• No results found

Thema 5 Ecologie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Thema 5 Ecologie"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De ecologie kan op verschillende organisatieniveaus (van groot naar kleiner) worden bestudeerd:

1. biosfeer: het gedeelte van de aarde en de dampkring waar leven mogelijk is;

2. bioom deel van de biosfeer waar het klimaat bepalend is voor de organismen die er kunnen leven (vb. woestijn);

3. ecosysteem: een samenhangend geheel van populaties (= levensgemeenschap) en abiotische factoren (= biotoop, basisstof 2) in een bepaald gebied;

4. levensgemeenschap: alle organismen (populaties) in een ecosysteem basissof 4:

5. populatie: een aantal individuen van één soort die in een bepaald gebied leven en een voortplantingsrelatie met elkaar hebben (b.v. alle snoeken in een meertje) basisstof 3;

5. individu: één enkel organisme

Groei, ontwikkeling en leven van individuen zijn begrensd door: tolerantiegrenzen en beperkende factoren.

1

Thema 5 Ecologie

Basisstof 1 De organisatieniveaus van de ecologie

(2)

• Tolerantie: het vermogen van organismen om schommelingen in één abiotische factor te kunnen verdragen.

Soorten met een grote tolerantie hebben een groot verspreidingsgebied (=het gebied waar de soort voorkomt).

• Een optimumkromme voor een abiotische factor geeft weer: de

tolerantiegrenzen: de maximale en minimale waarde van een abiotische factor buiten deze grenzen kan een organisme niet leven

• het tolerantiegebied: het traject tussen minimum en maximum

• de optimale waarde (het optimum): de meest gunstige waarde van één abiotische factor

2

Thema 5 Ecologie

Basisstof2 Individuen

(3)

3

Thema 5 Ecologie

Basisstof 2 Individuen

(4)

Beperkende factor: dit is de factor die het meest afwijkt van de optimale waarde en deze factor bepaalt hoe goed een proces in een organisme verloopt of hoe goed een organisme kan overleven.

Microklimaat: het klimaat in de directe omgeving van het organisme.

Het microklimaat (wind, licht, water) wordt mede beïnvloed door vooral planten.

Temperatuur: de enzymactiviteit (dus ook de stofwisseling) is afhankelijk van de temperatuur (enzymen zijn eiwitachtige stoffen die de chemische reacties in ons lichaam versnellen) Bij een lage temperatuur zijn koudbloedige dieren niet

actief; de enzymen werken langzaam dus een trage stofwisseling.

4

Thema 5 Ecologie

Basisstof 2 Individuen

Groei, ontwikkeling en leven van individuen zijn begrensd door: tolerantiegrenzen en beperkende factoren

(5)

Homoiotherme dieren (met een constante lichaamstemperatuur zoals zoogdieren en vogels) zijn minder afhankelijk van de

omgevingstemperatuur.

Grote dieren verliezen in verhouding weinig warmte door hun huid omdat ze in verhouding een kleine huidoppervlakte hebben.

Licht: nodig voor de fotosynthese van planten (voor het maken van organische stoffen voor de groei).

Licht remt echter de celstrekking (lengtegroei door het strekken van cellen). In het donker worden plantendelen langer.

Met de daglengte kan de tijd van het jaar bepaald worden (bijv.

voortplantingstijd bij dieren en planten).

5

Thema 5 Ecologie

Basisstof 2 Individuen

(6)

• Lucht

· samenstelling van de lucht (b.v. CO2 vooral voor planten en 02 voor mens en dieren)

· wind (bestuiving, verspreiden van zaden en extra verdamping bij de bladeren)

• Water: organismen proberen waterverlies te voorkomen (cuticula, kurk, hoornstof) water is nodig:

· als transportmiddel (bloed, urine)

· als koelmiddel (transpiratievocht)

· voor de celstrekking (turgor)

· om chemische reacties te laten verlopen

Thema 5 Ecologie

Basisstof 2 Individuen

(7)

• Bodemgesteldheid:

· klei (kleine korrels, houd water beter vast) versus zand (grote korrels, houd water slecht vast)

· humusgehalte (bevat mineralen en houdt de grond luchtig)

· hoeveelheid zuurstof (in een moerassige grond is bijna geen zuurstof)

· grondwaterstand

· mineralen (zouten)

· zuurgraad (pH)

Uitspoeling (humus arme grond) bovenste bodemlaag voedsel arm. Humus gaat uitspoeling tegen en houd water in de bovenste bodem lagen vast samen met voedingszouten.

Thema 5 Ecologie

Basisstof 2 Individuen

(8)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 3 Populaties

Relaties binnen een populatie

Competitie (concurrentie) Coöperatie (samenwerking)

Voedsel, ruimte, licht , Visschool, kuddes of staten (mierenhoop, bijenkorf)

Territorium (afgebakend gebied)

Voortplanting (gorilla’s)

Geboortecijfer = aantal jongen dat per tijdseenheid (bijv. jaar ) per 1000 individuen geboren wordt.

Sterftecijfer = aantal individuen dat per tijdseenheid (bijv. jaar ) per 1000 individuen geboren wordt.

Emigratie = aantal individuen dat van elders per tijdseenheid (bijv. jaar) een populatie binnentrekt.

Immigratie = aantal individuen dat per tijdseenheid (bijv. jaar) uit een populatie wegtrekt.

(9)

Biotisch

Abiotisch

Predator Voedsel

Concurrentie

Thema 5 Ecologie

Basisstof 3 Populaties

(10)

Biologisch Evenwicht

veel konijnen gevolg meer vossen

veel vossen gevolg minder konijnen

minder konijnen gevolg minder vossen

(11)

Het Biologisch Evenwicht stelt zich

telkens weer in

(12)
(13)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 3 Populaties

De populatiedichtheid is het aantal individuen van een populatie per eenheid van oppervlakte of volume (in water of bodem).

Bepaling van populatiedichtheid:

1.directe telling; b.v. bij kleine populaties (bomen, grote zoogdieren)

2.telling van een steekproef; telling op een bepaald klein oppervlak (kwadrant methode)

3.Transect methode. Geen kwadrant maar langwerpige proefstrook. Als

ecosysteem niet regelmatig begroeit is. Transect omvat alle type begroeiing op representatieve wijze.

4.vangen, merken en terugvangen: voorbeeld van een berekening

o Men vangt in een gebied 15 konijnen, merkt ze en zet ze terug.

o Enkele dagen later vangt men 29 konijnen en daarvan zijn er 4 gemerkt.

(14)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 3 Populaties

o Stel de populatiegrootte is X.

o In de populatie is de verhouding gemerkt: totaal = 15 : X.

o Bij de steekproef was de verhouding 4: 29.

o Beide verhoudingen zijn aan elkaar gelijk.

Dus 15 : X = 4 : 29.

o Hieruit volgt dat 4X = 15 x 29. Dus X = 435/4 = 109.

Biologisch evenwicht: een toestand waarbij de populatiedichtheid van elke soort in een ecosysteem schommelt om een bepaalde waarde.

De invloed van factoren op de populatiedichtheid kan wel of niet afhangen van de populatiedichtheid.

(15)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 3 Populaties

Verspreidingspatroon: groeperen kuddes regelmatig verspreid vogels willekeurig verspreid planten Habitat: leefplek van de soort binnen een ecosysteem.

Microklimaat: het klimaat in de directe omgeving van het organisme.

Het microklimaat (wind, licht, water) wordt mede beïnvloed door vooral planten.

Temperatuur: de enzymactiviteit (dus ook de stofwisseling) is afhankelijk van de temperatuur (enzymen zijn eiwitachtige stoffen die de chemische reacties in ons lichaam versnellen) Bij een lage temperatuur zijn koudbloedige dieren niet

actief; de enzymen werken langzaam dus een trage stofwisseling.

(16)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 3 Populaties

(17)

Populatiegroei

S-curve = voldoende voedsel aanwezig + natuurlijke vijand aanwezig.

J-curve = Voldoende voedsel en geen natuurlijke vijanden.

A: ontstaan plaag = J curve

B: voedsel raakt op/ ziektes breken uit C: veel sterfte, misschien uitsterven

Draagkracht van een ecosysteem: De maximale hoeveelheid dieren die kunnen overleven in een bepaald gebied, zonder schade aan te richten of een plaag te vormen.

Bij overschrijden draagkracht

(18)

S-Curve

(19)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 4 Levensgemeenschappen

(20)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 4 Levensgemeenschappen

(21)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 4 Levensgemeenschappen

(22)

gastheer gast mutualisme voordeel voordeel

commensalisme - voordeel

parasitisme nadeel voordeel

Symbiose = langdurig samenleven van individuen van verschillende soorten

Thema 5 Ecologie

Basisstof 4 Levensgemeenschappen

(23)

Mutualisme

Nijlkrokodil

– Eet normaal beesten

– Staat vogel toe in zijn mond rond te lopen

Krokodilvogel

– Verwijdert parasieten uit mond krokodil – Verwijdert en eet voedselresten

– Eet parasieten (o.a. bloedzuigers)

(24)

Mutualisme

Buffel

– Laat de vogel eten

Ossenpikker

– Eet teken en andere parasieten van de huid

– Waarschuwt de buffel voor gevaar

(25)

Commensalisme

Clownvis

– Schuilplek tussen zeeanemoon

– Heeft slijmlaag tegen netelcellen anemoon

Zeeanemoon

– Geen voordeel, geen nadeel

(26)

Parasitisme

(27)

Plantaardige parasieten

Vogellijm of maretak onttrekt water en

voedingsstoffen aan de gastheer

(28)

Voedselketen

Producent Consument

1e orde

Consument 2e orde

Consument 3e orde

Autotroof = kunnen zelf hun organische stoffen maken (fotosynthese)

Heterotroof = andere organismen nodig om aan organische stoffen te komen

Autotroof Heterotroof Heterotroof Heterotroof

(29)

Voedselweb

Producent Consument

1e orde

Consument 2e orde

Consument 3e orde

(30)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 5 Ecosystemen

Niche of nis is de rol die de soort speelt binnen het geheel van de relaties in een ecosysteem;

Eikenboom 1 Schaduw voor planten onder de boom 2 Nestgelegenheid voor vogels

3 Voedsel voor rupsen

4 Voedsel voor kleine knaagdieren

Hoe soortenrijker een ecosysteem des te gespecialiseerder de niches!

In het voedselweb van een ecosysteem worden verschillende trofische niveaus onderscheiden

Vaak wordt het aantal individuen in de op elkaar volgende trofische niveaus kleiner

(31)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 5 Ecosystemen

(32)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 5 Ecosystemen

(33)

Netto primaire productie Dissimilatie

Thema 5 Ecologie

Basisstof 5 Ecosystemen

Bruto primaire productie

(34)

Successie

(35)

Successie

(36)

Successie

(37)

Successie

(38)

Successie

(39)

Successie

(40)

Successie

tijd

(41)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 5 Ecosystemen

Duinen

In duinen is de successie in het algemeen nog goed zichtbaar van de zee landinwaarts gaand. Het is

goed de successie volgorde van dit

ecosysteem te kennen en te kunnen herkennen .

(42)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 5 Ecosystemen

Loofbos

Loofbos is het originele (oorspronkelijke) ecosysteem van het grootse deel van

Nederland. Het loofbos is een climaxecosysteem en heeft dus een evenwicht bereikt tussen afbraak en productie van biomassa. De diversiteit is er

hoog. Van dit ecosysteem is het goed de structuur (=gelaagdheid) te kennen en te

herkennen.

(43)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 5 Ecosystemen

Naaldbos

In Nederland komen nu veel naaldbossen voor.

De mens heeft deze bossen aangeplant, naaldbomen groeien snellen en je hebt dus sneller en goedkoop

hout voor allerlei doeleinden. Er is weinig

gelaagdheid in naaldbossen, de diversiteit is er

niet hoog, de bossen worden door de mens ook

minder mooi gevonden.

(44)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 5 Ecosystemen

Heide

Kenmerkend voor Brabant. Heide-ecosysteem is een 'cultuurverschijnsel'. De mens heeft de

oorspronkelijke loofbomen gekapt en het hout

gebruikt. Er ontstonden zodoende kale plekken in het bos. Door de secundaire successie ontstond er op die plaatsen een begroeiing met heide. Als de

mens nu niet steeds zou ingrijpen, zou de heide snel

verdwijnen.

(45)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 5 Ecosystemen

Plassen

Verlanding is een prces waarbij plassen weer land worden. Planten spelen daar een rol in. Het

broekbos is een (voorlopig) eindstadium van deze successie

In plassen en meren bestaat de eerst voorkomende vegetatie uit planten als waterpest, hoornblad en de verschillende soorten fonteinkruid. Dit zijn planten met ondergedoken stengels en bladeren.

Dan, als de bodem voldoende is opgehoogd, komen planten voor die in de bodem wor telen, maar waarvan de bladeren drijven. Op hetzelfde moment als de voorgaande planten verschijnen ook kroos, kikkerbeet en vlotvaren.

In het derde stadium komen planten voor met boven water uitstekende stengels, zo als riet, lisdodde, mattenbies en

kalmoes. Door afgestorven plantenmateriaal wordt de bodem steeds hoger. Na verloop van tijd is er sprake van een

moerasvegetatie die overgaat in een oevervegetatie. Uiteindelijk ontstaat een landvegetatie. Door verlanding is de

oorspronkelijke plas verdwenen.

Door golfslag kan de verlanding weer teniet worden gedaan.

Denk aan de vorm van een aantal Nederlandse plassen die van het zuidwesten naar het noordoosten lopen als gevolg van de in Nederland' overheersende windrichting (Haarlemmermeer, de Fluessen).

(46)

Thema 5 Ecologie

Basisstof 5 Ecosystemen

In plassen en meren bestaat de eerst voorkomende vegetatie uit planten als waterpest, hoornblad en de verschillende soorten fonteinkruid. Dit zijn planten met ondergedoken stengels en bladeren.

Dan, als de bodem voldoende is opgehoogd, komen planten voor die in de bodem wortelen, maar waarvan de bladeren drijven. Op hetzelfde moment als de voorgaande planten verschijnen ook kroos, kikkerbeet en vlotvaren.

In het derde stadium komen planten voor met boven water uitstekende stengels, zoals riet, lisdodde, mattenbies en kalmoes. Door afgestorven plantenmateriaal wordt de bodem steeds hoger. Na verloop van tijd is er sprake van een moerasvegetatie die overgaat in een oevervegetatie.

Uiteindelijk ontstaat een landvegetatie. Door verlanding is de oorspronkelijke plas verdwenen.

Door golfslag kan de verlanding weer teniet worden gedaan. Denk aan de vorm van een aantal Nederlandse plassen die van het zuidwesten naar het noordoosten lopen als gevolg van de in Nederland' overheersende windrichting (Haarlemmermeer, de Fluessen).

(47)

Thema 6 Mens en milieu

(48)

Thema 6 Mens en milieu

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Beschermde planten mogen niet worden ge- plukt of uitgegraven. Ook deze dieren en planten

Als je klaar bent met de 4 tekeningen, maak dan een foto van deze bladzijde en stuur die met je naam en klas naar je

Bij deze opdracht maak je gebruik van het kant en klaar preparaat.. Dwarsdoorsnede van een stengel van de Kruipende

Bladeren zijn niet naaldvormig -> ga naar vraag 2 2a.. Bladeren zijn samengesteld -> ga naar vraag

Bladeren zijn niet langwerpig -> ga naar vraag 8 8a.. Bladrand als van

Drie enkelvoudige bladeren (links) en twee samengestelde bladeren (rechts).. TIP:

Ontwikkeling van zaad tot plant (Paardebloem) Hoe groeit een bloemkool.. Hoe

Tuinbouw  De nadelen van glastuinbouw zijn dat er veel energie nodig is om de kassen ’s winters warm te houden, dat er veel koolstofdioxide vrijkomt wat slecht is voor