• No results found

Kenniskaart bodem en ondergrond

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kenniskaart bodem en ondergrond"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kenniskaart Bodem en Ondergrond

© Deltares, 2011

L. Maring

(2)
(3)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

Inhoud

1 Inleiding en aanleiding 1

1.1 Aanleiding opstellen van een kenniskaart 1

1.2 Doel 2

2 Opbouw kenniskaart/methodiek 4

2.1 Afbakening t.b.v. doel 4

2.2 Opzet kenniskaart 5

3 Achtergrond 6

3.1 Definities en gezamenlijke begrippenkader 6

3.2 Opzet Kenniskaart 9

3.3 Doelgroepen en termijnen kennisvragen 10

4 Resultaten 11

4.1 Kenniskaart Bodem en Ondergrond 11

4.2 Kenniskaart naar thema 14

4.2.1 Verstedelijking van de groene Delta 14

4.2.2 Klimaatsverandering 16

4.2.3 Energievoorziening 18

4.2.4 Ruimte, milieu en ondergrond 19

4.2.5 Milieu en gezondheid 21

4.2.6 (wereld)voedselproductie 23

5 Afronding en doorwerking kenniskaart 25

Bijlage(n)

A Bronnen en geraadpleegde partijen B Terminologie kennis- en innovatiefuncties

C Convenant bodemontwikkelingsbeleid en spoedlocaties D Onderzoeksagenda DSP

E Mindmaps & toelichting

F Expertise-overzicht Raad voor het DeltaOnderzoek G Kenniskaart SKB

(4)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

1

Inleiding en aanleiding

De bodem heeft potentieel om bij te dragen aan een duurzaam Nederland. Dit potentieel kan echter beter worden benut. Het bodem- en watersysteem biedt kansen om bij te dragen aan oplossingen voor de belangrijke maatschappelijke thema’s die (in de toekomst gaan) spelen: verstedelijking, klimaatverandering, energievoorziening, duurzaam gebruik van de ondergrond, milieu en gezondheid en wereldvoedselproductie. Denk bijvoorbeeld aan het opvangen van overtollig water of de vastlegging van broeikasgassen.

Door ook rekening te houden met de bodem kunnen de nuttige eigenschappen van de bodem in stand worden gehouden. Duurzaam bodemgebruik waarborgt de bijdrage die het bodem- en watersysteem kan leveren aan oplossingen voor maatschappelijke thema’s ook voor de toekomst.

1.1 Aanleiding opstellen van een kenniskaart

De aanleiding voor het opstellen van een kenniskaart voor bodem en ondergrond is de ondertekening van het convenant bodemontwikkelingsbeleid en spoedlocaties door het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen1

Het convenant geeft vorm aan de beleidsvernieuwing rond de bodem, waarin verantwoordelijkheden van Rijk verschuiven naar de provincies en gemeenten. Er is in het kader van de uitvoering van de afspraken van het convenant behoefte aan zowel toegepaste bodem- en ondergrondkennis als aan nieuwe kennis voor de ontwikkeling van (beleids)instrumenten. Bij verschillende kennisinstituten, organisaties en universiteiten is echter al veel kennis beschikbaar en in ontwikkeling. Om deze kennis, ontwikkelingen en de kennisleemten in kaart te brengen, is een kenniskaart bodem en ondergrond noodzakelijk. De kenniskaart zal worden gebruikt als input voor de kennisarena voor bodem en ondergrond om de kennisvragen van de convenantspartners te inventariseren en te kijken hoe het kennisaanbod hierbij aansluit. De resultaten van de kennisarena’s worden opgenomen in de kennisagenda voor bodem en ondergrond. De kennisagenda is een agenderend stuk, dat in de loop van 2010 wordt opgesteld. Het opstellen van deze kennisagenda is een van de acties uit het uitvoeringsprogramma van het convenant (figuur 1.1).

1

(5)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

Figuur 1.1 Verhouding kenniskaart, kennisarena, kennisagenda

1.2 Doel

Doel van de kenniskaart is om een overzicht te geven waarin bestaande bodem- en ondergrondkennis, lopende kennisontwikkeling bij verschillende organisaties, kennisinstituten en universiteiten en kennishiaten zijn opgenomen. De thema’s uit de onderzoeksagenda van het Dutch Soil Platform (DSP, 2008) zijn hierbij uitgangspunt (kader 1.1 en bijlage D). De kenniskaart moet aansluiten op de afspraken uit het convenant (Bijlage C).

Kader 1.1 - Dutch Soil Platform en thema’s onderzoeksagenda

Het Dutch Soil Platform (DSP) is een gezamenlijk initiatief van de ministeries van LNV, VROM en V&W en de instituten Alterra, Deltares, RIVM en KWR. De Technische commissie Bodem (TCB) en de Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem (SKB) ondersteunen het DSP. Het DSP heeft in 2008 de onderzoeksagenda Bodem opgesteld. Deze agenda geeft handen en voeten aan de strategische kennis die nodig is om maatschappelijke vraagstukken te helpen oplossen.

Met deze onderzoeksagenda wil het DSP de effectiviteit en efficiëntie van het strategische en beleidsondersteunende bodemonderzoek voor de middellange termijn vergroten. Dit wordt gerealiseerd door vanuit de maatschappelijke opgaven voor de toekomst de onderzoeksthema’s en kennisvragen af te leiden. Vraag en aanbod van kennis kunnen zo beter op elkaar afgestemd worden en kennis zal daardoor nog beter toepasbaar worden.

(6)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

Het DSP ziet drie drijfveren welke de komende tien jaar diverse thema’s “op de kaart” zetten: demografische ontwikkelingen, klimaatverandering en de relatie Europa-Nederland. Daaruit volgen de volgende thema’s die het DSP benoemt in de onderzoeksagenda:

Verstedelijking in de groene delta Klimaatverandering

Energievoorziening

Ruimte, milieu en ondergrond Milieu en gezondheid

Wereldvoedselproductie

Het DSP heeft in de onderzoeksagenda voor de ondergrond als een van de ambities het opstellen van een kenniskaart (naast kennisprogramma’s en onderwijs-onderzoek-praktijk) opgenomen. Het doel hiervan is het efficiënt aanwenden van de kennispool in Nederland en het opheffen van witte vlekken en overlap.

(7)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

2 Opbouw kenniskaart/methodiek

2.1 Afbakening t.b.v. doel

Zoals benoemd is het projectdoel het opstellen van een kenniskaart waarin bestaande bodem- en ondergrondkennis, lopende kennisontwikkeling bij verschillende organisaties, kennisinstituten en universiteiten, en kennishiaten worden opgenomen. Om dit te bereiken is een brede inventarisatie gedaan naar de verschillende initiatieven en onderzoek binnen Nederland en daarbuiten. Daarbij stonden bodem en ondergrond centraal, maar ook aan DSP thema’s gerelateerd onderzoek is meegenomen. Gezien de breedte van het “bodemgerelateerd” onderzoek en de grote hoeveelheden organisaties en partijen, onderzoek- en innovatieprogramma’s, kennisagenda’s en bronnen is het nagenoeg onmogelijk om hierin compleet te kunnen zijn.

Na diverse discussies met verschillende betrokken partijen is de kenniskaart opgebouwd om de volgende hoofdzaken te bedienen:

Een overzicht te geven in welke bodem- en ondergrondkennis welke partijen voorzien. Een overzicht te geven bij welke werkvelden en bijbehorende innovatieprogramma’s

we (als bodemwerkveld) aan kunnen sluiten.

Input te geven voor de kennisarena’s: koppelen kennisaanbod aan kennisvragen van de convenantspartners en aangeven waar deze koppelingen nog niet gemaakt worden.

Dit betekent dat er geen volledig overzicht komt met alle partijen in Nederland en daarbuiten met daarbij aangegeven welke kennis deze partijen ontwikkelen en hoever zij daar mee zijn. Ook zal de “soort” kennis die wordt ontwikkeld niet gespecificeerd worden (fundamentele kennis tot en met praktijkadvies), dit zal slechts kunnen worden herleid door de soort aanbieder (universiteit tot en met adviesbureau, zie figuur 2.1).

Figuur 2.1 Overzicht soorten kennisontwikkeling en partijen (DSP, 2008)

Afkortingen: NWO: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, DSP: Dutch Soil Platform, SKB: Stichting Kennisontwikkeling en –overdracht Bodem, TU: Technische universiteiten, WU: Wageningen Universiteit

(8)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

De kenniskaart voor bodem en ondergrond bestaat uit een overzicht van verschillende programma’s en organisaties welke zich met bodem-, ondergrond- en daaraan gerelateerde kennis bezig houden. Welke kennis dit betreft is op het niveau van onderzoekslijnen en – thema’s aangegeven. Daarnaast zijn achtergrondinformatie en bronnen vermeld. In hoofdstuk 4 worden de onderdelen van de kenniskaart verder uitgewerkt.

2.2 Opzet kenniskaart

Opstellen definities en begrippen

Er hebben verschillende overleggen plaatsgevonden met het projectteam van de kennisagenda bodem (VROM, TCB, SKB en SenterNovem/Bodem+) om tot een gemeenschappelijk definitie- en begrippenkader te komen betreffende kennis, bodem en ondergrond en doelgroepen. De resultaten hiervan zijn in hoofdstuk 3 Achtergronden opgenomen.

Inventarisatie van kennis

De kenniskaart is opgesteld aan de hand van de thema’s uit de onderzoeksagenda van het DSP (verstedelijking van de groene delta, klimaatverandering, energievoorziening, ruimte, milieu en ondergrond, milieu en gezondheid en wereldvoedselproductie). De kenniskaart is uitgewerkt in een “totaaloverzicht” van wat er gebeurt op het gebied van bodem en ondergrond. Daarnaast zijn per DSP-thema kaarten opgesteld. In de thematische kaarten is ruimte om deze nog aan te vullen op projectniveau.

De eerste opzet van de kenniskaart is na raadpleging van het Dutch Soil Platform aangevuld. De TCB, VROM, SKB en Bodem+ hebben input gegeven. Daarnaast heeft het bodemwerkveld de mogelijkheid gehad om de kaart op het symposium “bodembreed” aan te vullen. De kenniskaarten worden begeleid door voorliggende rapportage.

Meenemen kenniskaart naar kennisarena’s en –agenda

In de kenniskaart wordt het aanbod van bodem- en daaraan gerelateerde kennis per aanbieder op hoofdlijnen gegeven. De kenniskaart kan als “onderlegger” dienen voor de voorbereiding van de kennisarena’s. De relevante partijen die betrokken moeten worden en de belangrijke onderwerpen voor de kennisarena’s kunnen aan de hand van de kaart worden gedefinieerd en aangevuld. In de kennisarena’s komen kennisvraag en –aanbod samen en worden hiaten in vraag en aanbod geïdentificeerd. De kennisvragen, kennishiaten en bijbehorende acties worden geanalyseerd en krijgen een plaats in het agenderende stuk “ de kennisagenda”.

(9)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

3 Achtergrond

Een eerste stap om gezamenlijk tot duurzaam bodemgebruik en een gezamenlijke kennisagenda te komen, is om dezelfde taal te spreken. Dit hoofdstuk gaat daarom in op het begrippenkader, het thema kennisoverdracht, doelgroepen en termijnen van de kennisvragen.

3.1 Definities en gezamenlijke begrippenkader

Om duidelijkheid te scheppen in de terminologie worden hier een aantal termen beschreven en/of gedefinieerd.

Onderstaand worden de volgende termen omschreven: Convenant (2009) Transitie Ondergrond Grondwaterbeheer 2030-doelstelling Grootschalige grondwaterverontreiniging Humane spoedlocaties

Spoedlocaties wegens overige risico’s

Gebiedsgerichte aanpak van bodemverontreiniging Beleidsbrief Bodem (2003) Bodem

Boersma (2006) Kenniskaart Speelman (2006) Kennis Wetenschap Technologie Innovatie Onderzoek en Ontwikkeling Fundamenteel onderzoek Toegepast onderzoek Experimentele ontwikkeling

Om goed aan te sluiten met het convenant bodemontwikkelingsbeleid en spoedlocaties (2009) worden de daarin de relevantie definities (in artikel 1) overgenomen ten behoeve van de kenniskaart:

(10)
(11)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

In het convenant wordt alleen ondergrond, maar niet de term bodem gedefinieerd. In het convenant worden echter bodem en ondergrond als gelijkwaardige termen gehanteerd. Voor de volledigheid wordt hier de term bodem alsnog opgenomen.

Wettelijke definitie bodem: het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen. Dat betekent bijvoorbeeld dat het grondwater tot de bodem behoort, evenals ‘de ondergrond’. (beleidsbrief bodem, VROM 2003)

Kenniskaart

Volgens Boersma (2006) staat in een kenniskaart het resultaat van het inventariseren en in kaart brengen van kennisdomeinen. Een kenniskaart bevat dus informatie over kennis over een bepaald onderwerp die op een bepaalde plek aanwezig is. De kennis wordt samengevat in overzichten weergegeven en de kennis wordt niet inhoudelijk beschreven.

Onderstaande definities met betrekking tot kennis zijn overgenomen uit “De vernieuwing van de Nederlandse Kennisinfrastructuur” (Speelman, 2006). Een uitgebreidere definitielijst is opgenomen in bijlage B.

Kennis is het besef en het begrip van wetten, principes, hypothesen, analysen, concepten en data en informatie, verkregen door onderwijs, vorming en ervaring. Er is codificeerbare en taciete kennis. Codificeerbare kennis is kennis die het product is van een openbaar, traceerbaar proces van validatie en die is vastgelegd op kennisdragers (tekst, formules, beelden) of daarop kan worden vastgelegd. Taciete kennis is het voor ieder mens unieke geheel van onderwijs, vorming, ervaring en talent.

Wetenschap is de georganiseerde systematische activiteit die kennis over de wereld (en het heelal) vergaart en deze kennis omzet in toetsbare wetten en principes (Encyclopedia Britannica).

De bepalende karakteristieken zijn:

ten eerste, de bevestiging van uitvindingen en de ondersteuning van hypothesen door herhaling door onafhankelijke onderzoekers, bij voorkeur met verschillende typen testen en analysen;

ten tweede, meting, de kwantitatieve beschrijving van fenomenen op universeel acceptabele schalen;

ten derde, zuinigheid, waardoor het grootste deel van de kennis wordt gecomprimeerd tot een eenvoudige en precieze vorm, die uitgepakt kan worden om details opnieuw tot stand te brengen;

ten vierde, de heuristiek, het openen van wegen naar nieuwe ontdekkingen en interpretaties;

ten vijfde, consilience, het aaneenkoppelen van causale verklaringen over de disciplines. Technologie is de toepassing van wetenschappelijke kennis voor de praktische doelstellingen van het menselijke leven of, zoals het soms wordt verwoord, voor verandering en manipulatie van de menselijke leefomgeving (Encyclopedia Britannica), dan wel: Technologie is het op systematische wijze toepassen van nieuwe, natuurwetenschappelijke of andere georganiseerde kennis ten behoeve van praktische doeleinden (Wikipedia, 2006). Innovatie is alle vernieuwingen die neerslaan in producten, diensten, processen of organisatievormen. In de praktijk wordt veelal onderscheid gemaakt tussen aspecten van wetenschap en technologie (nieuwe materialen, producten en productieprocessen), marktaspecten (marktontwikkelingen, behoeften van afnemers en consumenten), organisatorische aspecten (samenwerkingsvormen, mobiliseren van kennis en ideeën) en sociale aspecten (ondernemerschap, leiderschap, teamvorming). In financiële zin zijn het

(12)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

uitgaven voor opleidingen, marketing, licenties, industrieel ontwerp, uitbesteed onderzoek, eigen onderzoek en inkoop van apparatuur.

Onderzoek en Ontwikkeling is het op stelselmatige wijze uitvoeren van creatieve werkzaamheden met het doel het kennisbestand te vergroten en die kennis te gebruiken om nieuwe toepassingen te ontwerpen (OECD, 2002).

Fundamenteel onderzoek betreft experimentele of theoretische werkzaamheden die in de eerste plaats tot doel hebben om nieuwe kennis te vergaren over de fundamenten die aan verschijnselen en waarneembare feiten ten grondslag liggen, zonder daarbij een specifieke toepassing of een specifiek gebruik op het oog te hebben.

Toegepast onderzoek betreft oorspronkelijk onderzoek dat in de eerste plaats gericht is op een specifiek praktisch doel.

Experimentele ontwikkeling betreft systematische werkzaamheden op basis van bestaande, door onderzoek of praktische ervaring opgedane kennis, die tot doel hebben nieuwe of aanzienlijk verbeterde processen, systemen of diensten in te voeren.

3.2 Opzet Kenniskaart

De kennis die ontwikkeld wordt moet op een bepaalde manier bij de doelgroep terecht komen. De kennis moet bruikbaar zijn (juiste “niveau”, zie ook figuur 3.1.) voor de doelgroep en in te zetten in de praktijk. (Theoretische of wetenschappelijke) Kennis kan verschillende doelen dienen. Zo spreken we over proceskennis, inhoudelijke kennis, beleidskennis, systeemkennis, etc. Het kan een knelpunt zijn om deze kennis in te zetten. Knelpunten kunnen zijn: vraag en aanbod kunnen elkaar niet vinden (vindbaarheid kennis); de niveaus van uitwerking sluiten niet aan; gebruikers hebben niet altijd de contacten, ruimte of vaardigheden om nieuwe kennis op te doen of de vrijheid nieuwe kennis in te zetten in een bestaande praktijk, etc.

(13)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

Er zijn diverse (intermediaire) partijen die zich bezighouden met kennisoverdracht binnen het bodemwerkveld. Hieronder vallen de Stichting Kennisontwikkeling en –overdracht Bodem (SKB), de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), SenterNovem/Bodem+2 en de BodembreedAcademie.

Binnen de bodemwereld worden diverse middelen gehanteerd om verschillende soorten kennis bij de specifieke doelgrepen te brengen. Te denken valt aan:

leeromgevingen, communities of practice, netwerken, “schakeldagen”, etc. symposia, platforms, cursus, opleidingen, onderwijs, etc.

publicaties, rapporten, cahiers, etc.

websites, databases, portals, soilpedia, etc. kenniskamer, kennispleinen, helpdesks, etc.

instrumenten, handreikingen, routeplanners, protocollen, etc. etc.

In bijlage G geeft SKB diverse middelen voor kennisoverdracht voor de bodemsaneringsketen weer.

Of de kennis succesvol doorwerkt in het gebruik hangt af van de kwaliteit van de kennis, de toepasbaarheid voor de gebruiker, de aansluiting bij de doelgroep, de manier dat de kennis wordt aangeboden, maar ook de soort gebruiker. Is de gebruiker een koploper wat betreft acceptatie en gebruik van nieuwe kennis of een volger. Deze kenniskaart gaat verder niet in op hoe kennis op de juiste manier bij de doelgroep terecht komt en geaccepteerd en gebruikt wordt. Het is echter wel van belang om hier aandacht aan te besteden in de verdere uitwerking van de kennisagenda voor bodem en ondergrond.

3.3 Doelgroepen en termijnen kennisvragen

De primaire doelgroep van de kennisagenda bestaat uit de convenantspartners: de departementen van VROM, LNV, V&W, EZ, de provincies, gemeenten en waterschappen. Het gaat erom dat de vragen van de convenantspartners een plaats krijgen in de kennisagenda en worden opgepakt bij het uitvoeringsprogramma van het convenant.

Het gaat hierbij om vragen op korte en lange termijn De korte termijn betreft bijvoorbeeld het oplossen van acute vraagstukken, zoals het omgaan met de inplanning van warmte - koude opslag (WKO). De toepassing is door de markt opgepakt, terwijl er bij de provincies en gemeenten nog vragen bestaan met betrekking tot de effecten van WKO op het bodem en grondwatersysteem en de optimale ruimtelijke inpassing van WKO. Bij kennisbehoefte op lange termijn hebben we het bijvoorbeeld over de wederzijdse relaties tussen klimaatverandering en het bodemsysteem.

Voor de kenniskaart (het aanbod van kennis binnen bodem, maar ook werkvelden waar het bodemwerkveld aan kan haken) en de kennisarena’s (waar kennisaanbod en –vragen worden gekoppeld) wordt echter een bredere doelgroep dan de convenantspartners betrokken. Deze zogenaamde secundaire doelgroep is “het bodemwerkveld” en de werkvelden die van bodem kunnen profiteren, zoals bijvoorbeeld werkveld “klimaat” en “water”.

2

SKB, SIKB en Bodem+ zullen in 2010 hun krachten mbt één loket, opleidingen en onderwijs bundelen via het KennisNetwerk Bodem en Ondergrond.

(14)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

4 Resultaten

De resultaten van de kenniskaart zijn opgenomen in “mindmaps”. Er is een mindmap waarop het volledige overzicht voor bodem en ondergrond is opgenomen (figuur 4.1). De volledige mindmap wordt apart (digitaal) aangeleverd bij dit rapport.

Ten dienste van de overzichtelijkheid is er ook per maatschappelijk thema uit de DSP-onderzoeksagenda een mindmap gemaakt. Deze mindmaps lenen zich ook voor eventuele uitbreiding op projectniveau bij de verdere uitwerking van de kennisarena’s en de kennisagenda voor bodem en ondergrond.

4.1 Kenniskaart Bodem en Ondergrond

Figuur 4.1 Vereenvoudigd overzicht kenniskaart bodem en ondergrond

Onder de verschillende onderdelen binnen de kenniskaart zijn de volgende gegevens opgenomen (startend rechtsboven met de klok mee):

Onderzoek- en innovatieprogramma’s

Hieronder zijn onderzoek- en innovatieprogramma’s gegroepeerd die te maken hebben met bodem en ondergrond, en daaraan gerelateerde thema’s zoals water en klimaat. Er zijn verschillende innovatieprogramma’s gegroepeerd.

Het EZ-instrumentarium omvat een serie subsidies en regelingen voor ondernemers, gericht op innovatie en internationale samenwerking. Met name de programma’s Sterktes in innovatie, Sterktes in de regio en Energie en duurzaamheid bieden kansen voor het bodemwerkveld.

Senternovem begeleidt daarnaast nog andere grote onderzoeksprogramma’s zoals: Fonds Economische Structuurversterking (FES) en Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur (Bsik, ook wel ICES-KIS genoemd). Deze programma’s bieden substantiële ruimte voor kennisontwikkeling op het gebied water, ruimte en klimaat, energie, “life science & health” en hoogwaardig ruimtegebruik en systeeminnovatie.

(15)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

SKB (voorheen Nobis) reguleert een aanzienlijk deel van de geldstromen voor de ontwikkeling en verspreiding van praktijkkennis op het gebied van bodem. Voorheen richtte onderzoek zich voornamelijk op sanering(stechnieken). Dit werd de afgelopen jaren uitgebreid met een processpoor en in het nieuwe programma (Duurzame Ontwikkeling van de Ondergrond (DOO 2010-2015) zijn ondergrond en energie, ondergrond en waterbeheer, ondergronds ruimtegebruik in de stad en

ecosysteemdiensten als integrale thema’s gedefinieerd. Daarnaast is er een programma voor fundamenteel onderzoek (TRIAS) en een internationaal programma (SNOWMAN). Ook de convenantspartners (Rijk, provincies en gemeenten) hebben diverse

onderzoeksprogramma’s op het gebied van bodem en ondergrond, water, klimaat, ruimte en energie.

EU en Internationaal innovatieprogramma’s.

Het internationaal onderdeel is zeer beperkt uitgewerkt vanwege de diversiteit aan bronnen. Belangrijk voor het bodemwerkveld is de kennisontwikkeling binnen en

deelname aan EU-programma’s. De onderzoekslijnen van de diverse kaderprogramma’s bieden voldoende aangrijpingspunten binnen de thema’s milieu (incl. klimaatverandering), energie, voeding, landbouw en biotechnologie, ruimte en veiligheid. Als er een Europese kaderrichtlijn bodem wordt vastgesteld (waar in het onderzoek al op wordt geanticipeerd) zullen hier ook in de toekomst nog voldoende kansen liggen voor kennisontwikkeling. Ook is er binnen het huidige KP7 programma ruimschoots voldoende aandacht voor

bètagamma integratie en thema’s zoals ecosysteemdiensten. Daarnaast zijn de Europese structuurfondsen in Nederland van belang. De Europese structuurfondsen vullen het regionale beleid van Nederland aan. Het ministerie van Economische Zaken coördineert de uitvoering van het beleid. Het internationale LIFE programma biedt volop

mogelijkheden voor een breed scala van milieu- en omgeving-gerelateerd onderzoek en is daarom een interessant programma.

Kennisagenda’s / onderzoekslijnen van Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen Om de aansluiting met de convenantspartners in de kenniskaart weer te geven zijn de kennisagenda’s en aandachtsvelden van de convenantspartners opgenomen. De

ministeries van LNV, V&W en VROM hebben strategische kennisagenda’s opgesteld of in de maak. De kennisvragen die hierin zijn opgenomen, worden ook in het verdere traject van de kennisagenda voor bodem en ondergrond meegenomen. Ook het

interdepartementale kennisproject “Schaarste en transitie” en de millenniumdoelstellingen (MinBuZa) met betrekking tot milieu bieden aangrijpingspunten.

Het (Interprovinciaal Overleg) IPO, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) hebben daarnaast ook onderzoeksvragen. Deze zijn voor zover achterhaald echter niet opgenomen in een aparte strategische kennisagenda, maar worden binnen zogenoemde thema’s of “dossiers” opgepakt.

Convenant.

De onderwerpen van en partijen betrokken bij het convenant bodemontwikkelingsbeleid en spoedlocaties (de “aanleiding” voor de kenniskaart) zijn als apart onderdeel

opgenomen in de kenniskaart.

Meetnetten en bodem- en geodatasystemen.

Meetnetten, bodem en geo-datasystemen zijn opgenomen omdat deze een belangrijke basis bieden voor de ontwikkeling van kennis. “Meten is immers weten”. De

BasisRegistratie Ondergrond (BRO), die op de rol staat is ook opgenomen in het convenant, maar zal in een ander traject dan de kennisagenda worden opgepakt.

(16)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

(Maatschappelijke en branche-) organisaties, bedrijven en industrie:

Er wordt kennis ontwikkeld door, of in opdracht van en/of samenwerking met diverse (maatschappelijke of branche-) organisaties, bedrijven of industrie die (indirect) met bodem en ondergrond te maken hebben. Deze kennis is meestal gericht op een bepaald belang (zoals natuur- en milieuorganisaties) of een bepaald probleem (zoals meestal het geval is bij brancheorganisaties, industrie en grootsaneerders).

Kennisoverdracht en –onderwijs (“middelen”):

Omdat het thema kennisoverdracht en de vraag ”hoe komen kennisvraag en –aanbod bij elkaar” telkens terugkerende onderwerpen zijn bij het traject tot het ontwikkelen van een kennisagenda voor bodem en ondergrond, worden de daarop gerichte gremia benoemd in de kenniskaart. Deze zijn opgesplitst in de belangrijke tijdschriften, symposia, het cursusaanbod en het nieuwe “Kennisnetwerk Bodem en Ondergrond” door SKB, SIKB en Bodem+ wat één portaal moet gaan bieden voor bodem en ondergrond.

Adviesbureaus en aannemers:

Er zijn in Nederland veel adviesbureaus en aannemers die zich bezighouden met bodem en ondergrond, elk met specifieke expertise. Deze dragen sterk bij aan

kennisontwikkeling en –toepassing. Het is echter onmogelijk hierin volledig te zijn. In de kenniskaart zijn daarom slechts de SKB geledingen “uitvoerend bedrijfsleven” en “adviserend bedrijfsleven” (SKB UB en SKB AB) benoemd.

Platforms, netwerken en werkgroepen Europees / internationaal):

Hierin zijn diverse internationale en Europese werkgroepen, platforms, netwerken en samenwerkingsverbanden benoemd die zich bezig houden met bodem en ondergrond of daaraan gerelateerde onderwerpen. Deze lijst is niet volledig.

Platformen en Netwerken in Nederland:

Nederland kent veel verschillende netwerken, platforms, en verenigingen welke zich bezig houden met kennisoverdracht, het uitwisselen van ervaringen en in sommige gevallen het ontwikkelen van kennis rond bodem en ondergrond. Het Dutch Soil Platform en het Initiatief Bewust Bodemgebruik die hier benoemd worden, dragen bij aan de totstandkoming van de kennisagenda.

Adviesraden en netwerk- en uitvoeringsorganisaties en “overige” instituten: Hieronder staan de onderzoeksprogramma’s en focus van adviesraden zoals de Technische Commissie Bodem (TCB), netwerk- en uitvoeringsorganisaties en kenniscentra, zoals SIKB, Centrum Ondergronds Bouwen (COB) en

SenterNovem/bodem+ en “overige” instituten zoals het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN). Bodem+ en TCB zijn nauw betrokken bij de kennisagenda.

Planbureaus:

De bodem en ondergrond-gerelateerde thema’s van de planbureaus staan hieronder. Vooral de thematiek het Planbureau van de Leefomgeving sluit goed aan bij bodem en ondergrond.

Onderzoeks-/Kennisinstituten:

Hieronder staan de onderzoeksprogramma’s van verschillende kennisinstituten, voor zover deze gerelateerd zijn aan het bodem- en ondergrondwerkveld. (In bijlage F zijn de kennisinstituten opgenomen in het expertiseoverzicht voor de Raad voor het

DeltaOnderzoek (RDO). Universiteiten:

De onderzoeksprogramma’s van universiteiten welke gerelateerd zijn aan bodem zijn hier opgenomen. (In bijlage F zijn de universiteiten opgenomen in het expertiseoverzicht voor de Raad voor het DeltaOnderzoek (RDO).

(17)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

Wetenschap:

Onder deze noemer zijn thema’s van Koninklijke Akademie voor Wetenschap (KNAW), de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en diverse onderzoekscentra en –scholen benoemd.

(Toelichting, bronnen en verwijzingen zijn opgenomen in de kenniskaart). 4.2 Kenniskaart naar thema

De kenniskaart is opgesplitst naar de verschillende thema’s uit de DSP onderzoeksagenda om een goed overzicht te bieden. Voor ieder thema wordt op grote lijnen gekeken naar de volgende zaken: welke kennis hoort bij dit thema, welke kennis- en onderzoeksvragen zijn door div. partijen (DSP en departementen) geformuleerd, hoe sluit het thema aan bij het convenant, welke partijen zijn ermee bezig en welke onderzoeks- en innovaties zijn van belang voor het thema?

De mindmaps van elk thema zijn opgenomen in bijlage E.

4.2.1 Verstedelijking van de groene Delta

Bij verstedelijking van de groene delta is kennis van belang uit verschillende disciplines en op verschillende niveaus. Allereerst is fundamentele kennis over het bodem en grondwatersysteem van belang om de effecten van (veranderend) ruimtegebruik te kunnen identificeren en eventueel waarderen op verschillende tijd- en ruimteschalen. Kennis van ruimtelijke planvorming wordt o.a. gecombineerd met beleidskennis, natuurwetenschappelijke en technische kennis.

Het thema “verstedelijking van de groene delta” is breed. In de DSP onderzoeksagenda staan de volgende onderwerpen centraal in de onderzoeksvragen:

Het meenemen van de “ecologische dimensie” bij stadsontwikkeling en ruimtegebruik (inclusief ecotechniek ten behoeve van een maakbare ecologische en mensvriendelijke natuur)

Ontwikkeling van nieuwe ondergrondkennis voor een driedimensionale inrichting. Daarbij zijn ook nieuwe vormen van ondergrondbeheer en afstemming van belang inclusief kosten- en batenscenario’s (dit heeft een relatie met thema ruimte, milieu en ondergrond). Realiseren van vloeiende overgangen tussen stedelijk en landelijk gebied.

Ontwikkelen van nieuwe concepten zoals groene corridors tussen stad en land, natuur combineren met mobiliteit, stadsbodems (bijvoorbeeld bodem op het dak), nieuwe vormen van maaiveldmanagement in en rond de stad.

Ook in de Strategische KennisAgenda (SKA) Milieu van het ministerie van VROM (2009) staan kennisvragen die bij dit thema aansluiten. Wat zijn (on)zekerheden rond en effecten van krimp, groei en dynamiek op diverse schaalniveaus. Ook zijn er vragen geformuleerd met betrekking tot de bestuurlijke verhoudingen rond het thema ruimte, onder andere welke en op welke manier ruimtelijke instrumenten inzetbaar zijn en hoe de ruimtelijke concepten uit de Nota Ruimte (versterking stedelijke netwerken; stimulering bundeling; borging landschappelijke kernkwaliteiten) nader te operationaliseren zijn voor ruimtelijk beleid. Er is een onderdeel over financiering van de leefomgevingskwaliteit opgenomen, dat onder andere ingaat op het sluiten van coalities met stakeholders.

(18)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

Efficiënt gebruik en beleving van de ruimte en de ruimtelijk-economische samenhang zijn ook onderwerpen in de SKA milieu. Als aanvullend thema wordt duurzaamheid onder de loep genomen: Wat is duurzame ruimtelijke ontwikkeling, is er een werkbaar raamwerk voor duurzaamheid te ontwikkelen en hoe verhoudt dit zich tot de discussie rond instrumenten als MKBA’s?

In de Strategische KennisAgenda 2010-2020 van het ministerie van V&W worden kennisvragen geformuleerd over de effecten van demografie en verschuivingen van economische centra ten opzichte van mobiliteit, infrastructuur, water en de positie van de mainports.

De Kennisagenda Landschap van het ministerie van LNV (2009) heeft kennisacties op korte termijn benoemd die passen bij het thema ”verstedelijking van de groene delta”. Daaronder vallen het benoemen van heldere spelregels voor behoud van de balans tussen stad en land, meer groen voor mensen, innovatie, het bevorderen ontwerp en kwaliteit en het versterken van de cultuurhistorie.

De Kennisagenda Leefomgeving van het ministerie van LNV (2009) gaat in op kennisacties op de langere termijn. Thema’s daarin zijn de duurzame inrichting van het landelijk gebied, integrale gebiedsontwikkeling, de kwaliteit van de leefomgeving en het landschap, stadsranden als verbindingszones, sociale en economische aspecten van de leefomgeving, beleving van de kwaliteit van recreatievoorzieningen, versterken van de functie van groen en blauw, functiecombinaties en combinatie van ontwerp en gebruik, financiële arrangementen om de leefomgevingskwaliteit te verhogen en natuur in een veranderende omgeving.

Binnen het convenant bodemontwikkelingsbeleid en spoedlocaties (2009) sluit het onderdeel samenhang en samenwerking tussen beleidsdoelen goed bij aan bij het thema verstedelijking van de groene delta. Samenhang en samenwerking vanuit de energie- water- en bodemwereld en de wereld van de ruimtelijke ordening zijn noodzakelijk voor een efficiënte en effectieve uitvoering van het bodemontwikkelingsbeleid. Om te zorgen dat de bodem zijn functies optimaal kan vervullen is het nodig dat de kwaliteit van het ecosysteem goed genoeg is en waar nodig hersteld wordt. Een innovatieprogramma zal worden opgezet om te stimuleren dat de ondergrond op een innovatieve wijze bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt betrokken.

Aan het thema verstedelijking van de groene delta levert het onderzoek van diverse onderzoeksscholen en -centra een bijdrage. Daarnaast houdt ook de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) zich bezig met onderzoekslijnen die hierbij aansluiten. De Wageningen Universiteit, Universiteit Twente, Vrije Universiteit, Technische Universiteit Delft en Universiteit Utrecht werken allemaal aan onderwerpen welke inzetbaar zijn bij de kennisvragen rond verstedelijking van de groene delta, zoals duurzame ontwikkeling, ecosysteemdiensten in de stad, gebruik van de ondergrond, nieuwe functiecombinaties, etc. Ook de diverse onderzoekslijnen van Alterra, Deltares, KWR, RIVM en TNO sluiten hierbij aan.

Wegens de breedte van het thema passen de activiteiten van alle planbureaus en veel netwerk- en onderzoeks- en overige organisaties, platforms en netwerken hierbij (o.a. Bodem+, SIKB, het Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV) het centrum Ondergronds Bouwen (COB), nutsbedrijven, projectontwikkelaars etc.).

(19)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

Binnen SNOWMAN is er vanuit Nederland aandacht voor “sustainable urbanisation”. Hieronder valt onderzoek naar ondergrondse functies en infrastructuur en hun effecten op bodemfuncties, de ontwikkeling van “metropolitan parks”, de rol en ontwikkeling van stedelijke ecologie, stedelijke ruimtelijke planning van de ondergrond en herontwikkeling van brownfields. Binnen het programma LIFE sluit de onderzoekslijn “stedelijk milieu, kwaliteit van leven” goed aan. Binnen het EU-onderzoek zijn milieu en ruimte (incl. herontwikkeling brownfields) kansrijke thema’s. Ook in Nederland bieden veel onderzoeksprogramma’s aanknopingspunten. Onder andere ecoshape / building with nature, het innovatieprogramma van Rijkswaterstaat (WINN), het innovatieprogramma van VROM ‘Mooi Nederland’ (thema’s identiteit van stadsrandzones, werklandschappen en identiteit van de plek). Programma’s die lopen via EZ en SenterNovem hebben op het gebied van innovatie, ruimte, landschap aanknopingspunten. SKB heeft in het nieuwe programma Duurzame Ordening van de Ondergrond (DOO) de thema’s ondergronds ruimtegebruik in stad en land en ecosysteemdiensten opgenomen.

In het expertiseoverzicht van de raad voor Deltaonderzoek is aangegeven welke onderzoeksinstituten en universiteiten zich bezig houden met verschillende soorten expertise op diverse onderzoeksthema’s. Voor de verstedelijking van de groene delta zijn thema’s veiligheid (verkenning meervoudige functie van water / meer ruimte voor rivierwater), leven en bouwen in de delta (operationalisering meervoudig ruimtegebruik en kwaliteit leefomgeving in stedelijke, landelijke en mariene omgevingen, robuuste, onderhoudsarme infrastructuur en gebouwen) en integrale gebiedsontwikkeling van belang (Bijlage F).

4.2.2 Klimaatsverandering

Voor het thema klimaatverandering is de fundamentele kennis over de werking van het aards systeem van groot belang. (Hoe) Kunnen we klimaatverandering beïnvloeden en hoe beïnvloed de klimaatverandering het bodem- en (grond)watersysteem en de maatschappij? We krijgen te maken met temperatuurverschillen, zeespiegelstijging, in combinatie met bodemdaling nemen daardoor de overstromingsrisico’s en verziltingsdruk toe. Ook krijgen we te

maken met hevige regenval en piekafvoeren, maar ook met droge periodes waardoor tekorten aan water kunnen ontstaan. Omgaan met de effecten richt zich op twee strategieën: mitigatie en adaptatie. Deze strategieën kunnen op verschillende (tijd- en ruimte-)schalen worden toegepast

Bij klimaatverandering spelen de volgende onderzoeksvragen van het DSP een rol: hoe om te gaan met effecten van en inspelen op klimaatverandering met behulp van land- en bodemgebruik, wat is de bijdrage van bodem en ondergrond aan waterberging en veiligheid en als afvoer voor broeikasgassen, hoe gaan we oxidatie van organische stof tegen en kunnen we deze aan laten groeien?

De Strategische KennisAgenda Milieu van VROM (september 2009) heeft klimaat en energie opgenomen in de algemene kennisvragen: Welke ruimtelijke maatregelen zijn nodig en haalbaar om Nederland klimaatbestendig te maken, zowel wat betreft adaptatie als mitigatie? Daarnaast wordt ook de relatie nationaal-mondiaal geadresseerd: Welke nieuwe arrangementen zijn nodig om te komen tot een grote mondiale coalitie in klimaatbeleid en hoe komen we tot nieuwe mondiale instrumenten en arrangementen die passen bij de mondiale klimaatproblematiek?

(20)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

Klimaat heeft ook een prominente rol in de strategische kennisagenda van V&W: Hoe kunnen het watersysteem en de bescherming tegen hoog water in Nederland klimaatbestendig worden ingericht via met name het ruimtelijk beleid en het infrastructuurbeleid? Wat betekenen de klimaatverandering en de reactie van bedrijven, burgers en overheden daarop voor het mobiliteitssysteem?

De verdieping en verbreding vanuit het convenant sluiten hier goed bij aan. Centraal staat onder andere het optimaliseren van samenwerking en samenhang tussen verschillende beleidsdoelen (energie, water, biodiversiteit, bodem en ruimtelijke ontwikkeling). Klimaatverandering is een typisch thema waarin deze verschillende beleidsvelden samenkomen. Maar ook de benoemde benutting van kansen van de ondergrond, zoals CO2

-opslag in de bodem is een mitigatiemaatregel die bij het thema klimaatverandering past. Het benutten van de kansen van de ondergrond is belangrijk voor het realiseren van de Nederlandse ambities op het gebied van beperking van de emissies van broeikasgassen, de inzet van hernieuwbare energie en verbetering van de energie-efficiënte zoals vastgelegd in het werkprogramma Schoon en Zuinig en uitgewerkt in sectorakkoorden met diverse maatschappelijke partijen en overheden.

Naast het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen zijn veel partijen uit de kenniskaart bezig met klimaatverandering. Maar ook maatschappelijke organisaties als Greenpeace en WNF, de planbureaus PBL en CPB, onderzoeksinstituten Alterra, KWR, Deltares en het KNMI, universiteiten WU en Universiteit Twente, TUD, UU, de raad voor aard- en levenswetenschappen, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), div. onderzoeksscholen en internationaal het JRC en diverse internationale samenwerkingsverbanden zoals “Climate Change on Biosphere (CCB)”.

De aansluiting van bodem bij het onderwerp klimaatverandering biedt –naast het feit dat dit een logisch verband is- ook kansen in termen van financiering.

Het innovatieprogramma Adaptatie van Ruimte en Klimaat (ARK) door VROM, VenW, LNV, EZ, IPO, VNG en de Unie van Waterschappen is volledig gericht op aanpassing aan klimaatverandering. Kennis voor klimaat is hieronder het wetenschappelijke programma. Lokale overheden houden zich bezig met onderzoek rond klimaat(beleid) via het “Groen Akkoord”, Klimaat- Energieakkoord tussen Rijk en Provincies 2009-2011 en Programma IPO Strategische Milieu Agenda (PRISMA), thema energie en klimaat. Programma’s via EZ en Senternovem bieden kansen binnen het EZ-instrumentarium (sterktes in de regio, sterktes in innovatie), BSIK (Klimaat voor Ruimte en Leven met Water) en FES (o.a. thema water, klimaat en ruimte, CO2-opslag) en ook het innovatieprogramma van Rijkswaterstaat WINN

heeft de klimaatverandering als thema. Ook internationaal staat de klimaatsverandering op de onderzoeksagenda: EU (milieu inclusief klimaatverandering), LIFE (Energy, climate) en SNOWMAN (soil and climate change).

In het expertiseoverzicht van de raad voor Deltaonderzoek is expertise over klimaatverandering aangegeven onder de thema’s veiligheid (beheersing overstromingsrisico’s / verkleinen onzekerheden, robuust maatschappelijk systeem / kwetsbaarheid verminderen), gezonde bodem en watersystemen (voldoende water en bodem van goede kwaliteit voor mens en natuur, implementeren EU richtlijnen) en integrale gebiedsontwikkeling (Bijlage F).

(21)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

+

- - +

4.2.3 Energievoorziening

Het thema energievoorziening richt zich vanuit bodem met name op de functies warmtekoude-opslag en geothermie. Het gaat hier om kennis over het bodem- en ondergrondsysteem (welke effecten ontstaan door het gebruik van de bodem voor energieopslag en –winning), geologische kennis (waar is de ondergrond geschikt voor deze toepassingen) en technische kennis over optimalisatie van de systemen (rendement en onderlinge beïnvloeding). Daarnaast is proceskennis nodig (de inpassing van deze systemen binnen de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van Nederland, nieuwe beheersvormen en financiële constructies en dergelijke).

Het DSP stelt bij het thema energievoorziening de volgende onderwerpen centraal in de onderzoeksvragen: de relatie tussen ondergrondse energieopslag (WKO) en ruimtelijke inrichting van Nederland, combinaties van ondergrondse energieopslag met andere ecosysteemdiensten, duurzame toepassing van geothermie, het bepalen van effecten op ondergrondse temperatuur en thermische belasting van bodem- en watersystemen aan het oppervlak, bepalen van de netto broeikasgasbalans voor diverse agrarische productiesystemen.

In de Strategische KennisAgenda Milieu van het ministerie van VROM is energie opgenomen. Wat zijn de gevolgen voor het milieu van de mogelijke keuzes die gemaakt gaan worden met betrekking tot onze energiehuishouding en wat is de rol van de overheid hierbij?

In het convenant wordt de behoefte benoemd aan meer kennis over de benutting van de kansen van de ondergrond, waaronder bodemenergie. Dit is van belang voor het realiseren van de Nederlandse ambities op het gebied van de inzet van hernieuwbare energie en verbetering van de energie-efficiënte. Om te waarborgen dat het gebruik van de ondergrond duurzaam zal zijn, zijn wet- en regelgeving en bestuurlijke afspraken nodig. Met name op het gebeid van bodemenergie is regulering noodzakelijk.

In artikel 5 “de ondergrond” wordt een apart deel gewijd aan WarmteKoude Opslag (WKO, artikel 5.4). Hierin worden ook expliciet de volgende onderwerpen benoemd die ook in de onderzoeksagenda van het DSP staan: inpassen WKO in ruimtelijke inrichting, combineren met saneren, onderzoeken van de effecten van WKO.

In dit kader is het van belang de taskforces WKO en geothermie te benoemen, die door minister Cramer van VROM zijn aangesteld om advies uit te brengen hoe de kansen met betrekking tot bodemenergie zoveel mogelijk kunnen worden verwezenlijkt en benut in relatie tot andere belangen in en diensten van de bodem. De adviezen van de taskforce WKO (Advies Taskforce WKO, 2009) worden verwerkt in het uitvoeringsprogramma WKO.

Sinds september 2009 is het tweejarige onderzoeksprogramma “Meer met bodemenergie” gestart, waarin bedrijfsleven (Wageningen Universiteit, Deltares, Bioclear en IF-technology) en overheden (ondersteunt door waterleidingmaatschappijen, het productschap Tuinbouw en SKB) de kennishiaten rond de toepassing van WKO aanpakken (effecten van grootschalige WKO, de combinatie van WKO met bodemsanering en innovatieve technieken).

(22)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

In bijna alle provinciale bodemvisies speelt bodemenergie een prominente rol. Ook veel gemeenten houden zich hiermee bezig. De spanning tussen de bevoegdheden voor ruimtelijke planning en vergunningverlening van WKO-systemen is daarbij aan de orde. Naast Deltares houden ook onderzoeksinstituten en universiteiten KWR, ECN en TNO en de universiteiten van Twente, Utrecht en Delft zich bezig met bodemenergie. Ook de NWO heeft een thema “Funderend energieonderzoek” (Voorheen: Nieuwe methoden voor productie, opslag, transport en gebruik van energie).

Verder heeft bodem+ een zogenaamd “kennisplein” voor bodemenergie waar allerlei kennis over WKO wordt ontsloten. Een SIKB-thema richt zich op bodemenergie en er bestaat een Nederlandse Vereniging voor Ondergrondse Energieopslagsystemen (NVOE). Bouw- en nutsbedrijven zijn ook betrokken bij kennis(ontwikkeling) rond de toepassing van bodemenergie.

Nationaal heeft bodemenergie een promonente rol binnen het nieuwe SKB programma (ondergrond en energie). Ook het EZ-senternovem instrumentarium biedt ruimte voor kennisontwikkeling rond het thema. Verder zijn de VROM Innovatieprogramma’s Energie en de kennisontwikkeling van lokale overheden in het kader van het Groen Akkoord, Klimaat- Energieakkoord tussen Rijk en provincies 2009-2011 en PRISMA thema energie en klimaat van belang.

Ook internationaal is (bodem)energie een thema, bij onder andere het Joint Research Centre (JRC). Daarnaast bestaan er internationale onderzoeksprogramma’s: EU (Energy), LIFE (Energy, climate) en SNOWMAN (Dutch Theme: Soil and energy: The storage of heat and cold in aquifers: potential and effects).

In het expertiseoverzicht van de RDO is de expertise voor (bodem)energie aangegeven binnen de thema’s beschikbaarheid bodem en watersystemen (efficiënter benutten van grondstoffen, energie en water) en gebouwen) en integrale gebiedsontwikkeling (bijlage F). 4.2.4 Ruimte, milieu en ondergrond

Het duurzaam gebruik en beheer van ondergrond(se) ruimte is een uitdaging die het beleidsveld bodem al meer dan 15 jaar bezig houdt. Aan de ene kant kan men de bodem aanpassen voor het gebruik (maakbaarheid), aan de andere kant kan men geschiktheden van de bodem gebruiken voor verschillende doeleinden. Het maken van 3D-afwegingen, effecten van ondergronds gebruik in het verticale en horizontale vlak en voor verschillende tijd- en ruimteschalen is een uitdaging die steeds complexer wordt. Eén van de oorzaken hiervoor is dat steeds nieuwe mogelijkheden met betrekking tot het gebruik van de

ondergrond ontdekt worden. Kennis over de (natuurlijke) functies van de bodem (informeren, dragen, produceren en reguleren) en de benutting hiervan (ecosysteemdiensten) is hierbij van belang. Hoe gebruik van de bodem effect (in ruimte en tijd) heeft op (het functioneren van) de bodemfuncties en op de veerkracht van het bodem- en (grond)watersysteem vereist een goede kennis van dit systeem. Hiervoor worden data en informatie over bodem en ondergrond en modellen ingezet. Hoe het gebruik vervolgens af te wegen vraagt weer om andere (bestuurlijke, economische, en andere gamma-) kennis. (Maatschappelijke) Kosten- en batenanalyses zijn hierbij in te zetten als instrument.

De kennis die nodig is voor het duurzame gebruik van de ondergrond gaat van fundamentele tot praktijkkennis, daarnaast zijn er verschillende disciplines bij betrokken.

(23)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

De onderzoeksvragen van het DSP gaan in op functiecombinaties in bodem en ondergrond, de effecten van het gebruik van de ondergrond op (de gebruiksmogelijkheden van) bodem en ondergrond en het herstelvermogen van de ondergrond. Ook is er vraag naar een afwegingskader voor de ruimtelijke ordening van de ondergrond en naar instrumenten (kosten-batenanalyses) om te plannen met de ondergrond.

In de Strategische KennisAgenda Milieu van het ministerie van VROM is als kennisvraag opgenomen of ecosysteemdiensten een werkbaar beleidsinstrument kunnen zijn. Ook wordt gevraagd of ecosysteemdenken een werkbaar kader is voor integrale gebiedsontwikkeling en of economische waarde is toe te kennen aan de in Nederland voorhanden zijnde ecosysteemdiensten.

Eén van de uitgangspunten voor de beleidswijziging zoals benoemd in het convenant omvat het onder milieuhygiënische randvoorwaarden accommoderen van het toenemend gebruik van de bodem als gevolg van ruimtedruk. Daarvoor is meer kennis nodig over de risico’s van het gebruik van de ondergrond, maar ook over de benutting van kansen van de ondergrond (ondergronds bouwen, bodemenergie, CO2-en gasopslag, behoud bodemarchief, etc. )

Gesteld wordt dat kennislacunes bestaan over de effecten van het gebruik van de ondergrond op het bodemecosysteem en de diverse functies die de bodem vervult en de bovengrondse gebruiksfuncties.

Onder artikel 5 (ondergrond) is duurzaam gebruik van de ondergrond (art. 5.1) opgenomen. Uitgangspunten zijn dat het gebruik geen onaanvaardbare verstoringen van het water- en bodemsysteem mag veroorzaken, dat gebruiksmogelijkheden niet aangetast mogen worden en dat elke gebruiksvorm afzonderlijk of gecombineerd op duurzame wijze kan plaatsvinden met behoud van de bodemfuncties. Om dit te bereiken is kennis van de ondergrond en geoinformatie nodig. Deze kennis wordt opgedaan onder het onderzoeksprogramma “kennisagenda van de ondergrond”. Daarbij zijn diverse strategische en toepassingsgerichte onderwerpen van belang. Eén van die onderwerpen betreft een afwegingskader met daarin mogelijkheden tot afwegen van:

de gevolgen van het gebruik van de ondergrond voor bodemleven, grondwaterkwaliteit en –kwantiteit, archeologische resten, etc.

ondergronds gebruik tegen bovengronds gebruik.

ondergronds gebruik tegen ander (mogelijk) ondergronds gebruik. ondergronds gebruik tegen onbekend toekomstig gebruik.

Ook zijn belangrijke onderwerpen voor het programma het toepassen van de lagenbenadering, kosten en baten, innovatie en onderwijs.

Veel partijen houden zich bezig met het gebruik van de ondergrond. De Technische Commissie Bodem (TCB) heeft in 2008 een preadvies uitgebracht voor het duurzaam gebruik van de ondergrond. Het preadvies van de TCB richt zich op het nut en noodzaak voor een denkraam dat behulpzaam kan zijn bij de formulering van het afwegingskader ‘Duurzaam gebruik van de ondergrond’. Verschillende adviesbureaus en kennisinstituten hebben zich bezig gehouden met het ontwikkelen van (delen) van een dergelijk afwegingskader (van technische kennis tot bepalen van baten voor de ondergrond).

TNO en Deltares hebben hierin een belangrijke rol qua onderzoek met betrekking tot de informatie- en onderzoeksfunctie van de diepe en ondiepe ondergrond. De WUR is onder andere sterk op het gebied van ecosysteemdiensten. Informatie over bodem (ca 1m20) is te vinden in het bodeminformatiesysteem (BIS) van Alterra, informatie over de ondergrond wordt ontsloten via het Digitaal Loket van de Nederlandse Ondergrond (DINO) van TNO.

Ook de Universiteit van Utrecht en de Technische Universiteit Delft houden zich met de ondergrond en gebruik van de ondergrond bezig.

(24)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

Het Centrum Ondergronds Bouwen (COB) richt zich met name op het ondergronds bouwen, maar ook op ordening zoals in verband met kabels en leidingen (met nutsbedrijven en lokale overheden) en heeft met SKB de “carrousel” opgericht, welke zich richt op ondergrondse ordening van de ondergrond. SKB heeft in het nieuwe onderzoeksprogramma van 2010-2015 de “duurzame ordening van de ondergrond” als hoofdthema en ook Bodem+ heeft duurzaam gebruik van de ondergrond opgenomen als thema. Ook andere partijen houden zich met onderdelen van ruimte, milieu en ondergrond bezig zoals het Nederlands Instituut voor de Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV), stichting geoheritage (aardkunde), de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (archeologie, monumenten en cultuurlandschap). Wat betreft onderzoeksprogramma’s zijn er voldoende aanknopinspunten voor het thema ruimte, milieu en ondergrond. Nationaal is er de afgelopen jaren en in de toekomstige programmaperiode veel aandacht vanuit SKB voor dit thema (oa ecosysteemdiensten en ondergronds ruimtegebruik in stad en land). Ook het FES, BSIK, EZ/Senternovem instrumentarium en de programma’s van de convenantspartners zoals het innovatieprogramma Mooi Nederland en Ruimte voor geoinformatie (RGI) bieden mogelijkheden. Internationaal gaat het met name om LIFE, SNOWMAN (Subsurface constructions and infrastructure: the effect on soil functions, urban spatial planning of the subsurface ) en de EU programma’s.

In het expertiseoverzicht voor de RDO is expertise met betrekking tot het thema ruimte, milieu en ondergrond te vinden onder de thema’s gezonde bodem- en watersystemen (implementeren EU richtlijnen), leven en bouwen in de delta (operationalisering meervoudig ruimtegebruik en kwaliteit leefomgeving in stedelijke, landelijke en mariene omgevingen) en integrale gebiedsontwikkeling (bijlage F).

4.2.5 Milieu en gezondheid

Milieu en gezondheid zijn de velden waarmee bodem van oudsher wordt geassocieerd. Over dit thema is veel kennis ontwikkeld de laatste decennia. Met name is veel bekend over de effecten van verontreinigingen, (humane en ecologische) de risico’s, gedrag van stoffen in de ondergrond (verspreiding, afbraak e.d.) en het omgaan met verontreinigingen (saneren, ex-situ, in-situ, beheersen, gebiedsgerichte aanpak, monitoren, meten, etc.). Dit thema is echter breder te interpreteren dan alleen bodemverontreiniging. Daardoor bestaan hierbinnen nog de nodige kennis- en onderzoeksvragen.

De onderzoeksvragen zoals het DSP heeft opgesteld richten zich op de bredere invulling van milieu en gezondheid. Het gaat hier om hoe de bodem de kwaliteit van de leefomgeving kan verbeteren. Bijvoorbeeld door groen in de stad (kwaliteiten van de bodem, de bodem als luchtfilter). Ook zijn er onderzoeksvragen naar de relatie tussen voedsel- en bodemkwaliteit, tussen klimaatverandering en bodemkwaliteit. Welk effect klimaatverandering heeft op invasies van bodemgebonden pathogenen is een kennisvraag. Effecten van (nieuwe) stoffen zoals medicijnen, antibiotica, hormonen, ingrediënten van wasmiddelen, weekmakers, herbiciden, insecticiden, brandvertragers, nanomaterialen en metalen voor de mens en de natuurlijke leefomgeving zijn ook nog onvoldoende bekend.

(25)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

Binnen de Strategische KennisAgenda VROM komt het thema milieu en gezondheid terug in de volgende onderdelen:

Bestuurlijke verhoudingen milieu (relatie lokale en regionale overheden met (ontwikkeling van) internationale en nationale beleidskaders, de ruimte voor regionale

beleidsinitiatieven; balans tussen harde Europese of nationale normen en individuele afspraken per gemeente of provincie, beter uitrusten van regionale overheden om extra taken naar behoren te kunnen uitvoeren).

Risicobeleid (welke risicobenaderingen zijn er in het milieubeleid, hoe kunnen we deze gebruiken en verbeteren).

Governance (wat is de geëigende taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen de verschillende partijen (overheden, burgers, bedrijven, NGO’s) en hoe verhoudt dit zich met het vigerend beleid?

Meerwaarde van integraliteit bij vormgeving van milieubeleid (wat zijn meerwaarde / belemmeringen van integrale kaders bij het oplossen van een probleem of behalen van een doel).

In het convenant wordt als uitgangspunt o.a. de verdere integratie van het bodemsaneringsbeleid in een gebiedsgerichte benadering mede in het kader van ruimtelijke ordeningsbeleid genomen. Centrale punten daarbij -die passen binnen het thema milieu en gezondheid- zijn het maken van afspraken over de aanpak van spoedlocaties en het verwerven van kennis over risico’s van het gebruik van de ondergrond en de gebiedsgerichte benadering. Gesteld wordt dat kennislacunes bestaan over de effecten van het gebruik van de ondergrond op onder andere de kwaliteit van het grondwater.

Artikel 6 richt zich specifiek op het onderdeel gebiedsgerichte benadering. Het is van belang dat beleidsdoelen worden afgestemd. Samenwerking is nodig voor de aanpak van grootschalige grondwaterverontreinigingen. Mede met het oog op de implementatie van de Kaderrichtlijn water en de Grondwaterrichtlijn is het noodzakelijk dat het grondwaterbeheer gezamenlijk en gebiedsgericht wordt aangepakt. In het convenant wordt een aanzet tot verandering van de wetgeving gegeven. De verantwoordelijkheid voor de sanering van het diepere grondwater kan daarmee tegen betaling van een afkoopsom mogelijk worden overgedragen aan een lokale, regionale of landelijke beheersautoriteit die de verantwoordelijkheid overneemt en borg staat voor een gebiedsgerichte aanpak.

Artikel 7 van het convenant gaat in op de spoedlocaties. Deze moeten in 2015 zijn gesaneerd dan wel beheerst. Voor alle humane spoedlocaties (onder de wet bodembescherming) is uiterlijk 31 december 2010 in kaart gebracht welke maatregelen zijn genomen of worden voorzien en voor overige risico’s gebeurt dit uiterlijk 31 december 2015. Onder de waterwet zal een verontreiniging van de waterbodem in de toekomst in het bredere kader van verbeteren van gebiedskwaliteit worden beoordeeld.

Het valt op dat veel partijen en programma’s zich bezig houden met het thema milieu en gezondheid. Dat komt doordat dit van oudsher de belangrijkste invulling van het bodemwerkveld was. Het RIVM richt zich van op de risicobepalingen, normstellingen en is bezig (oa met het geïntegreerde laboratorium van TNO, Deltares en de universiteit van Utrecht) met “nieuwe stoffen”. Ook beheert het RIVM de landelijke meetnetten, welke bij TNO in het digitaal loket voor de Nederlandse Ondergrond (DINO) worden opgeslagen. Naast benoemde kennisinstituten hebben ook Alterra, KWR en ECN milieu als onderzoeksthema. Zowel SKB, SIKB als Bodem+ hebben het thema milieu en gezondheid in het verleden en in de toekomst op de agenda staan. Bij milieu en gezondheid is standaardisatie ook van belang. NEN en ISO houden zich daarmee bezig. Het merendeel van de in de “algemene” kenniskaart opgenomen nationale en internationale platforms, netwerken en werkgroepen houden zich bezig met milieu-onderwerpen. Voorbeelden hiervan zijn het GrootSaneerders

(26)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

Netwerk, SKB-uitvoerend en adviserend bedrijfsleven, de vereniging voor milieudeskundigen, United Nations Environment Programme (UNEP) en het Europese Nicole network. Veel onderzoeks- en innovatieprogramma’s (waaronder benoemde SKB programma) bieden kansen voor dit onderwerp. Ook internationaal (EU-programma’s, LIFE, SNOWMAN) bieden aangrijpingspunten om kennis te ontwikkelen op het gebied van milieu en gezondheid. Daarmee is de klassieke invulling van dit thema (milieu als in verontreiniging) goed gedekt. De “nieuwe” invulling (bijdrage van de bodem aan een goede leefomgeving) biedt aanknopingspunten in het kader van ecosysteemdiensten (o.a. SKB en EU), hoogwaardig ruimtegebruik (oa BSIK), leefomgevingskwaliteit en programma’s gericht op innovatie (EZ). In het expertiseoverzicht voor de RDO passen de thema’s gezonde bodem- en watersystemen (afname van water en bodem belastend grondgebruik tgv de natuur (gezonde ecosystemen), integraal ruimtelijk stroomgebiedbeheer, implementeren EU richtlijnen) en integrale gebiedsontwikkeling bij het thema milieu en gezondheid (bijlage F).

4.2.6 (wereld)Voedselproductie

Voor wereldvoedselproductie is kennis over bodem, water en klimaat en hun onderlinge samenhang van belang. Daarnaast is kennis over landbouwkunde van belang. Het thema is breed wegens locatiespecifieke omstandigheden, landbouw- en bestuurlijke praktijken die in verre mate beïnvloeden of voedselproductie succesvol en duurzaam is op een bepaalde schaal.

In de DSP onderzoeksagenda zijn voor dit thema de diverse

onderzoeksvragen opgesteld. Hoe kunnen we via sociaaleconomische en ecologische analyses landgebruikvormen ontwikkelen die voldoende bestaansmogelijkheden bieden voor de plaatselijke bevolking, en tevens landdegradatie, erosie en woestijnvorming voorkomen? Daarnaast moet worden onderzocht welke bodeminformatie relevant is om in te brengen in (mondiale) landgebruikmodellen en welke methodieken nodig zijn om met stakeholders ruimtelijke keuzes tussen ruraal en urbaan ruimtegebruik en tussen landbouw, milieu en natuur te kunnen maken.

De onderzoeksagenda’s van de ministeries gaan niet in op wereldvoedselvoorziening. De Strategische KennisAgenda van VROM gaat wel in op mondiale instituties zoals klimaat (welke nieuwe arrangementen zijn nodig om te komen tot een grote mondiale coalitie in klimaatbeleid en hoe komen we tot nieuwe mondiale instrumenten en arrangementen die passen bij de mondiale klimaatproblematiek) en biodiversiteit (hoe komen we nieuwe mondiale instrumenten en arrangementen, om het mondiale verlies aan biodiversiteit tegen te gaan?). Verder past dit thema inhoudelijk bij het ministerie van LNV. Wellicht gaan de kenniskamers LNV met onderwerpen “Agrocluster” en “Voeding en Consument” hier op in. Ook het interdepartementale kennisproject “Schaarste en transitie” en de millennium doelstellingen (ministerie buitenlandse zaken) hebben raakvlakken met de wereldvoedselproductie.

(27)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

Ook het convenant gaat niet expliciet in op dit onderwerp aangezien hier uitsluitend thema’s in opgenomen zijn die nationaal relevant zijn. (Wereld)voedselproductie raakt qua thematiek wel aan deze nationaal relevante thema’s (klimaat, functies van de bodem, effecten gebruik op het bodemecosysteem). Ook kan het thema (wereld)voedselproductie profiteren van het optimaliseren van samenwerking en samenhang tussen beleidsdoelen, aangezien kennis over bodem, water en klimaat met landbouwkundige en bestuurlijke praktijken in aanraking komt.

(Wereld)voedselproductie is staat met name bij de WUR (Wageningen Universiteit en Alterra) op de kaart. Ook zijn er diverse (maatschappelijke) organisatie en (internationale) platforms en netwerken zoals LTO, InnovatieNetwerk Groene Ruimte en het Joint Research Centre welke zich met de agrarische sector en voedselproductie nationaal of internationaal bezighouden. Landbouw is ook een thema bij de planbureaus (PBL en CPB)

Qua onderzoeks- en innovatieprogramma’s biedt het internationale “LIFE”-programma kansen binnen het thema soil, landuse, agriculture. Ook is landbouw een EU thema binnen KP7. Wereldvoedselproductie valt wat betreft de nationale gelden onder de BSIK, FES en mogelijk TRIAS thematiek.

In het expertiseoverzicht voor de RDO is expertise over wereldvoedselproductie te vinden onder de thema’s beschikbaarheid bodem- en watersystemen (realiseren VN millenniumdoelstelling/verkleinen NL voetafdruk, voldoende water van voldoende kwaliteit beschikbaar hebben en houden voor alle gebruikscategorieën) en integrale gebiedsontwikkeling (bijlage F).

(28)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

5 Afronding en doorwerking kenniskaart

Zoals in hoofdstuk 2 vermeld beoogt de kenniskaart de volgende hoofdzaken te bedienen: • Een overzicht te geven in welke bodem- en ondergrondkennis welke partijen

voorzien.

• Een overzicht te geven bij welke werkvelden en bijbehorende innovatieprogramma’s we (als bodemwerkveld) aan kunnen sluiten .

• Input te geven voor de kennisarena’s: koppelen kennisaanbod aan kennisvragen van de convenantspartners en aangeven waar deze koppelingen nog niet gemaakt worden.

De kenniskaart voor bodem en ondergrond geeft een totaaloverzicht van wat er gebeurt in en rond het werkveld. Het opdelen van kennis naar de maatschappelijke thema’s heeft als voordeel dat de meerwaarde voor bodem duidelijk wordt gemaakt. Geïnteresseerden in een bepaalde thematiek uit het bodem- of aanverwant werkveld kunnen direct zien welke partijen betrokken zijn en welke onderzoeksprogramma’s van belang zijn.

Een nadeel van deze opdeling naar thema’s is dat de “intrinsieke” waarde van de bodem, de kennis over de werking van het bodemsysteem minder goed inzichtelijk is. Om bij het convenant aan te sluiten: de risico’s van het gebruik van de bodem blijven in tegenstelling tot de kansen van de benutting wat minder zichtbaar. In de expertiseoverzichten van de Raad voor DeltaOnderzoek (RDO, Bijlage F) zijn deze intrinsieke waarden en risico’s duidelijker opgenomen. Ook gammakennis rond ontwikkelen, uitvoeren en implementatie van (EU) beleid en zaken zoals data- en informatievoorziening en vaardigheden komen hier in terug. Goede kennis van het bodem- en (grond)watersysteem is echter voor alle thema’s die worden benoemd in deze rapportage van belang en ligt dus ten grondslag van de kenniskaarten.

De kenniskaart dient als een onderlegger voor de kennisarena’s. In de kaart staat het aanbod, en welke partij wat doet op hoofdlijnen. In de arena’s wordt dieper ingegaan op het kennisaanbod en op de kennisvragen die er leven. Het gaat hierbij niet alleen om kennisvragen uit de dagelijkse praktijk (korte termijn), maar ook om de strategische vragen die hieraan ten grondslag liggen. In de kenniskaart zijn al diverse onderzoeks- en kennisvragen opgenomen. Deze kunnen echter in de kennisarena’s worden aangescherpt. Een eerste stap in dit traject is om met de koplopers in het bodemwerkveld de grote lijn voor de kennisagenda uit te zetten. Vervolgens wordt dit in regio- of themabijeenkomsten van de kennisarena in een breder verband worden aangevuld. De resultaten van de kennisarena’s zullen worden geanalyseerd en verwerkt en worden opgenomen in de kennisagenda voor bodem en ondergrond.

Nota bene: deze versie van de rapportage (22 december 2009) is een conceptversie. Gedurende 2010 zal er nog 1 update gemaakt worden waarbij de resultaten van de (voorbereiding van de) kennisarena’s worden meegenomen. Het kennisaanbod zal in de kaart worden aangescherpt en aangevuld.

(29)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

A Bronnen en geraadpleegde partijen

In de bronnenlijst staan de bronnen waarnaar in de rapportagetekst wordt verwezen. In de kenniskaarten (mindmaps) staan alle binnen de kenniskaart opgenomen referenties. Beleidsbrief bodem. 2003, VROM.

Boersma, prof.dr Jacques, 2006. Management van Kennis, een creatieve onderneming. Koninklijke van Gorcum BV, Assen.

Convenant bodemontwikkelingsbeleid en spoedlocaties. 10 juli 2009, VROM, LNV, EZ, VenW, IPO, VNG, UvW (zie ook www.bodemconvenant.nl).

Dutch Soil Platform. december 2008 De bodem als partner in duurzame ontwikkeling: Een onderzoeksagenda voor de toekomst. Ministeries van V&W, LNV en VROM, WUR, RIVM, Deltares.

Ministerie van LNV. Maart 2009. Kennisagenda Landschap. De kennis voor landschappelijk verantwoord ondernemen. Ministerie van LNV.

Ministerie van V&W. Strategische Kennisagenda 2010-2020. Bereikbaar, schoon, veilig. Ministerie van VROM Strategische Kennisagenda Milieu. September 2009.

Speelman, dr. H. Juni 2006 Vernieuwing van de publieke kennisinfrastructuur van Nederland. 2005 SP-TNO 0462.

Taskforce WKO. 23 maart 2009. Groen licht voor Bodemenergie. Advies Taskforce WKO. Rapport w1176. Ministerie van VROM.

TCB, 12 september 2008. Preadvies Duurzaam gebruik van de ondergrond.

Wit, Bert de, Herman Eijsackers. Februari 2009. WETEN WAAR JE OM GEEFT, WETEN WAT JE OMGEEFT. Een maatschappelijke agenda van kennisvragen over de leefomgeving voor de komende jaren. RMNO, Ministerie van LNV.

(30)

1105-0123, 31 mei 2011, definitief

B Terminologie kennis- en innovatiefuncties

Bron: Speelman 2005

Het nationaal kennis- en innovatiesysteem is het netwerk van instanties in de publieke en private sector (dan wel: de publieke kennisinfrastructuur en het private bedrijfsleven) en hun onderlinge interacties, alsmede regels en beleid die zulke interacties mede bepalen (CBS, 2004).

Een cluster is een productienetwerk van onderling sterk afhankelijke bedrijven (inclusief gespecialiseerde toeleveranciers), kennisproducerende instellingen (universitaire en niet-universitaire kennisinstellingen, ingenieursbureaus), overbruggende agenten (kennismakelaars, consultants) en klanten, die met elkaar verbonden zijn in een productieketen die waarde toevoegt (OECD, 2004). Een cluster is dus een component van het nationaal kennis- en innovatiesysteem.

De publieke kennisinfrastructuur is het geheel aan (semi-)publieke, structurele voorzieningen en arrangementen op het terrein van (wetenschappelijk) onderwijs en onderzoek [...], waar mogelijk leidend tot productieve bijdragen aan de economie of tot binnen afzienbare tijd toepasbare inzichten en vindingen in zowel de publieke als ook de private sector, waardoor de efficiëntie (inclusief de sociaal-culturele betekenis) van de inzet van productiefactoren wordt vergroot, c.q. bevorderd (Nijkamp, Bovenberg & Soete, 2000).

In bestuurlijk en organisatorisch kader is de publieke kennisinfrastructuur van Nederland het geheel van hogescholen en universiteiten, koepelorganisaties, departementale en zelfstandige publieke en semi-publieke instellingen en stichtingen, en adviserende, programmerende, geldtoewijzende en anderszins faciliterende instanties, samenwerkingsverbanden tussen componenten van de kennisinfrastructuur en de interactie ervan met de private kennisinfrastructuur.

In de universitaire kennisinfrastructuur is een kennisinstelling een eenheid (veelal een (sub)faculteit/ onderzoeksinstituut) met een eigen bestuurlijke en/of organisatorische en/of financiële identiteit en directievoering.

In de publieke (niet-universitaire) kennisinfrastructuur is een kennisinstelling een eenheid met een eigen bestuurlijke en/of organisatorische en/of financiële identiteit en directievoering. --- De universiteiten van Nederland hebben als taakstelling het uitvoeren van onderwijs en vorming, onderzoek en ontwikkeling en maatschappelijke, wetenschappelijke en technologische dienstverlening (w.o. valorisatie) en het realiseren van dan wel bijdragen aan innovaties.

De niet-universitaire kennisinstellingen van Nederland hebben als taakstelling het uitvoeren van onderzoek en ontwikkeling en maatschappelijke, wetenschappelijke en technologische dienstverlening (w.o. valorisatie) en het realiseren van dan wel bijdragen aan innovaties.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De boom is weinig in cultuur en wordt vaak verwisseld met zijn neef Amelanchier laevis, die altijd kale bladeren heeft en altijd smakelijke en sappige vruchten.. Amelanchier

Het beroepschrift is een brief waarin u uitlegt waarom u het niet eens bent met de beslissing van de gemeente Buren. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is

bestemmingsplan (als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onderdeel c van de Wabo) kan de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12 van de Wabo alleen worden verleend indien

Datum aanvraag: 13 januari 2020 Aanvraagnummer: 4552919 Bevoegd gezag: Gemeente Buren Pagina 1

De Brieven werden ons niet gegeven opdat we Christus zouden leren kennen naar het vlees, maar opdat we onze opgestane en opgevaren Redder zouden kennen, Die, nadat Hij Zijn

In afbeelding 9 is in willekeurige volgorde (1 tot en met 5) aangegeven welke delen van de hartspier op verschillende momenten elektrisch geactiveerd zijn..

Toch zal ik de rest van mijn tien minuten laten zien dat dit droombeeld van een andere werkelijkheid al bestaat en dat D'66 nu en in een volgend kabinet niets anders heeft te doen

• Welke basisstrategie heeft 18 Hekwerk gekozen, om waarde te creëren voor haar klanten?. • Op welke manier is dit