• No results found

Adriaan Loosjes Pzn., Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Adriaan Loosjes Pzn., Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1 · dbnl"

Copied!
405
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bronkhorst. Deel 1

Adriaan Loosjes Pzn.

bron

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1. A. Loosjes Pz., Haarlem 1806

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/loos005hist01_01/colofon.htm

© 2009 dbnl

(2)

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(3)

[Voorwoord]

Het genoegen, 't welk ik moet opmaken, dat althans sommigen mijner Landgenooten in de Zedelijke Verhalen, onlangs door mij uitgegeven, gevonden hebben, heeft mij doen besluiten tot eene onderneming van eenig meerder gewigt, namelijk, deze uitgebreider verdichte Historie, waarvan ik het Eerste Deel hier aanbiede. - Schoon het eigenlijk doel daarvan volkomen hetzelfde is, als dat der Zedelijke Verhalen, heb ik echter in de bereiking van hetzelve meerder moeite gevoeld, en, op zeer vele plaatsen, ondervonden, wat het inhebbe, een uitvoerig tafereel te malen, in

vergelijking met het daarstellen van luchtige schetsen, waar-

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(4)

in hier en daar slechts eene sterke partij wat meêr was opgemaakt. Althans de drie hoofdbeelden in de schilderij, welke ik gedeeltelijk bij dezen aanbiede, vereischen eene uitvoerigheid, die eene allezins naauwkeurige en krachtige behandeling vordert, terwijl die, welke zich als op den tweeden grond vertoonen, ook in die

naauwkeurigheid en kracht naar evenredigheid behooren te deelen. - En daar men niet met grond van het kleine tot het groote kan besluiten, ben ik over dezen arbeid vrij huiverig; te meer, als ik het oog vestig op zulke groote en voortreffelijke

voorgangers in dit vak. Dan bemoedigt mij bijna alleen het goede oogmerk, waarvan ik mij overtuigd houde. Immers, wat men redenere, de jeugd en zelfs verscheide meergevorderden in jaren begeeren deze soort van schriften boven vele anderen - en zal men eenig nut stichten, dan is het althans vooraf noo-

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(5)

dig, dat men dien toon zoekt te treffen, waarnaar de meesten liefst luisteren. Ik zeg dit ten aanzien van die soort der schriften, waaronder ik wensch dat deze Historie behoort. - De beslissing, of zij 'er dadelijk toe behoore, staat aan het publiek.

De Tooneelen dezer geschiedenis zijn grootendeels op den Vaderlandschen bodem, en de personaadjen Nederlanders. Aan den grond mijner geboorte, aan mijne landgenooten, aan de zeden van mijn vaderland ben ik van jongs af, bij uitstekendheid, gehecht geweest, en, wat 'er ook op dien grond gebeurd zij; hoevele wendingen ik het vaderlandsch karakter, onder lieden van alle soort, van alle partijen, in het Burgerlijke en Godsdienstige, heb zien ondergaan; hoe zeer ook de zeden en manieren, staande mijn nog niet hoog geklommen leven, onderscheide schakeringen hebben aangenomen,

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(6)

mijne liefde tot het vaderland neemt nog eerder toe dan af; en Vaderland en Volk zijn mij, door alle omwentelingen van tijden en zaken, dierbaarder geworden. Zelfs de verachting, de verguizing van beide door onkundige of ondankbare vreemdelingen strekt mij tot een spoor, om, zooveel mijne zwakke pogingen toelaten, de eer van een zoo wonderbaar vaderland, en den roem van een zoo klein, maar allezins bijzonder, en over het geheel zoo goed Volk te helpen ophouden.

Ik heb hetUE. en Uw Wel Ed. in de meeste brieven met het eenvoudig Gij en U verwisseld, daar dezelve eene zoo droevige verlamming in den stijl geven, en eene waarlijk onnoozele welgemanierdheid zijn. De gevoelens van wijlen de Baronnesse

DELANNOYover dit onderwerp (en immers eene adelijke Dame zal bij velen daarover beter geloof verdie-

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(7)

nen, dan iemand van burgerlijke afkomst en stand) waren overlang en zijn nog de mijne. Zij ontwikkelt dezelve geestig in eenen welbekenden brief. - Maar zij was een verlichte en denkende Vrouw, verheven boven de kinderachtige Beuzelarijen van minverlichte en weinig nadenkende menschen.

Daar alles in deze Historie, wat de personen en gevallen betreft, volkomen verdichting is, zouden alle toepassingen geheel met mijne oogmerken strijden, en het uitvinden van door mij bedoelde personen, volstrekt vruchteloos zijn.

Het geheele werk in eens te geven, achtte ik om verscheidene redenen ongeraden;

maar mijne pogingen zullen daarheen strekken, om hetzelve zoo spoedig, als eenigzins met naauwkeurigheid bestaanbaar is, voltooid aan mijne Landgenooten aan te bieden.

De afbreking, die bij het einde van

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(8)

dit Eerste deel, voor mijne Lezers of Lezeressen plaats vindt, zal van korten duur wezen, daar het Tweede zeer spoedig staat te volgen, als dadelijk reeds ter perse zijnde - en dus zal voor hun, die eenig belang in dezelve mogten stellen, het onaangename voorgekomen worden, om den zamenhang der Geschiedenis door lang wachten te verliezen.

Haarlem, Januarij 1806.

A. LOOSJES, PZ.

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(9)

Historie van Susanna Bronkhorst.

Eerste brief.

Mejuffr. Susanna Bronkhorst aan Mejuffr. Charlotte Elzevier.

Amsterdam, 30. Sept.

LIEVEVRIENDIN!

Ik ben weder te huis... maar mijn hart is nog bij u inden Haag. Ik ben nog in mijn' geest bij onze lieve Mama GIBBON. Alles, alles is mij hier zoo vreemd;... hoe kàn een kind van het Ouderlijk huis afwennen; maar LOTJE! Zij is 'er niet meêr, die mij dat huis zoo dierbaar maakte. Geloof mij, ik kan nog mijne oogen niet naar haar portrait opslaan, of de tranen schieten mij in de oogen. En toch verheug ik mij, dat Papa bij zijn hertrouwen besloot, om het op mijne kamer te laten hangen.

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(10)

Hoe gelukkig, hoe gelukkig zijt gij, LOTJE! dat gij beide uwe Ouders nog bezit... en zulke voortreffelijke Ouders.... Mijne Papa, dien ik eene diepe hoogachting en ware liefde toedraag, is een verstandig braaf man, zoo zegt de geheele wereld, en dan mag immers zijne dochter, die hem daarvoor ook houdt, zulks mede wel zeggen, schoon anders aan kinderen de beoordeelingen van hunne ouders gansch niet fraai staan,... maar daarenboven schrijf ik aan mijne Vriendin, die 'er geen misbruik van maken zal. Papa is toch sedert het huwelijk met deze vrouw dezelfde niet, die hij was, toen mijne lieve Mama leesde. Toen waren, wanneer zijne drukke kantoorzaken waren afgeloopen, zijn huis en huisgezin zijn wellust, zijne uitspanning.... ô Waar zijn die dagen gebleven LOTJE! - toen Koo, BRAMen ik nog kinderen waren,... toen WIMPJEnog in de wieg lag. Nooit... nooit keeren zij weder. 't Is of zij met mijne lieve Moeder in het graf gedaald zijn. Mijne tegenwoordige Mama is eene vrouw, die geheel voor de groote wereld leeft. Ik heb over haar niet bijzonder te klagen. Zij behandelt mij over 't algemeen vriendelijk genoeg; maar onze denkbeelden loopen te veel uit een, dan dat wij bijzonderen smaak in elkanders gezelschap zouden hebben. En dus zijn wij zeer gemakkelijk te scheiden. Bij het diné zien wij elkanderen het meest; want Mama soupeert weinig te huis. En Koo

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(11)

zegt, dat Mama zich nergens verveelt dan te huis. Koo, weet ge, is wel zoo wat vrijmoedig in zijne uitslagen. Ik voor mij bevlijtig mij, van mijne zijde, om geene reden van ongenoegen te geven. Dikwijls gedenk ik aan het zeggen van onze lieve GIBBON, bij gelegenheid van mijn vertrek, en dat ik nu met eene andere Moeder zou moeten huizen. ‘SUUSJE!’ zei ze, ‘bedenk, dat 'er tusschen uwe Mama en u geene banden van Liefde en Vriendschap bestaan, dan die gij tusschen elkander maakt. En van wier zijde zal daartoe aanzoek kunnen gedaan worden, dan van de uwe. Zoo gij verstandig handelen wilt, moet gij van deze uwe Mama nog meêr inschikken, dan gij uwe eigene zoudt gedaan hebben, want de minste oninschikkelijkheid zou deze veelligt als eene beleediging opnemen. 't Is bij mij altijd een bewijs van den goeden aard van een meisje, wanneer zij met hare stiefmoeder aanhoudend in eene goede verstandhouding leeft.’ Ik wensch dikwijls, dat Madam GIBBONhier ware, om mij, als ik vreeze, dat onze goede verstandhouding zal gebroken worden, raad te geven.

Mama heeft een zwak, dat zij gaarne gevleid wordt. Zij is bijna vijftig jaar, LOTJE! en dus is het prilste van hare jeugd voorbij: en ook de schoonheid, waarmede, naar mijne gedachte, de natuur haar in geene overvloedige mate, toen zij jong was, beschonken had, is

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(12)

aan het afnemen. Dat gebrek zoekt zij door kunstmiddelen te verhelpen. 's

Voormiddags brengt zij uren door aan haar toilet; en schoon ik zeldzaam met haar dejeuneer, moet ik u zeggen, dat de kleur, welke bij de weinigedejeune's en negligé, die ik met haar gehad heb, zich op hare wangen vertoont, geheel anders is, dan die, met welke ik haar, na haar toilet gewoonlijk ontmoet. Zij verstaat die kunst al vrij wel;... maar de lieve natuur is toch beter. Ik spreek 'er nooit een woord over; nu dat zou mij niet fraai staan: schoon, als zij mij afperst, om te zeggen, dat zij 'er voor hare jaren nog wel uitziet, mij al dikwijls het een of ander woordje op de tong gelegen heeft, dat ik moeite had, om weêr door te slikken. Maar over de kleêren, daar spreken wij elkander. Zij kleedt zich uitnemend bont en zwierig - alles, alles moet sterk afsteken. En dan zou zij wel gaarne hebben, dat ik hemelhoog hare kleedingwijze prees: en dat kan ik niet. ‘Wel SUSE!’ zeide zij laatst, dat wij zamen naarFelix zouden gaan (en ik was zeer eenvoudig, schoon ik mij toch verbeeld, niet beneden Papa's staat, en zeker netjes gekleed,) ‘Gij ziet 'er dan heel stemmigjes uit.... Gij lijkt wel naar eene Dochter van een fijnen Dominé. 'Er moest nog maar een kornetje bij....

Nu ieder zijn smaak... maar hoe vindt gij, dat mij dit kleed staat...? ik heb het van Madame TIRLEMONTin deKalver-

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(13)

straat gekregen. 't Is thans de nieuwste smaak te Parijs en nog geen week in 't land geweest.’

Ik: 't Kleed is zeer goed gemaakt, zeer goed. Die Dame verstaat hare zaak zeer wel.

Mama: Maar hoe vindt gij, dat het mij valt? WIMPJE! (ô die kleine vleister) heeft mij gezegd, dat de rug uitmuntend stond, en het geheele kleed mij zoo jeugdig maakte, dat men mij voor een meisje van achttien jaren houden zou.

Ik: Ja, Mama! (en ik begon te hoesten)...

Mama: Of hapert 'er wat: spreek maar regt uit. Gij weet ik ben een liefhebster van welgekleed te zijn: en zou niet gaarne voor iemands spot inFelix zitten....

Ik: ô Neen! Mama! men zal uw kleed admireren, dat verzeker ik u....

Mama: Maar zeg mij, SUSE! waarom toch kleedt gij u niet een weinigje meêr naar den smaak?

Ik: Wel Mama! ik hoop niet, dat ik ouderwets of stijf gekleed ga, en ook niet beneden mijn fatsoen... maar ik ben liefst zoo gekleed, ieder heeft zoo zijne begrippen, dat mijn kleêren geene bijzondere aandacht trekken.

Mama: Ei! Ei! Dame! begrepen... wat minder stekelachtigheid zou u niet kwalijk staan. Dat zal weder een van die satyrike zetjes zijn, die gij van uwe geliefde Madam GIBBONgeleerd hebt. Uwe Mama zou beter gedaan hebben met Mejuffrouw hare Dochter bij eene egelante Fransche Dame te doen, dan bij eene zoo pedante Engelsche Matres.

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(14)

Ik voelde, dat mij de kleur in het aangezigt steeg... in een' adem hoorde ik de twee Vrouwen, aan welke ik mijne opvoeding te danken heb, honen door eene Vrouw (zal ik het aan u schrijven mijne Vriendin! ja gij zult het zwijgen)... die niet verdient in derzelver schaduw te staan. Ik zweeg echter, omdat ik niets zou hebben kunnen zeggen, of het zou, althans in schijn, eene beleediging geweest zijn... maar ik keerde mij om... en bedekte mijn gezigt met mijn zakdoek, daar ik voelde dat mijne oogen vochtig werden. Wij gingen dan naarFelix. In de koets was het gesprek niet zeer levendig, en als Mama deze of gene salueerde... keek WIMPJEmij met haar satyriek bekje aan en spreidde heel aardig, moet ik zeggen, hare vingers van een, om mij te toonen, hoe de smaak van Mama's kleeding haar chokkeerde. - Ik was in geen twee jaar inFelix geweest... zoodat ik bij velen van mijne kennissen waarlijk geheel vreemd geworden was. - Verbeeld u, LOTJE! WALRAVENkende mij niet meêr.... Ik moet dan in twee jaren tijds een geheel ander mensch geworden zijn,... Mama, in welker schaduw ik zat, riep hem tot zich, bij een pause - hem met haar waaijer op zijn schouder tikkende - ‘Mag ik het genoegen hebben,’ zeide zij, ‘U mijne oudste Dochter te presenteren,’ op mij wijzende. ‘Hoe,’ zeide WALRAVEN, ‘Zijt gij het SUSE...

excuseer mij, dat ik

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(15)

zoo familiair u toespreek....’ Ik boog mij en zeide: Ik excuseer gaarne, dat gij mij SUSEnoemt, maar ik kan naauwelijks excuseren, dat gij mij zoo geheel vergeten hadt. Daarop zeide hij met een ongemeene vaardigheid en een' zeer nadrukkelijken toon: ‘Er is geen gevaar, dat ik ooit daar over weder een excuus zal behoeven.’...

Het ging hem zeer naif af; dat verzeker ik u. Nu hij was, toen wij kinderen waren, altoos een brave hupsche jongen. Toen dat kind van den Hoefsmid van de brug viel, op een reisje naar Ouderkerk, wat schoot hij toen gnaphandig toe, en hielp hem schielijk uit het water.... Hij was toen maar een jongen van veertien jaar oud.

Broer Koo zegt, dat hij zichcharmant gedraagt. Hij studeert in de Regten naar ik hoor, zoo dat 'er een advocaat van hem zal moeten groeijen. Na dat WALRAVENmet mij gesproken had, kreeg ik de komplimenten van verscheide jonge Heeren; en het werd mij drok genoeg in mijne buurt. Mama zag zich met mij geëntoureerd: en ik was zeer blij, toen de Muzijk weder begon. 'Er werden mij zoetigheden en aardigheden gezegd, maar, LOTJE! in het algemeen waren het sottises, die mij degouteerden. WALRAVENstond bij mij met een jong Heer, dien ik wel kende van voorheen, maar wiens naam ik mij niet kan herrinneren.... Deze nam de vrijheid, om een remarque te maken over den brillanten opschik van mijne Mama, ste-

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(16)

kelig, genoeg om poliet te zijn... en WALRAVENvoegde hem toe, op mij wijzende, evenwel op een manier, die niemand, dan die Heer en ik het begrijpen kon: ‘Hebt gij ooit ergerSatyre gezien?’ - Was dat niet heel erg gezegd, LOTJE! - nu ik draaide mij om, want ik voelde, dat ik begon te lagchen. - Maar wat heb ik een papier vol gekrabbeld en hoe weinig zaken 'er op. Ja ik moet u toch nog zeggen, dat broer ABRAHAMop het Kantoor van de HeerDEJAGERis, en dat ik hem weinig of niet spreek. Koo is bij Papa: en maakt veel werk van mij. Hij komt dikwijls een uurtje bij mij doorbrengen. Hij schijnt geen groot lieshebber van de biljard, zoo als broêr BRAM. Tusschen beide neemt hij nog wel eens een boek in handen; en hij verkeert veel met WALRAVEN. Deze is een man van smaak: en dus krijgt hij toch ook als van zelfs eenige liefhebberij in goede lektuur. Zaturdag avond is 'er een vuurwerk in de Plantagie - en hij wil met geweld hebben, dat ik meê zal gaan: 'er zal fraai muzijk gegeven worden. Waarom zou ik het niet doen?... Een broeder is voor een meisje van mijne jaren een heerlijke vrijbrief om veel bij te wonen, waarvan anderen verstoken zijn. Ik wenschte, LOTJE! dat gij bij ons waart... niet, om u het vuurwerk te laten zien, maar om het genoegen te genieten van het bijzijn mijner zoo hartlijk geliefde vriendin. Nu, mijne lieve, hebt gij geen zaken, gij hebt let-

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(17)

ters genoeg. Het spoedigste antwoord zal mij het aangenaamste wezen, opdat ik mij verzekerd houden moge van onze onderlinge vriendschap.

Uwe Vriendin

SUSANNABRONKHORST.

PS. Groet alle onze vriendinnetjes - en bovenal Madam GIBBON.

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(18)

Tweede brief.

De Hr. Philip Walraven aan den Hr. Frans Verbergen te Parijs.

Amsterdam, 5. October.

WAARDEVRIEND!

Toen wij scheidden, beloofden wij elkander bij de hand, dat, als 'er iets gewigtigs voorviel, van den een' of anderen kant, wij zulks dan aan elkanderen zouden mededeelen. Reeds twee maanden zijt gij inParijs geweest, en gij hebt mij niet geschreven. Van ter zijde heb ik met genoegen verstaan, dat gij in blakenden welstand waart, en uw oogmerk, om uwe bekwaamheden in het teekenen en schilderen te volmaken, naar de Antieken, die zich thans in het Museum bevinden, volkomen bereikte. Ik wenschte echter wel, dat gij tegenwoordig inAmsterdam waart. Gaarne, zeer gaarne geloof ik, uit de afgietsels der modellen te oordeelen, dat de oorspronklijke Antieken overheerlijk moeten zijn, maar, zoo gij hier waart zou ik u een levendig model vertoonen, dat verre alle die fraaije marmeren en koude gedaanten te boven gaat. Gij zult hieruit

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(19)

wel raden, dat ik een meisje gezien heb, dat bijzonder mijn oog tot zich getrokken heeft. En dat valt gemakkelijk te raden. Ik, die zoo dikwerf met mijne vrienden gespot heb, als zij van hunne aanbiddelijke schoonen opsneden, en mij, als een andere Hippolytus, onkwetsbaar achtte,... Ik heb eindelijk dat voorwerp leeren kennen, dat in uiterlijke gestalte alles is, wat het verheven ideaal van vrouwelijke schoonheid zijn kan; en voor zoo verre ik gelegenheid gehad heb, om de talenten van haar verstand en hart te leeren kennen, overtreffen die nog verre hare ligchamelijke schoonheid. - Loop heen, zult gij zeggen - met uwe praatjes. Zoo immers snappen alle verliefde jongens. Hun meisje is eeneMediceesche Venus in hunne oogen, en als ik dan die bekjes zie, dan zouden zij naauwelijks voor een dagelijksch model in de Teekenschool kunnen doorgaan. - Ik zou ook zoo praten, als gij mij in dien toon schreeft, als ik aan u; maar FRANS! laat ik u eens, zonder dichterlijke vergrooting, opgeven hoe 'er SUSANNABRONKHORSTuitziet, want deze is het, waarvan ik u reeds verscheide regels geschreven heb, zonder u haren naam te melden. Gij kent haar Papa wel. Hij woont op deKeizersgracht en is een der aanzienlijkste Kooplieden dezer stad - maar ter zaak en u eenvoudig hare schoonheid beschreven - en ik geloof, dat gij u overtuigd zult houden, dat zij ten minste heel verre de alledaagsche zoo-

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(20)

genaamde schoonheden overtreft. Zij is rijzig van gestalte, eer tot de teedere, dan tot de vleeschige behoorende: evenwel verre van die rankheid en smalheid, die eer het gevolg van ongesteldheid en vermagering, dan van edele fijnheid en keurigheid van gestel is. Hare houding is de ongemaaktheid zelve. Alle hare bewegingen zijn niet der kunst, maar die der natuur. Zonder eenige moeite te doen, om uit te blinken, zonder zelfs te gelooven, zonder te weten, (maar hoe kan zij dat niet weten, indien zij een' spiegel gebruikt?) dat zij verre boven hare medezusters uitschittert, valt zij, hoe zedig van manieren, elk in het oog. Haar gelaat is het zuiverste ovaal, Vriend!

dat gij ooit gezien hebt. - Hare bruine lokken zacht gekruld schijnen zich tegen de wreede kunst te verzetten, en vertoonen door sluikswijze kronkelingen de natuurlijke schoone en zachte golving. Haar voorhoofd is zoo edel en keurig van bogt, dat, zoo 'er aan de schedelleer van Prof. GALLeenige waarheid is, dezelve tot een zeker merkteeken verstrekt van het verblijf der edelste hoedanigheden van het menschelijk verstand, van eene goddelijke verhevenheid.... Hare oogen, ô mijn Vriend! derzelver opslag wenschte ik mij te kunnen beschrijven.... Ingetogene vrolijkheid, gulhartigheid, edelheid, alles schittert u uit dezelve tegen. Derzelver zedigheid beveelt eerbied;

derzelver vrolijkheid verdrijft alle zwaarmoedige denkbeel-

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(21)

den; - de gulhartigheid trekt allen tot zich - terwijl de edelheid eene verhevenheid van gevoelens inboezemt, die zelfs alle beginsels van onedelen hartstogt moet uitdoven. Het overige van het aangezigt en bovenal de fraai gevormde mond doet niets, dan zedigheid, dan liefelijkheid, niets dan bevalligheid reeds stilzwijgende verwachten; maar als zij spreekt, dan, dan heeft men een denkbeeld van hoogere dan menschelijke volmaaktheden. 't Is nu naauwelijks eene week geleden, dat ik mijne kennis met haar vernieuwd heb, daar ik haar inFelix aantrof met hare Mama;

gij kent haar, die oudeCoquette.... ô In welk licht verscheen daar dat bevallig voorwerp. Daarna heb ik haar nog eens aan het huis van den HeerVANNES

aangetroffen; en eigenlijk de meeste kennis met haar gemaakt in dePlantagie, bij gelegenheid van zeker Vuurwerk en Conçert. Haar broêr Koo bragt haar mede. En ik plaatste mij aan de ander zijde naast haar. Gelijk het gewoonlijk met die soort van spektakels gaat, de voorbereidsels duurden lang. Zelfs eer de Heeren

Muzijkanten bij elkander waren en de snaren gesteld hadden, verliep 'er vrij wat tijd.

Maar ik zou niet gemerkt hebben, dat zij reeds speelden, zoo mij SUSEBRONKHORST

niet, toen de eerste Symphonie reeds een gedeelte heen was, daarop opmerkzaam gemaakt had. Zoolang praatte ik met haar over algemeene zaken, die zij echter op eene ongewone wijze behandelde.

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(22)

Bij alles heeft zij, ongemaakte aanmerkingen, die ongezocht wel ter snede komen, en uit haar' mond meer ingang hebben, althans bij mij, dan dat zij uit dien van een' ernstigen Wijsgeer komen. Maar ik blijf u misschien te veel in algemeenheden hangen, gij verlangt iets bijzonders te weten, om over haar te oordeelen. Goed, mijn Vriend! Laat u dan het volgend staaltje ditmaal genoeg zijn.

Na dat de Symphonie geëindigd was, werd het Vuurwerk aangestoken. In één oogenblik steeg eene verbazende menigte vuurpijlen in de lucht.... De raderen draaiden.... Honderde luchtbollen rezen in de hoogte.... In het kort de nacht werd bijna in dag herschapen, en alle de voorwerpen waren op eene bijzondere wijze verlicht. De groote menigte schreeuwde, toen het grootste rad, omringd door verscheide anderen, eene prachtige vertooning maakte. - En honderde bravo's, bravo's weêrgalmden door de lucht. Ik was nieuwsgierig, welke uitwerking dit op het hart van het bekoorlijke meisje maakte - en daar de uitdrukking van haar gelaat wat twijfelachtig was, althans geene groote máte van verrukking uitdrukte, vroeg ik haar, of dit schouwspel haar niet beviel.

Zij: Ja, mijn Heer! ik verwonder mij over de geestige en kunstige uitvinding....

maar dat luidruchtig gejuich is niet zeer van mijn' smaak.

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(23)

Ik: 't Is toch hier beter gepast dan in den Schouwburg, wanneer de aandoenlijkste en fraaiste passages door een woest geschreeuw en gestamp worden afgebroken;

en men eer zou meenen zich onder een horde van Wilden, dan in het midden van beschaafde Menschen te bevinden.

Zij: Gij hebt groot gelijk; al de illusie, die een stuk verwekt, wordt door dat uitzinnig getier, veelal van onkundigen, maar die voor kundigen willen doorgaan,

weggenomen. Ik stem u ook toe, dat het hier beter voegt: dit is een fraai divertissement voor groote kinderen.

Ik: Hoe meent gij dit? Mejuffrouw!

Zij: Gij vraagt naar den bekenden weg, mijn Heer! - Ik meen volwassen menschen, met het verstand van kinderen. Laat aan een klein kind een menigte kleine lichtjes zien, dan zal het ook tieren van blijdschap....

Ik: Vindt gij dan toch niet iets fraais in dit zamenstel van kunstvuur?

Zij: Zeker, mijn Heer! maar gelooft gij, dat die zware bravo-schreeuwers daar om denken,... maar laten wij 'er van afstappen.... Ik had anders nog veel meêr 'er van te zeggen: maar gij zoudt mij wel voor een snapster houden, en als of ik wijsheid uitkraamde.

Ik: Dan zoudt gij 'er op een' anderen toon over moeten spreken. Ik geloof waarlijk, dat gij geen liefhebberij hebt in dit spektakel.

Zij: Gij raadt niet geheel mis.

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(24)

Ik: Maar mag ik dan niet weten, wat 'er u in tegen staat.... Zijn die gedurig veranderende en verwisselende nuances van kleuren niet schoon?...

Zij: Zeer schoon, zeer schoon....

Ik: En gij vindt toch geen behagen in dezelve.... Mag ik weten waarom?

Zij: Och het komt hier niet te pas, dat ik het u zeg. Ik heb zoo mijne zonderlinge idées.

Ik: Gij maakt mij regt nieuwsgierig. Als 'er iets zonderlings, als 'er iets ongepast in uwe idées zijn kan, (hier grimlachte zij onbeschrijflijk bevallig) zou het misschien voor een dier Bravoschreeuwers of Rottingstampers zoo zijn, maar voor mij niet....

Zij: Och 't is maar een zoo opgekomen idé, dat zich van mijnen geest dezen avond meester maakt....

Ik: En daarom toch zeer juist zal zijn.

Zij: 't Is waarlijk niets bijzonders... wie weet, of niet honderden met mij hier het zelfde hebben, althans ik ken velen mijner Vriendinnen, bij welke, zoo zij dezelfde ontmoeting, als ik, heden morgen gehad hadden, hetzelfde denkbeeld zou oprijzen.

Ik: 't Moet toch iets zijn, dat u eenigen hinder doet (want ik zag, dat haar gelaat eenigzins betrok).

Zij: Gij rust niet voor dat gij het weet. Hoor dan. Ik zal het u kort zeggen. Heden morgen kwam eene Vrouw uit deGoudbloemstraat

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(25)

bjj ons aan huis. 't Was eene Weduwe van omstreeks vijf en dertig jaren, die met zes kinderen was blijven zitten, waarvan het oudste nog geen tien, en het jongste pas een half-jaar oud was. Zij had als kindermeid bij mijne ouders gediend, toen ik nog zeer jong was. Deze ongelukkige Vrouw werd nu door een' onbarmhartigen schuldeischer gedreigd, om uit haar goed gezet te worden, om een schuld van vijfhonderd guldens. Zij kwam bij Papa om die te leen te verzoeken... maar... (hier zweeg zij). Diep, zeer diep bewogen was ik bij die weigering.... Den geheelen dag heeft mij de droevige staat van deze Vrouw gekweld.... En zij blijft mij gedurig voor den geest zweven. ô, Dacht ik, reeds zoo dikwijls, hoe vele honderden worden hier aan een toch waarlijk niets beteekenend vermaak, in weinige oogenblikken, opgeofferd, waarvan een gedeelte genoeg zou zijn, om mijn ongelukkige DAATJE

VELDHUIZEN, met hare lieve kindertjes, te redden.... (en hier zag ik bij het licht van het vuurwerk, dat de oogen van het beminnelijk meisje vochtig werden) maar laten wij 'er van afstappen....

Ik was aangedaan, en zocht zonder te antwoorden een visite-kaartje uit mijn' zak en schreef daar op den naam der Weduwe en hare woonplaats. Dit ontglipte hare aandacht niet: zij scheen te begrijpen, wat ik voorhad. Zij zweeg: en zoo Koo op het oogenblik hare aandacht niet naar

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(26)

elders heen geleid had, zou zij mij waarschijnlijk iets gevraagd hebben,... maar deze wees haar op de prachtige Illuminatie, die nu op dit gedeelte van het Vuurwerk volgde, en 'er bood zich geene gelegenheid aan, om verder met haar te praten.

Gij begrijpt intusschen wel de reden, die ik gehad heb, om dien naam op te schrijven.... Gij kunt wel raden, wat ik gedaan hebbe... maar ik twijfel FRANS! ik twijfel, of de zucht, om iets behagelijks in de oogen van de aanbiddelijke SUSEte doen, of de weldadigheid het meest aandeel in dit mijn bedrijf hebben... maar behagelijk kon ik in hare oogen daardoor niet worden, want ik heb gezorgd, dat het geld op een briefje op den Kassier van een mijner Vrienden, (want mijn eige Kassier wilde ik niet gebruiken) bezorgd is - en daarmede afgedaan. Genoegen, ja, genoegen zal het hart van SUSANNA, wanneer zij het verneemt, daarover hebben, maar uw Vriend zal 'er niet dieper door deelen in de gunst van het bekoorlijkst meisje, dat hij kent.

Schrijf mij eens, hoe gij het maakt; en, wat u dunkt van het schilderijtje, dat ik voor u opgehangen heb. - En, geloof mij,

Uw' bestendigen Vriend

W.

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(27)

PS. Ja nog iets van SUSE. Ik heb haar voorgeslagen om toekomende week met haar in den Schouwburg te gaan. Men geest 'er JACOBSIMONSZ.DERIJK. En zij heeft het mij toegestaan. - Roept gij nu niet - Bravo!

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(28)

Derde brief.

Mejuffr. Susanna Bronkhorst aan Mejuffr. Charlotte Elzevier.

Amsterdam, 6. October.

LIEVEVRIENDIN!

Gij zijt wel wat traag in het schrijven, maar gij behelpt u met de verschooning, dat 'er bij u zoo weinig voorvalt, dat mijne aandacht verdienen zou. Uwe laatste brief was bijna geheel één excuus van die soort. Gij moest liever maar zoo heen schrijven over de kleine gevalletjes, die gij zoowel, als ik, zult hebben. Maar ik ben misschien nog grooter liefhebster van de pen te gebruiken dan gij; en daar ik nog al dikwijls daartoe gelegenheid heb, omdat ik te huis zijnde veel alleen zit, kan ik aan die liefhebberij wel voldoen. Ik hoop maar niet, dat ik het u te lastig maak. Nu daarvan een kleine wenk, en ik zal mijne neiging wel weten te onderdrukken. Ik zal het 'er nu nog maar voor houden, dat mijn schrijven u niet geheel onaangenaam is.

Ik ben dan voorleden Zaturdag in dePlantagie geweest, en heb het Muzijk en het Vuur-

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(29)

werk bijgewoond, ondersauvegarde van broêr Koo en den Heer WALRAVEN. (Hier laat zij wegens het Vuurwerk en haar gesprek met WALRAVENeen verhaal volgen, 't geen, schoon in haren stijl, te veel overeenkomst heeft met het berigt van WALRAVEN,om hier herhaald te worden, en vervolgt op deze wijze.) Maandag zat ik alleen thee te drinken, en LISEkwam boven, mij verhalende, dat die Weduwvrouw uit deGoudsbloemstraat beneden was, en mij voor een oogenblikje wenschte te spreken. Laat DAATJEmaar boven komen, zeide ik, en binnen weinige oogenblikken was zij in mijne kamer. Ik verlangde, dat zij zou gaan zitten, want ik mag niet gaarne de menschen zoo bij mij laten staan, en kan niet wel met een: Wel nu, wat is uw boodschap? beginnen. DAATJEging zitten, en ik zag, dat haar gelaat veel vrolijker stond dan eergisteren.... ‘ô Mejuffrouw!’ zeide de vrouw, en hare oogen wierden nat van tranen, ‘ô Mejuffrouw! ik hoop, dat gij niet kwalijk nemen zult, dat ik nog eens bij u kom, maar ik had u eergister zoo lastig gevallen met u mijne droevige

omstandigheden te verhalen.... en daar ben ik, God zij geloofd, met mijne kindertjes nu uit gered!... en dat moest ik u vertellen, omdat ik weet, dat gij mij zoo lief hebt, en omdat gij mij, of het mij wat helpen kon, tien dukaten gegeven had uit uw eigen zak...

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(30)

Ik gaf haar geen' tijd om uit te spreken: Hoe zijt gij geholpen en door wien toch?...

ALIDA: Dat ik geholpen ben, weet ik, daar mij een brief bezorgd is, met een Kassiers briefje van zes honderd guldens, daar ik maar vijf honderd guidens noodig had, maar van wien de brief kwam, weet ik niet... en dus niet, aan wien ik dankbaarheid verschuldigd ben... Ik kwam u nu voorts verzoeken, om u de tien dukaten, die gij mij geleend hebt, en ik nu gelukkig zoo spoedig terug kan geven, weder te nemen...

Ik: Hoe, ALIDA! denkt gij, dat ik u dat geld geleend had... neen! neen! 't was waarlijk weinig genoeg, om een geschenk te zijn, ik had niet meer bij kas.... Dus daarover geen woord meêr. Doe daarmeê wat u goed dunkt... maar, eilieve, verhaal mij wat van de groote zaak, van dat present van zes honderd guldens.

ALIDA: Ik heb gedacht op Mejuffrouws Papa. Hij was zeker eergister morgen wel niet zoo tegen mij, dat ik het van hem verwachten kon... maar zulke groote luî hebben somtijds het hoofd zoo vol. En men moet, als zij dan eens wat onvriendelijk zien, dat juist daaraan niet toeschrijven, dat zij ons niet willen helpen....

Ik: Hebt gij den brief die bij het kassiers briefje was?

ALIDA: Zou ik niet Juffrouw! Ik heb hem

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(31)

bij mijn hart gestoken... en kan hem niet zien, zonder te schreijen van vreugde. Daar is hij... Ik las daarop het volgende Biljet, door eene mij onbekende hand geschreven, dat ik naderhand gekopieerd heb, en nu hier maar in zal vlechten, daar het kort is.

‘Aan ALIDAVELDHUIZEN.

Ik ben in het zekere onderrigt, dat gij in groote verlegenheid zijt om 5 à 600 guldens. Daar ik die thans gelukkig missen kan, en daardoor eene Weduwe met hare zes kinderen voor groot ongeluk bewaard wordt, zend ik u hier ingesloten een kwitantie op den Kassier BRUGMANSen Comp.

ter waarde van ƒ 600-:-: Lat dezelve door een vertrouwd persoon morgen ontvangen: en ik hope, dat God geven zal, dat gij daarmede zult gered zijn. Doe geene nasporingen, wie de zender is, want zij zullen vruchteloos zijn, maar geloof dat ik ben

Uw toegenegen Vriend, T.’

‘Zou het ook van mijn Heer Koo zijn,’ zeide Alida: maar alle nasporingen, schrijft de Heer, zullen vergeefs zijn. Ik kan voor mijnen weldoener niets anders doen,

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(32)

dan God bidden, dat hij hem dat vergelde, hetwelk hij aan een ongelukkige Weduwe gedaan heeft: die, zonder die hulp, met hare kindertjes op straat zou gezet geworden zijn, en nu in staat is, om, als eene eerlijke vrouw, door de wereld te komen... Maar, Mejuffrouw! zoo het uw Papa, of uw broeder Koo eens was?’...

Ik: Ik geloof het niet... maar geef mij voor dezen avond den brief: morgen zal ik hem door den knecht in een couvert aan u laten terug brengen. Ik moet daar, onder het soupé, een aardigheid van hebben;.. met zekere huiverigheid gaf mij ALIDAden brief over... ‘Ik krijg hem, dan morgen ochtend zeker weêr,’ zeide de Vrouw: ‘want ik zal hem in mijn kabinet bewaren, om, aan mijne kinderen, als zij groot worden, te laten zien, hoe God mij, toen ik in de uiterste verlegenheid was, door een braaf mensch heeft laten redden.’

ALIDAvertrok: gij kunt wel raden, wie ik voor den schrijver van den brief, en den zender van de zes honderd guldens houde. Ik zag wel, dat hij een oogmerk had, toen hij den naam der vrouw, hoe bedekt hij zulks ook deed, opteekende... maar zoo... WALRAVENis 'er niet voor, om iets ten halve te doen. 'Er zijn wel vele

menschen, (ik spreek van die kunnen, uit hoofde van hunne aanzienlijke middelen) die wat willen doen, die ook

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(33)

wat doen, maar het blijft meestal bij gedeeltelijke weldaden; half werk, dat genoeg is, om de menschen niet te doen bezwijken, maar te weinig, om hen eens fiks op te beuren. WALRAVENheeft dit zeker gedaan, ik dacht zelf, dat de brief van zijne hand was, maar de uitkomst heeft mij het tegendeel geleerd. Maar nu moet gij met mij aan het soupé bij Papa, Mama en broêr Koo.

't Was alles zeer statig. Mama sprak van haar pijn in 't hoofd en haar slechte appetijt. Papa was buiten zijn humeur, om dat de Duitsche Post zoo laat was aangekomen, en Koo maakte, dat hij zijne portie kreeg. Ik praatte ook niet veel, zoo lang als de knecht achter tafel was, maar toen die heen was, viel het volgend gesprek voor.

Ik: W e l K o o ! je moet een ruime kas hebben....

Koo: Waarom? Dan weet gij meer dan ik, SUSE! -

Ik: Die zoo maar in eens zes honderd guldens aan een arm mensch weggeeft....

Koo: Ik versta u niet, SUSE!...

Ik: (den brief voor den dag halende) Zie hier eens, wat staat in dezen brief aan Vrouw VELDHUIZEN...

Mama: Foei, SUSE! wat zijn dat voor bagatellen, ik hoor niet graag van arme luî spreken, en dan die brieven aan tafel...

Papa: Houdt die Vrouw VELDHUIZENmet

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(34)

haar getalm, om vijf honderd guldens te leen te hebben, nog niet op?

Ik: Ja Papa! ja Papa! Die goede Vrouw is gered... niet waar, Koo! zij is gered....

Koo: (den brief nederleggende) Maar niet door mij, SUSE! Die brief is niet van mij.

-

Papa: Laat mij dien brief eens zien.

Ik: Dien brief, Papa! heeft DAATJEgisteren van een onbekenden gekregen...

Papa: (na de lektuur, mij den brief terug gevende:) 'Er zijn bekende en onbekende gekken.

Ik: Papa! houdt gij dan die weldaad voor het bedrijf van een gek.

Papa: Wel het verschilt de helft niet. Zoo kan men gemakkelijk uit zijn goed komen...

Mama: (half geeuwende) SUSE! laat ik dat schoone stuk eene zien... (den brief met afkeer op een' grooten afstand houdende) Ma foi! un coup de Theatre - charmant... charmant... Dat zou juist een Heer naar den smaak van SUSEwezen...

Daar kind! bewaar dat wonder van zijne Eeuw wel...

Koo: (den brief nog eens inziende) Ik wou, dat ik maar wist, wie de schrijver van den brief is...

Ik: Kent gij de hand niet, Koo! -

Koo: De hand is mij onbekend... maar ik kan wel gissen wie het gedaan heeft.

WALRAVENen geen mensch anders - maar niemand zal 'er achter komen.

Ik: Is het dan zijne hand niet?

Koo: Neen, zie maar, dat is een briefje,

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(35)

dat bij mij voorleden week geschreven heeft - Dat is een geheel andere hand.

Ik: ô Ja!

Mama: WALRAVEN... WALRAVEN... is dat die Student in de Regten?... ô die heeft particuliere begrippen... Ik heb hem eens met den Heer RADEMAKERhooren disputeren, over hetpoint d'honneur, maar hij heefe zulke platte alledaagsche, gemeene idéen.

Koo: Met uw permissie, Mama! 't is een brave Jongen,...

PAPA: (onderwijl dat hij zijne pijp kreeg, want, hoe zuur Mama ziet, zoo ver kan ze uit Papa het Hollandsche niet krijgen, of hij moet na den eten zijn pijpje hebben) De Heer WALRAVEN, of wie zulke grillen uitvoert, als maar zes honderd guldens aan eene Weduwe in deGoudsbloemstraat weg te smakken, hoû ik voor een ellendig sinancier in deze dagen... Heerlijke sentimenten... zoo als Mama wel zegt, op het Theater, maar in de dagelijksche wereld gaat dat zoo niet.... Hoor, Koo! als gij mij plaisier wilt doen, dan wat weinig te converseren met den Heer WALRAVEN, of hoe die onbekende heeten mag. Dat men op biddag een greep of eenig guldens te gelijk in het Collectezakje gooit, dat is zoo stijl... maar aan eene enkele vrouw, die men naauwelijks dan bij naam kent, zes honderd guldens zoo in eens te geven... is meer dan goed.... Stel eens, ik had het gedaan: dan zou het nog zoo razend

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(36)

niet zijn... het mensch had ons trouw en wel gediend: ik had gister morgen zelfs wat spijt, dat ik haar ten minste niet een hand vol zest'halven gegeven had... Nu ik zie gaarne zulke milde luî; mits dat zij mij niet te na bestaan. Mijn Vader zaliger heeft mij altijd geleerd: men moet zoo geven, dat men gevende kan blijven. Men moet geen koeijen met horens geven.

Mama: Stap toch van dit miserabel discours af. Ik ennuyeer mij doodelijk... of permitteer, dat ik mijabsenteer naar mijn kamer... (en hier volgde het

goedenacht-kompliment) Toen Mama vertrokken was, verstoutte zich Koo ook, om eene pijp te stoppen, en Papa vervolgde zijn onderwerp: Men wordt zoo dikwijls kwalijk onderrigt. 't Is meestal geld in het water gegooid. En leenen, ja daarvan heb ik leergeld gegeven.

Koo: Neen! voor leenen aan behoeftige menschen ben ik niet, ik geef het liever weg, dan denk ik 'er niet weêr om.

Papa: Maar van dat weggeven komt ook niet.... Wat zegt gij, SUSE! gij spreekt geen enkel woordje meêr.

Ik: Och, Papa! wat zal ik zeggen; ik zat maar zoo wat te luisteren. Ik denk over vele van die dingen heel anders, en daarom is het beter, dat ik zwijg, dan dat ik met u of Mama in woorden raak.

Papa: Ja! ja! ik heb spijt genoeg, dat ik u

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(37)

naar denHaag bij die Madam GIBBONgestuurd heb. Die heeft een heel ander meisje van je gemaakt, dan ik verwacht of gehoopt had. Gij hebt het hoofd vol van grillen, om voor de weldadige en edelmoedige te spelen... maar, lieve SUSE! daar komt men 'er niet meê. 't Is waar, gij hebt zoo wat een aardje naar je Mama zaliger... die was ook juist niet heel vast aan het aardsche.... Mijne huishouding was toen minder brillant dan tegenwoordig... maar zij plukte mij, vooral 's winters, niet voor zich zelve, maar voor hare armen.... (Ik stond op, omdat ik voelde, dat ik wat warm werd...) ga je nu al naar bed, SUSE! -

Ik: Ten minste naar mijn kamer, Papa! Mijne Mama was een heele brave vrouw, en ik zal God danken, als ik eens zoo worde als zij... de tranen begonnen over mijne wangen te vloeijen;... en ik kon naauwelijks behoorlijk Papa en broêr Koo een' goeden nacht wenschen.

Om mij wat op te luchten ging ik dezen nog aan u, mijne lieve! schrijven.... Vindt gij ook de daad van WALRAVEN, of van wien het is, eene daad van een half dwaas mensch? Ik in het geheel niet.... Lieden van een bekrompen denkwijze omschrijven al hunne daden met een passertje van eigenbelang, en ze wegen alles, zoo, zoo naauwkeurig op goudschaaltjes, dat zij nooit tot een' edelmoedigen

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(38)

stap kunnen komen. Men heeft ten nadeel van mijne lieve Mama en genoegzaam in één adem ook ongunstig van onze lieve Juffr. GIBBONgesproken... ik ben dus misschien in een wat al te gemelijke luim gebragt, om regtvaardig te zijn. - Ik ben toch regt nieuwsgierig, of WALRAVENde man is, die ALIDAgered heeft. Toekomende week zal ik hem in de Komedie spreken, maar ik bid u, lieve LOTJE! hoe zal ik het uit hem krijgen! 't Is eene zoo teedere zaak, iemand naar zijne weldaden te vragen....

Maar ik heb nog den tijd in de ruimte om te bedenken, hoe ik het aan zal leggen. Ik wenschte, dat gij WALRAVENvan nabij kende. 't Is een aardige jongen; hij intresseert zeer... maar hij heeft iets ernstigs voor zijne jaren, dat niet uit gemaaktheid voortkomt, maar toch allen behalve hem kwalijk zou staan. Ik heb... hoe zal ik het beter noemen, dan zeker ontzag voor hem: en hij is toch geheel niet ontzaggelijk... maar het zou mij toch ontschieten, zoo ik het 'er niet uitkreeg, als hij de man is.... Doch wat raakt het mij ook in allen gevalle, of hij of een ander die daad bedreven heeft. - Mijn lieve ALIDAis gered... Dit is immers genoeg.

Nu, lieve LOTJE! vaarwel. Schrijf mij uw gevoelen eens over dit historietje... dan hebt gij ten minste stof. - Ik ben en hoop altijd te blijven

Uwe toegenegen SUSE.

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(39)

Vierde brief.

Mejuffr. Charlotte Elzevier aan Mejuffr. Susanna Bronkhorst.

den Haag, Zaturd. 10. Oct.

WAARDEVRIENDIN!

Ik kan naauwelijks uitdrukken met hoeveel genoegen ik uwen laatsten van den 6den dezer gelezenheb. Alles, alles wat u betreft, is mij belangrijk. En zulke brieven vergoeden mij eenigzins het groot gemis, dat ik door uw vertrek lijde. Dikwerf hebt gij gezegd: ‘dat ik nooit treurig kan zijn’... en dat is nog wel zoo; maar zoo 'er iets in de wereld mij droevig maken kon, dan is het uw vertrek. Blijf, ik u dan, voortgaan met mij dikwijls en veel te schrijven.

Zoo ik niet vreesde dat gij boos op mij zoudt worden... ja het moet 'er maar uit...

Die WALRAVENmoet dan een heel aardig jonkman zijn... Pas op uw hart, SUSE! - of WALRAVEN, de zedige, de bescheide, de weldadige WALRAVENgaat 'er meê op den loop.... Ik zit zoo in mijn eenigheid te lagonen, als ik 'er aan denk, dat misschien mijne liefste Vriendin, eer dat zij het zelf weet,

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(40)

het net over het hoofd zal hebben. Wat hebt gij mij dikwijls, als ik, zoo lagchende van het rolletje praatte, dat wij op het tooneel van de wereld spelen zouden, en ik, zoo al badinerende, want ik meende 'ergeen een van, dezen of genen gnappe Jonge Heer voor u ofvoor mij schikte, wat heb ik u dan dikwijls, met een heel effen gezigtje, mij hooren toevoeren: ‘LOTJE! LOTJE! zulke praatjes bevallen mij niet... wij zijn veel te jong, om aan het huwelijk te denken... wat gaat ons nog de andere sekse aan. Ik houde het huwelijk voor eene zoo gewigtige en ernstige zaak, dat ik, hoe zeldzaam 'er ik ook aan denke, dan altijd zekere huiverigheid gevoele, en dezelve meer als een' noodzakelijken dan als een' gelukkigen stand beschouwe, en dat althans het verstand veel meer rijpheid, dan van onze jaren gevorderd worden kan, moet hebben, wanneer men zich daar van eenig geluk kan beloven.’ Nu hoe gaarne ik u ook zou willen plagen; ik zal 'er van zwijgen, omdat ik anders misschien van u niet hooren zou, of WALRAVENin waarheid de man is, die uwe ALIDAgered heeft.

Gij zult toch wel willen gelooven, dat ik aangedaan was bij dat gedeelte van uw' brief... ja onder het lezen van den denzelven deelde ik in alle uwe aandoeningen.

En wat werd ik bitter boos op uwe Mama, die niet verdient, dat zij dien naam draagt...

uwe Papa...

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(41)

ja hoe zal ik u best van hem schrijven, zonder dat gij het kwalijk neemt - uwe Papa speelt dan ook een bedroefde nare rol... hij vertoont waarlijk den Hollander van de slechtste zijde. ô SUSE! hij moet, toen hij met uwe lieve Moeder getrouwd was, een heel ander man geweest zijn. Althans, als uwe Moeder, die vrouw geweest is, zoo als gij mij haar altijd beschreven hebt, zou die een' man van zulke gevoelens niet hebben kunnen dulden;... De oude Heer is aan het achter uit leeren... en als, bij zijne pijp na den eten, hem geen beter denkbeelden invallen, mogt hij wel wat vroeger van het tooneel verdwijnen;... want Koo leek heel zoetelijk die lessen van zijn' Papa aan te hooren. Meid, pas toch op uw' broeder, dat die van die ellendige laaghartige gevoelens niet overneemt!

Zoo onder het schrijven valt mij in, SUSE! dat wij vrouwen, ik zal ons zoo eens tituleren, van veel meer belang voor de Heeren Mannen zijn, dan Hun Ed. Gestr.

zich wel inbeelden. Ik geloof inderdaad, dat, als wij het 'er met verstand op toeleggen, wij bijna van de mannen kunnen maken, wat wij willen. Zij zijn als was in onze handen.... En twijfelt gij - zie maar uw Heer Papa. Wat hebt gij mij wel verteld van zijne liefdadigheden, zoo aan zijne dienstboden, als aan de armen in het algemeen, toen uwe Moeder hem dagelijks tot die edele werken aanspoorde, on-

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(42)

der wier verstandige huishouding de brille, naar mate van den hoogen staat, waarin gij leeft, gering was, - en nu is hij getrouwd met eene oude Coquette... die geen ware menschlievende, of eigenlijk geene beginsels heeft, die hem in al den omslag der groote wereld medevoert... en wat is hij nu?... Alle zijne edele en liefderijke daden zijn met uwe Mama, die 'er de ziel van was, in het graf gedaald - en hij is lager gezonken, dan hij was voor zijn huwelijk met uwe Mama. - Toen stond hij waarschijnlijk in de schaal van Menschelijke waarde eenige graden boven

middelmatig en nu begint hij... maar ik zal hem sparen, omdat ik zeker anders van u krijgen zou. Zweeft de geest van BRAMnog gestadig over de groene oppervlakte van de biljard-tafel... of zit zijn ziel in het eindje van zijn karrewas. Ik denk, dat Koo hem wel ras volgen zal, of gij moet door WALRAVENop hem laten passen. Ik geloof, SUSE! dat veel jongens tot niets beduidende wezens worden, omdat het hun aan goede voorbeelden ontbreekt. Als het klimop geen stam aantreft, om zich bij op te beuren, dan blijft het langs den grond kruipen.... 'Er zijn maar weinige oorspronkelijke sterke geesten, in den goeden zin van het woord: ik meen daar meê zulke, die op zich zelve kunnen staan, en niet noodig hebben, om nu of dan, op de eene of andere wijze, ondersteund te worden.

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(43)

Maar mij dunkt, lieve Vriendin! als gij Koo ter dege WALRAVENaanbeveelt, dan behoeft gij juist niet als zijne Gouvernante teAmsterdam te blijven. Althans, gij hebt zoo weinig aan het gezalschap van uwe Mama, en zij zoo weinig aan het uwe, dat gij moest maar, hoe eer hoe beter, en eer het ijs in het water raken mogt, in den Haag komen. Gij weet, hoe welkom gij mijn Papa en Mama beide zijn zult. Waarmede zult gij dien heelen langen winter teAmsterdam doorbrengen? Gij moet maar eens op den haak slaan. En zoo gij merkt, dat het glijden zal bij uw Papa, schrijf dan maar: ik kom. Want Mama wil u zeker lozen; gij zit haar inFelix, in de Komedie, op deAssemblées, in huis, overal zit gij haar in den weg. En geen wonder. Zij moest nog minder verstand bezitten, dan zij bezit, zoo zij niet begreep, dat alle de schoonheden der kunst voorbijgezien worden, als de schoonheid der natuur zich vertoont. Wat is de fraaist geschilderde morgenstond van KAREL DUJARDIN, die in Papa's kamer hangt, wanneer wij dien vergelijken bij de heerlijkheid van den morgenstond, zoo als wij dien meermalen van ons slaapvertrek op ons buitenverblijf aan den Bezuidenhoutschen weg zagen aanbreken.... En nu wil ik de gebrekkelijke kunstmachine van uw mama's schoonheden, schoon 'er de kleuren niet aan gespaard zijn, niet vergelijken bij volkomen natuurlijke bevalligheden van eene vriendin,

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(44)

die het mij zeker kwalijk zou nemen, als ik voortging met schrijven.

Nu wat zegt gij? SUSE! kom in het laatst van November of in het begin van December. Zoo gij vroeger kondt komen, zooveel te liever, maar ik durf dat niet hopen, .. vooral niet zoo de vriendschap tusschen u en zekeren Heer WALRAVEN

zoo ernstig werd, dat dezelve voor eene poos de plaats besloeg van die, waarin zij zoolang deelde, die altijd hoopt te blijven

Uwe getrouwe Vriendin CHARLOTTE.

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(45)

Vijfde brief.

Mejuffr. Susanna Bronkhorst aan Mejuffr. Charlotte Elzevier.

Amsterdam, 30. Octob.

WAARDELOTJE!

Om u te toonen, dat ik mij niet aan uwe aanmerkingen, ten aanzien van WALRAVEN, stoor, zal ik op den zelfden voet voortgaan met in te schrijven, en dat geloof ik, zal het beste bewijs opleveren, dat die zwarigheid voor mijn hart niet plants heeft, waarvoor gij u zoo beducht aanstelt. Ik dacht best, mijn' brief maar zoo te beginnen, om u vooraf gerust te stellen, dat, schoon ik in dezen u weder veel van dien Jonkman schrijven zal, omdat 'er veel van hem te schrijven is, en hij, naar mijne gedachten, geheel niet is gelijk te stellen met honderden van zijne tijdgenooten, 'er echter niets van dat geen bij mij plaats heeft, hetwelk ik mij verbeelde, dat het geval in het hart van een meisje is, wanneer 'er, om eens zoo als de Duitschers zich uitdrukken, de GodAmor is ingeslopen. Eens vooral, LOTJE! ik geef u vrijheid, ten einde gij uw' geest, die levendiger is dan de mijne, vrij zoudt laten spelen,

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(46)

om zooveel van uwe kleine plagerijtjes, zoo omtrent WALRAVENals anderen ten mijnen aanzien, in uwe brieven te laten invloeijen, als gij denkt, dat uw' spotachtigen geest meest lucht kan geven... maar dit verzeker ik u eens vooral, en dat, bij onze Vriendschap, dat ik, zoo opregt, als ik u nu kan verzekeren, dat alles, wat ik voor WALRAVENgevoele louter hoogachting is, u even opregt en zonder omwegen schrijven zal, als ik dat geen voor hem, of voor en ander, meen gewaar te worden, dat liefde is. - Tot dien tijd toe zullen dus alle uwe pijlen in het wilde verschoten zijn.

Waarlijk, meid lief! gij maakt het al vrij stout omtrent mijnen Papa en de overige van de familie met uwe aanmerkingen. Zij zijn wat al te... al te bijtend.... Papa heeft veel meer goeds, dan gij aan hem vinden kunt, dat zou u een onbevooroordeelder persoon, dan zijne dochter, verzekeren. Hij was zeker omtrent ALIDAanders, dan ik hem wenschte, maar men doet zeer verkeerd, met het karakter van een mensch uit ééne daad op te maken. Luim en omstandigheid kunnen een goed mensch wel eens in een geheel verkeerd licht doen voorkomen; .. daarenboven is Papa altijd zeer tegen alles geweest, wat overdreven is, omdat hij daaruit meer kwaad dan goed, zoo als hij zegt, heeft zien geboren worden, en misschien heeft hij daarin gen groot onge-

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(47)

lijk. 't Zal mij niet ligt vergeten, hoe nog bij het leven van mijne lieve Mama, BRAM, die, toen hij een knaap van twaalf 12 à 13 jaar was, eene rare jongen was, een klein verjaardicht op Mama's 35steverjaring had bijeen gekrabbeld. 't Was nog al aardig, en 'er kwam althans een teedere regel in, waarbij den jongen de tranen in zijne oogen schoten. Mama was ook aangedaan... en gij kunt wel denken, hoe ik was...

maar Papa, die toen nog heel anders was dan tegenwoordig, nam toch den jongen ter deeg onder handen over dien regel, dien hij den naam vansentimentele malligheid gaf. Of dat nu zoo geweest is, al of niet, zal ik niet beslissen, maar BRAMwerd boos, scheurde het stukje in stukken, smeet de brokken op het kolenvuur, en ik geloof, dat hij een gelofte deed, om nooit weêr twee regels te maken... en sedert dien tijd verging hem de lust ook in het lezen - en hij heeft den lessenaar (behalve den tijd, dien hij machinaal op het kantoor moet doorbrengen) met de Biljard-tafel, en zijn Studeervertrekje met de Kolfbaan en de Manege verwisseld.... Van Mama zegt gij meer waarheid, evenwel ook wat al te gestreng, en dat zoo dikwijls met zulke inmengsels van loftuitingen ten mijnen aanzien, die, zoo ik u niet beter kende, uwe vriendschap bij mij verdacht zouden maken. Eilieve, laat daarvan, zooveel mogelijk, af. - En ontzie ook Mama: want, geloof mij, het heeft

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

(48)

te veel invloed op mij. Ik wenschte zelf, dat ik gunstiger over haar kon denken, en als ik dan van u een' brief gehad heb, waarin zij eenigzins belagchelijk voorkomt, dan is zij mij ongevalliger, dan anders. Ik verbeeld mij ook, dat Papa het merkt, dat ik geene groote achting voor haar heb. Dus, LOTJE! ontzie haar wat, al was het maar om mijnen wil. Voor Koo hebt gij een' besten leermeester opgezocht. Ik doe alles, wat ik kan, om hem in te boezemen, dat hij met WALRAVENtoch blijve omgaan.

Want, onder ons, dunkt mij, dat, hoe goed een jongen Koo is, hij wat al te min is voor WALRAVEN. Vrienden kunnen onmogelijk volkomen gelijk zijn in bekwaamheden, maar indien het verschil te groot is, zal het den meestbeteekenenden weldra beginnen te vervelen altijd te geven, zonder te ontvangen.

En zoo kom ik van zelf op het onderwerp der Komediepartij: Koo had de plaatsen in de balcon bezorgd, en ik zou van Mama verzeld geweest zijn, maar toen zij zag, dat 'er JACOBSIMONSZOON DERIJKzou gespeeld worden, veranderde zij van plan:

te meer omdat het maar een kleine ballet zou zijn, en mende Dankbare Zoon zou toegeven. ‘Dat zal een droevige avond zijn,’ zeide zij, een Vaderlandsch Historiestuk van Juffr.VANMERKENvooraf - eenBallet tusschen beide, dat niet eens genoemd wordt, en dan

Adriaan Loosjes Pzn.,Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik kan niet ontkennen, of, daar u de zaak toch heeft plaats gehad, 'er zich eene voordeelige zijde opdoet in de gebeurtenis, zoo als zij uitgevallen is, namelijk de wonde, die de Heer

dat wij ons niet weinig met de dwaasheden van dit mannetje diverteerden, bovenal Juffrouw W IMPJE en ik, want Mejuffrouw B RONKHORST en de heer W ALRAVEN waren het met elkander

De oude Heer BLOMMESTEYN bereikte nu volmaakt zijn oogmerk, en zag, voor den eerstkomenden Paschen, zijn' zoon JOHANNES WOUTER , met veel lof, tot lidmaat der kerke aangenomen,

meer, daar hij voor zich zelven overtuigd was van de gegrondheid harer aanmerking, dat zijne, lieve HILLEGONDA mogelijk daar door met lieden, wel in de kunst bekwaam, maar voor

Gaarne had vader L IJNSLAGER zijn' zoon met zich genomen, om hem de vreugdebedrijven van een zegepralend volk diep in den geest te prenten - evenwel hij gaf toe aan de

Af auri ts Li jnsl ager.. MAUIt IT8 LIJNSLAGER. Eene mengeling van aandoeni ngen vervuld: geheel hara zi el.. Het spreekt van zelf , dat Maurits.. MAIJI :ITk LllxsLAosa.

Het is zo natuurlijk voor eene moeder, haare verdrietelijkheden, vooral zo die een eenig kind tot oorzaak hebben, in den boezem eener zuster, die zo als gij mijne groote vriendin

taalen en uitlegkunde onderwijzende, andere pligten verzuimd had: zoude het mij niet bespottelijk ja verachtelijk gemaakt hebben, indien ik, mijn benaarstigende om der gemeinte