• No results found

J. Greshoff · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "J. Greshoff · dbnl"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

J. Greshoff

samengesteld door Gerrit Borgers, Pierre H. Dubois, Jan Hulsker, Jurriaan Schrofer en Ellen Warmond

bron

Gerrit Borgers, Pierre H. Dubois, Jan Hulsker, Jurriaan Schrofer en Ellen Warmond, J. Greshoff.

(Schrijversprentenboek 3). De Bezige Bij, Amsterdam / Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag 1963 (tweede druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/dubo001jgre01_01/colofon.php

© 2008 dbnl / erven Gerrit Borgers / erven Pierre H. Dubois / erven Jan Hulsker / Jurriaan Schrofer / Ellen Warmond

(2)

1

J. Greshoff

(3)

Inleiding 1

Ofschoon Greshoff zijn maatschappelijke loopbaan als journalist begon, was ‘de volmaakte overgave aan de schone letteren’, die hij zichzelf als levensdoel stelde, van het begin af aan de drang die hem dreef. Men kan in het midden laten welke motieven een biografische, grafologische, psycho- of andere analytische beschouwing daarvoor als verklaring zou aanwijzen, het feit op zich kan bezwaarlijk worden ontkend; niet alleen op grond van mededelingen van Greshoff zelf, o.m. in H e t s p e l d e r s p e l e n , maar vooral ook van de verschillende uitingen, waarin zijn persoonlijkheid zich achtereenvolgens manifesteerde. Men komt daarbij allicht ook enkele van de misverstanden op het spoor, welke er omtrent deze schrijver tot zijn ongeveinsde verbazing bestaan en die hij als een opmerkelijk fenomeen, waarvoor hij de verantwoordelijkheid van de hand wijst, met een allerminst ongevoelige maar sceptische en wijze onverschilligheid en in volstrekte gemoedsrust laat voortduren.

De schoonheid heeft van jongsaf het bestaan van Greshoff oppermachtig beheerst.

Zij was voor hem de werkelijkheid die alleen aan dit bestaan zin en rechtvaardiging kon schenken.

Door zijn aanleg en individualistische aard en onder invloed ook van de tijd waarin hij begon te schrijven - de eerste gepubliceerde gedichten dateren uit 1907 - was de jonge Greshoff in zijn levenshouding estheet, wat het besef verscherpte van het onderscheid tussen dichter en burger. Ondanks alle nuanceringen waartoe zijn individualisme hem verplichtte en in staat stelde, is hij aan die positie in wezen zijn leven lang trouw gebleven.

Maar vooral in de eerste jaren van zijn schrijverschap heeft een esthetische opvatting daarvan Greshoffs activiteit bepaald. Dat kwam niet slechts tot uiting in zijn vaak dandy-achtige kleding of in de romantische allure van zijn interieur, maar voornamelijk op een creatief plan in de vorm van zijn poëzie - verfijnd, gevoelig en zangerig, maar nog weinig persoonlijk -, in zijn grafische belangstelling, waarvan zowel zijn fraai, van arabesken voorzien handschrift getuigt, als ook de sierlijke en kundige etsen welke hij in die tijd maakte, en tenslotte in zijn geestdrift voor de typografie en in ruimer verband de bibliofilie.

Greshoff heeft in die jaren en incidenteel, maar bij herhaling, ook later nog, een duidelijk stimulerende invloed uitgeoefend op de verzorging van het boek in Nederland door middel van bibliofiele series, zoals ‘Zilverdistel’ en ‘Palladium’, met zijn vrienden P.N. van Eyck, J.C. Bloem en Albert Besnard, door het maandblad voor boekenvrienden ‘De Witte Mier’, en door zijn medewerking aan bijzondere uitgaven, waarvan o.m. de door J. van Krimpen verzorgde editie van de G e d i c h t e n van Jan van Nijlen een goed voorbeeld is.

Maar de esthetische aandacht voor het boek en voor de letteren vertegenwoordigt slechts één kant van Greshoffs verschijning en ook op andere wijze heeft hij zijn naam in de Nederlandse litteratuur gevestigd.

Biografie 1

1888 15 december: geboren te Nieuw Helvoet op het eiland Voorne. Woont achtereenvolgens in Den Helder, Den Haag, Rotterdam en Apeldoorn.

(4)

1905 Reis naar de wereldtentoonstelling in Luik en naar Spa. Op een kostschool te Oosterbeek en later te Voorburg.

1907 Gaat in Den Haag wonen. Reis naar Stuttgart.

1908 Plaatst eerste sonnet in ‘Neerlandia’. Verlaat de middelbare school. Als volontair verbonden aan het ‘Dagblad voor Zuid-Holland en 's-Gravenhage’, later aan ‘De Hofstad’.

1909 ‘Ernstig debuut’ in ‘Groot Nederland’. Reis naar Parijs. Redigeert met J.C. Bloem en P.N. van Eyck tot 1912 de reeks ‘De Zilverdistel’.

1910 Met Lode Baekelmans in de redactie van ‘Ontwaking en Nieuw Leven’

tot 1912.

1911 Reis naar de Ardennen. Tot 1912 een zeereis naar Marokko, Algiers, Tunis, Sicilië en Palermo.

1912 Mei: redacteur van de eerste reeks van ‘De Witte Mier’, maandschrift voor de vrienden van het boek, tot 1915.

1913 Met Emile Verhaeren naar München en Keulen.

1914 Voorjaar: naar Leipzig. Oktober: tijdens de oorlog terug naar Nederland.

1916 Door A. Roland Holst te Eemnes in contact gebracht met Matthijs Vermeulen, die hem tot medewerking aan de kunstrubriek van ‘De Telegraaf’

uitnodigt. Vestigt zich te Amsterdam.

1917 14 februari: treedt te Den Haag in het huwelijk met Agatha Christina Brunt. Verzorgt met Jan van Nijlen en J. van Krimpen de ‘Palladium’-reeks.

1918 November: via Londen naar Parijs. Woont als correspondent van ‘De Telegraaf’ tot zomer 1919 de vredesconferentie te Versailles bij.

J. Greshoff

(5)

2

Fragment van een grafologische analyse met aantekeningen van Greshoff zelf.

‘Ik ken en erken maar één richting: de Averechtsche. En deze volkomen natuurlijk, zonder een zweem van vooropgezetheid. Ik ben altijd zoo geweest. Zoodra anderen ook willen wat ik wil, wil ik het niet meer. Deze houding lijkt mij de enig juiste.’

(6)

6

3

Titelpagina van ‘Oud zeer’, waarin de vroegste gedichten, zoals ‘De ontmoeting’ [hier afgedrukt in een latere versie], werden opgenomen.

De ontmoeting

Ik heb oprecht verlangd u te begroeten.

En toch wordt dit een bitter zielsmoment:

Ben ik uw zoon? gij hebt mij niet herkend.

Zijn wij dan vréémden die elkaar ontmoeten?

Gij voelt niet hoe door al mijn aadren jaagt Een schichtig bloed, gij ziet niet hoe mijn oog Verblind wordt door een vlam; hoe heet en droog Mijn mond is die nochtans niet kermt of vraagt.

Ga nog niet heen, dit is de laatste kans:

Misschien gaan wij nu tegen elkaar breken, Een scherpe pijn, maar dàn kunnen wij spreken Met nieuwe woorden goed van warmte en glans.

Maar woorden, oud of nieuw, zijn zonder waarde De mond der mensen is slechts voor een zoen Gemaakt en lafaards hebben niets van doen In liefde's immergroene gaarde.

‘Dood en leven uit uw handen Neem ik zonder oordeel aan.

Alles accepteer ik: schanden, Arglist, angst en levertraan.’

[‘Gedichten 1907-1936’, blz. 63]

‘Aangezien ik behoudend geboren ben, bezat ik in mijn kindertijd reeds de kenmerken, welke mij in mijn jongelingsjaren verweten werden en waar ik, om mijn gelaat te redden, prat op ging in mijn onvolwassenheid.

Onnodige lichaamsbewegingen konden mij nimmer boeien.’

[‘De kunsten duren het langst’, ‘Het Vaderland’, 25 II 1956]

J. Greshoff

(7)

4

Als kind met zijn vader.

(8)

8

5

Een der eerste gedichten in handschrift.

‘Het verdient aanbeveling om, als ik pleeg te doen, de letters met sierlijke en geestige krullen te verlevendigen en tegelijkertijd te verfraaien. De leesbaarheid vertegenwoordigt geen enkel belang, als alles wat in betrekking staat tot de aartsvijand: het nut.’

[‘Het boek der vriendschap’, blz. 23]

6

Jeugdportret.

J. Greshoff

(9)

7

‘Mijn eerste opschrijfsels welke ik ten onrechte voor gedichten hield, stelde ik te boek na een reis naar Spa en omgeving ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling te Luik: Er staat mij vaag iets bij van van: 1905.... Ik zag betrekkelijk kort daarna voor het eerst iets van mijn hand in druk. En wel

“iets” dat in de verte op een sonnet geleek en waarschijnlijk van een goede vaderlandse gezindheid getuigde, want het verscheen in “Neerlandia”, het tijdschrift van het Algemeen Nederlands Verbond.’

[‘Het Vaderland’, 25 II 1956]

(10)

10

8

9

Het essay ‘Nieuwe etsers’ dat in 1911 met vele illustraties in druk verscheen.

‘Wie belangstelt in de nederlandsche etskunst, wie mee wil werken tot een herleving van de etskunst niet als aanhangsel van de in ons land domineerende schilderkunst, maar als een afzonderlijke, onafhankelijke uiting, met een eigen ideaal en eigen middelen, zal goed doen Van der Stok, niet uit het oog te verliezen, zooveel oorspronkelijk talent, zooveel practisch-technische kunst en zooveel goede, diep-ernstige bedoelingen, gaan niet verloren, beslist niet...’

J. Greshoff

(11)

‘De aanvankelijke beginselen van de grafische kunsten werden mij bijgebracht door een volleerd vakman als Jan Boon. Ik maakte enige prentjes in verschillende technieken, waaraan ik een vermelding te danken heb in de “Korte geschiedenis der Hollandsche schilderkunst”, welke Albert Plasschaert voor de toen nog jeugdige Wereldbibliotheek samenstelde.’

[‘Schrijven, lezen en prentjes kijken’, ‘De Gids’, aug. 1959, blz. 94-95]

(12)

11

10

Door Greshoff gemaakte ets.

J. Greshoff

(13)

11

‘De witte mier’, maandschrift voor de vrienden van het boek.

12

Brief uit het voorstadium van ‘De witte mier’, toen nog ‘De boekenwurm’ geheten.

‘In de loop der jaren heb ik de smaak voor dure en ongewone boeken verloren. Ik zweer nu bij Anchors en Pelicans. Doch nimmer vergeet ik de vreugde welke het “book beautiful” mij indertijd geschonken heeft.

Het zijn de bibliofilie, mijn nieuwsgierigheid, mijn voorliefde voor alles wat schaars en raar, wat buitenissig en onmogelijk is, die mij een prachtige, onvergetelijke vriendschap bezorgden.’

[‘Volière’, blz. 30]

(14)

‘Wanneer ik nu aan P.N. van Eyck en J.C. Bloem en de jaren van onze eerste vriendschap terugdenk, ben ik er mij van bewust dat het voor ons alleen een tijd van bittere ernst was. De litteratuur en wat daar ook maar in de verte mede in verband stond, was, wat ons betreft, een aangelegenheid van alles overheersend belang, welke alleen eerbiedig en met aandacht behandeld kon worden.’

[‘Volière’, blz. 204]

‘Uw strijd is, broeder, dien wij allen strijden:

Zoekende in liefde en vreugde duurzaamheid, De troost van 't blijvende in deze ijle tijden.’

[‘Aan Albert Besnard’ uit ‘Oud zeer’]

J. Greshoff

(15)

13

14

15

16

J.C. Bloem en P.N. van Eyck, met wie Greshoff tot 1912 ‘De zilverdistel’ redigeerde.

(16)

17

Albert Besnard en de uitgave van diens gedichten in de Palladium-reeks.

J. Greshoff

(17)

18

Brief van J. van Krimpen aan Greshoff.

‘De beperking vormde het wezen van Van Krimpens stijl en sproot dus natuurlijk voort uit zijn karakter. Hij was, en wenste te zijn, een beperkt man, hetgeen hem in staat stelde binnen de grenzen hem door zijn aard en zijn wil bepaald, het bijna volmaakte te bereiken. ... Hij kon niet anders zijn dan de verdediger van het klassieke in het vak waarin hij een meesterschap bereikte...

Hij behoorde tot de eerste bewonderaars van Jan van Nijlen en deze in zichzelf gekeerde, zonderlinge man bleef door tientallen jaren en tot het einde toe zijn vriend.’

[‘De Gids’, aug. 1959, blz. 92]

(18)

15

19

Door Greshoff samengestelde en door Van Krimpen verzorgde uitgave van de Gedichten van Jan van Nijlen, resultaat van nevenstaande brief.

20

Van links naar rechts: A.A.M. Stols, Jan van Krimpen en Greshoff, redactie der tweede reeks van

‘De witte mier’.

J. Greshoff

(19)

Greshoff met Jan van Nijlen.

(20)

16

Inleiding 2

De persoonlijkheid van Greshoff heeft zich in de twintiger jaren meer en meer bevestigd. Het dualisme tussen aards en hemels [met een bewuste voorkeur voor het eerste], dat het hoofdthema van heel zijn poëzie, vooral de latere, is geworden, bracht de scherpe tegenstellingen binnen de dichter en de schrijver aan het licht. Ironie en spot, als heul tegen kwetsbare gevoeligheid, traden meer op de voorgrond. De geleidelijke bewustwording van dit alles verklaart de evolutie van de ‘esthetische’

Greshoff naar de Greshoff met de voorkeur voor het gewone, kale woord boven het litteraire, de ‘vent’ boven de vorm, - een evolutie die bij hem overigens nooit, als later bij ‘Forum’, een dogmatisch karakter heeft gekregen en nimmer een absolute gestalte aannam. In zijn poëtisch oeuvre, dat altijd het zuiverste en diepste van Greshoff bestendigt, is dit alles duidelijk waarneembaar.

Ook als organisator en stimulerende kracht heeft Greshoff zich echt in deze jaren doen gelden. Aanvankelijk in Nederland, vanaf 1927 vanuit zijn drukbezochte woning aan de August Reyerslaan in Brussel, leverde hij polemisch en kritisch een uiterst prikkelende, maar vruchtbare bijdrage tot de litteraire vernieuwing, welke door een jongere generatie, waaronder hij al spoedig zijn vrienden telde, de generatie-Marsman, omstreeks 1920 was ingezet.

De kritische beschouwingen en kleine essays, waarin hij felle aanvallen deed op alles wat hem in de vaderlandse litteraire opvattingen en zeden niet aanstond en waarin hij pleitte voor een letterkunde, welke aan de concrete persoonlijkheid van de schrijver een grotere waarde zou toekennen, zonder hieraan enige theorie te verbinden, maakten hem tot een toonaangevende figuur, en bij uitstek - méér dan woordvoerder van een groep of richting - tot tijdschriftleider.

In deze hoedanigheid kan zijn rol in de redactie van ‘Den Gulden Winckel’ eerst, bij de oprichting van ‘Forum’ daarna, en tenslotte als redacteur van ‘Groot Nederland’, moeilijk worden overschat.

Met het vrijwel feilloos gevoel voor talent en persoonlijkheid, waarmee hij ook vroeger reeds dichters als Besnard en Danser tot publiceren had gebracht, ontdekte hij als een der eersten de specifieke waarde van schrijvers als Du Perron, Ter Braak, Vestdijk e.a. en wist hij hen aan zijn tijdschrift te verbinden of hun bij bevriende uitgevers, met name A.A.M. Stols, een podium te verschaffen. Deze stuwende kracht verliet hem ook later niet, toen hij Elsschot na zoveel jaren weer de pen ter hand deed nemen, een beslissende stoot gaf aan de oprichting van het jongerentijdschrift

‘Werk’ en aan verschillende van deze jongeren in ‘Groot Nederland’ een geregeld onderkomen bood.

Biografie 2

1920 Januari: wordt hoofdredacteur van de ‘Nieuwe Arnhemsche Courant’ met zijn jeugdvriend Albert Besnard als eerste redacteur.

1922 Vertoeft met de Van Schendels te Alassio en maakt het volgend jaar in Italië kennis met G. Prampolini. Ook daarna nog vele reizen naar Italië.

1923 Verlaat de ‘Nieuwe Arnhemsche Courant’. Na een briefwisseling ontmoet hij H. Marsman.

J. Greshoff

(21)

reeks van ‘De Witte Mier’, welke laatste redactie in 1926 wordt uitgebreid met A.A.M. Stols en J. van Krimpen.

1925 Met Gerard van Eckeren [Maurits Esser] in de redactie van ‘Den Gulden Winckel’ tot 1928.

1927 Juni: vestigt zich te Brussel. Correspondent van ‘Het Vaderland’ en ‘De Nieuwe Rotterdamsche Courant’. Kennismaking met E. du Perron. Vele korte reizen door België, naar Parijs en door Kent. Bevriend met o.a. Franz Hellens, Jules Supervielle, A. Malraux, Louis Guilloux, Pascal Pia en later met Menno ter Braak.

1932 Een der eerste redactievergaderingen van ‘Forum’ in zijn huis te Brussel.

1933 Met Frans Coenen, Elis. Couperus en het jaar daarop ook met Jan van Nijlen in de redactie van ‘Groot Nederland’, van welke redactie [later bestaande uit Greshoff, Van Nijlen en S. Vestdijk] hij tot in 1941 deel blijft uitmaken.

Kennismaking met Willem Elsschot, die door hem weer tot schrijven komt.

1934 Met D.A.M. Binnendijk bij de Van Schendels in Sestri Levante.

Hoofdredacteur van ‘Het Hollandsche Weekblad’ te Brussel tot in 1939.

1935 Gedurende de eerste volksstemming als correspondent van ‘Het Vaderland’

naar het Saargebied.

1936 Nieuw contact met H. Marsman, die in deze tijd te Brussel woont. Verblijf in Portugal.

(22)

17

J. Greshoff

(23)

23

Brieven van Greshoff als medewerker of redacteur van verschillende dag- en weekbladen.

‘De journalisten buiten hun bediening zijn in enkele gunstige gevallen voor rede vatbaar; alleen valt het hun dan moeilijk het persoonlijk inzicht met het behoud van hun betrekking te verenigen.’

[‘Zwanen pesten’, blz. 239]

‘... Ik zag plotseling mijn kortstondig ambtenaarsbestaan, mijn nog kortstondiger verblijf in de kazerne van Blerik weer voor mij - comisch intermezzo - en stapte toen mijn Telegraafjaren binnen, welke ik nog altijd als de boeiendste mijns levens beschouw, vooral door den dagelijkschen omgang met Thijs Vermeulen.’

[‘Critische vlugschriften’, blz. 38]

‘Kan men jong van hart en verstand blijven wanneer men het grootste deel des daags met zelfkwelling verdoet? Of wanneer men van de heerlijkheid van het bestaan afstand doet om in een “honds bureau” te zweten over aangelegenheden waarvan nut en noodzaak nimmer bewezen worden? Het

(24)

leven heeft mij geleerd dat nietsdoen behalve aangenaam ook zeer gezond is.’

[‘Pluis en niet pluis’, blz. 15]

J. Greshoff

(25)

24

Met Matthijs Vermeulen op de redactie van ‘De Telegraaf’.

25

Werkkamer van Greshoff bij de Nieuwe Arnhemsche Courant.

(26)

20

26

‘Den Gulden Winckel’ onder redactie van Gerard van Eckeren en Greshoff.

27

Karikatuur door Cornelis Veth.

‘Maar een woord ter waarschuwing is wellicht op zijn plaats. De schrijver, schoon grijzend, is nog niet tot standbeeld verkalkt en heeft dus ook geen gemetseld standpunt. Een zekere vrijheid van beweging is hem een genot.

En hij ziet er geen been in om de voortdurende veranderingen in zijn smaak en oordeel, schaamteloos uit te stallen.’

[‘Spijkers met koppen’, blz. 5]

J. Greshoff

(27)

substantieel schrijven; nergens lijkt het leven zoo eenvoudig, zoo goed, zoo zinrijk als, altijd weer, in het koffijhuis...’

[‘Rebuten’, blz. 104]

‘Ik kwam Arthur van Schendel daarna nog enkele malen tegen: doch mijn geregelde en vertrouwelijke omgang met hem dagtekent van 1922 toen wij ruim drie maanden samen woonden in het Hotel Lido in Alassio. Van dat ogenblik hebben wij tot 1939 vrijwel ieder jaar gelegenheid gevonden elkaar enige malen voor langer tijd te ontmoeten.’

[‘Het boek der vriendschap’, blz. 169]

(28)

21

28

29

Essaybundels.

30

‘Dichters in het koffyhuis’, door Greshoff onder het pseudoniem Otto P. Reys geschreven en met een gefingeerd portret van J.C. Bloem.

J. Greshoff

(29)

Van links naar rechts: Greshoff, Menno ter Braak en Arthur van Schendel.

(30)

22

32

Door Greshoff samengestelde bloemlezing.

‘Ik heb hem gedronken en met alle poriën van mijn huid ingezogen. Het werk van Van de Woestijne is een onvervreemdbaar deel van mijn leven geworden. Zonder Van de Woestijne zou ik anders zijn, dan ik nu ben. Ik ben mij hiervan heel diep bewust geworden toen ik verleden jaar, ter eere van zijn vijftigste verjaardag en in opdracht van de firma Enschedé te Haarlem, een bloemlezing uit zijn lyrische stukken samenstelde.’

[‘Spijkers met koppen’, blz. 139]

‘Ik volgde gedurende een cursus zijn lessen aan de Gentsche Hoogeschool over de Geschiedenis der Renaissance in de Nederlanden, ik dineerde wekelijks op zijn vriendelijk buitentje “La Frondaie” te Zwijnaarde bij Gent, ik maakte een reis in zijn gezelschap door Nederland; ik heb dus in dat tijdvak in alle mogelijke omstandigheden des levens Van de Woestijne van dichtbij gade geslagen.’

[‘Steenen voor brood’, blz. 185]

J. Greshoff

(31)

33

Greshoff [2e van rechts] op college bij Karel van de Woestijne.

34

Door E. du Perron uitgegeven bloemlezing uit de verzen van Greshoff, waarvoor Du Perron zelf een portrettekening maakte.

(32)

24

35

Van links naar rechts: E. Bouws, Maurice Roelants, Greshoff, E. du Perron en Menno ter Braak tijdens een redactievergadering van ‘Forum’, voor Greshoffs huis te Brussel.

36

Greshoffs huis te Schaerbeek, Brussel. Houtsnede door M.C. Escher.

‘Een van de eerste redactievergaderingen van ‘Forum’ vond plaats in mijn woning, 130 Boulevard Auguste Reyers te Schaerbeek. Mijn zoons, toen nog knaapjes, hadden wij ingeprent dat zij zich bij zulke gelegenheden muisstil behoorden te houden. Toen zij, om vier uur, uit school thuis kwamen, werden zij op de trap reeds getroffen door een lawaai, ongewoon in een huis waar de stilte vereerd werd. In de zitkamer zagen zij Du Perron en Roelants, op de rugleuning van een sofa gezeten, ouderwetse Franse en Engelse liedjes galmende. Terwijl Ter Braak een veel te luide begeleiding op de piano improviseerde. Dit alles vermengd met de

J. Greshoff

(33)

zocht zijn moeder op en zei, verontwaardigd, ja met onverholen walging

‘Is dàt nou Forum?’

[‘Volière’, blz. 29]

(34)

25

37

Brief van Willem Elsschot [A. de Ridder] aan Greshoff over zijn juist voltooide roman ‘Kaas’.

38

Het tijdschrift ‘Forum’.

39

Eerste druk van de roman ‘Kaas’ door Willem Elsschot met een vignet van Jozef Cantré.

J. Greshoff

(35)

40

Handschrift van het ‘leergedicht’ ‘Ikaros bekeerd’.

41

Het tijdschrift ‘Groot Nederland’.

Hij trad zijn leven schuw en haastig in

Wat scheef, wat stuntelig, doch vol vertrouwen.

Het valt natuurlijk moeilijk in 't begin

En heel de troep staat klaar om je uit te jouwen:

Zij zijn geslaagd, zij hebben iets bereikt;

De mannen met de boorden en de baarden, Hebben hun levenswijsheid streng geijkt En teren op hun uitgestoomde waarden.

Hij maakte een halfgod van zijn kameraad, Het bleek een mens: hij noemde hem verrader;

Hij zag een vrouw in koninklijke staat Verheven boven liefde en trad niet nader, Zij zocht een aardse man en hij zei slet.

(36)

Als een vervolgde liep hij door de straten, Afkerig van de bijgeverfde pret

En van 't ontaard gepluimstrijk voor de baten.

[‘Ikaros bekeerd’, definitieve versie]

‘Wat mijzelf aangaat: de enige tijd waarin ik het gevoel van doelbewuste samenwerking met een groep geestverwanten had, was van 1936-1939, toen ik mij met Groot Nederland bezig hield.’

[‘Doorlopende brief’ aan Pierre H. Dubois van 6 II 1956]

J. Greshoff

(37)

42

Brief als redacteur van ‘Groot Nederland’ aan H. Marsman.

(38)

28

Inleiding 3

In 1939 vertrok Greshoff naar Kaapstad. Hij verbleef dus in het buitenland gedurende de oorlog, hetgeen hem in staat stelde daar een nieuwe activiteit te ontplooien: die van ambassadeur der Nederlandse letteren. Zowel in Zuid-Afrika, als in Indonesië en tenslotte in Amerika spande hij zich in om de begrippen Nederlandse taal en Nederlandse literatuur levend te houden of te maken. Het was op dat moment van groot belang om in gebieden waar het Nederlands of een stamverwante taal gesproken werd aan die taal de waarde van een cultureel instrument te geven, nu de banden met het land zelf verbroken waren. Het was daarvoor nodig dat in den vreemde

Nederlandse werken konden worden geschreven en uitgegeven, het was nodig Nederlandse schrijvers een klankbord te bezorgen, zo mogelijk hun geschriften te doen vertalen. Met al deze werkzaamheden liet Greshoff zich in. Hij was in Indonesië actief betrokken bij het tijdschrift ‘De Fakkel’, op de Antillen bij ‘De Stoep’, later in Kaapstad bij ‘Standpunte’. Hij liet diverse werken van anderen in deze gebieden verschijnen, werkte mee aan de totstandkoming van Nederlandse uitgeverijen, maakte een verzameluitgave van werk van Nederlandse schrijvers, I n d e v e r s t r o o i i n g , en liet in het Engels een anthologie verschijnen, H a r v e s t o f t h e L o w l a n d s , van hedendaagse Nederlandse en Vlaamse auteurs. Van hemzelf tenslotte verschenen in oost en west verscheidene bundels essays.

Na de oorlog vestigde Greshoff zich definitief in Zuid-Afrika, van waaruit hij sindsdien herhaaldelijk voor lange tijd naar Europa terugkeerde. Van daaruit schrijft hij sinds 1947 zijn wekelijkse literaire kroniek in ‘Het Vaderland’, en verzen, herinneringen en beschouwingen in Nederlandse en Vlaamse tijdschriften.

Zijn literaire activiteit is met het groeien der jaren niet verminderd en al is zijn positie door zijn verblijf buiten Europa vanzelfsprekend veranderd, het teken van de tegenspraak, de bron van opwekkende ergernis, de geestdriftige inspirator is hij in zijn werk en in zijn uitgebreide correspondentie nog steeds.

Méér dan dat: zijn dichterschap heeft in de laatste jaren niet slechts een nieuwe vruchtbaarheid gekregen, het heeft zich bovendien verrassend verdiept. De polemische dialoog tussen aards en hemels, tussen ego en alter ego, heeft zonder tot een nu eenmaal onmogelijke oplossing te komen, een soort van verzoening bereikt in begrip en aanvaarding. Dat de ironie daarbij vaak heeft moeten wijken voor een schrijnende tragiek, heeft de waarde van deze poëzie niet verminderd. Integendeel, nooit tevoren bereikte Greshoff zulke ontroerende accenten.

Behalve door zijn betekenis voor de geschiedenis en de ontwikkeling van onze letteren, wordt de plaats daarin van Greshoff zelf dan ook door de authenticiteit van zijn dichterschap bepaald en door de verwezenlijking van de opgave die hij zich eens stelde: de volmaakte overgave aan de schone letteren.

Biografie 3

1938 Met de Ter Braaks in Juan les Pins.

1939 Mei: vertrek naar Kaapstad, waar hij zich in juli vestigt. Kennismaking met N.P. van Wijk Louw.

1940 November: vertoeft 7 maanden op Java en Bali. Tijdelijk redactielid van het tijdschrift ‘De Fakkel’.

J. Greshoff

(39)

1943 af bij het Informatiebureau werkzaam is en de uitgeverij Querido-New York sticht.

1945 Terugkeer naar Zuid-Afrika. Later medeoprichter van het Zuidafrikaanse tijdschrift ‘Standpunte’.

1946 Reis naar Nederland tot in 1947.

1950 Wederom naar Nederland en vervolgens tot in 1951 naar Italië, Parijs en New York.

1954 December: 8 maanden naar Parijs en tot in 1956 naar Italië en New York.

1958 December: huldiging bij zijn 70e verjaardag, waardoor het hem mogelijk gemaakt wordt wederom een reis naar Europa en Amerika te ondernemen.

1959 16 januari-11 februari huldigingstentoonstelling in het Historisch Museum

‘De Waag’, te Amsterdam, bij de opening waarvan hij aanwezig is.

1961 15 april: terugkeer naar Zuid-Afrika na een verblijf van 2 jaar en 4 maanden in Nederland, Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk, Italië en New York.

‘Schrijven en lezen, afwisselend, vormen mijn enige bezigheid, zover hierbij van een werkelijke bezigheid sprake kan zijn. Ik lees en schrijf nu eens hier, dan daar, in Afrika, in Amerika, in Europa, nu eens buiten, dan binnen.’

[‘De Gids’, aug. 1959, blz. 84]

(40)

29

43

45

J. Greshoff

(41)

46

Enkele der uitgaven van Greshoff die buiten Nederland verschenen.

(42)

30

47

48

49

J. Greshoff

(43)

stuwende kracht is geweest.

50

Titelpagina, met portret door Tinus van Doorn, van ‘Catrijntje Afrika’, herinneringen geschreven tijdens zijn reis naar Zuid-Afrika.

‘Ik bezit, en nog wel op blanke moiré-zijde gedrukt, het feestprogramma vermeldende wat er van 15 tot 19 Augustus 1900 voor de Hollanders van Brazzaville en Banana te genieten viel. Dit nu komt wonderwel en pijnlijk overeen met de oranjepret, welke jaarlijks ongevraagd maar op een vasten datum over de Nederlanden wordt uitgestort.’

[‘Catrijntje Afrika’, blz 29]

(44)

31

51

In ‘Catrijntje Afrika’ beschreven feestprogramma uit Greshoffs familie-archief.

J. Greshoff

(45)

52

Met A. Roland Holst [links] en N.P. van Wijk Louw in Zuid-Afrika.

53

Greshoff en zijn vrouw met Marnix Gijsen [staande] en L.A. Ries in New York.

‘Van alle werkelijk grote figuren, die ik in mijn leven ontmoet heb, was er niet één op zo volkomen eerlijke wijze wars van alles wat ook maar in de verte naar vertoon zweemt. Van Wijk Louw gaat uit van het standpunt, dat zijn gehele leven bepaalt: dat de dichter aanwezig is in zijn werk en tot dat werk beperkt blijft.’

[‘Volière’, blz. 207]

‘Nieuw York betekent voor mij veel. Ook Marnix Gijsen. Het is de wereld waar Marnix Gijsen nu reeds vijftien jaar leeft en werkt....

(46)

Het leven in de kleine drie jaar van mijn eerste verblijf in Nieuw York is mij niet alleen veraangenaamd, maar in een belangrijke mate mogelijk gemaakt door Ries, die behoort tot het mensensoort dat mij boven alle andere ter harte gaat en waartoe ik mij gaarne reken: dat der welmenende cynici.’

[‘Menagerie’, blz. 153 en 185]

‘..Geen kransen en geen uitgehouwen zerken, Geen commentaren, geen complete werken,..’

[‘Pro domo’, blz. 34]

J. Greshoff

(47)

54

De van 1948 tot 1950 verschenen ‘Verzamelde werken’.

(48)

34

55

56

‘Doorlopende brief’ in cahiervorm van Greshoff aan Pierre H. Dubois.

‘Welk een rijkdom de correspondentie van Diderot, hoe boeiend die van Gobineau, hoe menselijk die van Flaubert! In ieder opzicht zijn wij misdeeld. Ook wat de brieven betreft. Ik vraag mij wel eens af of er nog brieven geschreven worden?’

[‘Het Vaderland’, 12 IX 1959]

‘... De stilte diep in ieder ding bewaard

J. Greshoff

(49)

De kamer staat nog als hij immer was Alleen is ieder voorwerp nu van glas.’

[‘De laatste dingen’, blz. 35]

(50)

35

57

‘De Grashof’, huis van Greshoff te Kaapstad.

58

In zijn werkkamer op ‘De Grashof’.

J. Greshoff

(51)

59

Handschrift van het gedicht ‘Uitnodiging’ uit de bundel ‘De laatste dingen’.

‘Dit is een boek uit duizend. Het heeft mij veel genoegen en leering verschaft. Maar het heeft mij ook even bang gemaakt. Vandaar dat ik, geschrokken van zóóveel visueele documenten, mij geroepen voelde om voor mijzelf en anderen vast te stellen, dat in de litteratuur, in laatste instantie, de texten alléén rechtsgeldigheid bezitten!’

[Over ‘Onze litteratuur in beeld’, samengesteld door Julien Kuypers, 1935, ‘Critische vlugschriften’, blz. 97]

‘Het was, heel vroeg al, mijn liefste wensch, en des te liever omdat hij niet voor verwezenlijking vatbaar bleek, mijn eigen postzegels-met-portret te mogen gebruiken. Ik heb dit verlangen tot den huidigen dag in stand gehouden, ofschoon ik geen hoop meer koester. En om van dit bijzonder geval op een algemeene gesteldheid te komen, moet ik bekennen dat alle Greshoven, ongeacht geslacht of beroep, verslaafd waren aan het genot zichzelf afgebeeld te zien.’

[‘Catrijntje Afrika’, blz. 19]

(52)

37

60

Poserend voor de Zuidafrikaanse kunstschilder L.A. Krenz.

J. Greshoff

(53)

Bibliografie

Gedichten

Green en Greshoff

LUMEN

AAN DEN VERLATEN VIJVER

1909

DOOR MIJN OPEN VENSTER...

1910

[muziek door Zagwijn]

HET AVONDGEBED

1911

DE CEDER SCHADUW

1924

SPARSA

VONKEN VAN HET VUUR

1925

[rijmprent]

OUD ZEER

ZEVEN GEDICHTEN AARDSCH EN HEMELSCH ANCH' 10

KEURDICHT[1907-1927]

DE VADERS

1926

[rijmprent]

‘'T LIEVE LEVEN...’ ‘...EN DE ZOETE DOOD

1927

[bloemlezing, samengesteld door Du Perron]

CONFETTI BIJ FEESTELIJKE GELEGENHEDEN KETELMUZIEK

1928

JANUS BIFRONS MIRLITON

1932

PRO DOMO

1933

GEDICHTEN, 1907-1934 1934

GEDICHTEN, 1907-1936 1936

[gedichten, proza, essays]

IKAROS BEKEERD IN ALLE ERNST

1938

[muziek door Van Lier]

VERZAMELD WERK. I.

GEDICHTEN IK SLA DE TROM

1948

[muziek door Smit Sibinga]

EEN STRIJDBAAR MAN

1949

[vermeerderde herdruk]

VERZAMELDE GEDICHTEN

1956

[bloemlezing, gedichten, proza, essays]

UITNODIGING TOT ERGERNIS

1957

(54)

DE LAATSTE DINGEN

[1956-1958]

1958

WACHTEN OP CHARON

1963

Proza

[over G.H. Lantman]

EDELSMID

1910

HET GEFOELIED GLAS NIEUWE ETSERS I,G.A.H.

VAN DER STOK

1911

LATIJNSCHE LENTE

1918

INLEIDING TOT CLAUDEL'S MARIABOODSCHAP PIERRE

1921

BENOIT OF OVER HET GEVAAR VAN DEN ROEM CHARLES BAUDELAIRE NAPOLEON EN DEZEN TIJD JEAN MORÉAS GESTORVEN

10JUNI1910

ALFRED DOUGLAS EN OSCAR WILDE LOUIS CODET

OVER EEN ROMAN VAN ANATOLE FRANCE AANTEEKENINGEN OVER RUSSISCHE

KUNSTNIJVERHEID

J. Greshoff

(55)

TREUB. 7SEPT. 1921

POLITIEKE MOMENTEN

1921

LIONEL DES RIEUX. 1870-1915

1923

MENGELSTOFFEN OP HET GEBIED DER FRANSCHE LETTERKUNDE

1924

Greshoff en De Vries

GESCHIEDENIS DER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE

1925

Onder pseudoniem Otto P.

Reys

DICHTERS IN HET KOFFYHUIS

HET VOORBEELD VAN CHRISTIAAN RUDOLPH DE WET UNE SAISON EN ENFER UREN

1926

DE WIEKEN VAN DEN MOLEN

1927

OVER DEN OMGANG MET BOEKEN

1929

CURRENTE CALAMO

1930

INLEIDING TOT DE TENTOONSTELLING VAN JOEP NICOLAS

SPIJKERS MET KOPPEN

1931

VOETZOEKERS

1932

JOZEF CANTRÉ,

HOUTSNIJDER

1933

ARTHUR VAN SCHENDEL,

AANTEEKENINGEN OVER

1934

JAN COMPAGNIEENDE WATERMANARTHUR VAN SCHENDEL

OVER HENRIËTTE ROLAND HOLST

REBUTEN

CRITISCHE VLUGSCHRIFTEN

1936

TE GRABBEL

1938

OP DE VALREEP

STEENEN VOOR BROOD

1939

(56)

MIMOSA PUDICA

1940

KALENDER ZONDER DAGEN RARITEITEN

FABRIEKSGEHEIMEN

1941

MUZE,MIJN VRIENDIN

1943

BITTERZOET

CATRIJNTJE AFRIKA HET SPEL DER SPELEN

1944

VOOR VOLWASSENEN

1945

Greshoff, Ter Braak en Du Perron

SANS FAMILLE LIVRES ILLUSTRÉS

1947

VERZAMELD WERK. 2.

LEGKAART

VERZAMELD WERK3.

ZWANEN PESTEN

1948

MIJN VRIEND COSTER

1949

VERZAMELD WERK. 4.

GRENSGEBIED

VERZAMELD WERK. 5.HET BOEK DER VRIENDSCHAP

1950

Goris en Greshoff

MARNIX GIJSEN

1955

VOLIÈRE

1956

ALS DROOG ZAND BRIC À BRAC

1957

JANEE

1958

MENAGERIE

[bloemlezing, samengesteld door Huygens]

NACHTSCHADE

PLUIS EN NIET PLUIS,DE ZES EN ZEVEN KRUISJES

J. Greshoff

(57)

Vertalingen, bloemlezingen en door Greshoff verzorgde uitgaven [bloemlezing]

HET JAAR DER DICHTERS,

MUZENALMANAK VOOR

1911 1910

[bloemlezing]

HET JAAR DER DICHTERS,

MUZENALMANAK VOOR

1912 1911

[bloemlezing]

HET JAAR DER DICHTERS,

MUZENALMANAK VOOR

1913 1912

[bloemlezing]

HET JAAR DER DICHTERS,

MUZENALMANAK VOOR

1914 1913

[bloemlezing]

HET JAAR DER DICHTERS,

MUZENALMANAK VOOR

1915 1914

[bloemlezing]

NIEUWE GEDICHTEN

[HERDRUK VAN HET JAAR DER DICHTERS, 1913]

1915

[bloemlezing]

A LA GLOIRE DE LA BELGIQUE

Danser [bezorgd door Greshoff]

GEDICHTEN

1922

ENKELE GEDICHTEN VAN HEIMAN DULLAERT ENKELE GEDICHTEN VAN A.C.W.STARING

ENKELE GEDICHTEN VAN P.C.HOOFT

1923

[bloemlezing]

LA LYRE FRANçAISE DE L'ÉCOLE ROMANE

À LA NOUVELLE PLÉIADE

1925

[bloemlezing]

GEDICHTEN VAN KAREL VAN DE WOESTIJNE

1928

Greshoff en Mirande [bloemlezing]

LYRIEK

Greshoff en Mirande [bloemlezing]

MOZAÏEK SERIE B.NO. 3.

LYRIEK I

Greshoff en Mirande [bloemlezing]

MOZAÏEK SERIE B.NO. 4.

LYRIEK II

(58)

Greshoff en Mirande [bloemlezing]

MOZAÏEK SERIE B.NO. 5.

LYRIEK III

Greshoff en Mirande [bloemlezing]

MOZAÏEK SERIE B.NO. 6.

LYRIEK IV

[bloemlezing]

KENT UW DICHTERS! 1933

[bloemlezing]

GEDICHTEN VAN JAN VAN NIJLEN

1934

De Chateaubriand [vertaling]

ATALA

1938

[bloemlezing, 13e druk, bezorgd door Greshoff]

DICHTERS VAN DEZEN TIJD

1939

[bloemlezing]

DE BESTE GEDICHTEN VAN J.H.SPEENHOFF

1940

[bloemlezing]

NIEUWE NEDERLANDSCHE DICHTKUNST I,RONDOM TACHTIG

1942

[bloemlezing]

NIEUWE NEDERLANDSCHE DICHTKUNST II,

HEDENDAAGSCHE DICHTERS

[bloemlezing]

IN DE VERSTROOIING

1945

[bloemlezing]

HARVEST OF THE LOWLANDS

[bezorgd door Greshoff]

THE NETHERLANDS.A SELECTION OF MODERN DUTCH POETRY AND PROSE

1949

Over J. Greshoff verscheen afzonderlijk:

's-Gravesande

GRESHOFF'S IKAROS BEKEERD

1938

Schepens

J.GRESHOFF,EEN STUDIE

Roelants

BAKKELEIEN MET JAN GRESHOFF

Van der Veen, Hoornik e.a.

DE JONGSTE GENERATIE OVER J.GRESHOFF

Hoornik

GRESHOFF,DICHTER EN MORALIST

1939

J. Greshoff

(59)

PRENTENBOEK

Moreland

PORTRAIT OF A DUTCH POET

1948

Greshoff-nummer

STANDPUNTE

1949

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om zijn niet-professionele status duidelijk te maken moet de kunstenaar aantonen dat hij niet exclusief is, dat het publiek aan zich zelf genoeg heeft, dat alles kunst is en

Natuurlijk heeft Bouws fundamenteel ongelijk, als hij zich aan Eddy's manier van schrijven ergert; dat op zichzelf veroordeelt hem al, want van Eddy verdraag je tenslotte alles

De wever zit in zijn weefstoel Voor 't ingeschoten draad, - Ei, ziet, hoe snel zijn spoeltje Rechts-links,-links-rechts weer gaat.. En telkens slaat er een draadje Weer door de

Barend maakt zijn broertje boos.. Het boek

Niet gecorrigeerd maar exact overgenomen uit het origineel zijn: psalm 51 begint met vers 2 (zowel in berijmde als onberijmde tekst); psalm 73 bevat tweemaal voor twee onder

Jan Greshoff, Latijnsche lente.. Porto-Riche had evengoed niet van den oorlog kunnen spreken, want noch het conflict, noch de karakters zijn voortgekomen uit den hevigen strijd dien

Wat ik zoek, waar ik behoefte aan heb zijn géén voorwerpen, omdat ik daar in alle omstandigheden buiten kan, géén zaken welke nooit eenige rol in mijn leven gespeeld hebben; het

Quant à la princesse de Sellives, étant plus parfaitement jolie que toutes les filles de cette terre, elle ne songeait nullement à sa parure et ne se mirait point; mais elle