• No results found

Beeldvorming rond gezinsvoogden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beeldvorming rond gezinsvoogden"

Copied!
86
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Media, Informatie en Communicatie

NAFS Afstudeeropdracht

Beeldvorming rond gezinsvoogden

Scriptie

Floris Noort

Docent

Jady Petovic

Hendrik Jan Diekerhof

(2)

Voor u ligt mijn afstudeerscriptie over beeldvorming van gezinsvoogden in de media. Deze scriptie is geschreven in opdracht van de Hogeschool van Amsterdam en de William Schrikker Groep, een landelijk werkende jeugdzorginstelling.

De totstandkoming van deze scriptie verliep niet altijd even soepel. In mijn reeds werkende leven waren er genoeg afleidingen om maar niet aan de afronding van mijn studie toe te komen. Mijn oneindige dank gaat daarom uit naar mijn vriendin, ouders en enkele goede vrienden die mij tot het einde hebben gestimuleerd de scriptie te voltooien. Ook de medewerkers van de William Schrikker Groep hebben voor altijd een speciaal plekje in mijn hart.

Een speciaal woord van dank heb ik ook voor het docentenkorps van de Hogeschool van Amsterdam, in het bijzonder voor Huub van der Horst en Jady Petovic. Huub voor zijn niet aflatende enthousiasme en Jady voor haar begeleiding tijdens het afstuderen.

Ik wens u veel leesplezier Floris Noort

(3)

Voorwoord 2

Managementsamenvatting 7

Management Summery 9

1 Inleiding 11

1.1 Jeugdzorg in Nederland. 11

1.1.1 Geschiedenis jeugdzorg in Nederland 11

1.2 Aanleiding 12

1.3 Waarom is het een probleem? 12

1.4 Doelstelling 13

1.5 Probleemstelling 13

1.6 Hoe is dit probleem ontstaan? 13

1.7 Opbouw onderzoeksrapport 13 2 Methode en technieken 15 2.1 Inleiding 15 2.2 Onderzoeksontwerp 15 2.2.1 Mediakeuze 15 2.2.2 Operationalisatie mediakeuze 15 2.2.3 Analyse artikelen 16

2.2.4 Operationalisatie analyse artikelen 16

2.3 Soorten onderzoek 17

2.3.1 Deskresearch 17

2.3.2 Fieldresearch 17

2.4 Begrippen 18

2.5 Conclusie 19

3 William Schrikker Groep 21

3.1 Inleiding 21

3.2 Geschiedenis 21

3.3 Kerntaken en organisatie 21

3.4 Organogram 22

3.5 WSG in cijfers 23

3.6 Financiering naar gemeenten 24

4 De gezinsvoogd 25

4.1 Inleiding 25

4.2 Wat is een gezinsvoogd? 25

4.3 Welke taken en verantwoordelijkheden heeft een gezinsvoogd? 25 4.4 Aan wie legt de gezinsvoogd verantwoording af binnen de WSG? 26

4.5 Wie beslist er over de inzet van een gezinsvoogd? 27

(4)

5 Beeldvorming 31

5.1 Inleiding 31

5.2 Beeldvorming 31

5.2.1 Hoe werkt beeldvorming 31

5.2.2 Inhoudsanalyse 32

5.3 Eerder onderzoek naar beeldvorming Jeugdzorg 32

5.4 Belang goede beeldvorming jeugdzorg 34

5.5 Conclusie 34

6 Achtergrond de Volkskrant en de Telegraaf 37

6.1 Inleiding 37 6.2 Telegraaf 37 6.2.1 Missie 37 6.2.2 IJkpersoon 37 6.2.3 Cijfers 37 6.3 Volkskrant 37 6.3.1 Missie: 38 6.3.2 IJkpersoon 38 6.3.3 Cijfers 38 6.4 Verantwoording keuze 38 7 Resultaten 41 7.1 Inleiding 41 7.2 De Telegraaf 41 7.2.1 Artikelen 41 7.2.2 Analyse 44 7.3 De Volkskrant 44 7.3.1 Artikelen 44 7.3.2 Analyse 49 7.4 Onderwerpen in de krant 49 7.5 Tone of voice 50 7.5.1 Kwalificaties 50 7.6 Opinie 51

7.7 Verschillen tussen kranten 52

7.7.1 Verschil in tone of voice 52

7.7.2 Case 53

8 Conclusie 55

9 Advies 57

(5)

Bijlage I Beroepsproduct 65

Bijlage II Deelvragen 69

Bijlage III Jeugdzorg is gedragsgestoord 71 Bijlage IV 'Soms hoop je alleen dat het niet erger wordt' 73 Bijlage V Directeur Jeugdzorg geschoold door zijn eigen miserabele

kindertijd 77

(6)
(7)

Managementsamenvatting

De William Schrikker Groep is een landelijk werkende instelling voor jeugdzorg. Wanneer een kind bedreigd wordt in zijn of haar ontwikkeling, kan een rechter besluiten een gezinsvoogd toe te voegen aan het ouderlijk gezag. Gezinsvoogden komen regelmatig in nieuws, meestal als er in een gezin toch iets fout is gegaan. Het beeld dat wordt gevormd van gezinsvoogden in media lijkt daarom niet al te best te zijn. Aangezien het beeld van een falende jeugdzorg mogelijk consequenties kan hebben voor de budgettering van deze organisaties, is het relevant te onderzoeken wat het daadwerkelijke beeld is dat er wordt geschetst in de media.

Om daar achter te komen heb ik over een periode van zes jaar (2008-2014) de twee belangrijkste Nederlandse kranten gevolgd. Het gaat om de Volkskrant en de Telegraaf. Zij vertegenwoordigen een links en een rechts geluid, waardoor het totaalbeeld goed in balans is. Ik heb artikelen geanalyseerd waarin het

hoofdonderwerp de gezinsvoogd is en die langer dan 500 woorden zijn. Bij ieder artikel is gekeken naar het artikeltype, gaat het bijvoorbeeld om een

nieuwsbericht of er een interview. Daarnaast heb ik onderzocht welke woorden er in relatie tot de gezingsvoogd worden gebruikt en of deze positief of negatief geladen zijn. Ook heb ik bekeken of er een schuldvraag wordt gesteld en hoe die wordt beantwoord.

De Telegraaf schreef in de door mij onderzochte periode in totaal 20 keer over dit onderwerp. De Volkskrant kwam tot 33 artikelen. In de Telegraaf was de conclusie 17 keer negatief, in de Volkskrant 15 keer. Enkele positieve woorden die in relatie tot de gezinsvoogd worden genoemd zijn ‘betrokken’ en ‘vasthoudend.’ Enkele negatieve kwalificaties zijn ‘geen ervaring,’ ‘geen tijd’ en ‘leugenachtig.’

In de Telegraaf pakte 85 procent van de artikelen negatief uit, in de Volkskrant 45,5 procent. Van alle geschreven artikelen in deze kranten was in totaal dus 64 procent negatief. Het is te kort door de bocht om te zeggen dat lezers van deze kranten dus een negatief beeld hebben van jeugdzorg, want mensen halen hun informatie ook uit andere bronnen zoals televisieprogramma’s, andere kranten en gesprekken bij bijvoorbeeld de koffieautomaat. Toch valt met zekerheid te zeggen dat de

berichtgeving in de Telegraaf en de Volkskrant in ieder geval niet heeft bijgedragen aan een positief beeld.

Als we specifiek kijken naar de rol van de gezinsvoogd in de artikelen valt de uitslag iets voordeliger uit. In de Telegraaf wordt in 70 procent van de artikelen de schuld geheel of gedeeltelijk bij de gezinsvoogd neergelegd en bij de Volkskrant in 30

procent. Gezamenlijk leggen de kranten in 45,3 procent van de artikelen dus de schuld bij de gezinsvoogd.

(8)

Uit de artikelen waaraan een gezinsvoogd heeft meegewerkt ontstaat het meest genuanceerde, vaak positieve beeld. Een advies zou kunnen zijn om aan meer

publicaties mee te werken. Op die manier is beter te controleren welke informatie er in de media verschijnt.

(9)

Management Summery

The William Schrikker Group is a national institution for Youth Care. When a child is threatened in his or her development, a court may decide to add a guardian to parental authority. Family guardians often make it to the news, usually if something went wrong in a family.

The image of family guardians formed by media is therefore not to so good. This can potentially affect the budgeting of the Youth Care organizations by politics. To find out, I followed two major Dutch newspapers over a period of four years, the Volkskrant and the Telegraaf. They represent a left-wing and a right-wing sound, making the overall picture well balanced. I analyzed articles longer than 500 words and where the main subject is the family guardian.

In each article I looked at the type of article, is it for example a news item or an interview. I also examined which words where used in relation to the guard and whether these are positive or negative. I also examined who is blamed for the problems occured.

The Telegraaf wrote in the examined period a total of 20 articals about this issue. De Volkskrant wrote 33 articals. In the Telegraaf the articals conclusion was 17 times negative and in the Volkskrant the conclusies was 15 times negative. Some positive words that are mentioned in relation to the family guardian are "concerned" and "tenacious." Some negative qualifications are "no experience," "no time" and "liar." In the Telegraaf 85 percent of the articles turned out negative and in the Volkskrant 45 percent. Of all the articles written in the newspapers in total was therefore 64 percent negative. It can be concluded that readers of Volkskrant and Telegraaf probably have a bad image of the Youth Care and also of the family guardian.

If we look specifically at the role of the family guardian in the articles the result is a bit better. The Telegraaf blames the family guardian 70 percent of the articals and in the Volkskrant that percentage is only 30. In both newspapers together, in 45.3 percent the guardian was blamed.

The articles to which a family guardian contributed assures to be the most nuanced, often positive image. An advice could be to cooperate to more publications. In that way it’s easier tot control what information appears in the media.

(10)
(11)

1 Inleiding

1.1 Jeugdzorg in Nederland.

Onder de term jeugdzorg vallen alle zorgvoorzieningen die er op maatschappelijk gebied zijn voor jongeren. Deze zorg staat dus naast of buiten de relatie die ouders hebben met hun kinderen. In de meeste gevallen gaat het om de zorg voor kinderen die om wat voor reden dan ook in de problemen zijn gekomen en in hun ontwikkeling worden bedreigd. In Nederland bestaan hiervoor instellingen als de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg. Het gaat om zowel private instellingen als om overheidsinstellingen. De William Schrikker Groep, die de opdrachtgever is van dit onderzoek, is een voorbeeld van een private jeugdzorginstelling. De stichting werd in 1970 opgericht, onder de naam William Schrikker Voogdij Stichting. In 2004 werd de naam verkort tot William Schrikker Groep, nadat de naam in 1977 al was

veranderd in William Schrikker Stichting.

1.1.1 Geschiedenis jeugdzorg in Nederland

Sinds de negentiende eeuw is de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de jeugd langzaam maar zeker toegenomen. Een belangrijk moment was de invoering van het Kinderwetje van Van Houten in 1874, die een einde maakte aan de kinderarbeid in Nederland. Een andere mijlpaal was het invoeren van de ondertoezichtstelling in 1922, waarmee een kind onder toezicht gesteld kon worden van een gezinsvoogd of als hij of zij in de ontwikkeling werd bedreigd. Zo’n bedreiging kan veroorzaakt worden door een stoornis bij het kind zelf, maar het kan ook dat de ouders niet goed functioneren.

De laatste jaren zijn er steeds meer geluiden te horen dat de staat zich veel te veel bemoeit met de opvoeding van kinderen. In 2009 uitte onder andere de minister voor Jeugd-en Gezin, André Rouvoet, daarover zijn zorgen. In Nederland ontstond zelfs het verschijnsel van de ‘jeugdzorgvluchtelingen.’ Dit zijn mensen die vanuit Nederland naar het buitenland zijn gevlucht om onder de overmatige jeugdzorg in Nederland uit te komen. De Nederlandse Nationale ombudsman noemde de Nederlandse jeugdzorg in 2009 zelfs "gedragsgestoord".

De enorme toename van de jeugdzorgbemoeienis van de laatste jaren zou veroorzaakt zijn door de zaak Savanna in 2004. In deze zaak werd een gezinsvoogd vervolgd, omdat ze nalatig zou zijn geweest bij het verlenen van de benodigde zorg. Om die reden konden de moeder en de stiefvader het meisje om het leven brengen. Om dit soort zaken te voorkomen, zouden de bureaus voor jeugdzorg sindsdien steeds sneller ingrijpen.

(12)

1.2 Aanleiding

De aanleiding voor dit afstudeeronderzoek is een documentaire die ik zag over probleemjongeren in Rotterdam. Deze heet ‘Lost Boys’ en is gemaakt door Margit Balogh. Zij volgde de Bloods-bende in Rotterdam twee jaar lang. Zowel jeugdzorg als justitie krijgen geen grip op deze criminele bende. De leden van deze bende belanden regelmatig achter de tralies. De jongens voelen zich gefrustreerd door de

maatschappij, ze hebben geen kans op een normale opleiding of een baan. De maatschappij lijkt zich nauwelijks om hen te bekommeren. De documentairemaakster stuit op sombere verhalen: de begeleiding door een gezinsvoogd bij het regelen van werk, een uitkering of een opleiding komt nauwelijks van de grond. Voor

hulpverleners is het moeilijk omgaan met deze jongeren, omdat de familie de gezinsvoogd vaak niet voldoende steunt.

De jongeren zijn vaak net ouder dan 18 jaar, waardoor zij niet meer binnen een gedwongen kader vallen. Dat houdt in dat de jongere de hulp alleen hoeft te accepteren als hij of zij daar zin in heeft. Omdat een normale baan of opleiding er vaak niet inzit, zien deze jongeren criminaliteit vaak als het enige alternatief. Het gevolg is een vicieuze cirkel van gevangenschap, hulpverleningstrajecten, wantrouwen jegens de maatschappij en daaropvolgend nieuwe incidenten. (Holland Doc, 2011) Bureau Jeugdzorg heeft besloten geen medewerking te verlenen aan deze

documentaire. We zien daarom alleen het perspectief van de jongere. Om die reden werd ik nieuwsgierig naar de andere kant van het verhaal.

1.3 Waarom is het een probleem?

De William Schrikker Groep (WSG) begeleidt het soort probleemjongeren uit de hierboven omschreven documentaire. Hoewel het in Lost Boys gaat om jongeren die de 18 al zijn gepasseerd, begeleidt de WSG ook minderjarige jongeren. Het gaat meestal om jongeren die met justitie in aanraking zijn geweest en die bovendien een verstandelijke beperking hebben. Verstandelijk beperkte jongeren hebben een IQ onder de 85 en kunnen de gevolgen van hun daden meestal slecht inschatten. Jongeren onder de 18 vallen in een gedwongen kader, wat wil zeggen dat zij verplicht zijn mee te werken met de aanpak van de gezinsvoogd. Bij de 18e verjaardag vervalt

het gedwongen kader. Volgens de WSG hebben deze jongeren evengoed baat bij goede opvang en intensieve leertrajecten.

Per 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg. Gemeenten willen bezuinigen op jeugdzorg door sneller in te grijpen zodat problemen niet uit de hand lopen er geen zware (en dus duurdere) zorg nodig is. Tegelijkertijd is er een groep jongeren die zwaar autistisch of gehandicapt is en waarbij preventie dus niet werkt.

(13)

Aangezien de gemeenten nu ook het budget voor instellingen als de WSG bepalen, is het voor zulke instellingen belangrijk om te weten welk beeld er in de media wordt geschetst van hun werknemers. Door documentaires als Lost Boys is het imago er niet beter op geworden en dat kan gevolgen hebben voor het budget.

Een eventueel negatief beeld van jeugdzorg in de media zou bovendien ook van invloed kunnen zijn op het functioneren van de medewerkers zelf. Uit de zaak Savanna is gebleken is dat men bang is geworden om fouten te maken en er daardoor mogelijk te veel bemoeienis is ontstaan. Daarnaast durven mensen die hulp nodig hebben die mogelijk niet te vragen, omdat zij geen vertrouwen hebben in de instanties.

1.4 Doelstelling

Het uitvoeren van een onderzoek waardoor duidelijk wordt welk beeld er in de Volkskrant en de Telegraaf wordt geschetst van Nederlandse gezinsvoogden in de periode 2009 – 2014.

1.5 Probleemstelling

Welk beeld wordt er in de Volkskrant en de Telegraaf neergezet van gezinsvoogden in de periode 2009- 2014?

1.6 Hoe is dit probleem ontstaan?

Een aantal oorzaken ligt ten grondslag aan het probleem rond de beeldvorming: ● Jeugdzorg voert op dit moment geen actief mediabeleid. Incidenten en negatieve issues lijken daardoor het nieuws te domineren. Succesvolle projecten, die er

ongetwijfeld ook zullen zijn, blijven daardoor onbelicht.

● De jeugdzorg staat onder grote maatschappelijke druk door de aandacht voor gezinsdrama’s en de roep om krachtiger op te treden in de privésfeer. Denk aan de afschuwelijke incidenten rond het meisje van Nulde (2001), Savanna (2004) of de broertjes Ruben en Julian in 2013. Bij al deze gezinnen was jeugdzorg betrokken en vormden de gezinsdrama’s aanleiding voor politiek debat en Kamervragen.

1.7 Opbouw onderzoeksrapport

Nu ik in hoofdstuk 1 mijn probleemstelling heb geformuleerd, zet ik in hoofdstuk 2 mijn onderzoek in de steigers. Ik behandel in dat hoofdstuk de methoden en technieken die ik ga gebruiken en welke soorten onderzoek ik ga doen.

(14)

In hoofdstuk 3 behandel ik kort de opdrachtgever, de William Schrikker Groep. Zo wordt voor de lezer duidelijk wat de taken en de verantwoordelijkheden van de opdrachtgever zijn.

In hoofdstuk vier behandel ik de gezingsvoogd. Wat is een gezinsvoogd en wat doet hij of zij? Wat vindt de gezinsvoogd zelf van het beeld in de media? Deze

achtergrondinformatie is noodzakelijk om de uiteindelijke resultaten goed te kunnen begrijpen.

Hoofdstuk vijf staat volledig in het teken van beeldvorming. Eerst behandel ik hoe een beeld, dat dus niet noodzakelijkerwijs de werkelijkheid is, tot stand komt. Ook bekijk ik welk onderzoek er al eerder gedaan is naar beeldvorming over jeugdzorg en tot slot komt het belang van goede beeldvorming nog een keer uitgebreid aan bod. Om te onderzoeken hoe gezinsvoogden worden neergezet, maak ik een analyse van artikelen in de Volkskrant en in de Telegraaf. Waarom juist deze kranten? Wat is hun signatuur en wat zegt dat over de toon in hun artikelen. In hoofdstuk 6 behandel ik beide kranten.

Nadat ik het onderzoek heb uitgevoerd, behandel ik in hoofdstuk 7 de resultaten. Ik beschrijf hoeveel artikelen ik heb gelezen, wat de onderwerpkeuze was, welke tone of voice de kranten hanteren en wat de verschillen zijn tussen beide kranten.

(15)

2 Methode en technieken

2.1 Inleiding

In mijn onderzoek wordt duidelijk hoe een gezinsvoogd in het algemeen in de Telegraaf en de Volkskrant wordt neergezet. In dit hoofdstuk beschrijf ik welke methoden en technieken ik daarvoor heb gebruikt en welke soorten onderzoek ik heb gedaan. Het onderwerp ‘beeldvorming in de media’ is lastig in kaart te brengen, omdat het geen concreet meetbaar onderwerp is. Om die reden heb ik het onderwerp geoperationaliseerd. Ook dat is in dit hoofdstuk terug te vinden.

2.2 Onderzoeksontwerp

2.2.1 Mediakeuze

Aangezien ik dit onderzoek alleen heb uitgevoerd, was het voor mij onmogelijk om alle media in Nederland bij te houden over dit onderwerp. Ik moest daarom een keuze maken. Kranten zijn ondanks het oplageverlies nog steeds erg bepalend in het

medialandschap. Bovendien bieden kranten een gevarieerd aanbod: zowel nieuws, interviews als opiniërende stukken zijn erin te vinden. Daarnaast verschijnen ze dagelijks waardoor ze veel content produceren. Door voor deze kranten te kiezen, sluit ik natuurlijk een hoop andere media uit. Ik stel mezelf dan ook niet ten doel iets te zeggen over het algemene beeld van de gezinsvoogd in de vaderlandse media. Dit onderzoek gaat uitsluitend over berichtgeving over gezinsvoogden in de Telegraaf en in de Volkskrant. Door voor deze twee grote kranten te kiezen, zal het echter wel zo zijn dat ik vrijwel alle belangrijke nieuwsgebeurtenissen die spelen mee kan nemen in mijn onderzoek.

Om mijn onderzoek te kunnen doen maak ik een analyse van de Volkskrant en de Telegraaf van de afgelopen zes jaar. De Telegraaf is de grootste krant van Nederland en heeft een rechts-populistische signatuur. Voor de balans in mijn onderzoek analyseer ik ook de als ‘links’ bekendstaande Volkskrant. Die is in oplagecijfers tevens de grootse ‘kwaliteitskrant’ van Nederland.

2.2.2 Operationalisatie mediakeuze

 Eigen content

Ik wil alleen artikelen onderzoeken die door de redacties van de betreffende kranten zelf zijn geschreven. Berichten die rechtstreeks van persbureaus worden overgenomen zijn tenslotte niet te geschreven voor de specifieke doelgroep van de krant en zeggen dus ook niets over de toon waarop de krant over dit onderwerp schrijft.

Bij belangwekkende gebeurtenissen komen de kranten bovendien vaak met een ‘eigen’ versie van het verhaal, waardoor die van een persbureau minder interessant is.

 Minimaal 500 woorden

Om tot zinnige conclusies te komen moeten de artikelen die ik onderzoek een zekere diepgang hebben. Vijfhonderd woorden blijkt daarbij een mooie grens. Korte

(16)

berichtjes over een opmerking van bijvoorbeeld een staatssecretaris, waarin verder niets inhoudelijks over een gezinsvoogd wordt gezegd, vallen daardoor weg. Daarnaast zorg ik er op deze manier voor dat het aantal artikelen dat ik moet lezen behapbaar blijft voor één persoon.

 Hoofdonderwerp is de (rol van de) gezinsvoogd

Er wordt verschrikkelijk veel geschreven over de jeugdzorg en de zoekterm

‘gezinsvoogd’ levert een enorme hoeveelheid hits op. Vaak is de gezinsvoogd echter niet het hoofdonderwerp, maar wordt die slechts genoemd in een bijzin. Dat is voor mijn onderzoek minder interessant. Om die reden neem ik alleen artikelen mee die voornamelijk gaan over (het werk van de) gezinsvoogd. Dat is het geval als tenminste de helft van het artikel specifiek gaat over de gezinsvoogd. Voor het woord

‘gezinsvoogd’ bestaan geen synoniemen. Dat vereenvoudigd het zoeken aanzienlijk en verzekert mij ervan dat ik geen artikelen of informatie mis.

2.2.3 Analyse artikelen

Toen ik de juiste artikelen had geselecteerd, kon ik een inhoudelijke analyse maken. Belangrijk was daarbij dat deze analyse zo objectief mogelijk werd uitgevoerd. Dat was lastig, omdat het onderwerp ‘beeldvorming’ niet weer te geven is in concrete cijfers of aantallen. Met het operationaliseren van het onderwerp is het toch gelukt het

onderwerp af te bakenen en te meten.

2.2.4 Operationalisatie analyse artikelen

 Om wat voor soort artikel gaat het?

Gaat het om nieuws, opinie, achtergrond of een interview. Dit is belangrijk om te weten omdat hieruit duidelijk wordt hoe de kranten die onderwerp inhoudelijk behandelen. Uit tien interviews zal vermoedelijk een ander beeld naar voren komen dan uit tien harde nieuwsberichten. In een interview of een achtergrondartikel is meer ruimte voor duiding en achtergrondinformatie, terwijl dat bij een nieuwsbericht meestal ontbreekt.

 Welke eigenschappen worden in relatie tot de gezinsvoogd genoemd? Om erachter te komen welk beeld er van een gezinsvoogd wordt neergezet, is het belangrijk te weten te komen welke eigenschappen hem/haar worden toegedicht. De woorden ‘zorgzaam’ en ‘betrokken’ geven uiteraard een heel ander beeld dan de woorden ‘lui’ of ‘slordig.’ Mogelijk wordt de karaktereigenschap niet specifiek genoemd in een artikel, maar valt uit een handeling van een gezinsvoogd wel af te leiden om wat voor soort eigenschap het gaat.

 Wie krijgt er de schuld?

Nieuws is een recent feit of een gebeurtenis die eerder nog niet bekend was bij het publiek. Bij deze feiten of gebeurtenissen zijn vaak mensen betrokken die goed of juist niet goed hebben gehandeld. Iemand moet daarvoor geprezen worden of de schuld krijgen. In de artikelen die ik onderzoek ga ik op zoek naar die vraag. Wie krijgt er de schuld? Valt de gezinsvoogd persoonlijk iets aan te rekenen of ligt de schuld van een mislukking bij wetgeving die niet deugt of gaan er nog andere dingen mis?

 Is de conclusie over het algemeen positief of negatief?

In bovenstaande punten analyseer ik gedetailleerd de rol van de gezinsvoogd in het verhaal. Het kan echter zo zijn de gezinsvoogd juist heeft gehandeld, maar dat na

(17)

lezing toch een negatief beeld van de jeugdzorg overblijft. Van de lezer valt niet te verwachten dat hij of zij deze zaken strikt scheidt, hij of zij onthoudt vermoedelijk alleen het totaalplaatje. Om die reden bekijk ik ook wat de algemene conclusie is van de door mij bekeken artikelen.

2.3 Soorten onderzoek

2.3.1 Deskresearch

Deskresearch is het verzamelen van informatie over een onderwerp uit bronnen als websites, databanken, catalogi, kranten, tijdschriften, archieven. Dat kan in

elektronische of papieren vorm. Daarnaast moet de verzamelde informatie juist geïnterpreteerd worden.

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de William Schrikker Groep, een landelijk werkende instelling voor jeugdzorg. Om het onderzoek goed te kunnen uitvoeren, moest ik eerst de organisatie beter leren kennen. In hoofdstuk drie komt het ontstaan van de stichting aan bod, evenals de kerntaken, informatie over de werknemers en de financiering van de stichting.

Omdat dit onderzoek gaat over beeldvorming, is het van belang te weten wat beeldvorming nu precies is en hoe beeldvorming tot stand komt. In hoofdstuk vijf wordt dit onderwerp behandeld. Ook ben ik benieuwd of er al eerder onderzoek is gedaan naar beeldvorming in de Jeugdzorg en wat daarvan de resultaten waren. Daarnaast komt nog een keer aan bod waarom goede beeldvorming zo belangrijk is. Gedurende mijn onderzoek analyseer ik artikelen die in de Volkskrant en in de Telegraaf zijn verschenen. In hoofdstuk zes behandel ik beide kranten om meer te weten te komen over hun achtergrond, missie, ijkpersoon en oplage cijfers.

2.3.2 Fieldresearch

Fieldresearch is het verzamelen, analyseren en interpreteren van gegevens waarvoor je zelf onderzoek moet verrichten. Deze gegevens zijn niet door middel van

deskresearch te achterhalen. Ik heb een open interview gehouden met een aantal gezinsvoogden van zowel binnen als buiten de WSG om meer te weten te komen over hun werkzaamheden. Daarnaast hebben we gesproken over wat zij denken dat het heersende beeld momenteel is in de media. Ook kwamen de gevolgen van die beeldvorming in hun dagelijkse werk aan bod.

Om te achterhalen welk beeld er in de Telegraaf en de Volkskrant wordt geschetst van de gezinsvoogd, heb ik een inhoudsanalyse gedaan van artikelen in de betreffende kranten. Het gaat hier dus om kwalitatief onderzoek.

Mijn grootste vriend tijdens dit onderzoek was de database van LexisNexis. In deze database zijn de artikelen van vrijwel alle Nederlandse kranten tot ver in de tijd terug te vinden. De archieven zijn doorzoekbaar op bron, tijdsperiode, lengte en

(18)

zoekwoord. Op die manier is het betrekkelijk eenvoudig om de voor mij relevante artikelen terug te vinden.

Het zoekwoord ‘gezinsvoogd’ in combinatie met de door mij gestelde criteria levert uiteraard meer artikelen op dan interessant zijn. In veel artikelen wordt de

gezinsvoogd slechts in een bijzin genoemd. Er is echter geen eenvoudige manier om de overbodige artikelen eruit te filteren. Ik zal ze dus allemaal moeten lezen om te zien of zij aan de criteria uit paragraaf 5.1.3. voldoen. Een voordeel is wel dat er voor het woord ‘gezinsvoogd’ geen synoniemen zijn. Ik hoef de database dus slechts op één woord te doorzoeken. Het woord ‘jeugdzorg’ is geen synoniem, omdat ik specifiek de rol van de gezinsvoogd onderzoek.

2.4 Begrippen

In de jeugdzorg wordt veel gebruik gemaakt van jargon. Voor de argeloze lezer kan het om die reden soms lastig zijn de teksten te volgen. Hieronder volgt een

begrippenlijst waar uitgelegd wordt wat enkele begrippen betekenen.

Jeugdzorg

Jeugdzorg is een algemene omschrijving voor alle maatschappelijke zorgvoorzieningen voor kinderen. Meestal gaat het om zorg voor kinderen die in de problemen komen.

Gezinsvoogd

Een gezinsvoogd wordt bij problemen binnen een gezin door de rechter toegevoegd aan het ouderlijk gezag. De gezinsvoogd ondersteunt de ouders bij de opvoeding van hun kind.

William Schrikker Groep

De William Schrikker Groep is een landelijke instelling voor jeugdzorg, gevestigd in Amsterdam.

Ondertoezichtstelling (OTS)

Wanneer een minderjarige in zijn opvoeding te maken krijgt met een bedreiging van zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid, kan de kinderrechter hem onder toezicht stellen. Het Bureau Jeugdzorg wijst het gezin een gezinsvoogd toe.

Gedwongen kader

Bij een gedwongen kader wordt er door de kinderrechter een maatregel uitgesproken. Dit kan een ondertoezichtstelling of een voogdijmaatregel zijn.

Vrijwillig kader

In het vrijwillige kader is er de Jeugdhulpverlening. Daar ondersteunen de

jeugdhulpverleners ouders en kinderen bij tal van opvoedsituaties en verwijzen ze zo nodig door naar jeugdzorgaanbieders voor bijvoorbeeld therapie.

Uithuisplaatsing

Als het in het belang van het kind is, kan de rechter besluiten het kind in een tehuis of pleeggezin te plaatsen. Dit heet uithuisplaatsing.

(19)

2.5 Conclusie

Om het antwoord te vinden op mijn probleemstelling ga ik desk- en fieldresearch verrichten. Onder deskresearch valt het onderzoek naar de opdrachtgever en het onderzoek naar de Volkskrant en de Telegraaf. Onder fieldresearch valt het interview met de gezinsvoogden en de inhoudsanalyse van de krantenartikelen. Het gaat hier om kwalitatief onderzoek. Om het onderwerp meetbaar te maken heb ik

(20)
(21)

3 William Schrikker Groep

3.1 Inleiding

De William Schrikker Groep, gevestigd op de Bijlmerdreef 101 in Amsterdam, is de opdrachtgever van dit onderzoek. Bij de landelijk werkende WSG zijn iets meer dan duizend mensen in dienst. In dit hoofdstuk behandel ik het ontstaan van de stichting, de huidige taken en organisatiestructuur en de financiering van de organisatie.

3.2 Geschiedenis

Zoals in hoofdstuk één al te lezen was, is de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de jeugd sinds 1900 langzaam maar zeker toegenomen. Een onderdeel daarvan was het organiseren van onderwijs voor kinderen met een verstandelijke beperking of een ontwikkelingsachterstand. Dat leidde in 1942 tot de oprichting van een voogdij-instelling voor kinderen met een beperking, de AGO –Afdeling Voogdij. AGO staat voor Arbeidsinrichting voor Geestelijk Onvolwaardigen. In 1970 werd deze instelling een zelfstandig rechtspersoon, wat inhoudt dat de organisatie kan optreden als een volwaardig persoon, met rechten en plichten zoals een natuurlijk persoon die heeft. De naam werd ‘William Schrikker Voogdij Stichting.’

Anders dan de naam doet vermoeden, is de stichting niet opgericht door William Schrikker. Het was Pier de Boer die de aanzet hiertoe gaf, maar op dat moment bestond er al een organisatie die Pier de Boer heette. William Schrikker was in die tijd de voorzitter van het bestuur, vandaar dat de instelling zijn naam heeft gekregen.

3.3 Kerntaken en organisatie

De William Schrikker Groep is een gespecialiseerde instelling voor jeugdbescherming, jeugdreclassering en pleegzorg. Zij biedt hulp, advies en ondersteuning aan kinderen met een handicap of een chronische ziekte, wanneer bij deze kinderen in de

thuissituatie ernstige opvoedingsproblemen zijn ontstaan.” De groep bestaat uit vijf zelfstandige onderdelen:

• De William Schrikker Jeugdbescherming

Jeugdbescherming kan worden ingeschakeld als de kinderrechter een

beschermingsmaatregel uitspreekt over een gehandicapt kind, dat veelal aangepaste zorg nodig heeft. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een ondertoezichtstelling.

• De William Schrikker Jeugdreclassering

Jeugdreclassering begeleidt gehandicapte jongeren tussen 12 en 23 jaar die met het strafrecht in aanraking zijn gekomen.

• De William Schrikker Pleegzorg

Pleegzorg maakt opvoeding binnen een gezin mogelijk voor kinderen met een chronische ziekte of een beperking die niet thuis kunnen wonen. In plaats van een

(22)

tehuis hebben deze kinderen veel baat hebben bij gezinsopvoeding. De pleegouders die hun huis openstellen worden hierbij begeleid. Het gaat specifiek om kinderen met een beperking.

• Een Expertisecentrum Jeugdzorg-Gehandicaptenzorg

Het Expertisecentrum houdt zich bezig met het ontwikkelen en overdragen van kennis gerelateerd aan de jeugdzorg en gehandicaptenzorg.

 Het Servicecentrum

Het servicecentrum ondersteunt de hierboven omschreven afdelingen.

3.4 Organogram

Figuur 1 is een organogram van de William Schrikker Groep. In het organogram zijn naast de bovengenoemde zelfstandige onderdelen, ook de Raad van Toezicht, de Raad van Bestuur en de afdeling Bestuursondersteuning opgenomen. De Raad van Toezicht controleert en adviseert de Raad van Bestuur, die op zijn beurt de uiteindelijke

verantwoordelijkheid heeft over het reilen en zeilen binnen de WSG. De Raad van Bestuur wordt ondersteund door de afdeling Bestuursondersteuning. Te denken valt daarbij aan agendabeheer, voorbereiding en verslaglegging van vergaderingen en het afhandelen van correspondentie.

De Raad van Bestuur overlegt daarnaast met de Ondernemingsraad, de Clientenraad en de Pleegouderraad. In de Ondernemingsraad zitten werknemers die namens het personeel overleg voeren met de WSG over het beleid en de belangen van het personeel. In de Clientenraad zijn de hulpvragers/hulpafnemers vertegenwoordigd. Dit zijn in feite dus de (vertegenwoordigers van de) kinderen die de WSG onder haar hoefde heeft. De Pleegouderraad behartigt namens de pleegouders de belangen bij het bestuur.

(23)

3.5 WSG in cijfers

In februari 2014 werken er 1054 mensen bij de William Schrikker Groep. Het grootste deel daarvan is werkzaam op de afdeling Jeugdbescherming, het gaat om 635

werknemers. In totaal hebben zij 7890 kinderen onder hun hoede, onderverdeeld in 2115 voogdijschappen en 5775 ondertoezichtstellingen (OTS).

Bij het onderdeel Jeugdreclassering werken 135 mensen. Zij hebben in totaal de verantwoordelijkheid over 1058 kinderen. Dan is er ook een nog een groep van 250 kinderen die zowel onder Jeugdbescherming als -reclassering valt, de zogenaamde ‘dubbele maatregelen.’ Dit zijn kinderen die aangepaste zorg nodig hebben én die met justitie in aanraking zijn geweest. Onder de medewerkers wordt dit als de zwaarste groep beschouwd.

Bij Pleegzorg hebben 135 medewerkers de verantwoordelijkheid over 1421 pupillen. Dat is gemiddeld iets meer dan tien kinderen per medewerker. Bij het

Expertisecentrum en het servicecentrum werken respectievelijk nog 23 en 149 medewerkers. Zij ondersteunen de andere afdelingen en dragen geen

verantwoordelijkheid over kinderen. Bij de gezinshuizen werken negen mensen. Een gezinshuis is een kleinschalige woonvorm, in een normale woning, waar twee tot vier kinderen verblijven. De gezinshuisouder is in dienst bij de WSG en is

verantwoordelijk voor de zorg en opvoeding van de kinderen.

(24)

3.6 Financiering naar gemeenten

De William Schrikker Groep ontvangt jaarlijks ruim 15 miljoen euro aan subsidie van de overheid. Per 1 januari 2015 is de jeugdzorg in zijn totaliteit ondergebracht bij de gemeenten. Jeugdzorg viel tot 31 december 2014 nog onder de verantwoordelijkheid van meerdere overheden. Staatssecretaris Martin van Rijn (Volksgezondheid) denkt dat gemeenten beter maatwerk kunnen leveren en op het juiste moment de juiste hulp kunnen bieden, omdat zij dichter bij de burgers staan. Hij denkt dat er om die reden minder gespecialiseerde (en dus dure) hulp hoeft te worden ingeschakeld. Dat moet een besparing opleveren van 15% procent op de totale kosten.

Gemeenten hebben er zelf maar weinig vertrouwen in dat zij in staat zijn om alle kwetsbare jongeren goed te helpen. Uit een enquête in de Volkskrant op 5 maart 2014, uitgevoerd onder 158 van de ruim vierhonderd gemeenten, blijkt dat bijna de helft er zo over denkt. Zij weten niet hoe zij betere zorg kunnen verlenen met minder geld. Veel gemeenten willen bezuinigen op de jeugdzorg door vroegtijdig in te grijpen, zodat problemen niet uit de hand lopen en er geen zware zorg nodig is. 'Er is een groep van 200 duizend kinderen met problemen waaraan niks te voorkomen valt', zegt Kinderombudsman Marc Dullaert in de Volkskrant. 'Als je zwaar autistisch bent of zwaar gehandicapt, dan helpt preventie niet.'

In het laatste kwartaal van 2014 hebben gemeenten inkoopafspraken gemaakt met jeugdzorginstellingen over de te leveren zorg in 2015. Gemeenten zijn nu

verantwoordelijk voor de continuïteit van zorg aan alle kinderen en jongeren die nu ondersteuning ontvangen. Ook hebben zij een zorgplicht voor nieuwe hulpvragen. Hoe dit zich gaat ontwikkelen, en of gemeenten hun zaken op orde hebben om alle jeugdzorg goed te regelen, zal later dit jaar moeten blijken (Movisie, 2015). De WSG is er in ieder geval in geslaagd inkoopafspraken te maken met de gemeenten waarin zij actief zijn. Het lijkt er daarom op dat de bedrijfsvoering zoals die nu verloopt kan worden voortgezet.

De gemeenten zijn dus sinds 2015 een belangrijke belanghebbende op het werkterrein van de Jeugdzorg. Andere belanghebbenden, ook wel stakeholders genoemd, zijn bijvoorbeeld artsen, medewerkers en cliënten, maar ook de pers. Negatieve beeldvorming in de media heeft direct invloed op de andere stakeholders. Medewerkers durven hun vingers niet meer te branden aan lastige zaken, cliënten durven niet meer om hulp te vragen omdat zij de hulpverlenende instanties niet capabel meer achten. Daarnaast heeft negatieve beeldvorming dus ook invloed op de besluitvorming in de politiek, in dit geval de gemeenten. Voor de betreffende jeugdzorginstellingen is het dus van groot belang te weten welk beeld er heerst in de media, omdat dit beeld gevolgen kan hebben voor bijvoorbeeld het al dan niet afsluiten van nieuwe contracten.

(25)

4 De gezinsvoogd

4.1 Inleiding

In Nederland is een heel scala aan jeugdzorginstellingen actief. Bijna al deze

instellingen hebben gezinsvoogden in dienst. Om meer inzicht te krijgen in hun werk, heb ik er een aantal gesproken. Drie van hen zijn werkzaam bij de WSG, te weten Alexandra Doukakis, Nicolien Ultee en Amber van ’t Hul. Ook hun manager, Renée Sievers, nam deel aan het gesprek. Daarnaast heb ik gesproken met Marleen Klok, zij is gezinsvoogd bij Bureau Jeugdzorg in Noord-Holland. Haar mening was voor mij van belang om te toetsen of het verhaal van de WSG’ers specifiek gaat over die organisatie, of ook geldt voor andere instellingen binnen de branche.

4.2 Wat is een gezinsvoogd?

Een gezinsvoogd is er voor kinderen tot 18 jaar, van wie de ouders hulp nodig hebben bij de opvoeding en/of verzorging van hun kind of kinderen. De kinderrechter heeft bepaald dat er grote problemen zijn die te maken hebben met de opvoeding en verzorging. De gezinsvoogd bekijkt of het kind zich ontwikkeld zoals andere kinderen dat doen. Dat gaat niet alleen over gezondheid, maar ook over schoolvorderingen, vriendjes en vriendinnetjes, sport, werk en hobby’s. Sievers: “Ouders houden het gezag, de gezinsvoogd wordt er alleen aan toegevoegd. Een gezinsvoogd werkt altijd in een gedwongen kader.” Dat betekent dat een gezinsvoogd bepaalde zaken, zoals een uithuisplaatsing, kan afdwingen bij de rechtbank. Die bevoegdheid heeft een hulpverlener in het vrijwillige kader niet. Een hulpverlener in het vrijwillige kader kan bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon op school zijn of een gezinscoach.

Een gezinsvoogd komt pas in beeld als vrijwillige vormen van hulp niet hebben gewerkt. Dus als de ouders hulp afhielden of niet wilden meewerken. Zolang ouders meewerken, blijven ze vaak in het vrijwillige kader, hoe ernstig de problemen ook zijn.

4.3 Welke taken en verantwoordelijkheden heeft een gezinsvoogd?

Een gezinsvoogd komt op voor de belangen van kinderen en jongeren binnen een gezin en rapporteert daarover aan de kinderrechter. Doukakis: “Een gezinsvoogd is dus niet de hulpverlener die ouders leert hoe zij hun kinderen moeten opvoeden. Uiteraard geven wij wel een bepaalde norm aan en leggen wij ouders hun

verantwoordelijkheden uit.” Voorbeelden hiervan zijn dat sommige ouders niet weten waar hun kind is als hij/zij buiten is of met wie zij omgaan. Een ander voorbeeld is schoolverzuim. Ouders zijn verplicht ervoor te zorgen dat hun kind onderwijs volgt. “Met alleen “Tja hij wil niet” komen ze bij ons niet weg,” aldus Doukakis.

(26)

Als een gezinsvoogd aan het ouderlijk gezag wordt toegevoegd, wordt allereerst in kaart gebracht wat de problemen zijn in een gezin. Daarna wordt er een plan van aanpak opgesteld: wat moet er gebeuren om de situatie te verbeteren? Dit plan wordt met alle leden van het gezin besproken. Kinderen die ouder zijn dan 12 hebben het recht het hulpverleningsplan en alle rapporten die er over het kind zijn te lezen. Als een kind het niet eens is met wat er in het rapport staat, dan heeft het kind het recht een eigen mening te geven. Deze mening moet in het rapport worden bijgeschreven. Aan de hand van de rapporten schakelt de gezinsvoogd hulpverlening in. Het kan gaan om opvoedingsondersteuning of een persoonlijke coach die intensief met een jongere aan de slag gaat op het gebied van school, vrije tijd, vriendenkeuze en drugsgebruik. De taken en verantwoordelijkheden zijn breed. Ultee: “Wij zijn uiteindelijk verantwoordelijk om die problemen en leefgebieden aan te pakken die zorgen voor een bedreigde ontwikkeling.” Niet naar school gaan zorgt voor een bedreiging in de schoolse ontwikkeling, ouders die niet in staat zijn één lijn te trekken in de opvoeding zorgt voor een bedreigde ontwikkeling van het kind. Ook ouders die gescheiden zijn en elkaar zwart maken kan zeer schadelijk zijn voor de ontwikkeling van een kind. Het kind komt dan in een loyaliteitsconflict en verliest het vertrouwen in volwassenen.

Een andere taak van de gezinsvoogd is om alle hulpverlening die is ingeschakeld op één lijn te krijgen. Zo moet de opvoedingscoach goed weten wat er speelt op de school van het kind en visa versa. Op die manier wordt voorkomen dat hulpverleners dubbele dingen doen of dat meerdere mensen zich met dezelfde zaken bemoeien. Doukakis: “Zeker voor onze doelgroep is dit belangrijk. Zij hebben vooral behoefte aan duidelijkheid.”

Sievers: “Samengevat in een lijstje komt het hier op neer:

- Contacten onderhouden met scholen, hulpverleningsinstanties, politie, Raad voor de Kinderbescherming, Rechtbank, Officier van Justitie

- Geld aanvragen voor ingezette hulpverlening

- Uitkeringen zoals Wajong en studiefinanciering regelen

- Hulpverlening in gezinnen inzetten, in eerste instantie in de thuissituatie. Kinderen uit huis plaatsen als dit nodig is om een bedreiging van de ontwikkeling af te wenden en de thuissituatie, ook met intensieve hulpverlening, te weinig biedt.

- Rapporteren aan de rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming over de voortgang van de hulpverlening. We rapporteren een aantal maal per jaar aan de Raad. Aan de rechtbank rapporteren we alleen als we iets verzoeken. Bijvoorbeeld een verlenging van de ondertoezichtstelling, een machtiging uit huis plaatsing in een open leefgroep, of een machtiging gesloten jeugdzorg in een gesloten instelling.”

4.4 Aan wie legt de gezinsvoogd verantwoording af binnen de WSG?

Bij de WSG legt de gezinsvoogd verantwoording af aan de inhoudelijk manager. Samen met de inhoudelijk manager wordt een plan van aanpak gemaakt voor een

(27)

gezin. Om de zoveel weken vindt een werkbespreking plaats waarin de gezinsvoogd de manager op de hoogte brengt van de ontwikkelingen binnen een gezin. De inhoudelijk manager maakt op basis van die informatie een inschatting van de situatie binnen het gezin en bekijkt of er nog bijgestuurd moet worden. Ook wordt er gezamenlijk een inschatting gemaakt van de risico’s. Loopt het kind misschien zoveel gevaar dat het misschien uit huis geplaatst moet worden of zijn er nog andere maatregelen nodig? Doukakis: “Het is dus heel belangrijk dat je als gezinsvoogd transparant bent naar de inhoudelijk manager.”

Ieder jaar legt de WSG verantwoording af aan de Raad voor de Kinderbescherming over de voortgang van de begeleiding. Dit doen zij door het plan van aanpak dat is opgesteld naar hen te versturen. Als de WSG het niet nodig vindt een

ondertoezichtstelling te verlengen omdat de ontwikkeling van een kind niet langer in gevaar is, moet hiervoor toestemming worden gevraagd aan de Raad voor de Kinderbescherming. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat een ouder is afgekickt van drank- of drugsgebruik en dat de situatie daarom thuis weer veilig is voor een kind. Ook bij afsluiting van een zaak omdat een jongere 18 jaar is geworden, worden rapportages opgestuurd aan de Raad.

Als de Raad uit de opgestuurde rapportages concludeert dat de hulpverlening door de WSG niet goed functioneert, dan kan de WSG onder verscherpt toezicht worden gesteld. De WSG moet dan een verbeteringstraject starten, dat door de inspectie nauwlettend in de gaten wordt gehouden. Mochten de verbeteringen niet op tijd of onvoldoende worden doorgevoerd, dan kan de inspectie ertoe overgaan kinderen weg te halen bij hulpverleners van de WSG en ze bij gezinsvoogden van andere

jeugdzorginstellingen te plaatsen. Een periode van verscherpt toezicht duurt meestal één jaar.

4.5 Wie beslist er over de inzet van een gezinsvoogd?

Het begint altijd met een zorgmelding. Dit kan politie doen naar aanleiding van een incident waardoor zij op het huisadres geweest zijn, of de school als zij vermoeden dat het niet goed gaat thuis. Zij melden dit aan het AMK (Advies en Meldpunt

Kindermishandeling, FN). Zij doen de eerste screening en sturen het dan door naar de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad doet onderzoek naar de

opvoedingssituatie en brengt een advies uit in een rapport. Dit kan ook zijn om hulpverlening in een vrijwillig kader in te zetten. Dan verwijzen zij door aan Bureau Jeugdzorg. Vinden zij dat er al het nodige is geprobeerd en hulp in het gedwongen kader nodig is, dan verzoeken zij een ondertoezichtstelling bij de rechtbank. Als de rechtbank deze uitspreekt wordt de zaak aan ons overgedragen.

(28)

4.6 Welk beeld denkt de gezinsvoogd zelf dat er heerst in de media?

Volgens Doukakis haalt Jeugdzorg vooral het nieuws als er weer eens iets mis is gegaan en blijven zaken die goed gaan onderbelicht. De beeldvorming is volgens haar niet zo best: “Ik denk dat er een beeld heerst van een wereld waarin iedereen langs elkaar heen werkt en er weinig echt gebeurt. Iedere keer als wij de media halen, is er iets ergs gebeurd en waren wij al heel lang betrokken. Hoe kan het dat er niet is ingegrepen?”

Die negatieve berichtgeving is volgens Van ’t Hul van grote invloed op haar eigen werk en op dat van haar collega’s: “Ik denk dat er veel collega’s zijn die heel hard werken, maar veel van dat harde werken is ook vechten tegen het systeem.” Dat zou mede komen doordat de focus is verlegd van echt hulp verlenen naar vooral laten zien dat er hulp wordt verleend. Van ’t Hul denkt dat de instanties bang zijn geworden om hun handen te branden aan iets dat mogelijk een pittige zaak word, want “stel nou dat het uit de hand loopt en het komt in de media?”

Het werk is volgens de gezinsvoogden daarom erg bureaucratisch geworden. Om een kind uit huis te plaatsen moet er veel geschreven en geregeld worden, moet de inhoudelijk manager een verklaring maken en is er ook een rapport nodig van een onafhankelijke gedragswetenschapper. Als er ook maar één papiertje ontbreekt wordt de zaak niet ontvankelijk verklaard door de rechtbank. “Maar helpen we daar het kind mee?”, is de breed gedeelte reactie.

Renée Sievers denkt dat er geen ruimte meer is om naar een zaak te kijken en maatwerk te leveren. Alles zit gevangen in regels en procedures zodat iedereen zijn verantwoordelijkheid op ieder moment af kan schuiven, mocht dat nodig zijn. Hierdoor gaat er veel tijd die eigenlijk voor de cliënt moet zijn, naar administratie, rapporteren en bellen, heel veel bellen. Er zijn heel veel gezinsvoogden die graag meer naar hun cliënten zouden gaan maar daar is gewoonweg geen ruimte voor. Iedereen houdt elkaar in de houtgreep.

De WSG’ers zijn het erover eens dat het beeld dat in de media heerst is dat jeugdzorg niet werkt of niet deugt. De jeugdzorg is door kritiek in de media de laatste tien jaar alleen maar meer ‘verbureaucratiseerd’. “En als we onze cliënten dan te weinig zien omdat we zo nodig moeten rapporteren, dan krijgen we weer kritiek van de media,” zegt Sievers.

Zou jeugdzorg dan niet wat meer de hand in eigen boezem moeten steken? De gezinsvoogden geven aan last te hebben van de negatieve publiciteit, maar uit het gesprek blijkt ook dat een deel van deze kritiek kennelijk terecht is. Er ís sprake van veel bureaucratie, er gáán dingen mis, dus het is niet gek dat de media hier ook over berichten.

Dat kunnen de gezinsvoogden uiteraard niet ontkennen. Daar staat echter tegenover dat wat zij teruglezen in de kranten, geen volledige weerspiegeling is van hun

(29)

dagelijkse werk. Ze komen iedere dag bij probleemgezinnen over de vloer en in heel veel gevallen worden er stappen vooruit gemaakt. Van die successen zie of hoor je veel te weinig, is heersende opvatting. De voogden zouden graag zien dat jeugdzorg zich actiever profileert in de media en op die manier minder kwetsbaar wordt voor incidenten.

4.6.1 Een blik van buitenaf

In het bovenstaande interview komt voornamelijk de visie van de medewerkers van de William Schrikker Groep naar voren. In Nederland zijn echter ook nog andere

instellingen voor jeugdzorg actief die ook gezinsvoogden in dienst hebben. Om te weten te komen of de ervaringen van de WSG’ers een beetje overeen komen met de ervaringen van andere gezinsvoogden, heb ik een soort gelijk gesprek gevoerd met Marleen Klok. Klok (25) is gezinsvoogd bij Bureau Jeugdzorg in Noord-Holland. Ook zij geeft aan in haar dagelijkse werk last te hebben van negatieve publicaties over haar werk. Bij gezinnen waar ze over de vloer komt kost het veel moeite om vertrouwen te winnen, omdat die mensen op tv hebben gezien dat er heel veel misgaat bij jeugdzorg. “En je wilt niet weten wat er gebeurt als ik op een feestje vertel dat ik gezinsvoogd ben,” zegt Klok daar veelbetekenend achteraan.

Klok bevestigt daarnaast dat door de veelal negatieve media-aandacht, de bureaucratie in het vak een enorme vlucht heeft genomen. Iedere handeling moet gedocumenteerd zijn, mocht er een keer iets mis gaan. De tijd die dat kost, is vanzelfsprekend niet meer beschikbaar voor haar gezinnen, die daarna weer klagen dat ze haar nooit zien. “Het zou mooi zijn als we wat meer zouden vertrouwen op de kennis en kunde van gezinsvoogden. We werken nu eenmaal met de zwaarste probleemgevallen, het is niet te voorkomen dat het af een toe keer misgaat. De hetze die daarna soms ontstaat in de media, berokkent ons vak daarna alleen maar meer schade.”

4.7 Conclusie

Een gezinsvoogd wordt altijd door de rechter toegevoegd aan het gezag binnen een gezin waarin een kind in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De gezinsvoogd stelt naar aanleiding van de problemen een plan van aanpak op en bespreekt dat met het gezin en een leidinggevende. De gezinsvoogd schakelt ook andere hulpverleners in en neemt daarna vooral een coördinerende rol. De organisatie waarvoor de gezinsvoogd werkt, legt verantwoording af aan de Raad voor de Kinderbescherming. Die heeft de mogelijkheid om in te grijpen als die organisatie niet naar behoren functioneert. Uit het gesprek over de beeldvorming is gebleken dat de gezinsvoogden van de WSG zelf denken dat de beeldvorming in de media niet goed is. Zij denken dat er een beeld heerst van een wereld waarin iedereen langs elkaar heen werkt en er verder weinig echt gebeurt. Een gezinsvoogd van een andere organisatie bevestigt deze gevoelens. Uit mijn onderzoek verderop in dit rapport zal moeten blijken of dat beeld

(30)

dat dit hun werk beïnvloedt. Volgens de gezinsvoogden is de bureaucratie in het vak namelijk flink toegenomen, omdat iedereen bang is om fouten te maken.

(31)

5 Beeldvorming

5.1 Inleiding

In dit onderzoek heb ik uitgezocht welk beeld er in de Volkskrant en de Telegraaf wordt geschetst van het werk van de gezinsvoogd. Om daar iets zinnigs over te zeggen, is het belangrijk om te weten wat beeldvorming nu precies is en welke factoren van invloed zijn op het beeld dat een krantlezer overhoudt na het lezen van een stuk. Ook behandel ik eerder onderzoek naar beeldvorming over en bekijk ik wat het belang hiervan is voor de betreffende instellingen en medewerkers.

5.2 Beeldvorming

5.2.1 Hoe werkt beeldvorming

Beeldvorming is het ontstaansproces van een beeld in de media van een persoon, een organisatie of een onderwerp. Dit beeld, dat ontstaat door het zenden van informatie naar het publiek, hoef niet per se met de werkelijkheid of de feiten overeen te komen. De zender, bijvoorbeeld een krant of een televisieprogramma, encodeert informatie in de vorm van een artikel of een uitzending. Het publiek ontvangt deze informatie en

decodeert deze vervolgens.

Door het proces van encoderen en decoderen ontstaat er vaak ruis op de lijn tussen de zender en de ontvanger. Een boodschap kan verkeerd worden begrepen en natuurlijk kan het zo zijn dat de boodschap op zichzelf al niet volledig was of zelfs helemaal niet deugde.

Onze hersens maken een selectie uit alle waarneembare gegevens en trekken daaruit conclusies. Om beter te begrijpen hoe dat precies in zijn werk gaat, behandel ik hieronder de ‘ladder van gevolgtrekkingen’, een model van de Amerikaanse bedrijfskundige Chris Argyris.

(32)

Uit de zee van waarneembare gegevens selecteren we onbewust een aantal van die gegevens. Dat kan bijvoorbeeld een onrustige collega zijn die steeds heen en weer schuift op een stoel, of een bericht over het functioneren van een gezinsvoogd in de Telegraaf. Vervolgens geven we betekenis aan deze feiten. Die collega denkt kennelijk iets maar wil het niet zeggen, of de betreffende gezinsvoogd heeft geen verstand van zaken.

Op grond daarvan trekken we bepaalde conclusies. De collega is geen open persoon en de jeugdzorg in Nederland functioneert niet. Maar wanneer je niet onderzoekt hoe het precies zit, kun je zomaar tot verkeerde conclusies komen. Want wat nou als die collega heen en weer schoof omdat ze iets dringends moest doen in een belangrijk project? Of als er in het artikel in de krant geen wederhoor is gepleegd en het dus een eenzijdig verhaal betreft?

Je gaat je collega behandelen op een manier die past bij het beeld dat je van hem hebt. Die collega maakt op zijn beurt een ladder van jouw gedrag en zo zal de sfeer er op de werkvloer vermoedelijk niet beter op worden. Tussen jeugdzorg en een krantenlezer is zo’n directe relatie er natuurlijk niet, maar toch is jeugdzorg gebaat bij een goed beeld in de media. De reputatie bepaalt immers de relatie met andere partijen zoals de gemeente, werknemers en cliënten.

5.2.2 Inhoudsanalyse

De belangrijkste techniek van een beeldvormingsonderzoek in de media is de inhoudsanalyse. Ik heb de elementen die een rol spelen bij beeldvorming geoperationaliseerd. Wat dan naar boven komt zijn kenmerken die zonder het operationaliseren meestal niet opvallen. Ze zijn er echter wel en ze hebben veel invloed op de lezer. Zij maken het beeld, of de lezer zich daar nu bewust van is of niet.

Inhoudsanalyse vraagt veel tijd. Voor televisieprogramma’s moeten bijvoorbeeld alle uitzendingen verschillende keren bekeken worden, de uitgesproken teksten moeten nauwkeurig worden gescreend en eventueel worden uitgeschreven. Een

inhoudsanalyse van krantenberichten is wat dat betreft eenvoudiger uitvoerbaar. De technieken van inhoudsanalyse zijn vooral toepasbaar in gevallen waarin veel gegevens beschikbaar zijn. Denk daarbij aan meerdere afleveringen van een televisieprogramma of een jaargang een jaargang van een krant. Je wilt immers zien wat de onderliggende trend is.

5.3 Eerder onderzoek naar beeldvorming Jeugdzorg

In 2011 liet Bureau Jeugdzorg al een inhoudsanalyse uitvoeren naar berichtgeving omtrent jeugdzorg in de media. Dit onderzoek werd uitgevoerd door de

Reputatiegroep, een adviesbureau voor reputatievraagstukken. Dit bureau analyseerde de berichtgeving in drie landelijke kranten gedurende één maand. Het ging in dit geval

(33)

om de Telegraaf, de Volkskrant en het Algemeen Dagblad.

Figuur 4 Analyse krantenartikelen. (bron: De Reputatiegroep)

De conclusies waren ontluisterend. Uit het onderzoek bleek dat 88% van de artikelen negatief was en slechts 12% positief. De meeste berichten gaan over

kindermishandeling, criminele jongeren, wachtlijsten en bureaucratie. Volgens het bureau voeren met name incidenten de boventoon. Het werk van de hulpverleners, bijvoorbeeld gezinsvoogden, wordt in deze specifieke gevallen bekritiseerd. Ook de betreffende instanties, zoals Bureau Jeugdzorg en Advies- en Meldpunt

Kindermishandeling, krijgen er uitvoerig van langs. Wat opvalt is dat juist bestuursorganisaties zoals gemeenten en provincies uit de wind blijven.

Uit het rapport van de Reputatiegroep blijkt verder wat voor gevolgen deze negatieve berichtgeving heeft voor de betreffende organisaties en hun medewerkers. Doordat de media steeds maar inspringen op incidenten wordt het steeds lastiger de

achterliggende problemen voor het voetlicht te brengen. Daarnaast wordt de maatschappelijke acceptatie van eventueel falen steeds kleiner. ‘Het moet nu maar eens afgelopen zijn!’, zo citeert het rapport bij wijze van illustratie een anonieme bron. Een groter probleem is mogelijk nog dat het vertrouwen in de Jeugdzorg wordt ondermijnd door de negatieve berichtgeving. Dat zou mensen die hulp nodig hebben ervan kunnen weerhouden die hulp daadwerkelijk te vragen. Ook wordt het voor jeugdzorgorganisaties steeds lastiger om vacatures in de vullen, omdat werknemers niet meer in deze sector werkzaam willen zijn.

De Reputatiegroep verwijdt Jeugdzorg met name dat er geen regie is op de eigen beeldvorming. Goede voorbeelden blijven onderbelicht en misverstanden worden niet rechtgezet. En dat terwijl er toch zoveel positiefs te benoemen is. Er wordt gevochten voor de rechten van het kind, in vijf jaar tijd wist Jeugdzorg 40% meer hulpaanvragen te verwerken, waardoor Jeugdzorg klaarstaat voor 100.000 kinderen en jongeren die hulp nodig hebben. Ook niet geheel onbelangrijk: de doelgroep beoordeelt Jeugdzorg helemaal niet zo slecht. Van de cliënten geven kinderen Jeugdzorg een 7 en ouders een 6,3, zo is te lezen in het onderzoeksrapport van de Reputatiegroep. Aanzienlijk betere cijfers dan de 88% negatieve berichtgeving.

(34)

5.4 Belang goede beeldvorming jeugdzorg

Het imago van de jeugdzorg is kwetsbaar, schreef Bureau Jeugdzorg in een

beleidsnotitie (2008) en trok daarmee dezelfde conclusie als de Reputatiegroep. Media grijpen individuele situaties en verhalen van cliënten aan voor confrontaties met jeugdzorginstellingen. Vanwege privacy afspraken is een goed beargumenteerde verdediging op zo’n moment vaak onmogelijk. Gevolg: de berichtgeving is eenzijdig en het beeld dat geschetst wordt is dikwijls negatief.

Volgens de beleidsnotitie is het van belang dat het beeld van de jeugdzorg correct is en zoveel mogelijk tegemoet komt aan de door de jeugdzorg gewenste uitstraling. Een reële beeldvorming bevordert het vertrouwen in de jeugdzorg en zorgt voor

realistische verwachtingen bij cliënten en beleidsmakers.

Problemen die de jeugdzorg kent, zoals wachtlijsten, horen overigens helaas ook bij dit reële beeld. Het probleem van de wachtlijsten zou gerelativeerd kunnen worden door de prestaties en resultaten van de jeugdzorg beter naar voren brengen. Daarnaast is het actief wegwerken de wachtlijsten een belangrijke vereiste om de beeldvorming over de jeugdzorg in positieve zin te kunnen bijbuigen.

De Reputatiegroep heeft daarnaast nog een aantal andere adviezen voor Jeugdzorg. In het kort komt het erop neer dat organisatie meer moet gaan regisseren in plaats van reageren. Er moet een aantal maatschappelijk relevante thema’s gekozen worden waarmee actief de publiciteit wordt gezocht. Te denken valt daarbij aan de Top600 aanpak, waarmee Amsterdam het aantal jongeren dat op het criminele pad beland wil verminderen. De publiciteit dient gezocht te worden met aansprekende boegbeelden en ambassadeurs.

Figuur 6 Advies voor Jeugdzorg (bron: De Reputatiegroep)

5.5 Conclusie

Met behulp van de ladder van gevolgtrekkingen van de Amerikaanse bedrijfskundige Chris Argyris is goed te zien hoe beeldvorming in zijn werk gaat. Mensen selecteren

(35)

feiten en negeren andere feiten en op basis daarvan trekken zij hun eigen conclusies, die niet altijd overeen hoeven te komen met de werkelijkheid. Negatieve beeldvorming rond jeugdzorg kan nadelig zijn voor deze organisaties, omdat het ten koste gaat van de relatie met cliënten en beleidsmakers. Uit een onderzoek van de Reputatiegroep bleek al eerder dat de beeldvorming vaak negatief is.

(36)
(37)

6 Achtergrond de Volkskrant en de Telegraaf

6.1 Inleiding

Gedurende mijn onderzoek analyseer ik artikelen die in de Volkskrant en in de Telegraaf zijn verschenen. In dit hoofdstuk behandel ik beide kranten om meer te weten te komen over hun achtergrond, missie, ijkpersoon en oplagecijfers.

6.2 Telegraaf

De Telegraaf is het grootste dagblad van Nederland en verschijnt zes dagen per week. De krant richt zich op een breed publiek, een zogeheten 'dwarsdoorsnede van de Nederlandse samenleving.' Dat lukt ze door een populistische stijl te hanteren. In de roddelrubriek Privé zijn veel sensatieberichten te lezen en de krant brengt veel sport. De specifieke doelgroepen die hiermee worden aangetrokken zijn interessant voor de adverteerders in de krant. De krant wordt op tabloidformaat uitgebracht. De

Telegraaf wordt uitgegeven door Uitgeversmaatschappij De Telegraaf (UMT), een dochtermaatschappij van de Telegraaf Media Groep.

(Communicatiekaart van Nederland, 2009)

6.2.1 Missie

“De Telegraaf verzamelt en duidt informatie. We maken die voor iedereen toegankelijk en persoonlijk. We helpen mensen met elkaar te delen wat ze belangrijk, interessant en leuk vinden.”

6.2.2 IJkpersoon

De ijkpersoon van de Telegraaf heet Pieter. Pieter maakt zich zorgen over de crisis. Hij heeft bij de verkiezingen op Rutte gestemd, maar het vertrouwen in de premier is hij langzaam kwijtgeraakt. Pieter heeft genoten van verschillende sportevenementen, maar is ook geïnteresseerd in nieuws, politiek en entertainment. Hij maakt steeds meer gebruik van zijn mobiele telefoon en iPad om het nieuws tot zich te nemen.

6.2.3 Cijfers

Oplage: 588.809 Bereik: 1.800.000 (Telegraaf)

6.3 Volkskrant

De Volkskrant is het derde dagblad van Nederland en verschijnt zes dagen per week. De Volkskrant is een van oorsprong rooms-katholieke Nederlandse krant, die zich sinds de jaren zestig richt op de hoger opgeleide lezers. Het dagblad wordt gezien als een kwaliteitskrant die zich links van het politieke midden plaatst. Dat laatste jaren vaart de krant een meer populaire koers, met meer aandacht voor lifestyle en kunst.

(38)

De krant probeert daarmee ook jongere lezers aan zich te binden. De Volkskrant wordt uitgegeven op tabloidformaat en is sinds 2009 onderdeel van De Persgroep Nederland, waar ook Trouw, Algemeen Dagblad en het Parool deel van uitmaken.

6.3.1 Missie:

“De Volkskrant is de gezaghebbende kwaliteitskrant die elke dag boven op het nieuws zit. Met scherpe reportages, diepgaande interviews en indrukwekkende fotografie. En op zaterdag extra dikke bijlagen en het Volkskrant Magazine. Een gids door de wereld en door Nederland, maar met oog voor de vrolijke kanten van het leven. Wie de Volkskrant leest, wordt geraakt in hoofd en hart.”

6.3.2 IJkpersoon

De hoogopgeleide Volkskrantlezers vinden (zelf-)ontplooiing belangrijk. Deze zelfbewuste, kritische en nieuwsgierige mensen willen op de hoogte zijn van het snelle nieuws en zelf een opinie vormen. Met hun doorgaans goed gevulde portemonnee genieten zij van het leven. Ook zijn zij zeer betrokken bij de wereld om zich heen, waardoor zij graag wat meer betalen voor kwaliteit en duurzaamheid.

6.3.3 Cijfers

Oplage: 254.502 Bereik: 775.000 (Volkskrant)

6.4 Verantwoording keuze

Om mijn onderzoek te kunnen doen maak ik een analyse van artikelen in de

Volkskrant en de Telegraaf. De Telegraaf is de grootste krant van Nederland en heeft een rechts-populistische signatuur. Voor de balans in mijn onderzoek analyseer ik ook de als ‘links’ bekendstaande Volkskrant. Die is in oplagecijfers tevens de grootse ‘kwaliteitkrant’ van Nederland.

Door voor zowel een linkse als een rechtse krant te kiezen, is het onderzoek in balans. Omdat het om de qua oplage grootste kranten van Nederland gaat, zal het beeld dat er wordt opgeroepen in de kranten bij veel Nederlanders herkenning geven.

Beide kranten besteden met enige regelmaat aandacht aan (de problemen in) de jeugdzorg. De Volkskrant heeft twee redacteuren in dienst die zich voornamelijk bezig houden met gezondheid en jeugdzorg. Het gaat om Anneke Stoffelen en Aimee Kiene. Zij hebben beide veel (achtergrond)verhalen over dit onderwerp geschreven. De Telegraaf besteedt veel aandacht aan gezondheid, maar dat zijn meestal makkelijk weg te lezen nieuwtjes zoals dat je meer kans hebt op een hartaanval als je vaak boos twittert. Toch heeft de krant regelmatig over jeugdzorg geschreven, maar hier was niet een specifieke redacteur voor verantwoordelijk. In de aanloop naar de overgang van de jeugdzorg naar de gemeenten, heeft Jan-Willem Navis enkele artikelen aan dit onderwerp gewijd. Hij is echter meer politiek redacteur dan gezondheidsverslaggever.

(39)
(40)
(41)

7 Resultaten

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk behandel ik de resultaten van mijn onderzoek. Allereest neem ik u, de lezer, in vogelvlucht mee langs alle artikelen die in de door mij onderzochte periode zijn verschenen in de kranten. Daarna analyseer ik de artikelen met behulp van de operationalisatie die ik heb uitgevoerd in paragraaf 2.2.4. In de daaropvolgende paragrafen ga ik dieper in op wat er precies is geschreven door de kranten.

7.2 De Telegraaf

7.2.1 Artikelen

In de door mij onderzochte periode heeft De Telegraaf twintig keer over het onderwerp geschreven. Dit zijn de artikelen met een korte samenvatting of een typerende passage.

Dood baby door falen jeugdzorg, 17 december 2008, De Telegraaf Een baby overleed door ernstige mishandeling. Gezinsvoogd heeft een enorme inschattingsfout gemaakt door het kind niet uit huis te plaatsen. Dat komt onder meer door de hoge werkdruk.

Groentje in vuurlinie bij Jeugdzorg, 29 januari 2010, De Telegraaf

Een beginnend gezinsvoogd krijgt direct na de aanstelling tien families toegewezen, waar enorme problemen heersen en kinderen in de knel komen. De gezinsvoogd moet de gezinnen begeleiden en rechters informeren over het uit huis plaatsen van

kinderen. Gebrek aan ervaring breekt hen op.

'Doorlichten opvangouders deugt van geen kanten,' 13 februari 2010, De Telegraaf

Een gemiddelde gezinsvoogd heeft een enorm hoge werkdruk; als hij twee keer per jaar langskomt, is het veel. Hij meldt zich vaak telefonisch: het gaat wel goed bij je hè, klinkt het dan. De begeleiding en controle van pleeggezinnen zou stukken

'Dwaze vader' Antonios wil contact met dochters, 3 april 2010, De Telegraaf In 2002 beëindigt de gezinsvoogd op eigen houtje, vooruitlopend op een rechterlijke uitspraak, de omgangsregeling tussen vader en kinderen. Hij stelt dat er sprake is van een machtsstrijd tussen de ouders en dat de moeder rust nodig heeft om haar leven weer op orde te krijgen. Voor die handelwijze wordt hij stevig op de vingers getikt door de interne klachtencommissie van Bureau Jeugdzorg.

Onderdak, 3 april 2010, De Telegraaf

Gezinsvoogd belooft pleegouders vergoeding van gemaakte kosten. Blijkt niet waar te zijn en ouders kunnen fluiten naar hun centen.

(42)

Ongeboren baby al onder toezicht, 29 mei 2010, De Telegraaf

Een gezinsvoogd moet de familie gaan bijstaan in de opvoeding en duidelijk maken wat wel en niet kan. Ouders slaan hun tien kinderen hard met riem. De ouders zelf zijn het totaal niet eens met de gang van zaken en hebben aangegeven dat ze handelen vanuit hun geloof.

Onder toezicht, 2 oktober 2010, De Telegraaf

Gezinsvoogd stelt een plan van aanpak op. Normaal gesproken doet de gezinsvoogd dit samen met de ouders. Familie is dan ook verbaasd als ze het plan onder ogen krijgen, zonder dat de gezinsvoogd de inhoud ervan met hen heeft besproken. Bovendien staan er fouten in het plan: namen zijn verwisseld, data zijn verkeerd en de gezinsvoogd blijkt geen goed beeld te hebben van de huidige situatie van de kinderen. Vrienden sloegen alarm om Jayden, 1 februari 2011, De Telegraaf

Hulpverlenende instanties zijn meermalen gealarmeerd dat het mis dreigde te gaan met de twee jaar oude peuter Jayden uit Almelo. Twee weken geleden zou Jayden een weekend bij zijn moeder doorbrengen. Dinsdag zou hij teruggaan naar het pleeggezin, maar maandagavond, kort nadat de gezinsvoogd het huis had verlaten, ging het mis. Vorige week is Jayden begraven.

Broertjes zochten avontuur, 31 mei 2011, De Telegraaf

Regelmatig probeert zoontje naar zijn grote zus te vluchten , zegt vader, wiens gezin onder toezicht staat van een gezinsvoogd vanwege problemen tussen hem en zijn ex. De man weet dat hij verantwoordelijk is voor zijn kinderen hij heeft ze jaren geleden toegewezen gekregen maar schrijft het wegloopgedrag van zijn zoon toe aan Bureau Jeugdzorg.

Ik wil mijn zoon zien, 11 juni 2011, De Telegraaf

De gezinsvoogd zegt dat ze zich door man geïntimideerd voelt. Wat hij heeft gedaan om haar dat gevoel te geven, staat niet in het rapport. Als voogd een verklaring wil opnemen in een rapport, moet eerst de juistheid getoetst worden.

Vader Edwin vrijgepleit van incestbeschuldigingen, maar toch is hij dochtertje kwijt, 16 juli 2011, De Telegraaf

Jeugdzorg plaatst meisje bij moeder na incestbeschuldigingen vader. Over

hulpverlening is haar vader niks bekend. Hele series mails schrijft hij aan Jeugdzorg Rotterdam om duidelijkheid te krijgen over het lot van zijn dochter. Ze leveren niet meer op dan korte procedurele antwoorden. Jeugdzorg wil ook in het kader van dit verhaal geen duidelijkheid verschaffen.

Directeur Jeugdzorg geschoold door zijn eigen miserabele kindertijd, 19 november 2011, De Telegraaf

“Ik weet wat ze zeggen over de jeugdzorg en er is veel mis. Het is toch te gek dat een meisje van 22 uit Wassenaar of Aerdenhout, hbo-diploma op zak, als gezinsvoogd de boel moet gaan regelen. Alleen wat moet zij zeggen tegen pa die zit te blowen op de bank, ma die onder de pillen zit, een gezin dat sterft van de schulden? En ze moet het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Welke krachten hij in de natuur beheerst, en welke weerstanden hij overwint, zijn verwondering over de mysteriën van het leven (zijn eigen grote hart en het kleine

Volwassenen kunnen het Woord van God wel lezen en uitleg- gen, maar een kind brengt het naar binnen en naar voren.. Hoe vaak wij een woord uit de Schrift ook al hoorden, het heeft

a) Bijstelling/aansluiting op basis van realisaties. b) Incidentele effecten die niet meegeboekt worden naar het volgende jaar. Hier is in bijvoorbeeld de overgang van de

Het Platform Religieus Erfgoed Zuid‐Holland (PRE ZH) bepleit dat in alle gemeenten een ‘Kerkenvisie’ wordt opgesteld 

De therapiegroep is voor ouders en voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 17 jaar die getraumatiseerd zijn door seksueel geweld en huiselijk geweld.

Wie komt er alle jaren Daar weer uit Spanje varen. Over de grote

Maar in plaats van naar deze of naar de eigen geschiedenis te kijken doet D66 er goed aan zich als de wiedeweerga te bezinnen op de politieke toekomst, op de idealen waar de partij

Nu de verkiezingen naderen heeft men blijkbaar eieren voor zijn geld gekozen, in het besef dat verlaging van het ontwikkelingsbudget niet gesteund wordt door de kiezers – hoe