• No results found

Taalonthaal: een schrijfcentrum aan de Universiteit Gent

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Taalonthaal: een schrijfcentrum aan de Universiteit Gent"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nelson, M.M. & C.D. Schunn (2009). “The nature of feedback: how different types of peer feedback affect writing performance”. In: Instructional Science, 37 (4), p.

375-401.

Nesi, H. & S. Gardner (2012). Genres across the disciplines: Student writing in higher education. Cambridge, United Kingdom: Cambridge University Press.

Nicol, D.J. & D. Macfarlane-Dick (2006). “Formative assessment and self-regulated learning: a model and seven principles of good feedback practice”. In: Studies in Higher Education, 31 (2), p. 199-218.

Sadler, D.R. (1989). “Formative assessment and the design of instructional systems”.

In: Instructional Science, 18, p. 119-144.

Smits, M., D. Sluijsmans & W. Jochems (2009). “The effects of a competency-orient- ed learning environment and tutor feedback on students’ reflection skills”. In:

Assessment & Evaluation in Higher Education, 34 (5), p. 491-498.

Touchie, C. & O. ten Cate (2016). “The promise, perils, problems and progress of competence-based medical education”. In: Medical Education, 50, p. 93-100.

Tynjälä, P., L. Mason & K. Lonka (2001). ‘Writing as a learning tool: An introduc- tion’. In: G. Rijlaarsdam (series ed.) & P. Tynjälä, L. Mason & K. Lonka (volume eds.). Studies in writing 7: Writing as a learning tool: Integrating theory and practice.

Dordrecht: Springer Netherlands, p. 7-22.

Vink, S., H.J.M. Cools, G.M.F. Elsen & J.D. Vermunt (2005). “Reflectie van eerste- jaars studenten geneeskunde: wat willen we zien en wat doen de studenten?”. In:

Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, 24 (1), p. 4-13.

Ronde 4

Fieke Van der Gucht, Pauline Van Daele, Mit Leuridan & Sibo Kanobana Taalonthaal, Universiteit Gent

Contact: Fieke.VanderGucht@UGent.be Pauline.VanDaele@UGent.be

Taalonthaal: een schrijfcentrum aan de Universiteit Gent

In elke opleiding in het hoger onderwijs krijgen studenten vroeg of laat de opdracht om hun kritische bedenkingen, ervaringen of onderzoeksresultaten neer te schrijven in een paper, reflectieverslag of ander wetenschappelijk rapport. Dat lijkt niet altijd evi- dent. Steeds meer docenten rapporteren immers de gebrekkige kwaliteit van dat aca-

3

(2)

demisch schrijfwerk. Ook studenten zelf geven regelmatig aan niet voldoende ver- trouwd te zijn met het genre. De problemen die zowel docenten als studenten beschrij- ven, lijken overigens samen te hangen met de algemene taalvaardigheid van studenten, die vaak tekortschiet in het hoger onderwijs (De Vries & Van der Westen 2008).

Verschillende Vlaamse en Nederlandse studies signaleren de zwakke taalvaardigheid van eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs (zie bijvoorbeeld: Jansen 2008;

Berckmoes & Rombouts 2009). Die taalproblemen blijven niet altijd zonder gevol- gen: voor sommige studenten is het tekort zo groot dat het hun algemene slaagkans dreigt te hypothekeren, ook al kozen ze helemaal geen taalgerichte opleiding. De Wachter e.a. (2013) stelden namelijk vast dat weinig studenten die zwak scoren voor taalvaardigheid, goede resultaten halen voor hun examens. Daarmee definiëren ze taal- vaardigheid als een “noodzakelijke, maar niet [de] enige voorwaarde tot studiesucces”.

Ook wanneer studenten niet geëvalueerd worden met een examen, maar met een ver- vangende paper, kan een zwakke taal- of schrijfvaardigheid studenten hinderen in hun studievoortgang. Zelfs studenten die inhoudelijk sterk onderlegd zijn in hun onder- zoeksthema, slagen er niet altijd in om die inhoud gestructureerd en in de juiste vorm en stijl op papier te zetten.

De grootste problemen lijken studenten te ondervinden met de structuur en samen- hang van hun academisch schrijfwerk (Berkmoes & Rombouts 2009; De Wachter &

Heeren 2011; Verguts & Minnebo 2011). Het gaat daarbij om zaken zoals ‘de opbouw van alinea’s’, ‘het aangeven van hoofd- en bijzaken’, ‘het groeperen en ordenen van gedachten’, enz. Daarnaast zijn eerstejaarsstudenten weinig vertrouwd met de weten- schappelijke stijl die docenten in het hoger onderwijs van hen verwachten. De teksten die ze opstellen zijn vaak te persoonlijk en missen de juiste vakterminologie. Ook hun algemene academische woordenschat moeten studenten in het eerste jaar nog uitbrei- den. In tegenstelling tot de soms alarmerende mediaberichten (zie bijvoorbeeld:

Couzy 2009; Van Twillert 2009) blijken studenten minder moeite te hebben met spel- ling. Wel is spelling erg zichtbaar als foutencategorie. Daarom wekken spelfouten snel irritatie op bij docenten (De Wachter & Heeren 2011).

In andere Europese landen, waar studenten dezelfde problemen ondervinden, lopen al langer initiatieven om de schrijfvaardigheid van studenten op te krikken. De Angelsaksische writing centers bijvoorbeeld, ingericht door de universiteiten om stu- denten te ondersteunen bij hun academische schrijfopdrachten, zijn een vaste waarde in veel universiteiten in het Verenigd Koninkrijk en kregen ook al navolging in Nederland1. Ook in Vlaanderen werd de nood aan remediëring in 2014 gesignaleerd in een adviesrapport van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren dat pleit voor een structureel taalvaardigheidsbeleid in het hoger onderwijs. Het is op die nood en op dat advies dat de Universiteit Gent sinds academiejaar 2014-2015 inspeelt met Taalonthaal, het eerste universitaire schrijfcentrum in Vlaanderen, onder het promo- torschap van professor De Caluwe.

(3)

Taalonthaal, met als slogan “Je eerste hulp bij tekst en taal”, zette met onderwijsinno- vatiemiddelen van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Universiteit Gent een gestructureerd initiatief op om de (schriftelijke en Nederlandse) taal- en tekstbeheer- sing van bachelor- en masterstudenten Letteren en Wijsbegeerte te verbeteren. Het project combineert verschillende taalondersteunende initiatieven om dat doel te berei- ken.

Ten eerste geeft Taalonthaal lessen ‘Academisch schrijven in een notendop’, die focus- sen op ‘schrijfvoorbereiding’, ‘tekststructuur’ en ‘een academische stijl’, in de lijn van de grootste noden die Berkmoes & Rombouts (2009), De Wachter & Heeren (2011) en Verguts & Minnebo (2011) bij studenten vaststelden. Er zijn zowel extracurriculai- re lessen die studenten vrijwillig bijwonen als lessen die worden ingebed in een bepaald vak, op vraag van docenten. Verder stuurt Taalonthaal tweewekelijks een ‘Taaltip van Taalonthaal’ uit om studenten een blijvende alertheid voor taalzorgkwesties bij te brengen. Taalonthaal baseert zowel lessen als taaltips steeds op geanonimiseerde tek- sten van Letteren en Wijsbegeerte-studenten. Authentiek voorbeeldmateriaal verhoogt immers de herkenbaarheid. De derde pijler van Taalonthaal is de individuele studen- tenbegeleiding met taal- en tekstadvies op maat. Studenten komen langs met een tekst van maximaal vier pagina’s die de Taalonthaal-medewerker on the spot bekijkt. De stu- dent krijgt feedback over sterke en zwakke punten van de tekst en concrete richtlijnen voor verbetering, waar hij of zij vervolgens zelf mee aan de slag gaat. De Taalonthaal- medewerkers treden dus niet als correctoren op.

De individuele coaching gebeurt met de Taalonthaal-schrijfwijzer en het Taalonthaal- vademecum, taalondersteunende middelen die Taalonthaal ontwikkelde na één jaar praktijkervaring en inzette tijdens academiejaar 2015-2016, toen het project werd ver- lengd. Kolom 1 van de schrijfwijzer bevat de kenmerken van een goede tekst, kolom 2 bevat de mogelijke fouten die studenten kunnen maken en kolom 3 bevat een cijfer dat doorverwijst naar een specifieke taaltip in het Taalonthaal-vademecum, waarmee ze die fouten kunnen vermijden. Het Taalonthaal-vademecum is dus een praktisch document dat studenten naast zich kunnen leggen tijdens het schrijven van een onder- zoekspaper, en vooral tijdens de eindredactie ervan.

Een van de succescriteria van Taalonthaal is dat het project zowel aan algemene acade- mische basisschrijfvaardigheden werkt in de lessen als aan specifieke noden tijdens de individuele begeleidingssessies. Die combinatie zorgt voor een interessante kruisbe- stuiving. De ervaringen van de individuele sessies beïnvloeden de theorie van de alge- mene lessen. Uit de teksten die tijdens de individuele sessies worden behandeld, plukt Taalonthaal bovendien voorbeeldmateriaal dat de theorie van de lessen ondersteunt.

Omgekeerd bieden de algemene lessen een handig kader waarbinnen studenten de individuele feedback over hun schrijfvaardigheid kunnen plaatsen. Verder werkt Taalonthaal laagdrempelig en quoteert studenten niet. Daardoor durven studenten

3

(4)

ongeremd vragen te stellen en kan Taalonthaal de noden van studenten realistisch inschatten. Tot slot werkt Taalonthaal bottom-up. Dat wil zeggen dat Taalonthaal eer- stelijnshulp biedt aan studenten en onmiddellijk het verschil kan maken. Alle relevan- te praktijkervaring deelt de taalbegeleidingsdienst graag met de medewerkers Taalbeleid Academisch Nederlands die het universiteitsbrede taalbeleid ontwikkelen.

Dat Taalbeleid Academisch Nederlands is een onderdeel van de Directie Onderwijsaangelegenheden en beoogt een algemene versterking van academische taal- vaardigheid aan de Universiteit Gent via onderwijs. Om daarin te slagen werd in het academiejaar 2014-2015 een werkgroep ‘Taalbeleid’ opgericht. In deze werkgroep, voorgezeten door de directeur Onderwijs, zetelen vertegenwoordigers van de facultei- tenclusters, uit alle geledingen, aangevuld met taalexperten. Ook de Taalonthaal- medewerkers zijn vaste leden. Om de drie maanden roepen de taalbeleidsmedewerkers alle leden samen om bestaande taalondersteuningsinitiatieven te evalueren en om nieuwe initiatieven uit te werken en te faciliteren, zowel voor studenten als voor docenten. Op die manier wordt het taalbeleid aan de Universiteit Gent vanuit oplei- dings- of faculteitsspecifieke iniatieven, zoals Taalonthaal, opgebouwd en ontstaat een algemeen UGent-taalbeleidskader. Deze methode omvat zowel een bottom-up- als een top-downbenadering van taalbeleid (Van Gorp & Verheyden 2005).

Zo is ook Taalonthaal een facultair taalondersteuningsproject dat in de toekomst uni- versiteitsbreed zou kunnen worden ingezet. Hoewel het project uitsluitend aan stu- denten en docenten van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte werd gecommuniceerd, kwam ruim één vijfde van de bereikte studenten uit andere faculteiten. Via mond-aan- mondreclame ontdekten zij Taalonthaal. Dit wijst op een nood aan een universiteits- brede inbedding van de taalondersteuningsdienst: ook in ‘minder taalgevoelige’ facul- teiten kan een investering in taalvaardigheid de onderwijskwaliteit bevorderen en stu- die-uitval voorkomen.

Onderstaande illustratie laat zien hoeveel studenten Taalonthaal na twee academieja- ren heeft bereikt. Op kwantitatief gebied kende Taalonthaal duidelijk op korte tijd een snelle en intense groei. Bij verderzetting van het project wil Taalonthaal de aangebo- den diensten ook op kwalitatief gebied (laten) evalueren en studenten die van de dien- sten gebruikmaken langere tijd opvolgen. Taalonthaal wil daarbij teksten voor en na met elkaar vergelijken en tegelijk de link tussen taalvaardigheid en overige studievaar- digheden (laten) onderzoeken.

(5)

Referenties

Berckmoes, D. & H. Rombouts (2009). ‘Intern rapport verkennend onderzoek naar knelpunten taalvaardigheid in het hoger onderwijs in opdracht van Baobab vzw Stad Antwerpen’. Antwerpen: Linguapolis. Online raadpleegbaar op:

http://uahost.uantwerpen.be/linguapolis/mom/Intern_rapport_verkennend_

onderzoek_naar_knelpunten_taalvaardigheid_in_het_hoger_onderwijs- Monitoraat_op_maat.pdf.

Couzy, M. (2009). “Googlegeneratie kan niet spellen”. In: Het Parool (6 februari 2009). Online raadpleegbaar op: http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTER- DAM/ar ticle/detail/15506/1/2009/02/06/Googlegeneratie-kanniet- spellen.dhtml.

De Vries, H. & W. van der Westen (2008). “Talige startcompetenties in het hoger onderwijs”. In: S. Vanhooren & A. Mottart (red.). Tweeëntwintigste Conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 115-120.

De Wachter, L. & J. Heeren (2011). Taalvaardig aan de start. Een behoefteanalyse rond taalproblemen en remediëring van eerstejaarsstudenten aan de KU Leuven. Leuven:

Interfacultair Instituut voor Levende Talen/KU Leuven.

De Wachter, L., J. Heeren, S. Marx & S. Huyghe (2013). “Taal: noodzakelijke, maar niet enige voorwaarde tot studiesucces. Correlatie tussen resultaten van een taal- vaardigheidstoets en slaagcijfers bij eerstejaarsstudenten aan de KU Leuven”. In:

Levende Talen Tijdschrift, 14 (4), p. 28-36.

3

(6)

Jansen, M. (2008). “Taalvaardigheid studenten onvoldoende”. In: Kennislink [online].

Online raadpleegbaar op: http://www.kennislink.nl/publicaties/taalvaardigheid- studenten-onvoldoende.

Van Gorp, K. & L. Verheyden (2005). “Taalbeleid in de lerarenopleiding: van prak- tijk tot theorie en terug”. In: A. Mottart. Achttiende Conferentie het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 175-186.

Van Twillert, M. (2009). “‘Het staat er toch’, zeggen taalslordige studenten. Taaltoets wordt gemeengoed op universiteiten, wegens gebrekkig taalniveau van de eerste- jaars”. In: NRC Handelsblad (14 april 2009).

Verguts, C. & V. Minnebo (2011). Draaiboek Academisch Nederlands: inhoudelijke en praktische handvatten bij een begeleidingstraject Academisch Nederlands. Antwerpen:

Plantijn Hogeschool.

Noten

1 Er zijn writing centers in o.a. de universiteiten van York, Coventry, Bath, Newcastle, Leicester en Warwick en schrijfcentra in o.a. de universiteiten van Nijmegen, Tilburg, Amsterdam, Twente, Leiden en Wageningen.

Ronde 5

Tine Van Houtven Thomas More Mechelen

Contact: Tine.vanhoutven@thomasmore.be

Een professionele leergemeenschap als motor voor taalbeleid

1. Inleiding

Het tweejarige project Rekenen op Taal (september 2014 tot augustus 2016) van de Associatie KU Leuven (School of Education) had tot doel om het wiskundeonderwijs in de lerarenopleiding Lager Onderwijs te ondersteunen bij de integratie van taalbe- wust (wiskunde)onderwijs. Om dat doel te bereiken, werd binnen Rekenen op Taal gewerkt met een professionele leergemeenschap (PLG) als motor van de innovatie/implementatie (Katz, Earl & Ben Jafaar 2009). Dit example of practice wil illustreren hoe een PLG een motor kan zijn voor de implementatie van taalbewust (wiskunde)onderwijs in het hoger onderwijs.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jouw persoonlijke beoordeling van dit vak: Redelijk interessant, wel wat overlap tussen de verschillende gastcolleges en zeer veel papers te lezen die niet altijd even boeiend

Oriënt is een serious game (een ‘spel’ waarbij het leerdoel het ver- werven van kennis of vaardigheden is) en wordt reeds gebruikt door ongeveer 10.000 gebruikers in het secundair

Rietstap, in druk): (ruim) de helft van de eerstejaars scoort voldoende (AVV), een kwart eindigt net boven de streep (AVVm – waarbij de ‘m’ staat voor ‘matig’) en

[r]

Figuur 9.1: Sector Gedrag & Maatschappij: percentage studenten dat de opleiding niet zou aanraden aan vrienden, familie of collega’s, naar opleidingen aan bekostigde

Figuur 9.2: Sector Techniek: percentage studenten van bekostigde voltijd hbo-bacheloropleidingen dat aangeeft dat ze hun studie zouden aanraden aan familie of vrienden, in

Naarmate de instroom van internationale studenten in opleidingen met een beperkt aantal plaatsen toeneemt, zijn er dus minder beschikbare plaatsen voor Nederlandse studenten

De inspect ie conc ludeert dat de meeste onderzochte inste l l ingen de (wette l i jke ) toe lat ingse isen 27 voor de bache lorop le id ing onvo ldoende na leven3. D it komt door