• No results found

Liberaal 1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Liberaal 1"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Liberaal

~i~·

1

...

""""-_~

Hoor en wederhoor bij de BVD - H. Wiegel

Het ultra-centrifugeprocede, een monopoliebreker - S. A. Leeflang Conformisme en afwijzing tussen de generaties op politiek gebied

-L. M. Tas

Eigen risico - P. C. Koppert, arts

OOCUMENTATIECEN'TRUM NEDiiRLANDSE POUTIEKE

(2)

LIBERAAL REVElL wordt uitgegeven door N.V. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam- 's-Gravenhage in samenwerking met de Prof. Mr. B. M. Teldersstichting en de Stichting Liberaal Reveil.

REDACTIE:

Th. H. Joekes; drs. L. D. Oosterveld; Mevrouw H. van Someren-Downer; mr. C. A. Steketee; H. Vrind.

REDACTIERAAD:

prof. dr. H.

J.

Witteveen (voorzitter);

W. Altink;

J.

C. Corver; Mevrouw mr. J. M. Corver-van Haaften; drs. P. Delfos; mr. G. C. van Dijk; dr. K. van Dijk; dr.

J.

N. van den Ende; prof. mr. N. E. H. van Esveld; Mevrouw A. Fortanier-de Wit; mr. H. F. Heyting; B. W. M. Hillenaar; H. H. Jacobse; Th. H. Joekes; dr. ir. A. W. G. Koppejan; prof. S. Korteweg; mr. F. Korthals Altes; prof. dr.

J.

Kymmell;

mr. dr. W. K. J.

J. van Ommen Kloeke; drs. L.

D. Oosterveld; prof. mr. P.

J.

Oud; prof. mr. C. H. F. Polak; drs. A. A. C. Reedijk; mr. H. van Riel; prof. mr. dr. M. Rooij; Mevrouw drs.

J.

F. Schouwenaar-Franssen; Mevrouw H. van Someren-Downer; mr. C. A. Steketee; mr. A. Stempels; drs. A. Szasz; Mevrouw mr. E. Veder-Smit; H.

J.

L. Vonhoff; H. Vrind; ir. F. Wagenmaker.

Redactie-adres: Koninginnegracht 55a, 's-Gravenhage, tel. 070- 63 57 80.

Administratie: Badhuisweg 232, 's-Gravenhage,

tel. 51 2 7 11 - postrekening 14 51 92 t.n. v. N.V. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar.

Abonnementsprijs: (6 nrs. per jaar)

f

15,- per jaar; studenten-abonnement:

f

9,50 per jaar; losse nummers

f

3,-.

INHOUD VAN DIT NUMMER

Hoor en wederhoor bij de BVD - H. Wiegel Commentaar van de redactie

Het ultra-centrifugeprocede, een monopoliebreker - S. A. Leeflang Ervaringen van nieuwe kamerleden (III) - H.

J.

L. Vonhoff

Conformisme en afwijzing tussen de generaties op politiek gebied - L. M. Tas Eigen risico - P. C. Koppert

(3)

Hoor en wederhoor bij de BVD

De Vaste Tweede-Kamercommissie voor binnenlandse zaken debatteerde op woens-dag 27 maart en dinswoens-dag 8 april 1968 in openbare vergadering over het bestaans-recht, het nut, de taak en de werkwijze van de Binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) aan de hand van een tweetal verslagen, uitgebracht door de Vaste Tweede-Kamer-commissie voor de inlichtingen- en veilig-heidsdiensten.

Ook de wijze van behandeling van klach-ten, die over de activiteiten van de BVD bij de Vaste commissie voor de

inlich-H. Wiegel

tingen- en veiligheidsdiensten binnenkomen, is op 27 maart bediscus-sieerd. Daarbij kwamen tevens de bevoegdheden van deze Kamercom-missie, die is samengesteld uit de fractievoorzitters van KVP, PvdA, VVD, ARP, CHU en D'66 ter sprake.

(4)

commissies voor de verzoekschriften van de beide Kamers der Staten-Generaal ten behoeve van die commissies bepleit (Kamerstuk zitting 1966-1967, 9027) zou ook voor de commissie die tot taak heeft de BVD kritisch te begeleiden moeten gelden. Een suggestie in de vorm van een voorontwerp van wet tot wijziging van de Enquetewet is als bijlage aan stuk 9027 toegevoegd.

Wijziging Enquetewet

In de loop van de discussies in de Vaste commissie voor binnenlandse zaken op 27 maart heb ik het pleidooi van de Vaste commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten tot uitbreiding van haar be-voegdheden van harte ondersteund. Juist omdat de BVD uit de aard

van zijn taak werkzaam is in het spanningsveld tussen prive-belang en het belang van de staat en omdat de burgers er recht op hebben dat voor hun privacy en hun persoonlijke integriteit en vrijheid wordt gewaakt, is het van het grootste belang dat de Kamercommissie die de

(5)

BVD

moet controleren over zo groot mogelijke bevoegdheden beschikt. Een van de wegen, waarlangs tot uitbreiding van de mogelijkheden van de Vaste commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten om haar werk zo goed mogelijk te verrichten, kan worden gekomen, is de bepleite wijziging van de Enquetewet. Ook de beide Commissies voor de verzoekschriften beschouwen het - zo vermelden zij op bladzijde 4 linkerkolom van het genoemde verslag - als een gebrek dat zij de be-voegdheid missen getuigen en deskundigen een verschijningsplicht op te leggen en desgewenst onder ede te verhoren. Thans kunnen de com-missies adressanten uitsluitend horen op de grondslag van vrijwillig-heid. V erificatie van beweringen die adressanten hebben gedaan en van de inlichtingen die de Minister heeft verstrekt is, zo zeggen de commissies voor de verzoekschriften in hun gezamenlijk verslag, aldus onvoldoende mogelijk.

Enkele leden van de Commissie voor de verzoekschriften uit de Tweede Kamer zouden de toekenning van de bevoegdheden volgens de Enquetewet in handen willen geven van een nieuw instituut als de ombudsman. Als een onafhankelijke instantie als de ombudsman wordt ingesteld, zal deze overeenkomstig een in het manifest van de VVD voor de verkiezingen van 1967 neergelegde wens de bevoegdheden moeten hebben om getuigen en deskundigen te verplichten te verschij-nen en onder ede te verhoren. Waarom aan de Vaste commissies voor de verzoekschriften en voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten deze bevoegdheden niet zouden moeten worden gegeven is mij niet duidelijk. Ook als het instituut van de ombudsman zal zijn ingesteld, blijft het recht van iedere burger om zich tot de volksvertegenwoordiging te richten onverfet. Ik zou dit recht onverkort gehandhaafd willen zien.

Three Advisers

In Kamerstuk 9394 verstrekt de Vaste commissie voor de inlichtingen-en veiligheidsdiinlichtingen-enstinlichtingen-en inlichtingen-enige gegevinlichtingen-ens omtrinlichtingen-ent de procedures in Enge-land, de Verenigde Staten en Canada met betrekking tot ontslag uit of niet-benoeming in kwetsbare functies. Op de gang van zaken in Engeland ben ik tijdens het Kamerdebat nader ingegaan. Uit het Radcliffe-rapport van april 1962 blijkt dat de Engelse regering reeds sedert 1948 naast de zogenaamde 'purge procedure' ( een procedure waarbij communisten, fascisten enz., worden geweerd uit die functies waarin de veiligheid van de staat van vitaal belang is) ook een be-roepsinstantie kent, die bekend staat onder de naam van de 'Three Advisers'.

(6)

in gevaar kan brengen, ongunstige politieke gegevens bekend, dan zal de minister moeten beslissen, of een dergelijk persoon in de betreffen-de functie kan worbetreffen-den geplaatst, dan wel gehandhaafd kan blijven.

Valt de beslissing van de minister in negatieve zin uit, dan zal de persoon in kwestie daarover moeten worden ingelicht, tevens zal hem een nader inzicht moeten worden gegeven van de tegen hem inge-brachte aantijgingen. Dit laatste zal met de nodige voorzichtigheid moeten geschieden met het oog op de bescherming van de informatie-bronnen.

De persoon in kwestie heeft nu twee mogelijkheden, te weten: a. de feiten erkennen. In dit geval is de zaak zonder meer afgedaan. b. de feiten ontkennen. In dit geval zal hem worden verzocht zijn bezwaren tegen de aantijgingen schriftelijk ter kennis van de be-treffende minister te brengen.

Na ontvangst van het bezwaarschrift zal de minister opnieuw de zaak in beschouwing nemen. Blijft de minister bij zijn aanvankelijk inge-nomen standpunt, dan wordt dit de persoon in kwestie medegedeeld. Deze kan verzoeken zijn zaak voor te leggen aan de 'Three Advisers'. De 'Three Advisers' horen achter gesloten deuren vertegenwoordi-gers van het betreffende departement en de veiligheidsdienst. Vervol-gens wordt de persoon in kwestie uitgenodigd voor de commissie te verschijnen, om de tegen hem ingebrachte aantijgingen te weerleggen. Hij mag de commissie verzoeken bepaalde personen, die voor hem gunstige verklaringen kunnen afleggen, te horen. Uit het Radcliffe-rapport blijkt niet, dat de persoon in kwestie zich door een rechtskun-dige mag doen bijstaan. De commissie stelt daarna een advies op voor de minister, die na ontvangst van het advies de kwestie opnieuw in be-schouwing zal nemen.

Zou de minister bij zijn aanvankelijk ingenomen standpunt blijven, dan krijgt de persoon in kwestie een laatste kans zijn bezwaren tegen de tegen hem ingebrachte aantijgingen naar voren te brengen. Mocht ook dit bezwaarschrift de mening van de minister niet doen verande-ren, dan wordt de persoon in kwestie niet in de betreffende functie benoemd dan wel wordt hij naar een minder kwetsbare functie bij hetzelfde departement overgeplaatst.

Mocht dat laatste niet mogelijk zijn, dan zal worden getracht bij een van de andere departementen een gelijkwaardige niet kwetsbare functie te vinden. Indien ook dit niet mocht gelukken dan krijgt de persoon in kwestie de keus uit ontslag nemen dan wel ontslag krijgen. In beide gevallen verliest hij het recht op pensioen met die uitzondering, dat in geval van vrijwillig ontslag de persoon, die ouder is dan 50 jaar, een uitgesteld pensioen op 60-j arige leeftijd kan krijgen.'

(7)

I

Half

zo wijs

Het zou toe te juichen zijn als ook in Nederland de mogelijkheden zouden worden verruimd om tegen beslissingen, genomen naar aan-leiding van gegevens die de BVD verzamelde, in beroep te gaan. Als de Vaste commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten de ver-ruiming van bevoegdheden verkrijgt en zij zich zou kunnen ontwikke-len tot een beroepsinstantie die met de 'Three Advisers' vergelijkbaar is en als ten slotte aan haar werk meer bekendheid zou worden ge-geven, zouden de rechten en de vrijheden van de Nederlandse staats-burgers worden vergroot. De staats-burgers hebben er recht op, hun al dan niet gerechtvaardigde grieven en klachten kwijt te kunnen. Zij hebben er recht op dat zij zo goed mogelijk tegen de overheid worden be-schermd, al ben ik er wei zeker van dat het met de vrijheid en de rechten van de Nederlander niet zo slecht gesteld is.

Dat doet niets af aan de wens dat overal verbeteringen dienen te worden aangebracht waar dat kan.

Om te eindigen: de Engelse beroepsinstantie telt drie leden, terwijl van de commissie die in ons land werkzaam is zes vooraanstaande politici lid zijn. Zij behoeven, om hun taak goed te kunnen vervullen, dus persoonlijk maar half zo wijs te zijn als de Engelse 'Three Ad-visers'. Dat zal toch wellukken.

Commentaar van de redactie

Een verruiming van de beroepsmogelijkheden, zoals hierboven wordt bepleit, is alleszins gewenst. Minder gelukkig echter lijkt ons de sug-gestie van de heer Wiegel om de Vaste Commissie voor de inlichtingen-en veiligheidsdiinlichtingen-enstinlichtingen-en als beraepsinstantie te laten fungeren.

Deze cammissie tach bestaat uit de fractievaarzitters van de zes grate partijen. Palitici dus, wier werkkring ligt op bet terrein van de wet-geving. Hen daarnaast te belasten met een rechterlijke taak, zou neer-kamen op een vermenging van functies, waartegen reeds de Montes-quieu een waarschuwend geluid liet haren.

(8)

Niet te vermijden zal zijn dat de commissieleden als 'rechters' uit-spraak zullen moeten doen in gevallen, waarmede zij als politici reeds voordien geconfronteerd zijn geweest of in de toekomst geconfronteerd kunnen worden. Maar de politicus moet zijn oordeel vormen en for-muleren op grond van heel andere uitgangspunten en doelstellingen dan de rechter dat doet. De politicus is een partijdig pleitbezorger, de rechter een onpartijdig scheidsman.

Het zou kunnen leiden tot de vreemdste tegenstrijdigheden om niet te zeggen gewetensconflicten, wanneer men van een persoon de ge-spletenheid verlangt om afwisselend in beide hoedanigheden op te treden. Waar de politicus 'ja' zegt, zal de rechter soms het 'neen' moeten uitspreken en andersom. Het zou een vreemde indruk maken wanneer beide uitspraken uit een mond komen.

Er is nog een tweede bezwaar tegen het voorstel van de heer Wiegel. Uit het grapje aan het .slot van zijn artikel blijkt dat hij denkt aan een zeshoofdig beroepscollege. Een even aantal dus wat het gevaar mee-brengt van staken van stemmen.

Tenslotte vragen wij ons af, waar de toch al zo zwaar bezette fractie-voorzitters de tijd vandaan moeten halen om naast al hun andere be-slommeringen zich ook weer deze last op de hals te halen. Er zijn nog andere rechters in Nederland!

BER!CHT

Dr. E. Nordlohne, sinds de ofJrichting van Liberaal Reveil aan de redactie van het blad verbonden, treedt ofJ 30 juni 1968 af als

eind-redacteur en lid van de redactieraad. Hij is per 1 juli 1968 benoemd

tot chef van de voorlichtingsdienst van het Ministerie van Onderwijs en

(9)

Het ultra-centrifugeprocede,

een monopoliebreker

Tegen 1980 kan een wereldomzet van kernsplijtstof worden verwacht, die een waarde van vele miljarden guldens zal hebben. De grote vraag is, wie deze markt zal beheersen. Zullen het de grote kernmogend-heden Amerika, Sowjet-Unie en Groot-Brittannie zijn - de landen van de atoomclub, die tenminste al verscheidene jaren beschikken over grote en kostbare fabrieken voor uraniumverrijking? Want ofschoon er diverse kernreactoren bestaan, die met natuurlijk uranium werken, zal er toch in hoofdzaak vraag zijn naar verrijkt uranium met een ver-rijkingsgraad van drie procent, het gangbare percentage voor de grote meerderheid van moderne reactoren. Als geen andere landen op korte termijn komen te beschikken over verrijkingsfabrieken met voldoende overcapaciteit om aan andere landen te kunnen leveren, zullen de drie genoemde mogendheden inderdaad het monopolie kunnen hebben. Plutonium

Er zijn echter nog enige andere mogelijkheden. In de eerste plaats neemt het aantal energiereactoren in de wereld, waarbij als een van de bijprodukten plutonium-239 ontstaat, hand over hand toe. Dat betekent dat er, over de gehele wereld gerekend, aanzienlijke hoeveelheden plutonium geproduceerd zouden kunnen worden. En plutonium kan in bepaalde geavanceerde typen reactoren als splijtstof worden ge-bruikt, afgezien nog van de waarde, die deze splijtstof bezit voor de fabricage van nucleaire wapens (A-bommen).

U raniumhexafluoride

De tweede mogelijkheid wordt gevormd door een goedkoper procede om uranium te verrijken. Dit is de, o.a. in ons land ontwikkelde, ultra-centrifuge. De ultra-centrifuge maakt, net als het andere

uraniumver-rijkingsprocede, dat van de gasdiffusie, gebruik van het feit, dat het

natuurlijke, niet splijtbare uranium-238 1 procent zwaarder is dan het splijtbare uranium-235. Uranium-235 komt voor 0, 70/o voor in natuur-lijk uranium. In de gasdiffusiefabriek wordt een gasvormige

(10)

gasver-binding zeer snel rondgeslingerd. Zoals men in een melkcentrifuge melk van room scheidt, zo bereikt men door de ultra-centrifugetollen, waarin het gas wordt gepompt, rond te laten draaien met snelheden van 50.000 toeren per minuut, dat ook hier het lichtere U-235 min of meer wordt afgescheiden. Zoals er in het gasdiffusieproces tienduizen-den (tot 40

a

50.000) membraamkamers nodig zijn, zo zullen er in een ultracentrifugefabriek afhankelijk van de verrijkingsgraad en de pro-duktiecapaciteit tien tot honderduizend centrifugetollen nodig zijn.

Energie

Als de gasdiffusiefabriek nu zoveel elektrische energie vraagt (de reusachtige Amerikaanse fabrieken hebben een piekverbruik van 1. 700.000 kilowatt), hoe zit het dan met de energiebehoefte van een ultra-centrifugefabriek? Die is belangrijk minder. Prof. dr. ]. Kiste-maker, die in 1957 in Nederland begon met het ultra-centrifuge-procede, zegt, dat een fabriek van 10 tot 100.000 centrifuges 1.000 tot

10.000 kilowatt elektriciteit verbruiken zal, met andere woorden: er is een elektrische centrale met dit vermogen nodig om zo'n fabriek te voe-den. Helaas zeggen deze cijfers niets over de produktiecapaciteit van splijtbaar uranium-235 van de centrifugefabriek. Daar bovendien nauwkeurige gegevens over de capaciteit van de Amerikaanse, Britse en Russische gasdiffusiefabrieken ontbreken is het dus zinloos de ver-schillende procede's aileen naar elektriciteitsverbruik te beoordelen.

Een andere belangrijke factor, die hoge kosten met zich mee brengt voor zowel de gasdiffusie als de ultracentrifugefabriek, is de prijs van het gasvormige uraniumhexafluoride. Wil men 90 procent verrijkt uranium-235 hebben (dat is de verrijkingsgraad nodig voor een atoom-bom of voor de ontsteker van een H-atoom-bom, die Uranium-235 nodig heeft) dan betsaat de helft van de kosten uit die voor verkrijging van uraniumhexafluoride. Dit betekent in de praktijk, dat er vermoedelijk maar een gering prijsverschil ten gunste van de ultra-centrifuge over-blijft bij het maken van 90 procent U-235. Veel gunstiger ligt de produktieprijs echter voor 3-procent verrijkt U-235, de splijtstof voor kernreactoren dus. Hier is het verschil veel groter en het is dan ook voor de produktie van de 'gewone' kernreactorsplijtstof dat de centrifuge goede kansen biedt. Het zou het land, dat over een ultra-centrifugefabriek beschikt, onafhankelijk kunnen maken van de VS voor de aankoop van 3-procent verrijkt Uranium-235.

Proliferatie

(11)

men het z6, dan krijgt de afspraak, die in 1962 tussen de regeringen van de genoemde landen is gemaakt, een merkwaardige bijsmaak en zou het er op lijken, dat de angst bij de Amerikanen voor het kwijt-raken van een veelbelovende markt voor verrijkt uranium (plus de bijbehorende controlemogelijkheden) grater is dan die voor proliferatie. Voor Nederland zou een goedwerkend en voordelig ultra-centrifuge-procede twee kanten hebben. De eerste is het onafhankelijk worden van de Amerikaanse leveranties van verrijkt uranium-235, de tweede is dat de noodzaak zou vervallen om financieel dee! te nemen in de Franse gasdiffusiefabriek van Pierelatte, waarover Europees overleg gaande is.

Toepassing

is het Nederlandse centrifugeprod:de nog verwijderd van industriele toepassing? In de Nederlandse persberichten is men hierover zeer positief. Er zal een proeffabriek met een waarde van 300 miljoen gulden worden gebouwd. In deze fabriek zijn gei'nteresseerd Shell. Philips en Werkspoor. De fabriek zal onder Ieiding van het Reactor Centrum Nederland worden gebouwd. De proeffabriek is mogelijk ge-worden dankzij recente vorderingen.

Deze liggen op chemisch vlak (Shell) - een verbeterd gasstromingspatroon voor bet uraniumhexafluoride in de ultracentrifugetrommels

-op metallurgisch vlak (W erkspoor) - nieuwe legeringen voor de lager~

en voor de trammels, die een zeer hoge belasting moeten kunnen ver

-dragen wegens de hoge toerentallen en op elehtronisch gebied (Philips;

.. een elektronische omvormer voor opwekking van een elektrischc> stroom met een frequentie van 1000 herz: deze is nodig Om de elektrO·· motoren van de centrifuges aan te drijven, waarbij de hoge frequentic correspondeert met het hoge toerental. Elektronische omvormers zij11 veel goedkoper en bedrijfszekerder dan mechanische.

Voorsprong

AI deze vorderingen ten spijt zal het tenminste nog enkele jaren duren voor een complete fabriek kan draaien en dan aileen nog maar als 'pilot plant'. Dat kan echter niet wegnemen, dat het ultracentrifuge-project grate aandacht en, zo mogelijk, oak prioriteit verdient. Afgezien van de technische en commerciele waarde is het tenslotte 66k nag altijd een van de weinige technologische projecten waarbij ons land voor ligt op het buitenland en ook daarmee mag men best eens rekening

houden! S. A. Leeflang

... als een volk hard gaat werken, kijh dan uit, dan gaan ze iemand vermoorden.

(12)

Ervaringen van nieuwe Kamerleden (Ill)

De ervaringen van dit nieuwe Kamerlid wijken niet in belangrijke mate af, van dat-gene wat zijn collega's U reeds in een vo-rige aflevering als hun ervaring vertelden. Laat ik toch proberen weer eens het licht te laten vallen op andere facetten.

Het meest opmerkelijke is dan mijn

er-varing dat het werk in de Tweede Kamer tegelijkertijd hart van het politieke leven is en er betrekkelijk los van staat. Nu is een wandelend hart een medisch onaan-trekkelijk verschijnsel en ik zal mij dus moeten haasten om die ervaring toe te lichten.

H. J. L. Vonhoff

Het eerste deel van mijn constatering is daarbij het eenvoudigst. Het politieke leven wordt gevoed door het gebeuren op het Binnenhof en

de rol van de overzijde (deze term voor de eerbiedwaardige Senaat,

moet men als nieuweling met de juiste intonatie van distantie leren uit te spreken) is daarbij wat minder op de voorgrond tredend dan die van de Kamer van 150.

Het tweede deel van mijn belangrijkste ervaringsconstatering is dat de Kamer bijeenkomt om zaken te doen. Concrete, belangrijke en on-belangrijke zaken. Zaken, die los staan van vernuftige kiesstelselbe-denkselen of uit de computer geconstrueerde minister-presidenten.

De discussie over de partijvernieuwing heeft bijvoorbeeld in de Ka-mer slechts een gering deel van de tijd in beslag genomen vergeleken met datgene wat zich buiten de Kamer op dit punt heeft afgespeeld. Het is, dacht ik, wel een belangrijke zaak voor de politiek geinteres-seerden om te beseffen, dat politieke Kamerwerkelijkheid betekent direct en praktisch meedenken over allerlei uiteenlopende

onderwer-pen, die van onmiddellijke betekenis kunnen zijn en vaak zijn voor

een groot aantal burgers. Daardoor krijgt het werk van een Kamerlid ook zijn ijsbergkarakter. Het topje van de activiteit naar buiten moet rusten op een brede basis van studie, research en werkbezoek.

Het is voor mij ook het bevredigende van het werk, dat theoretische

(13)

overwegingen steeds zeer nauw gekoppeld zijn aan de praktijk en bovendien aan de confrontatie met andere meningen, zodat ze tot een afgerond geheel worden. Die confrontatie vindt voor een belangrijk deel in onze eigen fraktie plaats. De goede werksfeer maakt het moge-lijk om scherp en kritisch een betoog van een collega te analyseren. Zowel bij de behandeling van een aantal begrotingshoofdstukken als van de Woonwagenwet en de Leerplichtwet 1969 heb ik ervaren, dat de discussie in de eigen fraktie een geweldige steun was voor de latere behandeling in de plenaire vergadering. (Als nieuweling wordt je wei afgeleerd dat je daarvoor het woord zitting zou mogen gebruiken.)

Het Kamerwerk blijft door zijn aard fascinerend ook in die perioden, waarin je niet het woord voert. Maar toch prijs ik mij gelukkig dat onze groep niet zo groot is, dat het aantal kansen om in de Kamer te spreken juist voor nieuwelingen erg klein zou worden. (Aan som-mige PvdA- en KVP-afgevaardigden zou men soms een puntdicht willen sturen als 'Daar zit ik dan te zwijgen, terwijl ik een baan als prater zou krijgen'.) De deelname aan een openbare behandeling is namelijk een belangrijke bekroning van veel ingespannen, maar in-teressant bureauwerk.

Tijdrovend is ook datgene wat men 'klusjeswerk' noemt. Het is het persoonlijk element in het werk van de volksvertegenwoordiger, die iets realiseert van het verlangen van vele burgers om soms wat houvast te hebben in contacten met het overheidsapparaat. Ons ambtenaren-corps is op een hoogst enkele uitzondering na bekwaam en integer. Maar desondanks kunnen beleidslijnen toch in een aantal gevallen tot specifieke particuliere moeilijkheden voor een bepaalde burger leiden. Het is dan naa·r mijn overtuiging mede onze taak om een handreiking te doen opdat zo'n knoop ontward kan worden. Daarbij is enige be-perking fysiek noodzakelijk, maar mijn ervaring van het afgelopen jaar is, dat er toch een aantal gevallen is, waarbij een verbetering in de situatie voor alle partijen kon worden bereikt. Niet zelden gaat dat gepaard met een structurele verbetering, omdat een onderdeel van een beleidslijn in meerdere vergelijkbare gevallen tot moeilijkheden aan-leiding gaf.

Een regelrechte wanhoop zijn die mensen, die met grote volharding hun onoplosbare problemen van de ene naar de andere partij kruien, zonder dat uiteraard te zeggen. Zij zijn de oorzaak van de oneerbiedige term 'klusjeswerk' die ik hiervoor gebruikte. Hoe belangrijk dit per-soonlijk contact ook is, een andere ervaring is dat je je als Kamerlid moet hoeden voor het teveel tijd besteden aan detailwerk. De kiezer is er niet bij gebaat om door louter 'klusjesmannen' te zijn vertegen-woordigd.

(14)

werkdocu-menten, verslagen, enz. enz. ontvangt. Na dit jaar weet ik ongeveer wat ik weg moet gooien, tegen mijn als historicus sterk ontwikkelde bewaarlust in, en ook dat is een uitermate belangrijke ervaring. Niet aileen omdat het het streven om de grote lijn in het oog te houden bevordert, maar ook omdat de huisgenoten erg dankbaar zijn als niet alles bewaard hoeft te worden.

W at is het verschil tussen een ofJtimist en een pessimist?

Een optimist leert Russisch, een pessimist Chinees.

(

(15)

Conformisme en afwijzing

tussen de generaties op politiek gebied

Komaan, dames en heren, mag ik het politieke gebied aan u

over-laten? Als ik de bijschriften bij de ernstig blikkende fysiognomieen goed heb gelezen, die uw tijdschrift zo boeiend maken, dan bent u daar

toch meestal zelf doctorandus in. En op politiek gebied is een

psychia-ter maar leek. Maar conformisme en afwijzing tussen de generaties, daar is wel wat over te zeggen.

In het algemeen betekent conformisme dat men zich z6 gedraagt, dat men niet opvalt. Zoals een kameleon die uit lijfsbehoud de kleur aanneemt van de omgeving. Maar waaraan men zich conformeert, dat is het nu juist wat psychologisch zo'n groot verschil maakt.

Als ik het algemene aspect van uw tijdschrift zie, met zijn zo zeer aan vroeger herinnerende titel, dan komt de term conformisme in een andere context te staan, dan wanneer men het heeft over de teenagers die lange haren dragen en naar pop-muziek luisteren. Het conformisme dat u bedoelt en waar u meer over wilt horen is het verschijnsel dat de jongere generatie de normen, gedragingen, het accent en de idealen van de vroegere generatie overneemt. Van andere landen heb ik geen ervaring, maar van Nederland weet ik dat het verschijnsel z6 algemeen

voorkomt dat het niet meer opvalt. 'De vaderen' is in bepaalde milieus

een lovende term. Een beroep op 'de vaderen' neemt de plaats in van

een argument. Met een beroep op de 'gloire immortelle de nos aieux'

zou men zich in Holland niet makkelijk belachelijk maken.

In de kleinste 'unit' waarin men van generaties kan spreken, het

ge-zin, kan de ongemotiveerde bewondering van zoons voor vaders hoog oplopen. Als u nader informeert naar de gronden van die bewondering, kunt u de naiviteit waarnemen waarmee volwassen mensen over hun ouders oordelen. Vaak worden de ouderlijke deugden in abstracte

termen gebracht, bijvoorbeeld: 'Mijn vader ziet altijd dwars door de

franje heen de kern van de zaak'. Vraagt u dan naar een concreet

geval waaruit dat doorzicht blijkt, dan komt er bijvoorbeeld: 'Een

vriend van vader wilde een huis kopen. Toen zei vader: Dan moet je

het contract eerst wel goed doorlezen!' lemand anders vertelde van zijn vader die in de oorlog naar Duitsland had gemoeten om te werken. Van tijd tot tijd gingen de sirenes. Luchtalarm. Maar daar wist vader

raad op! Hij nam de schuilkelder ....

(16)

cultured bepaald. Ook in het intellectuele zal men in Nederland veel voorvader-verering tegenkomen. In de vorm van leermeester-verering (speciaal in die wetenschappen waarvan de beoefening op provinciaal peil staat). Ook zijn er gezinnen waarin de ouders zichzelf verheerlijken door een soort van interne propaganda, die doet denken aan wat er in dictatoriaal geregeerde landen in zwang is. Speciaal effectief is deze propaganda wanneer hij wordt gegeven in de vorm van zogenaamde

zelfverwijten. 'Vader heeft nooit carriere gemaakt, want hij kon niet intrigeren'. 'Ik neem het mijn vader kwalijk dat hij niet voldoende relaties heeft gemaakt, want hij had makkelijk professor kunnen wor-den'.

(17)

vaderverering is het veel opvallender, wanneer het protest, bijvoorbeeld in de puberteit, bijzonder fel uitvalt, dan wanneer de bewondering pathologisch begint te worden. De overdreven opposanten vallen het meest op, maar de overdreven conformisten zijn het ziekst. Hoe vaak maakt men niet ouders mee die zich tegenover hun kinderen het meest eigenwijze, 'rechthaberische' en harteloze gedrag permitteren, bijvoor-beeld door met de kinderen te breken en aan alle kennissen te ver-bieden voortaan nog met die kinderen contact te hebben. En is het dan niet opvallend hoeveel mensen zich dan genoopt voelen desnoods tegen

hun eigen gevoel in met de ouders samen te spannen tegen het kind.

Ook heeft nog nooit iemand gehoord van enig genootschap, ook

ge-leerd genootschap, dat een kandidaat-lid weigerde omdat hij een te

grote ja-broer of conformist was! Wij kennen allen uit onze schooltijd of uit onze studentenjaren de medeleerling of leeftijdsgenoot, die wij

als een kwal beschouwden omdat hij altijd de professoren naar de mond sprak bijvoorbeeld, maar die dan bij de oudere generatie als een 'aar-dige, belangstellende jongen' gold. Alleen, als wij zelf de leeftijd en/of status van autoriteit bereikt hebben, zijn wij dit verschijnsel vergeten. Zo lang nu de schmeichelaar, streber, intrigant of vul maar in, be-hendig de autoriteiten vleit alleen maar om zijn eigen ambitieuze doel-einden te dienen, hoeft hij nog niet gestoord te zijn. Dat wordt het pas wanneer er een gevoel van niet-anders-kunnen bij komt. Een collega van me had de techniek tot in de perfectie ontwikkeld om, als professor zei: 'De koeien geven in de zomer meer melk' te vragen: 'En professor, is het omgekeerd ook zo dat de koeien in de winter minder melk

ge-ven?' Waarop professor altijd enthousiast beaamde: 'Natuurlijk,

me-neer, natuurlijk, daar wilde ik nu juist net op komen.' Maar dit was bij hem al onvrijwillig geworden, een dwang.

V eel mensen hebben niet de kracht om zich innerlijk staande te houden als een autoriteit iets beweert, zelfs al zijn ze het er volkomen oneens mee. Eigenlijk komt men hier al op het gebied van de hypnose, en de daaraan verwante masochistische mechanismen.

Om de eventuele sociale bepaaldheid te kunnen onderzoeken van wat wij een karakter noemen, namelijk een min of meer constante en voor-spelbare manier van met situaties omgaan, hebben wij hier weinig ge-legenheid. Onze maatschappij is daar te stabiel voor. Ik geloof niet dat er veel psychiaters zijn met patienten die als gekoloniseerden de gewelddadige bevrijding van een koloniaal juk hebben meegemaakt. (Wei omgekeerd natuurlijk, Nederlanders die in een koloniale maat-schappij opgegroeid, later altijd heimwee bleven houden.) Als men zo leest hoe de inlandse bedienden die vroeger de honden van de meester

gered zouden hebben eerder dan hun eigen kinderen, nu plotseling

(18)

mogelijk in wat voorgoed verankerd leek.

In hoeverre de overdreven onderworpenheid en het ziekelijk confor-misme sociaal bepaald zijn, weet ik dus niet. Maar het heeft wel sociale en politieke gevolgen en het is wei sociaal bepaald bij welke graad deze karaktermisvorming pas gaat opvallen. Ontwikkelde N ederlanders die kennis hebben genomen van psychologie, weten in de regel wel dat er een 'autoriteitsconflict' bestaat, maar denken daarbij meer aan het eventueel openlijke conflict met elke autoriteit, dat iemand kan hebben, dan aan de verlamming die zich van iemand meester kan maken wan-neer hij tegen de autoriteit zou moeten ingaan. Terwijl ook de leek weet, dat zoiets in de politiek vaak gebeurd is. Toen Lloyd George in de Eerste Wereldoorlog tot de conclusie kwam, dat zijn bevelhebber Haig een monomane doordrijver was die miljoenen jongens naar de slachtbank leidde, durfde hij hem toch niet at te zetten. Hij trachtte zo weinig mogelijk dienstplichtigen naar het westelijk front te sturen, omdat hij wist dat ze daar toch zouden worden opgeofferd aan zinloze gevechtshandelingen. Dit voorbeeld laat meteen zien voor welke moei-lijkheid de politicus mogelijk komt te staan: hij moet ook nog aan de verkoopbaarheid van zijn daden denken bij een publiek waarvan hij de readies alleen intuitief kan voorzien. Het gevoel, dat het een nationale catastrofe zou worden als men in oorlogstijd de opperbevel-hebber afzette, kan best op een projectie berusten, waarbij men het eigen respect voor zo'n hoge militair aan anderen toeschrijft en niet op een werkelijk realistische taxatie van de publieke opinie.

Ook lijkt het alsof veel staatslieden in de historie door de yes-men in hun omgeving steeds verder van de realiteit en in de richting van hun eigen 'wishful thinking' op drift zijn geraakt.

Om alle misverstand te voorkomen: zowel het in opstand leven tegen alles wat autoriteit is, als de passieve onderworpenheid aan alle gezag, hebben natuurlijk een gemeenschappelijke wortel. Namelijk het gevoel dat het gezag belangrijker is dan de werkelijkheid! Het gezonde ge-drag zou natuurlijk wezen dat men elke kwestie op zijn eigen merites zou beschouwen. Daarbij is het rationeel, gebruik te maken van tech-nieken, opvattingen, vraagstellingen die men van oudere generaties heeft geleerd. Bij sommige mensen, die zich dwangmatig moeten ver-zetten tegen een eigen onbewuste neiging om zich passief te onder-werpen, kan het tot ernstige werk- en leerstoornissen komen omdat zij niets van een ander kunnen aannemen. Dat is hun te gedwee, te griezelig onderworpen.

(19)

voor-komen. De kritiek op bijzaken en het klakkeloos aanvaarden van hoofd-zaken is daar een voorbeeld van. Soms is er een schijn-vrijmoedigheid, die de onderworpenheid verbloemt. 'U bent toch niet katholiek dok-ter! ?' vroeg mij een meneer. Later bleek dat hij me bij het eerste onderhoud al een joods uiterlijk vond hebben.

Het is interessant om te zien hoe sommige accenten in de psychiatrie in de loop van twee

a

drie generaties anders zijn komen te liggen. In het begin van zijn speurwerk, dat nog in de vorige eeuw lag, kwam

Freud tot de conclusie dat de neurotische stoornissen van zijn patienten het gevolg waren van de verleiding door volwassenen. Men weet, hoe hij daar op een dag aan is gaan twijfelen en in een grote innerlijke crisis is geraakt, waarna hij het geweldige belang voor het kind van het fantasieleven is gaan ontdekken en beschrijven. 1

Het interessante aandeel aan de stoornis was daarmee verschoven van de omgeving naar processen en conflicten binnen het kind zelf. Daarmee wordt natuurlijk niet gezegd dat de werkelijke situaties waar-in het kwaar-ind groot werd, van geen betekenis zijn geweest, aileen dat het een vruchtbaarder uitgangspunt is om bij degeen waar men nu

(20)

mee spreekt naar de eigen fantasieen en innerlijke conflicten te zoeken. Ook al was vader in werkelijkheid een grote tyran, de patient van vandaag heeft blijkbaar motieven gekregen en zo is hij blijkbaar gewor-den dat hij die onderwerping voor eigen rekening voort moet laten bestaan. Daar heeft men therapeutisch mee te maken. Niettemin is er de laatste tijd toch wel weer een neiging om wat meer nadruk te leggen op de geweldige vijandschap die men soms duidelijk aantreft bij de oudere generatie ten opzichte van de jeugd, en men begint het curieus te vinden dat die zo buiten de (theoretische) beschouwingen was ge-raakt. Freud beschrijft, hoe het kleine jongetje net als Oedipus met moeder een paar wil vormen en daarbij vader uit de weg wil ruimen. George Devereux2 laat in het artikel 'Why Oedipus killed Laius' zien,

dat de oude heer van Oedipus nog wel op andere wijzen dan aileen door met moeder getrouwd te zijn de haat van dit kind verdiend had. Hij had het maar liefst in een bos laten leggen om het te laten om-komen. Geleidelijk begint men nu een veel genuanceerder en voor-zichtiger theorie op te bouwen, over hoe de traumatische constellaties geweest kunnen zijn, die tot storingen geleid hebben.

De belangstellende lezer moet hierover lezen 'De preventie van neurotische gezinsrelaties' van prof. dr. E. C. M. Frijling-Schreuder. Maar misschien is men in het algemeen toch nog iets te voorzichtig met het taxeren van de mate van vijandigheid, die de oudere generatie vaak ten opzichte van de jongere heeft. Natuurlijk, jongere broertjes en zusjes nemen de plaats in bij moeder die wij zo nodig hadden. Maar het lijkt mij voor de ouders van middelbare leeftijd toch wel een zeer zware clobber om het altijd blijmoedig aan te zien hoe hun plaats geheel wordt ingenomen door een nieuwe generatie van mooie, jonge, levens-lustige wezens die het zoveel fijner zullen krijgen dan wij het ooit gehad hebben! Wanneer men naar de praktijk van de laatste oorlogen kijkt was men allerwegen bijzonder snel verzoend met het afslachten van de jeugd. Abraham brengt uit vroomheid het grootste offer: zijn zoon. Maar dat het voor de zoon een nog groter offer zou worden, dat hij ongevraagd moet brengen, schijnt er nooit bijgezegd te hoeven. Zo ook valt het Jean Franc;:ois Revel op dat men zo vaak de offers, voor Frankrijk in al die oorlogen gebracht, hoort prijzen. Maar nie-mand betreurt ooit, dat ze nodig waren of zegt dat het beter geweest was als al die beroemde veldslagen niet hadden hoeven plaats hebben. Ook Freud vond het gewoon, hoewel verdrietig en angstig, dat zijn zoons in de oorlog van '14-'18 aan het front stonden.

(21)

magisch af te dwingen. Het schijnt een gezond conformisme te zijn dat ons er toe brengt dat allemaal gewoon te vinden en de psychiater vindt vaker conflicten bij degenen die zich tegen het brengen van het

hoogste persoonlijke offer verzetten, dan bij degenen die bereid zijn het

te brengen. De meest krankzinnige paradoxen in het menselijk gedrag

liggen niet op het gebied van de psychiatrie, maar nog steeds op dat van de politiek.

L. M. Tas

H et artikel van de heer T as he eft de redactie bereikt omstreeks media afJril. De punten van overeenstemming met het artikel van A. Koestler in The Observer van 28 afJril 1968 berusten ofJ toeval.

Alle grote partijen bekijken de activiteiten van hun jongeren met ar-gusogen en zouden vele jeugdige ofJinieleiders liever kwijt zijn dan rijk.

(22)

De heer P.

C

.

Koppert, arts te Utrecht, die contacten onderhoudt met de Union /Jour une medecine europeenne liberale, schrijft ons over:

Eigen risico

In Liberaal Reveil van januari 1968 introduceert dokter Plate uit Dalfsen zich als liberaal en huisartsenbestuurder. Hij noemt dit een combinatie, maar veel meer is het een incompatibiliteit.

Want de huisartsen die aan het roer van de huisartsenvereniging staan blijven een verzekeringsstelsel aanvaarden, met kosteloze ge-neeskunde, dat niet liberaal maar totalitair is.

Dit stelsel zonder geldelijke rem op de consumptie is het parade-paardje van Engelsen en Russen. De verplichte ziekenfondsverzekering

beneden een loongrens werd in bezettingstijd ingevoerd. Hierbij werd voortgebouwd op werk van Nederlandse socialiserende politici, voor-namelijk Marxistisch- of corporatief-socialistisch van instelling.

Liberaal is het, aan het individu toe te staan een zo groot mogelijk deel van zijn inkomen naar eigen goeddunken te besteden. Socialistisch is het, aan de staat bemoeienis te geven met de besteding van het in

-komen op terreinen waar de vrije markt grotere individuele vrijheid om naar kwaliteit te kiezen waarborgt. Steeds stijgende percentages van het loon worden wettelijk aan de werknemer onttrokken en, ge-deeltelijk, verspild op een wijze die ondenkbaar is bij besteding van de eigen geldmiddelen door het individu.

Een eigen geldelijk risico bij de ziekenfondsverzekering is maar een stapje naar de de-socialisatie.

Dat wat niets kost voor de consument ook geen waarde heeft ligt voor de hand. Vandaar de grootscheepse verspilling en overconsumptie.

Dokter Plate vindt deze begrippen niet wetenschappelijk bewezen, maar ze worden algemeen als feit erkend.

De invoering van eigen risico noemt dokter Plate een slogan, maar hij beveelt tegelijkertijd een aantal socialistische kreten aan, die in hun uitwerking als leefregels nooit hun effect bewezen hebben. We noemen kostenbewaking, consumptiecorrectie door patienten-opvoeding, huis-artsen-ojJvoeding tot goede praktijkvoering ter bestrijding van over-belasting en te grote praktijken, en wat hijzelf ook een slogan noemt, het recht op gezondheid.

Toch, ietwat onlogisch, vertelt hij van over-consumptie door in het fonds overgehevelde chronisch zieken en de annexe inkomstendaling.

We zouden zeggen: opvoeden maar!

(23)

zieken-fondsen en zo weinig te gevoelen 'medewerker' te zijn van het zieken-fonds. Het is heel ongezond als arts 'belang' en dus 'interesse' bij het ziekenfonds te hebben. Het ziekenfonds is een verzekering en de arts is geen assuradeur. De artsen zijn functionarissen, beter gezegd dien-stenverleners bij de ziekenfondsen. Hun enige taak is het goed be-handelen van hun zieken. Zij moeten hun bij-baantjes, vooral bij overbelasting, laten varen en niet twee heren dienen. Het zou liberaal zijn zich van de werknemerspositie in het ziekenfonds te bevrijden en het vrije beroep te verdedigen. Dit is haalbaar als de artsen goede bestuurders krijgen die tegenover het monopolie van de ziekenfonds-verzekering hun beroepsmonopolie stellen. Bestuurders die gesociali-seerd verder dommelen zijn nog niet aan een liberaal reveil toe.

Kostenbewaking is geen taak voor de huisarts, maar een verzeke-ringsbelang. Opvoeding van patienten en collega's is evenmin een dokterstaak: bovendien is patienten onderzoeken en cureren veel dank-baarder dan opvoeden van lang volwassen mede-burgers. Engeland is het wenkend perspectief voor de socialisten. Maar de welvaartsstaat zit financieel aan de grond. Dokter Plate verwijt hun geexperimenteer. Dat was het ook met die nationale gezondheidsdienst. Labour beloofde bij een verkiezingsoverwinning de bijbetaling per recept af te schaffen. Gewonnen, gedaan. Weer ingevoerd bij de devaluatie van het pond. Vraag aan dokter Plate: Zou Wilson dit image-verlies genomen heb-ben als het eigen risico per recept niet effectief was?

Voor artsen met een laag verrichtingscijfer is een eigen risico na-delig. Sommige plattelandici zien hun fondspatienten zo weinig frequent, dat het abonnementshonorarium gedeeld door het verrich-tingscijfer per hoofd per jaar een aantrekkelijk bedrag oplevert. Dit bedrag kan zo hoog zijn, dat ze per ziekenfondsverrichting meer ver-dienen dan aan een particuliere patient, voor wie nog geadministreerd moet worden.

De dokters in streken met tevreden mensen zijn met het abonne-mentssysteem zonder eigen risico best gebaat. Ook in Engeland komt dit voor, maar niet in de industriestreken. Als de gratis geneeskunde verdwijnt komt er meer administratie. Ook dokter Plate ziet dit angstig tegemoet. Dus?

Het eigen risico levert voordeel op omdat de prijs per hoofd van de medicamenten afgegeven door een apotheekhoudend huisarts lager is dan bij afgifte door een apotheker. De apotheekhoudende huisarts heeft per abonnement het medicamenten-risico van de ziekenfondsen overgenomen. Hij heeft dus geldelijk eigenbelang bij een spaarzame receptuur. Dit blijkt 50% goedkoper dan in de stad, waar huisarts en apotheker geen geldelijk belang bij de afleveringen hebben.

(24)

van het ziekenfonds zoals de apotheek-houdende huisarts ten eigen bate pleegt te do en?

De vraag stellen is haar beantwoorden. Als de ziekenfondsen, op

politieke dogma's gegrond, de normale ruilverhouding door middel

van geld ter plaatse willen verstoren, dan moeten ze dat zelf maar weten. Arts noch apotheker hebben zich hiervoor in te spannen. Nie-mand zal het aannemelijk vinden dat hierdoor ten plattelande een hogere sterfte bestaat. W el zou er een aanwijzing in gevonden kunnen worden dat de kosten van de ziekenfondsverzekering met de helft, en wel met een half miljard per jaar, zouden kunnen verminderen, als de zuinigheidsprikkel op de juiste plaats aangrijpt.

Deze hypothese vindt steun in de veronderstelling door het huis-artsengenootschap dat door een eigen risico de ziekenhuiskosten met 400 miljoen gulden per jaar konden dalen. Zoiets als het tientje van Veldkamp.

P. C. Koppert

Stuur eens 'n postwisseltje, zo maar. Misschien lwmt het geld nog eens

met sneeuwbaleffect terug, wie weet ...

(25)

In het najaar van 1966 verzocht de toenmalige minister van Binnen-landse Zaken verschillende inslanties, waaronder de Prof. Mr. B. M. T elder sstichting, een oordeel te geven over de in mei van dat jaar van regeringswege gepubliceerde 'Proeve van een nieuwe grondwet'. H et bestuur van de Stickling he eft het zeer op fJrijs gesteld aldus de gelegenheid te hebben de minister van Binnenlandse Zaken het stand-fntnt mede te delen, dat, gezien vanuit .een liberale staatsofJvatting, met betrekhing tot de komende grondwetsherziening kan worden in-genomen. Dit slandfntnt is voorbereid door prof. mr. R. A. V. baron van Haersolte, prof. mr. E. H. s']acob en mr. ]. V. Rijpperda Wie rds-ma, die daartoe ofJ verzoeh van curator en van de T eldersstichting het nodige beraad hebben gefJleegd. Met het hiemavolgende, door het drie-manschap uitgebrachte advies, dat zich in overleg met curatoren be-fJerkt tot een aantal fundamentele onderdelen, kunnen curatoren zich veremgen.

Een liberaal oordeel over

de Proeve van een nieuwe Grondwet

Bruihbaarheid van de Proeve als uitgangspunt

Wij willen vooropstellen, dat wij de Proeve als een stuk juridisch en

wetstechnisch denkwerk van grote waarde achten. Zij zal in de

dis-cussies over ons staatsrecht een belangrijke plaats innemen. Dat een

algehele grondwetswijziging van deze opzet echter werkelijk tot stand

zou kunnen worden gebracht, wagen wij te betwijfelen.

Voor een dee! is dit toe te schrijven aan omstandigheden welke

in-getreden zijn na het tijdstip, waarop de makers van de Proeve hun

opdracht ontvingen.

De Proeve is - en wil niet meer zijn dan - een

ontwerp-grondwets-wijziging van hoofdzakelijk technische aard. Sinds de opstellers van de

Proeve aan het werk gingen, zijn echter van sommige zijden

ingrijpen-de materiele wijzigingen in ons constitutioneel bestel bepleit. Onder

de huidige omstandigheden lijkt het ons ondenkbaar, dat men een

tech-nische grondwetsherziening tot stand zou kunnen brengen zonder deze

hete hangijzers aan te raken. Ook voor zover de regering deze

(26)

sommige leden der Staten-Generaal naar voren worden gebracht. Elk voorstel voor grondwetswijziging, zelfs als het van regeringszijde louter wetstechnisch wordt opgezet, moet in het huidige tijdsgewricht dus wel in bewogen politiek vaarwater terechtkomen.

Nu leent de procedure, voorgeschreven in hoofdstuk XIII der Grondwet, zich toch al slecht voor een algehele vernieuwing van de Grondwet, zelfs al zou deze. van technische aard zijn; te slechter nog nu er zulke zware controversen van materiele aard in de lucht zitten. Immers, worden de voorgestelde nieuwe bepalingen in verschillende wetsontwerpen vervat, dan is de kans dat een of meerdere daarvan de eindstreep niet halen ver van denkbeeldig. De eenheid van ons grond-wettelijk recht is dan verstoord. Wordt het gehele voorstel tot ver-nieuwing in een wetsontwerp opgenomen, zodat het na de eerste be-handeling in de Tweede Kamer nog slechts gaat om een keuze tussen ALLES of NIETS, dan is de kans op verwerping door toedoen van leden, die het slechts op een punt met elkaar eens behoeven te zijn, namelijk dat zij liever geen verandering zien dan 'deze', niet minder reeel. Deze tegenstemmers zullen er zich nog met recht op kunnen be-roepen, dat zij door de regering in een dwangpositie zijn gebracht of voor gewetensconflicten worden geplaatst.

Wil een algehele herziening van de Grondwet een redelijke kans van slagen hebben, dan zou het zeker nodig zijn haar in twee fasen te doen verlopen en wel zo, dat in de eerste fase in ieder geval hfdst. XIII wordt veranderd teneinde een ruimere doorgang te verkrijgen

voor in de tweede fase aan te brengen veranderingen. Niets belet na-tuurlijk om in die eerste fase reeds voorstellen betreffende enkele actuele politieke onderwerpen aanhangig te maken. Worden deze on-verhoopt verworpen, dan brengt dat de latere algehele herziening nog niet in gevaar, omdat in de volgende fase op die materie kan worden teruggekomen. Een dergelijke methode van herziening zou praktisch betekenen, dat de grondwettelijke eis van versterkte meerderheid bij grondwetsherziening dan verdwijnt. Te verwachten is, dat zij later niet meer hersteld kan worden. Die prijs achten wij te hoog. Een grondwetswijziging in de geest van de Proeve menen wij dus in het huidige tijdsgewricht te moeten ontraden.

(27)

manier te werk, dan verkrijgt men het voordeel dat voorkomen kan worden, dat bij het snoeien van 'dood hout' buiten strikte noodzaak allerlei bepalingen worden geschrapt waarvan het verdwijnen door menigeen als een verlies zal worden gevoeld.

Hoewel wij de Proeve dus niet rechtstreeks voor legislatief gebruik geschikt achten, beschouwen wij haar als een stuk van zodanig belang, dat ook aan een aantal punten van haar inhoud hier aandacht client te worden besteed.

lnleidend artihel

Dat in de Proeve geen inleidend artikel is opgenomen, houdende de erkenning van God als Schepper en Bron van het recht, of van een andere inhoud, juichen wij van harte toe. De Grondwet is een orde-ning, door mensen tot stand gebracht. Zij vermag niet zelf vast te stellen wat haar diepste grond is. En het zou wel vreemd aandoen indien daarvoor thans een formulering zou worden gebezigd die voor vele Nederlanders niet aanvaardbaar zou zijn.

Ook een inleidend artikel van een andere aard, waarvan de opne-ming denkbaar zou zijn geweest, is o.i. terecht niet opgenomen. Men zou zich een Grondwet kunnen denken, die begint met het noemen van het doel waartoe de staat geacht moet worden te zijn ingesteld en dat hij bij de uitoefening van zijn functies voor ogen moet hebben. De staat is echter niet een 'doelcorporatie' in dien zin, dat zijn doel op een eenvoudige, filosofisch niet problematische wijze te formuleren zou zijn. Wij menen dat de opstellers van de Proeve er goed aan hebben gedaan, dit niet te pogen.

Grondrechten

Nu de Grondwet sedert 1956 inhoudt dat bepalingen van (formele) wetten niet altijd meer 'onschendbaar' zijn, doch buiten toepassing moeten blijven, voor zover door die toepassing verdragsbepalingen die 'een ieder verbinden' zouden worden geschonden, zodat de rechter de wetten dus o.a. aan het verdrag van Rome tot bescherming van de rechten van de mens zal moeten toetsen, is het begrijpelijk dat in de Proeve zodanige toetsing is ingevoerd voor wetsbepalingen in geval van strijdigheid met grondwetsartikelen welke grondrechten bevatten. Een voorziening van deze strekking client echter niet te worden gezien als een eerste stap in de richting van opheffing van de onschendbaarheid van de wetten, welke door verdere stappen gevolgd zou kunnen wor-den. Een dergelijke ontwikkeling past o.i. niet in het Nederlandse staatsbestel.

Invloed van de hiezer

(28)

kiesstelsel, het tweekamerstelsel, de methode van kabinetsformatie en meer in het bijzonder de aanwijzing van de minister-president geven in hun onderling verband uitdrukking aan een verlangen naar verster-king van het plebiscitair element in onze staatsinstellingen. Aan libe-rale zijde zal men zich in beginsel positief opstellen tegenover denk-beelden welke er op zijn gericht een ieder meer direct bij het staatsbe-stuur te betrekken. De moeilijkheid is echter, deze gedachten zodanig uit te werken, dat inderdaad een versterking van de invloed van de burger bereikt wordt. Met name op het stuk van kiesstelsel en kabinets-formatie - gelijk ook van de gedachte van het referendum - lijkt het ei van Columbus nog niet te zijn gevonden. Dat de stellers van de Proeve op deze punten niet met voorstellen komen, kunnen wij - afgezien van het feit dat het niet in de lijn van hun opdracht lag - dan ook niet als een gemis zien.

Op de kwesties van de aanwijzing van de minister-president en op het kiesstelsel komen wij hieronder nader terug.

De koning

Met betrekking tot de plaats van de koning in het Nederlandse staats-bestel worden in de Proeve terecht geen materiele wijzigingen voor-gesteld. Het desbetreffende Hoofdstuk heeft een ingrijpende vereen-voudiging ondergaan, waarmede in grote trekken kan worden inge-stemd.

De formulering van artikel 29, eerste en tweede lid, volgens welke de ministers tezamen met de koning de regering vormen, waarvan de koning het hoofd is, lijkt ons minder gelukkig. Door de vorst aldus als het ware met de ministers op een lijn of in een hierarchische

verhou-ding te stellen geeft men hem politiek te veel, protocollair te weinig.

Men zou beter kunnen zeggen: 'De koning voert de regering onder verantwoordelijkheid van de ministers'; zulk een bepaling ware echter naast artikel 30 overbodig. AI met al kunnen de eerste twee !eden van artikel 29 het best worden geschrapt; het derde lid ware na artikel 30 te plaatsen, teneinde te doen uitkomen dat ook het benoemen van de ministers onder ministerieel contraseign geschiedt.

Ook de opschriften van hoofdstuk 2 en zijn twee paragrafen wekken naar onze mening te zeer de indruk van een optelsom. Men zou o.i. het hoofdstuk kunnen noemen: 'De koning'; de paragrafen 'Koning' en 'Ministers'.

Een te nuchtere opvatting van het begrip 'Grondwet' komt tot

(29)

ook zelve immers voor de burger een stuk met hoge symboolwaarde is, te worden gehandhaafd.

De minister-president

Er werd in het voorgaande reeds even op gedoeld, dat de laatste jaren een grote ontevredenheid tot uiting komt wegens het feit, dat aan de kiezer slechts de mogelijkheid wordt gelaten om te stemmen voor een bepaalde partij, doch niet voor een regering waarvan men een bepaald beleid kan verwachten. De kiezer zou, zo wordt betoogd, tevens zijn stem moeten kunnen uitbrengen voor een duidelijke koers van de re-gering, belichaamd in een bepaalde persoon als minister-president.

Wij kunnen de stemming, waarvan deze wens een uitvloeisel vormt, goed begrijpen, doch menen dat men de oorzaak van de situatie niet zoekt waar zij in werkelijkheid ligt, namelijk bij de politieke partijen, die bij verkiezingen en kabinetsformatie anders te werk zouden kunnen gaan. En de wijze waarop soms over het instituut van de gekozen minister-president wordt gesproken, doet ons vermoeden dat men er

zich onvoldoende rekenschap van geeft, dat dit een stap zou zijn op de

weg die van het parlementaire naar een presidentieel stelsel leidt. Af-gezien van het feit, dat ook dit stelsel zijn eigen inherente bezwaren heeft, is tot dusver, naar wij menen, niet gebleken van een bij velen bestaand verlangen naar een dergelijke verstrekkende wijziging van ons regeringsstelsel. Wij zouden op het stuk van de aanwijzing van de minister-president dan ook geen wijzigingen durven aanbevelen.

Slechts ten aanzien van de vorm van het Koninklijk besluit, waarbij de minister-president benoemd wordt, zouden wij een bescheiden wij-ziging, niet veel meer dan een verfraaiing, in overweging willen geven. Volgens geldend staatsrecht pleegt dit Koninklijk besluit door een der

ministers uit het aftredende kabinet te worden gecontrasigneerd. Dit

contraseign heeft geen enkele reele politieke betekenis. De verant-woordelijkheid voor het optreden van een nieuwe minister-president kan aileen door hemzelf worden gedragen. Daarom ware in de Grand-wet uitdrukkelijk te bepalen, dat het benoemingsbesluit in dit geval niet door een minister, maar door de benoemde wordt gecontra-signeerd.

Kiesrecht

Op het punt van het kiesrecht komt de Proeve slechts met een redac-tionele verbetering, niet met een wezenlijke verandering ten opzichte van de huidige tekst der Grondwet. Dit betekent niet, dat er in ons kiesstelsel niets kan veranderen; want de Grondwet, en dus ook de

Proeve, laat grote vrijheid aan de kieswetgever. Zoals in par. 58 van

(30)

uit-gesloten. Dit is van bijzonder belang in een tijd, waarin het bezwaar van de rekenkundige ingewikkeldheid van zodanig stelsel door het gebruik van rekentuig kan worden opgevangen.

Intussen is het duidelijk dat aan de verlangens van hen, die in de laatste tijd de wederinvoering van het districtenstelsel bepleit hebben, hierdoor geenszins wordt tegemoetgekomen. Dat een personenstelsel als van Hare-Clark met Grondwet en Proeve verenigbaar is, kan immers alleen worden bepleit met een beroep op het feit, dat daarin de partijen, ook de kleine, naar evenredigheid van hun kiezertal vertegenwoor-digd zouden blijven. En dit is nu juist, wat de huidige verdedigers van het districtenstelsel niet willen, aangezien de vorming van grote partijen en van een working majority er niet bij gewaarborgd is. Wat zij willen, is volgens de Proeve evenmin als onder de huidige Grond-wet te verwezenlijken.

Nu menen wij, dat het beginsel der evenredige vertegenwoordiging weliswaar niet beschouwd mag worden als een dogma, waaraan onder geen enkele omstandigheid mag worden getornd, maar anderzijds ook niet mag worden afgeschilderd als een stelsel dat, wijl het de invloed van de kiezer op de kabinetsformatie vermindert, eigenlijk ondemocra-tisch zou zijn. Tegenover deze mindere invloed van de kiezer op de kabinetsformatie staat immers een grotere invloed van de kiezer op de partijvorming en op de samenstelling van het parlement dan onder een districtenstelsel als het Britse mogelijk is. Daarbij komt, dat wanneer de wens naar grotere invloed op de kabinetsformatie werkelijk in brede kringen van een volk leeft, die gedachte door fusie van partijen inder-daad kan en zal worden verwezenlijkt zonder dat men, als bij een districtenstelsel, aan de kiezers tegen hun zin een eenheid opdringt ook waar zij die niet wensen.

Wij blijven dus in het beginsel der evenredige vertegenwoordiging een democratisch goed zien, dat als grondslag van ons kiesstelsel ware te handhaven.

(31)

Bestuur

De bepaling volgens welke de 'uitvoerende macht' bij de koning be-rust is in 1848 opgenomen en blijkt in de Proeve weer verdwenen. Het is een bepaling tegen welker redactie met recht bezwaar is gemaakt.

Toch is wel duidelijk wat er mee bedoeld wordt: dat de Kroon in het algemeen (dus afgezien van de rechterlijke macht bijvoorbeeld) de hierarchische top van 's rijks dienst is en de daarbij passende 'pouvoir de gestion' uitoefent. V 66r 1848 sprak dit aloude attribuut van ko-ningen zozeer vanzelf, dat het niet uitdrukkelijk in de Grondwet ver-meld behoefde te worden. Terugkeer tot dit stilzwijgen zou thans echter een anachronisme zijn.

De synopsis van Grondwet en Proeve wekt op blz. 222-223 de indruk, dat bedoeld artikel 56 vervangen wordt door de formule van artikel 29, tweede lid, der Proeve: 'De koning treedt op als hoofd van de regering'. Dit lid zelf wekt echter, mede door zijn plaatsing in hoofd-stuk 2, de indruk dat het de verhouding van de koning tot zijn ministers wil regelen, en dus niets zegt over de taak van de 'koning in constitu-tionele zin' ('kroon' of 'regering') met betrekking tot het voeren van de administratie.

Er zal dus in de Proeve, en wel in hoofdstuk 5, par. 2, een met het huidige artikel 56 overeenkomende bepaling moeten worden opge-nomen. De redactie zou, overeenkomstig artikel 2 van het Statuut voor het Koninkrijk, kunnen luiden: 'De koning voert de regering van het land'.

Openbare lichamen

Volgens de t6elichting op de Proeve (blz. 46) heeft men de onder-scheidene openbare lichamen onder een gelijk regime bijeen willen brengen. Deze opzet is niet geheel verwezenlijkt. De provincies en de gemeenten worden met name genoemd, haar bestaan wordt veronder-steld en er wordt van uitgegaan dat het land in provincies en in ge-meenten is ingedeeld. Voor beroeps- en bedrijfslichamen geldt dit alles niet. Wij menen dat dit in overeenstemming is met de werkelijkheid, maar vragen ons af, of er nu voldoende grond aanwezig is om alle

'lagere' openbare lichamen toch onder een noemer te brengen (blz. 184 der toelichting). De twijfel gaat over in ontkenning wanneer wij zien, dat iedere bepaling omtrent 'autonomie' van provincie en gemeente is verdwenen. De motivering die de toelichting geeft (blz. 185) achten wij allerminst overtuigend, en indien het waar zou zijn dat voor een rechtsnorm met betrekking tot de autonomie in de Proeve geen plaats is, zien wij reeds hierin een gewichtig motief om de bepalingen der Grondwet niet tot 'rechtsregels' te beperken (vgl. blz. 32 der toelich-ting).

(32)

onder-scheid tussen autonomie en zelfbestuur ten gevolge - al weer ten aan-zien van provincie en gemeente - dat deze, indien de wetgever niet uiterst voorzichtig mocht zijn met de in artikel 80 der Proeve toege-laten delegatie en met de regeling van het toezicht, in nog veel hogere mate dan thans van de Iandsregering afhankelijk zouden kunnen worden.

MaatschapfJelijke rechten

Artikel 69 der Proeve bepaait, dat de wet regels stelt omtrent de maatschappelijke rechten van de ingezetenen. Wij hebben de indruk dat dit artikel niet wel past in de opzet van de Proeve, en dat de des-betreffende passage in de toelichting, blz. 159-160, niet is te rijmen met de tweede voile aiinea van biz. 34.

Voigens biz. 160 zou het artikel vooral een erkenning van de 'sociaie' grondrechten beogen, en wel een erkenning 'in beginsel' ais juridische aanspraken van de individuele mens. Wij kunnen dit in de voorge-stelde bepaling niet lezen en kunnen ons ook moeilijk een bepaiing voorstellen die wei de aanspraken op sociale, economische en culturele voorzieningen zou regelen op een wijze, die zodanig hout snijdt als bij de strenge opzet van de Proeve past.

Rechtspraak

In verband met de gevoelswaarde van het koningschap als symbool van gerechtigheid zouden wij het behoud van artikel 163 der Grondwet willen bepleiten.

Artikel 7 5 der Proeve bevat de bekende waarborgen voor de onaf-hankelijkheid van de rechterlijke macht. Het is intussen steeds de bedoeling geweest, dat ook de aan de rechtspraak deelnemende leken, ofschoon niet voor het leven benoemd, een onafhankelijke positie in-nemen. In artikel 74, eerste lid, tweede volzin, van de Proeve ware in plaats van 'personen' daarom te lezen: 'onafhankelijke personen'.

Men neemt aan dat de grondwetsartikelen, welke overeenkomen met de artikelen 7 4, eerste lid, en 7 5 der Pro eve, slechts betrekking hebben op de gewone gerechten. Intussen gelden de hier gegeven waarborgen volgens de bestaande Grondwet ook voor de hoogste administratieve rechters, ja, volgens de wetten zelfs voor lagere administratieve rech-ters. Het zou jammer zijn als dit in een nieuwe Grondwet niet zou vastgelegd blijven resp. worden. Het lijkt ons zelfs mogelijk de be-doelde waarborgen uit te breiden tot het Hoog Militair Gerechtshof, de vredeskrijgsraden en de tuchtrechters voor diverse beroepen.

(33)

bestaat, te begrijpen; de overige leden vallen dan onder artikel 74, eerste lid, tweede volzin.

Een zodanige interpretatie ligt eigenlijk zonder meer voor de hand en is slechts om historische redenen tot dusver niet aanvaard. In deze opvatting zou het tweede lid van artikel 7 4 overbodig worden.

Aan de hiermee bereikte verruiming van de kring van gerechten,

voor welke artikel 7 5 geldt, is het voordeel verbonden, dat de

Grond-wet dan ook een ruimere kring van bevoegdheden aan hen kan toe-kennen. Dit is van groot belang, want de gewaarborgde onafhankelijk-heid van rechters heeft slechts zin in de mate waarin ook hun bevoegd-heden zijn gewaarborgd.

Artikel 76 van de Proeve geeft in dit opzicht weinig; ten aanzien van het strafrecht weliswaar meer dan de huidige Grondwet, doch juist op dit punt veel minder dan de huidige wetgeving en rechtsover-tuiging. In een Nederlandse Grondwet zou artikel 76, tweede lid, door zijn beperkte en geclausuleerde redactie bepaald een averechtse indruk maken. Maar wanneer men de kring van de rechters, voor wie de

onafhankelijkheidsbepalingen gelden, ruim trekt, zoals hierboven is

bepleit, kan men aan hen de oplegging van alle straffen, benevens de beslissing van burgerlijke twistgedingen en van alle gedingen betref-fende schuldvordering opdragen.

Slechts de militaire strafrechtspraak te velde zal wellicht nog moeten worden uitgeoefend door colleges waarvan zelfs de voorzitter buiten

artikel 7 5 valt. Voor deze rechtspraak zou dan een bijzondere

uitzon-deringsbepaling in de Grondwet moeten worden opgenomen, evenals voor de oplegging van krijgstuchtelijke straffen door militaire

rneer-deren. ·

Voor andere adrninistratieve gedingen dan over schuldvorderingen kan, gezien de wijze waarop het contentieuze adrninistratieve recht in

Nederland is uitgegroeid, geen algernene bepaling in de Grondwet

worden opgenornen. Terecht bevat ook de Proeve geen voorstel op dit punt.

Namens het college van curatoren w.g. N. E. H. van Esveld

Ik weet niet veel, maar dat weet ih zeker.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om een actueel beeld te verkrijgen van het voorkomen van de vossenlintworm in Vlaanderen voerde het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) een surveillance uit in

 Het advies om binnen 4 uur na braken of waterdunne diarree een nieuwe pil in te nemen is in de standaard vervangen door: ‘adviseer bij gebruik van een combinatiepil aanvullende

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

De uitsplitsing van gemiddelde uurlonen naar beroepsniveau laat zien dat rijksambtenaren met een functie op het hoogste beroepsniveau (niveau 4) sinds 2013 gemiddeld een lager

Van de reis is de gemeente bovendien niet de eindbestemming, want voor veel taken geldt dat de verantwoordelijkheid weliswaar overgaat naar gemeen- ten, maar dat van daaruit voor

Ten behoeve van deze herziening is beoordeeld of de risico's nog aanwezig zijn, of dat alle aannames nog juist zijn en of er nog nieuwe risico's bijgekomen zijn. Hierbij gaat het

Met deze raadsinformatie informeren wij uw commissie over de stand van zaken met betrekking tot stichting SCAG / CC Jan van Besouw. Ten opzichte van de begroting is er een

Als gevolg van historische winning (niet boring) in de Bergen concessie is er veel data beschikbaar over de ondergrond rondom Bergen (via www.nlog.nl op te vragen) waar gebruik