Vraag nr. 130 van 25 juni 1998
van mevrouw PATRICIA CEYSENS Toekenning RVT-bedden – Problemen
Ingevolge de afspraken tussen de federale en de Vlaamse regering mogen in de komende vijf jaar 14.116 RVT-bedden worden toegekend aan rust- huizen en rust- en verzorgingstehuizen. Naar aan- leiding van de toekenning van deze RVT-bedden werd de Vlaamse Adviesraad voor de Erkenning van de Verzorgingsvoorzieningen overstelpt met bezwaarschriften. Talloze voorzieningen dienden een bezwaarschrift in tegen het voornemen van weigering van planningsvergunning voor RVT-bed- den.
De klachten van de voorzieningen zijn gebaseerd op volgende elementen.
Bij de verdeling over de rusthuizen per arrondisse- ment werd rekening gehouden met de bezetting van het tweede en derde kwartaal van 1995 en 1996 zoals blijkt uit Riziv-berekeningsnota's. Door te werken met de cijfergegevens uit 1995 en 1996 werden recente initiatieven gediscrimineerd. Hier- op werd een correctie doorgevoerd die in de prak- tijk blijkbaar weinig heeft uitgehaald. Bovendien werden de Riziv-gegevens door de voorzieningen zelf verzameld op vrijwillige basis en met de belof- te deze gegevens enkel te gebruiken "voor een bespreking in geaggregeerde vorm binnen de werkgroep die de projectbegeleiding verzorgt m.b.t. het toekomstig infrastructuurbeleid (van het VIPA)".
De rusthuizen werden geselecteerd op basis van hun B- en C-gerechtigden, ofschoon de minister weet dat sommige rusthuizen enkel de categorieën 0 en A mogen factureren. Bovendien hebben wetenschappelijke studies aangetoond dat zeer veel zorgbehoevende bejaarden in rusthuizen niet de juiste categorie zorgbehoevendheid krijgen toe- bedeeld om budgettaire redenen.
Ten slotte verwijten de voorzieningen de minister dat zij onvoldoende rekening heeft gehouden met de B- en C-patiënten met een zelfstandig statuut en hun ongelijke verdeling over de rusthuizen.
1. De minister hanteerde cijfers die voorzieningen in het kader van het VIPA-decreet op vrijwillige basis meedeelden, met de belofte dat deze cij- fers enkel zouden worden besproken binnen een werkgroep ter evaluatie van het toekomstig infrastructuurbeleid. Op grond van deze onvol-
ledige gegevens werden beslissingen getroffen met betrekking tot het toekennen van RVT-bedden. De minister argumenteerde dat er geen tijd was om meer informatie te verzame- len. Nochtans moesten ook de voorzieningen deze informatie betrekken van het Riziv.
Waarom nam de minister geen contact op met het Riziv teneinde een volledig beeld te krijgen van de situatie ?
In welke mate heeft de minister gewerkt met onvolledig cijfermateriaal ?
2. Voorzieningen die meer dan het regionaal gemiddelde vrij verzekerden onder hun cliën- teel hebben, worden gediscrimineerd. Waarom worden geen bijzondere verdeelsleutels gehan- teerd ten aanzien van instellingen die meer vrij verzekerden hebben ?
3. Ofschoon de Vlaamse Adviesraad de werkme- thode van de regering heeft verdedigd naar aan- leiding van de talloze bezwaarschriften, erkent hij dat de gehanteerde referentieperiodes voor rusthuizen in een opstartfase minder gunstig zijn en adviseert hij de minister om rusthuizen die bij deze evaluatie net onder de drempel zit- ten, na 1 jaar opnieuw te evalueren teneinde de gehanteerde methode te verfijnen.
Gaat de minister in op deze suggestie ?
4. De Vlaamse regering werkt meer en meer met de methode om haar voornemen om een ver- gunning te weigeren voorafgaandelijk aan de betrokkene mee te delen. Deze kan dan een bezwaarschrift indienen tegen dit voornemen.
Hoeveel voorzieningen dienden een bezwaar- schrift in tegen het voornemen van de minister om de planningsvergunning te weigeren en in hoeveel gevallen werd het voornemen tot wei- gering van de vergunning negatief beoordeeld ? Indien blijkt dat deze bezwaarschriften altijd worden verworpen door de Vlaamse Advies- raad moet worden overwogen deze procedure af te schaffen.
Antwoord
1. Voor de verzameling van de cijfergegevens inza- ke de bezetting van de rusthuizen heeft mijn administratie wel degelijk in eerste instantie contact opgenomen met het Riziv. Dit beschikte
over de benodigde gegevens, doch wenste ze niet vrij te geven aangezien het private gege- vens waren.
De beschikbare Riziv-cijfergegevens inzake bezetting zijn daarom noodgedwongen bij de rusthuizen zelf opgevraagd. Deze cijfergegevens zijn terug te vinden op de berekeningsnota's van het Riziv die elk rusthuis om de zes maan- den krijgt toegestuurd van het Riziv.
Aangezien op dat moment in het kader van VIPA een enquête lopende was waarin deze gegevens eveneens werden opgevraagd, werd er om een dubbele bevraging van de rusthuizen te vermijden vanuit het oogpunt van klantvriende- lijkheid beslist om deze gegevens eveneens te gebruiken in de RVT-verdelingsoperatie. Rust- huizen die aan deze enquête niet hebben deel- genomen, of die onvolledig hebben geantwoord op deze enquête, zijn door mijn administratie in een afzonderlijke rondvraag bijkomend bevraagd geweest. Op deze wijze konden alle gegevens nodig voor de verdeling van de RVT-bedden worden verkregen.
2. Objectieve en gecontroleerde cijfergegevens over de B- en C-gerechtigden in zelfstandig sta- tuut in ROB waren er niet beschikbaar omdat deze niet zijn opgenomen in de bovenvermelde berekeningsnota's. Bij de verdeling werd uitge- gaan van de hypothese dat de zelfstandigen gelijkmatig verspreid zijn over heel Vlaanderen.
De Vlaamse Adviesraad voor Erkenning van Verzorgingsvoorzieningen (VAR) aanvaardde deze hypothese in haar advisering.
Indien deze gegevens in de toekomst wel beschikbaar zouden zijn, dan kunnen deze bij nieuwe RVT-verdelingsoperaties wel mee in rekening worden gebracht.
3. Na de verdeling van de nieuwe RVT-bedden uit de pool op 22 december 1997, bleven er 491 RVT-bedden over. Er werd toen bepaald dat de verdeling van deze rest-pool zou gebeuren na de afhandeling van de bezwaarschriften door de VAR. Op dat moment kan immers het definitie- ve aantal overblijvende RVT-bedden worden bepaald.
Deze verdeling zal plaatsvinden in het najaar en opnieuw gebeuren op basis van objectieve crite- ria.
Naar aanleiding van de afhandeling van de bezwaarschriften formuleerde de VAR een aan-
tal aanbevelingen die van nut kunnen zijn bij nieuwe verdelingsoperaties, onder andere een herevaluatie van rusthuizen die tijdens de gehanteerde referentieperiodes net onder de drempel zitten. Met deze aanbevelingen zal in de mate van het mogelijke – gezien het slechts beperkte aantal overblijvende RVT-bedden – rekening worden gehouden bij de bepaling van de criteria voor de toewijzing van de rest-pool.
4. Er werden 68 bezwaarschriften ingediend tegen de ministeriële beslissingen tot al of niet toewij- zing van RVT-bedden. Daarvan hebben acht bezwaarschriften geleid tot een advies van de VAR tot aanpassing van de planningsvergun- ning, dit wil zeggen tot de toekenning van RVT-bedden uit de pool of aanpassing van het reeds toegewezen aantal RVT-bedden. In deze acht dossiers was door de administratie een fout gemaakt bij de toepassing van de criteria.
In de overige dossiers waren de criteria correct toegepast en ging de VAR akkoord met de geformuleerde voornemens tot al of niet toewij- zing van RVT-bedden.