini-stratie worden verstrekt, zijn onderstaande ge-gevens noodzakelijkerwijze gebaseerd op de cij-fers verstrekt door de ROHM-afdelingen. No-teer tevens dat m.b.t. beroepen bij de bestendi-ge deputatie (en nadien bij de minister) de ste-denbouwkundige vergunningsaanvragen en de verkavelingsaanvragen samen worden gevoegd. De vermelde cijfers zullen dus veelal bouwaan-vragen én verkavelingsaanbouwaan-vragen bevatten. Het aantal gunstige beslissingen van de besten-dige deputaties in de jaren 2002 tot en met 2004 betreft: – West-Vlaanderen: 580 – Oost-Vlaanderen: 1.298 – Antwerpen: 767 – Limburg: 982 – Vlaams-Brabant: 720

Het procentueel aantal beroepen van de ge-machtigde ambtenaar tegen voormelde gunsti-ge beslissingunsti-gen betreft: – West-Vlaanderen: 26 % – Oost-Vlaanderen: 37 % – Antwerpen: 19% – Limburg: 16 % – Vlaams-Brabant: 39 %

(3)

be-slissing onwettig is. Een beroep door de gemach-tigde ambtenaar op basis van opportuniteitsover-wegingen sluiten we uit. Het algemeen toezicht door de Vlaamse overheid blijft mogelijk." 3. Zoals boven gesteld worden

regularisatieavragen niet systematisch bijgehouden (en is an-derzijds evenmin eenduidig af te leiden uit be-roepsdossiers die een regularisatie beogen of er al dan niet reeds een strafvordering gebeurd is). Uit de door de afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen van mijn administratie bijgehou-den gegevens blijkt dat ongeveer één zesde van de beroepen van de gemachtigde ambtenaar re-gularisatieaanvragen betreft. Ongeveer de helft van die beroepen resulteert in een effectieve vergunning (verschillen over de provincies zijn irrelevant gelet op het relatief geringe aandeel m.b.t. de totaliteit van de aanvragen).

Wat de gevolgen voor de door de stedenbouw-kundig inspecteur ingestelde vordering betreft, kan ik op het volgende wijzen.

Krachtens artikel 159 van de Grondwet past de rechter de algemene, provinciale en plaatselijke besluiten en verordeningen alleen toe in zover-re zij met de wetten ovezover-reenstemmen. Dit geldt ook voor de herstelvorderingen, de regularisa-tievergunningen en de beslissing tot verzaking aan een herstelvordering. Deze toetsing dient te gebeuren ongeacht of een van de gedingvoeren-de partijen erom verzoekt. Wanneer een stegedingvoeren-den- steden-bouwkundig inspecteur zijn vordering be-houdt, zal de rechter de herstelvordering én de regularisatievergunning dienen te toetsen. Wanneer hij aan zijn herstelvordering verzaakt, dient de rechter zowel de regularisatievergun-ning als de beslissing tot verzaken te toetsen. De stedenbouwkundig inspecteur zal steeds motiveren waarom hij zijn vordering behoudt, dan wel eraan verzaakt.

Het decreet van 18 mei 1999 houdende de orga-nisatie van de ruimtelijke ordening heeft een duidelijke scheiding en taakverdeling ingevoerd tussen enerzijds de vergunningverlenende over-heden (college van burgemeester en schepenen, bestendige deputatie en ? via delegatie ? de Vlaamse minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening) en anderzijds de handhavende over-heden (college van burgemeester en schepenen

en stedenbouwkundig inspecteur). In die op-tiek moeten de handhavende overheden hun ta-ken in relatieve onafhankelijkheid ten opzichte van de vergunningverlenende overheden kun-nen uitoefekun-nen.

Zowel de beslissing over de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning als de beslis-sing van een stedenbouwkundig inspecteur zijn beslissingen die zijn ingegeven door eenzelfde bekommernis een goede plaatselijke ordening te realiseren. Beide beslissingen zullen dus steeds uitsluitend rusten op motieven die zijn ingegeven door een goede ruimtelijke ordening. Zowel op de herstelvordering als op de beslis-sing tot afgifte van een regularisatievergunning zal de rechter eventueel een marginale controle moeten doen.

(4)

het ook dat een vordering wordt behouden om-dat de regularisatievergunning werd afgegeven onder voorwaarden die op het ogenblik waarop dient te worden beslist over het behoud van de herstelvordering nog niet zijn vervuld.

Er worden geen cijfers bijgehouden van het aantal gevallen waarin de stedenbouwkundig inspecteur zijn vordering behoudt. Doorgaans wordt aan de vordering verzaakt na afgifte van een regularisatievergunning.

Het principe dat de handhavende overheden hun taken in relatieve onafhankelijkheid ten opzichte van de vergunningverlenende overhe-den moeten kunnen uitoefenen, staat wat mij betreft buiten kijf.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Eerste verdiep : nieuw plat dak boven de tentoonstellingsruimte, 2 grote eetplaatsen met een sanitair blok, een keuken, een vergaderruimte, 2 tv-lokalen, verschillende bergingen,

2 de exacte plaatsing van de hemelwaterput en de inhoud ervan in liter, de totale horizontale dakoppervlakte en de verharde grondoppervlakte die op de hemelwaterput aangesloten

De architect belast met de controle van de uitvoering van de werken en hun conformiteit met de stedenbouwkundige vergunning alsook met de geldende reglementering is : □

Indien het beroep niet wordt ingesteld door de aanvrager van de vergunning, de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar of een adviserende instantie, vermeld in

Te Jabbeke werden bovendien onteigeningen bevolen voor het aanleggen van een verkeersknooppunt met de in uitvoering zijnde autoweg Jabbeke-Calais en voor het oprichten van

Kusters, uit tot het bijwonen van een gecombineerde informatieve bijeenkomst en vergadering voor de raadscommissie Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting,

(NVDR: treedt in werking op de eerste dag van de derde maand nadat de instanties in kwestie erkend werden) 11° als de werken onderworpen zijn aan een norm als bepaald krachtens boek

Indien het beroep niet wordt ingesteld door de aanvrager van de vergunning, de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar of een adviserende instantie, vermeld in