• No results found

Denken over God en de wereld

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Denken over God en de wereld"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Willem B. Drees red.

DENKEN OVER GOD EN WERELD

Theologie, natuurwetenschap en filosofie

in wisselwerking

Met bijdragen van

Willem B. Drees

Arthur R. Peacocke

Luco J. van den Brom

Palmy re M.F. Oomen

René P.H. Munnik

Peter P. Kirschenmann

Wim J. van der Steen

(2)

STUDIES

over levensbeschouwing, wetenschap en samenleving

De uitgave van deze reeks is financieel mede mogelijk gemaakt door de vereniging waarvan de Vrije Universiteit uitgaat.

0 Uitgeverij Kok - Kampen, 1994

Omslag Bas Mazur ISBN 90 242 8284 5/CIP NUGI611/631/W-boek

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

(3)

Inhoud

Woord vooraf 7 1. WILLEM B. DREES, Denken over God en wereld:

Tussen scheiding en synthese 9 1.1. Een oriëntatie in het veld 10 1.2. Denken over God en wereld: een kort overzicht 13 2. ARTHUR PEACOCKE, Het geloof van een wetenschapper (Religio

philosophi naturalis) 17

2.1. Sir Thomas Browne en zijn Religio Medici 17 2.2. Reductionisme en de verhouding van disciplines 20 2.3. De legitimiteit van het persoonlijkeen van de theologie 24 2.4. De mogelijkheid van God in interactie met de wereld 26 2.5. Een wetenschapper verkent het Christelijk geloof 31 3. Luco J. VAN DEN BROM, God en wereld in wisselwerking 35 3.1. Godsdienst en wetenschap 35 3.2. God en wereld: persoonlijke interactie 39 3.3. Eerste model: God als immateriële Actor 40 3.4. Tweede model: de wereld als Gods lichaam 42 3.5. Derde model: God en wereldbrein 51 3.6. Vierde model: de ruimtelijke God 56 3.7. Conclusie: God en wereld in wisselwerking 60 4. PALMYRE M.F. OOMEN, God en een autonoom geachte natuur:

Probleemverkenning en Whiteheads zienswijze 62 4.1. Gods betrokkenheid bij de natuur: een aangevochten geloofsvisie . 63 4.2. Whiteheads kosmologie/metafysica 72 4.3. Gods werkzaamheid in de autonoom geachte natuur 82 5. RENÉ P.H. MUNNIK, Intersubjectieve relaties tussen God, mens

(4)

6 / Inhoud

6. PETER P. KIRSCHENMANN, G*ds werken in de natuur:

Kennis over materie als norm voor de theologie? 107 6.1. Opmerkingen vooraf over natuurwetenschap en theologie 107 6.2. Zwaanekracht als g*ddelijke werking 110 6.3. Kansprocessen en zelf-organisatie van de materie 116 6.4. De problematische status van een theologie van de natuur 121 7. WIM J. VAN DER STEEN, Theologie, ook een gewone wetenschap? . . . 125

(5)

Woord vooraf

'God' en 'wereld' zijn veelomvattende begrippen. De wereld kennen wij door de natuurkunde en biologie als een wereld van atomen en genen, en van processen zoals beschreven door de evolutietheorie en quantummechanica. De christelijke traditie waaruit ons spreken over God is voortgekomen, kreeg vorm in tijden toen men zich de wereld anders voorstelde - in het Palestina van millennia geleden, in het Romeinse wereldrijk, en in Europa tijdens de middeleeuwen met Dante en Thomas van Aquino. Zelfs geschriften van natuurwetenschappers en filosofen uit de moderne tijd komen ons al gauw vreemd voor, gestempeld als wij zijn door de ontmoeting met de natuurwetenschappen, de geschiedwetenschap, de sociale weten-schappen, en ook door de erkenning van andere culturen en van anders- en niet-gelovigen binnen onze eigen cultuur. In één van de bijdragen in dit boek, die van Palmyre Oomen, wordt aangegeven hoe geloven in Gods handelen in de knel kwam. Aan de ene kant hechten wij aan onze eigen autonomie; aan de andere kant lijken natuurprocessen hun eigen gang te gaan; ze zijn te verstoren (zoals wij tot onze schade steeds meer merken) maar in andere zin onverstoorbaar. Hoe valt dan te denken over Gods handelen in de wereld? En wat is de aard en legitimiteit van theologie, nu natuurwetenschappen ons meest gezaghebbende model van kennis zijn geworden?

De bijdragen van Luco J. van den Brom, Palmyre M.F. Oomen, René P.H. Munnik, Peter P. Kirschenmann, Wim J. van der Steen, en Willem B. Drees zijn intensief besproken door de studiegroep 'Theologie en natuurwetenschappen' opgezet door het Bezinningscentrum van de Vrije Universiteit. Naast de auteurs nemen ook andere natuurwetenschappers, theologen, en filosofen van binnen en van buiten de Vrije Universiteit deel aan deze groep. Alle auteurs zijn behalve theoloog of filosoof ook opgeleid in één van de natuurwetenschappen.

De bijdrage van Arthur Peacocke, een belangrijk Engels auteur over geloof en wetenschap, is een door mij gemaakte vertaling van een voordracht die door Peacocke is uitgesproken aan de Vrije Universiteit op 9 maart 1994, en op het door het Chicago Center for Religion and Science van 31 augustus tot 2 september 1993 georganiseerde Templeton Foundation Symposium. De lezing wordt in het Engels gepubliceerd in december 1994 in het tijdschrift Zygon: Journal of Religion and

Science. Mijn dank gaat uit naar de uitgever, Blackwell Publishers in Oxford, de

hoofdredacteur Philip Hefner, en de auteur Arthur Peacocke voor het verlenen van toestemming voor de vertaling.

Mijn dank gaat verder uit naar de Van Coeverden Adriani Stichting, die deze uitgave financieel mede mogelijk heeft gemaakt.

(6)

1. Denken over God en wereld: Tussen scheiding en synthese

Willem B. Drees

Synthese in een groot verhaal

Dante sprak over de mens en over God binnen het middeleeuwse wereldbeeld. Het boek De Schepping van Franco Ferrucci is in zijn reikwijdte een hedendaagse tegenhanger van Dantes trilogie. In Ferrucci's epos is het heelal gestempeld door verandering; door evolutie van de oerknal tot de mens en door geschiedenis van Mozes tot Mussolini. Binnen die visie op de wereld plaatst Ferrucci zijn beeld van de mens en van God. Het boek is geschreven als de autobiografie van een zoekende God, een creatieve macht die zichzelf niet begrijpt, die aan zichzelf niet genoeg heeft, die nooit bereikt wat eigenlijk de bedoeling is.

Sidderend van eenzaamheid was ik verder gelopen. Op zeker ogenblik stopte ik, in het holst van de nacht, en stootte een kreet uit. Ik zag hoe deze als een pijl de lucht in ging en in het midden van de hemel ontplofte in duizenden scherven. Dat werden de sterren. ... Ik keek om mij heen, maar veel viel er niet te zien. Uitgerekend het licht toonde mij de eentonigheid van het heelal (Ferrucci 1989,

13).

Later in het verhaal is er de aap, Zita. Zij is als nar geschapen naast koningen als de leeuw en de adelaar. Zij herkent, als eerste, God. Dat waardeert de eenzame God uit dit verhaal zeer.

Zij was het enige van mijn schepsels dat zich mij herinnerde. ... Misschien - maar hier kom ik op filosofisch terrein - misschien was het Zita die mij had geschapen door mij te herkennen! En ja, waar zou ik nu staan zonder die blik? Ik zou wat rondfladderen in de kosmos, als een schaduw zonder naam (Ferrucci 1989, 62).

Een sceptische theoloog kiest voor scheiding

In een roman van John Updike, Roger's Version, komt een computerfreak bij een wat oudere professor in de theologie aan een Amerikaanse universiteit. Hij meent met zijn berekeningen het bestaan van God te kunnen aantonen. De professor, gestempeld door moderne theologie, ziet er niets in.

(7)

12 / W.B. Drees

Een gesprek met de natuurwetenschappen lijkt dan nauwelijks relevant. Daar valt echter tegen in te brengen dat, naast, bijvoorbeeld, feministische theologie of een derde wereld theologie, ook een theologie die recht probeert te doen aan de inzich-ten van natuurweinzich-tenschappers misschien te zien is als een contextuele theologie.

De natuurkunde lijkt vaak de vanzelfsprekende representant van de natuur-wetenschappen. Dat verdient echter nadere discussie (zie de bijdrage van Van der Steen). Niet alleen voor de inhoud maar ook voor de stijl van het gesprek over geloof en natuurwetenschap maakt het verschil uit of het gaat om natuurkunde of biologie. Wie de blik richt op natuurkunde en kosmologie stelt vaak ontologische en metafysische vragen. Het evolutionaire perspectief van de biologie past eerder bij functionele verklaringen. Die kunnen als bedreigend ervaren worden, met name als het gaat om menselijk gedrag en beleven, om moraal, religie en zelfbewustzijn.

Nederlandstalige discussies

In protestants Nederland kreeg de thematiek in bredere kring aandacht na de publikatie van de bundels Geloof en natuurwetenschap door een studiecommissie van de Nederlandse Hervormde Kerk (Dippel e.a. 1965, 1967). Dippel benadrukt de beperktheid van de natuurwetenschap, die een filtraat van de volle werkelijkheid beschrijft. Unieke informatie, openbaring, wordt daarin niet waargenomen. Het doel van het gesprek over geloof en natuurwetenschap is niet zozeer een synthese, als wel verantwoord handelen. Deze bundels waren gekleurd door de continentale theologie van die jaren (K.H. Miskotte, K. Barth).

De daarop volgende decennia lijkt het onderwerp minder in de aandacht te staan, al verschenen er een dissertatie met veel aandacht voor de cybernetica (Dingemans 1974) en een dissertatie over de chemicus-theoloog C.J. Dippel (Van Dijk 1985). In katholieke kring was het met name de natuurfilosoof A.G.M, van Meisen die de verhouding van geloof en natuurwetenschap aan de orde stelde (Van Meisen

1964, 1977, 1989).

In de negentiger jaren lijkt er weer een levendige discussie te zijn ontstaan. De filosoof Jan Van der Veken uit Leuven verdedigt in zijn Een kosmos om in te leven (1990) dat nieuwe inzichten in de natuurwetenschappen en in de wetenschapsfilo-sofie mogelijkheden bieden voor een nieuwe synthese. Zo'n geïntegreerde visie zou in het kader van de procesfilosofie van Whitehead met vrucht ontwikkeld kunnen worden. Waar Van der Veken kiest voor synthese, benadrukt de Delftse hoogleraar A. van den Beukei in zijn De dingen hebben hun geheim (1990) de beperkingen van de natuurkunde. Daarnaast zou er ruimte zijn voor religieuze ervaring, en daarmee voor geloof als een weg om te gaan, in navolging van belangrijke geloofsgetuigen. In Heelal, mens en God (Drees 1991) laat de auteur zich sceptischer uit over het beroep op religieuze ervaring en over ruimte 'naast' de natuurwetenschappen. In vergelijking met Van der Veken benadrukt Drees meer het ambivalente van ons bestaan; terwijl Van der Veken het woord 'kosmos' gebruikt in de titel, spreekt Drees van 'heelal'.

(8)

Tussen scheiding en synthese / 13 benoemen zijn. De onderhavige bundel is meer academisch, een poging verschil-lende benaderingen te presenteren en te analyseren. Wat dat betreft is deze studie een goed vervolg voor wie zich verder wil verdiepen in dit thema.

1.2. Denken over God en wereld: een kort overzicht.

Het gaat in deze studie over God en wereld, maar ook over geloof, theologie en natuurwetenschap. Ten dele gaat het over de verhouding van God en wereld in het licht van hedendaagse kennis. Zo zoeken sommigen een passende voorstelling van Gods handelen in de werkelijkheid. Daarmee verbonden is in deze studie het denken over theologie en wetenschap. Wat is natuurwetenschap? Is theologie ook te meten aan criteria van helderheid en toetsbaarheid? Hoe werken zulke verschillende menselijke activiteiten op elkaar in?

Arthur Peacocke vergelijkt zijn eigen weg met die van Sir Thomas Browne, die in

de zeventiende eeuw schreef over het geloof van een medicus (Religio medici). Peacocke ziet een orde van complexiteit in de natuur, waarbij niveaus van hogere complexiteit nieuwe eigenschappen kunnen hebben, die niet uitputtend beschreven kunnen worden in termen van de wetenschappen die gaan over lagere niveaus. Voor het hoogste niveau van complexiteit is persoonlijke en religieuze taal legitiem. De hiërarchie van complexiteit vormt ook de basis voor Peacockes visie op de interactie tussen God en de wereld. Bij complexe systemen bepaalt de toestand van het geheel mede hoe alle onderdelen zich gedragen, zonder daarbij natuurwetten te schenden. Dat kan een model zijn voor Gods werken. Zo'n werkzaamheid op het geheel kan specifieke gevolgen hebben ('top-down causation'). Peacocke benadrukt dat het slechts een model is; uiteindelijk dienen wij nederig neer te zitten om de feiten te onderzoeken en te volgen, waar ze ons ook maar brengen.

Luco van den Brom gaat eerst in op de verhouding van godsdienst en wetenschap.

Levensbeschouwelijke uitspraken worden nadrukkelijk onderscheiden van descrip-tieve uitspraken, maar ze zijn daar niet van gescheiden want ze veronderstellen feitelijke claims. Van den Brom zoekt de wisselwerking te verhelderen met het begrip 'conceptuele synthese'. Het grootste deel van zijn bijdrage gaat over Gods relatie tot de wereld. Vanuit christelijk perspectief wordt God gezien als een per-soon. De relatie kan misschien gezien worden naar analogie van de relatie tussen een persoon en diens lichaam. Ideeën daarover worden door Van den Brom bespro-ken. Daarnaast presenteert hij zijn eigen voorstel, waarin Gods presentie wordt gezien als die van een hoger-dimensionale werkelijkheid die de 'gewone' werkelijk-heid in ieder punt geheel omvat.

Palmyre Oomen geeft een reconstructie van de historisch gegroeide problematiek

(9)

natuur-14 / W.B. Drees

wetenschappen en religie recht gedaan kan worden. Deze zogeheten 'proces'-visie heeft al eerder in het Nederlandse taalgebied aandacht gekregen (o.a. Van der Veken (red.) 1989; Plomp 1987; Munnik 1987; Oomen 1992). Hoewel ook Van den Brom kort ingaat op proces-ideeën (met name van Hartshorne), biedt Oomen hier een uitgebreidere inleiding tot deze zienswijze op God en wereld. Het gaat haar niet om natuurlijke theologie, een weg van kennis over de natuur naar geloof in God. Maar, geraakt door de bijbelse verhalen, staat ze voor de vraag hoe of in hoevere geloof in de bijbelse God die actief bij de geschiedenis van mens en wereld betrokken is, te rijmen is met een geseculariseerde mens- en wereldopvatting. Ideeën van Whitehead kunnen een bijdrage leveren aan ons denken over Gods werken in een autonoom geachte natuur.

Ook René Munnik geeft veel aandacht aan de procestheologie. Waar Oomen vooral ingaat op het procesdenken als een model voor de wisselwerking tussen God en wereld, richt Munnik zich meer op begrippen als kennis en metafysica. Kennis ziet hij als een relatie tussen subjecten. Voor een adequate doordenking schiet de gangbare onderscheiding van subject en object te kort. De filosofie van Whitehead biedt een beter kader doordat daarin alle entiteiten subjectieve en objectieve aspecten hebben. Relaties zoals beschreven door natuurwetten worden in dat verband ook behandeld naar het model van een relatie tussen subjecten.

De bijdrage van Peter Kirschenmann gaat zowel over de verhouding van God en wereld, als over die van natuurwetenschappelijke kennis en theologische opvattingen. Hij bespreekt vooral twee soorten visies op Gods werkzaamheid in de natuur. In de achttiende eeuw, binnen het mechanistische wereldbeeld, legden sommigen een relatie tussen de zwaartekracht en Gods handelen. Hedendaagse discussies richten zich op Gods handelen in een wereld die gezien wordt als gekenmerkt door evolutie, toeval en zelf-organisatie. Aan de hand van deze voorbeelden gaat Kirschenmann in op de vraag of natuurwetenschappelijke kennis een inhoudelijke norm kan zijn voor de theologie. Zijns inziens ondermijnt de verworven kennis bepaalde theologische formuleringen. Kirschenmann signaleert echter problemen die kleven aan positief gebruik van natuurwetenschappelijke inzichten voor theologische doeleinden.

De bijdrage van Wim van der Steen gaat in op het gebruik van natuurwetenschap als methodologische of kentheoretische norm voor de theologie. Daarbij is het volgens hem van belang verder te kijken dan de natuurkunde, met haar nadruk op algemene theorieën en natuurwetten. Door aandacht aan de biologie te geven, leren we in dit opzicht bescheidener te zijn. De lichaam-geest problematiek wijst op fundamentele beperkingen van de westerse wetenschap. Van der Steen acht 'gewone wetenschap' en theologie methodologisch gelijkwaardig. Concurrentie is er waar religieuze ervaringen reductionistisch verklaard worden, maar zulke verklaringen blijken niet zo succesvol. Het echte, en zinvolle, conflict gaat niet om de feiten maar om het daarbij gehanteerde wereldbeeld.

Willem B. Drees stelt de vraag of de kritische houding van de wetenschap ook van

(10)

Tussen scheiding en synthese / 15 geweest via ontkenningen, God als on-uitsprekelijk. Binnen de negatieve theologie onderscheidt Drees een cognitieve, mystieke lijn (God is altijd anders dan wij ons dat voorstellen) en een ethische lijn, gevoed door verontwaardiging over lijden en onrecht (Gods bedoelingen sporen niet met onze ervaring). Drees meent dat de steeds wijkende maar telkens tijdelijke grens van natuurwetenschappelijke kennis wat anders is dan een religieus te beleven mysterie. En de kritische houding van de wetenschap levert ook geen inhoudelijke morele normen. Wel kan het een kritische houding, ook in religieuze en ethische zin, bevorderen. Echter, iedere ethische theologie dient zich ook te verstaan met het evolutionaire perspectief op mensen en hun gedrag.

Denken over God en wereld verkent hedendaagse visies op de verhouding van natuurwetenschap, geloof en theologie. De auteurs verschillen daarbij van opvatting. De discussie over God en wereld gaat verder, niet in het minst omdat opvattingen over God en over de betekenis van het woord 'God', en inzichten aangaande de wereld, in beweging blijven.

Literatuur

Altner, G. 1965. Schöpfungsglaube und Entwicklungsgedanke in der protestantischen Theologie zwischen Ernst Haeckel und Teilhard de Chardin. Zürich: EVZ.

Barbour, I.G. 1966. Issues in science and religion. Englewood Cliffs: Prentice Hall. . 1990. Religion in an age of science. San Francisco: Harper & Row.

Beukei, A. van den. 1990. De dingen hebben hun geheim. Baarn: Ten Have.

Breed, D. R. 1992. Yoking science and religion: The life and thought of Ralf Wendell Burhoe. Chicago: Zygon Books.

Bühler, P., C. Karakash (éd.). 1992. Science et foi font système: Une approche herméneutique. Genève: Labor et Fides.

Burhoe, R.W. 1981. Toward a scientific theology. Belfast: Christian Journals Limited. Daecke, S.M. 1987. Zur angelsächsischen Literatur. In J. Hübner (Hrsg.), Der Dialog

zwischen Theologie und Naturwissenschaft. München: Kaiser.

Dingemans, G.D.J. 1974. Wetmatigheiden wonder. 's-Gravenhage: Boekencentrum. Dijk, P. van. 1985. Op de grens van twee werelden: Een onderzoek naar het ethische denken

van de natuurwetenschapper C. J. Dippel. 's-Gravenhage: Boekencentrum.

Dippel, C.J., J.M. de Jong. 1965. Geloof en natuurwetenschap I. 's-Gravenhage: Boeken-centrum.

Dippel, C.J., H.C. van de Hulst e.a. 1967. Geloof en natuurwetenschap II. 's-Gravenhage: Boekencentrum.

Drees, W.B. 1991. Heelal, mens en God. Kampen: Kok.

Drees, W. B. (red. ) 1992. Theologie en natuurwetenschap : Op zoek naar een Snark ? Kampen :

Kok.

Ferrucci, F. 1989. De schepping: Autobiografie van god. Amsterdam: Wereldbibliotheek. Hübner, J. 1966. Theologie und biologische Entwicklungslehre. München: Beck.

(11)

16 / W.B. Drees

Meisen, A.G.M. van. 1964. Evolutie en wijsbegeerte. Utrecht: Spectrum.

—. 1977. Geloof, wetenschap en maatschappelijke omwentelingen. Baarn: Ambo & Nijmegen: Katholiek Studiecentrum.

—. 1989. Geloof, rede en ervaring. Nijmegen: KSC & Kampen: Kok.

Munnik, R.P.H. 1987. De wereld als creatieve voortgang. Tilburg University Press. Oomen, P.M.F. 1992. Natuur, mens en God: Een bijdrage van het procesdenken. In R.P.H.

Munnik (red.), Natuur en christelijke traditie: Een moeizame verhouding. Zoetermeer: Boekencentrum.

Peacocke, A.R. 1979. Creation and the world of science. Oxford: Clarendon Press. —. 1990. Theology for a scientific age. Oxford: Basil Blackwell. (Uitgebreidere versie

verscheen bij SCM, Londen, en Fortress, Minneapolis, 1993).

Plomp, H.R. 1987. Het heelal als hemel-en-aarde? - Kosmologie en theologie. In J.W. Hovenier e.a.. De plaats van aarde en mens in het heelal. Kampen: Kok.

Updike, J. 1986. Roger's Version. New York: Fawcett Crest Book.

Van der Veken, J. 1990. Een kosmos om in te leven. Kapellen: DNB/Pelckmans.

(12)

2. Het geloof van een wetenschapper (Religio philosophi

naturalis)

Arthur Peacocke

The wisdome of God receives small honour from those vulgar heads, that rudely stare about, and with a grosse rusticity admire his workes; those highly magnify him whose judicious enquiry into his acts, and deliberate research into his creatures, returne the duty of a devout and learned admiration. (Sir Thomas Browne, Religio Medici, 1643, 75.)

2.1. Sir Thomas Browne en /Jjn Religio Medici

In 1671 besloot Koning Charles II, op bezoek in de stad Norwich in Norfolk, East Anglia, in zijn gebruikelijke vrijgevigheid, een adellijke titel te verlenen aan de burgemeester van die stad. Aangezien die om ons onbekende redenen weigerde, besloot de koning de titel te schenken aan de plaatselijke arts, ene Thomas Browne. Ondanks de grote rol van het toeval had de koninklijke bezoeker deze waardigheid toch nauwelijks met meer recht kunnen verlenen. Want Sir Thomas Browne, zoals wij hem nu dienen te noemen, was niet alleen een arts - met de beste academische titels van zijn tijd uit Oxford en Leiden, en een voormalig student in Montpelier en Padua - maar hij was ook een man van grote en veelomvattende geleerdheid in ten minste negen talen, natuurfilosofie (wat wij natuurwetenschappen zouden noemen), letteren, techniek, en nog veel meer. Zijn geschriften handelen over meer dan 27 verschillende vakgebieden.

Bovenal was hij een vroom en goed geïnformeerd Christen, nieuwsgierig in zijn geloof, vredelievend, tolerant en (zouden wij zeggen) oecumenisch in geaardheid in tijden dat een dergelijke houding zeldzaam was in een land dat kort tevoren tijdens een burgeroorlog en revolutie nog ernstig religieus en politiek verdeeld was. Hij was zelf, zo vertelt hij ons in zijn hoofdwerk, de Religio medici, van het 'hervormde, pas-gevormde geloof, waarin hij van niets een afkeer heeft behalve van de naam [van Protestant], van hetzelfde geloof dat onze Verlosser leerde, de Apostelen verspreidden, de Vaders verantwoordden, en de martelaren bevestigden' (61). Want, zo vertelt hij later onder verwijzing naar de Rooms-katholieken, 'wij zijn van hen hervormd, niet tegen hen' (62), waarna hij nogmaals zijn verdraagzaamheid uitspreekt ten aanzien van praktijken en overtuigingen die hij zelf niet verkoos aan te nemen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

Samenvattend is, gezien de omvang van de constructie, de directe impact op de biologische waarde door ruimtebeslag eerder beperkt, maar voor locatie 1 zal het ruimtebeslag meer zijn

Students in their fifth year complete a major technical study based on a fifth year project. The study should explore. and resolve in design, the central technical issues of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

• To measure the DNA copy number of the Microcystis specific 16S rDNA and microcystin producing genes, mcyB as well as mcyE in order to shed more light on toxin production in

The model SR spectrum from electron – positron pairs produced in cascades near but on field lines inside of the return current layer, and resonantly absorbing radio photons, very

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Voor Küng be- tekent dat dat hij de echte, gruwelijke dood van Jezus als ontwijfelbaar uitgangspunt neemt, aansluiting zoekt bij de oervragen van het onder- zoek naar