• No results found

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7 · dbnl"

Copied!
222
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gard Sivik. Jaargang 7

[tijdschrift] Gard Sivik

bron

Gard Sivik. Jaargang 7. Nijgh en Van Ditmar, Den Haag-Rotterdam / Diogenes, Antwerpen 1964

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_gar001196401_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd

zijn.

(2)

[Nummer 31]

Dit nummer

Gard Sivik is altijd een tijdschrift in beweging geweest. In de afgelopen zes jaargangen maakten redakteuren van het eerste uur regelmatig plaats voor nieuwe talenten. Sinds in maart '55 het eerste nummer uitkwam, debuteerden in dit blad meer jonge schrijvers dan in vergelijkbare periodieken. Ook het uiterlijk veranderde, van jaar tot jaar.

Wij hebben met ingang van deze 7e jaargang het formaat, het omslag, de opmaak en de redaktionele formule grondiger gewijzigd dan vroeger het geval was. Niet toevallig. De oude vorm beantwoordde niet aan de literaire vernieuwing die zich al in vorige nummers aankondigde.

Toen wij ontwerper Leendert Stofbergen en fotograaf Egbert Munks om hun vaste medewerking vroegen, dachten wij aan de lezer. Lezers zijn van oudsher in de vaderlandse literaire wereld vaak vergeten personages, en dat bleef niet zonder gevolgen. De malaise waarin de ‘little magazines’ in dit taalgebied sinds jaar en dag verkeren, is, behalve aan hun zelden onverwachte inhoud en hun passieve redakties, vooral te danken aan hun moedeloze uitvoering. Hopelijk geeft een generatie van nieuwe lezers de uitgever en ons gelijk.

Tien pagina's van dit nummer zijn gewijd aan een ‘candid conversation’ met Willem Frederik Hermans, waarin hij zichzelf en Nederland compromisloos

portretteert. Het is de neerslag van een 4 uur lange bandopname, waarvan de uitgetikte tekst 96 foliovellen besloeg. Ondanks vijftien jaar emancipatie - in '47 verscheen De Avonden, in '48 De tranen der acacia's - is erotiek in de literatuur beneden èn boven de Moerdijk nog steeds verdacht. De tijdschriftredaktie die daar anders over denkt, is geperverteerd of op schandaal belust. Wij zijn de laatsten om dat tegen te spreken:

voor de rubriek Anoniem 20ste Eeuw kozen wij ditmaal de klassieke pornografische roman van deze eeuw, Histoire d'O, door Freddy de Vree deskundig en informatief ontleed.

De nieuwe poëzie, die royaal gaat bijdragen tot het a.s. rumoerige seizoen voor de lauwe letteren, is vertegenwoordigd met de laatste cyclus, in vijftien delen, van Hans Verhagen en de serie Fighters van Armando, zes amerikaanse gedichten, geënt op de bokswereld.

Ook de overige 18 pagina's - Brieven aan de redaktie; postuum zelfportret van Albert Camus; de nieuwe rubriek Aktualiteiten; kritiek op Remco Campert, op het

‘ikjes sprokkelen’ in de literatuur en op Herman Teirlinck - nodigen u uit tot bijval

of tegenspraak.

(3)

4

foto W.F. Hermans (zittend), staand v.l.n.r. interviewers Sleutelaar, Verhagen, Vaandrager

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(4)

Zelfportret van Willem Frederik Hermans

Groningen, 2 maart 1963

Interviewers: Waarom schakelde u zonet uw eigen bandrecorder in?

Willem Frederik Hermans: Ik wil graag precies weten wat er gezegd is, ook wat er niet op papier komt.

Interviewers: Waarom?

Hermans: Nou, je hoort of zegt wel eens dingen, die je later ergens voor gebruiken kunt. Waarom zouden alleen jullie een band mogen hebben en ik niet?

Interviewers: Heeft u slechte ervaringen opgedaan met andere interviewers?

Hermans: Eén keer heb ik er ontzettend spijt van gehad dat ik die recorder niet aan had staan. Dat was bij het interview met Eindhovense studenten voor hun blad Bourgond. Er staat de grootste nonsens in, die ik niet beweerd kan hebben: b.v. dat De Kadt in 1952 minister van buitenlandse zaken wou worden. Een hoop mensen vonden dat een goed interview. Maar later kun je nooit meer iets bewijzen of controleren.

Interviewers: Is zoiets vaker gebeurd?

Hermans: Ik ben ook zo stom geweest om dat televisie-interview met Van Kuilenburg niet op te nemen. Ik dacht, dat is zo lullig, dit is het meest onnozele gesprek dat ik ooit van mijn leven gehad heb. Spijt als haren op mijn hoofd, want de kranten verweten mij dingen, waarvan ik bijna zeker weet dat ik ze niet gezegd heb of anders gezegd heb. Ik had natuurlijk naar Bussum kunnen gaan, dan had ik die band natuurlijk nog wel een keer kunnen horen, maar dat is een hoop misère.

Interviewers: Er stond voor u dus meer op het spel dan alleen een schnabbel.

Hermans: Ja, ik kan die dingen alleen doen als ik er in geïnteresseerd ben, als ik er bij betrokken ben.

Interviewers: Wat vond u zelf van die uitzending? Veel critici hebben u verweten dat u eenvoudig niet efficiënt discussieerde.

Hermans: Ik vond het na afloop van de opname zelf al een soort Schönheitsfehler dat ik die Van Kuilenburg onderbreken moest. Maar het mocht niet meer dan 20 minuten duren en ik merkte, dat de man probeerde wat alle parlementsleden en lulkousen in Nederland doen: zo lang mogelijk aan het woord blijven. Toen ik de uitzending naderhand in mijn huiskamer zag, viel alles me nog reusachtig mee.

Interviewers: Had u een speciale reden om aan de televisie te gaan meewerken?

Hermans: Ik vond dat er in Nederland te veel zinledig gelul op het scherm komt

en wou zelf wel eens proberen om het beter te doen. Er komt natuurlijk bij, dat ik

een haat heb tegen de Nederlandse official. Een grote haat. Veel Nederlanders hebben

zo'n geweldige eerbied voor officials, voor autoriteiten, dat als je een minister een

onaangename vraag zou stellen voor de camera's en hij zou gaan stamelen en een

kennelijk gelogen antwoord geven, dan zouden een boel mensen partij trekken voor

de minister en niet voor de interviewer. In het geval van de Arbeiderspers hebben

de mensen zich bovendien niet gerealiseerd dat Van Kuilenburg een machtige man

is. Ze hadden nog nooit van hem gehoord, zagen dat hij in verwarring werd gebracht

en kregen medelijden met hem.

(5)

6

Mensen met machtsposities moeten met fluwelen handschoenen worden aangepakt.

De enigen over wie in Nederland meedogenloos wordt geschreven, zijn sportlieden en kunstenaars. Daardoor krijgt het publiek, relatief, van mij een veel ongunstiger indruk.

Interviewers: Hindert u dat?

Hermans: Natuurlijk heb ik er wel hinder van, ja. Zeer veel mensen zijn sterk bevooroordeeld tegen mij. Daar wordt ook gebruik van gemaakt. Heb ik een verschil van mening over die film van De donkere kamer, dan zeggen ze bij voorbeeld

‘Hermans is iemand die met iedereen ruzie maakt.’ Ik maak geen ruzie als ik het niet nodig vind.

Interviewers: Toch krijgt een buitenstaander niet de indruk dat u voorzichtig bent in uw optreden naar buiten.

Hermans: Dat ben ik ook niet, nee. Ik beschouw voorzichtigheid als in strijd met mijn uitingsmogelijkheid, welbewust. Maar ik kan het uiteraard niet toejuichen dat mensen menen daar conclusies uit te kunnen trekken en mij gaan tegenwerken.

Vijftien jaar geleden had ik dat al. Een boek als De tranen der acacia's wilde De Bezige Bij eenvoudig niet hebben. Ik had al zoveel mensen door kritieken tegen het hoofd gestoten, dat ze mij als een dolleman beschouwden. Ik geloof dat er... nou ja, dat ik van alle kanten tegenwerking, ook wel geheime tegenwerking, ondervonden heb door mijn schrijverij.

Interviewers: Bent u verbitterd door bepaalde ervaringen?

Hermans: Verbitterd niet, nee. Wat ik in het openbaar zeg, is materiaal voor mij.

Iemand die echt verbitterd is, houdt, denk ik, zijn mond.

Interviewers: Staat u er wel eens bij stil, dat de hardnekkigheid waarmee u bij voorbeeld een Van Oorschot aanvalt, de zaak uit zijn proporties dreigt te rukken?

Hermans: Ik ruk niets uit zijn proporties. Ik vind het zelfs heel naar om dit te horen. Het is een enorm schandaal, dat een uitgever een tekst afdrukt waar de schrijver het niet meer mee eens is, al gaat het maar om één komma.

Interviewers: Maar door op zo'n persoonlijk schandaal te blijven hameren, is u hetzelfde overkomen als Van der Putten, die op den duur alleen nog als een querulant werd gezien.

Hermans: Mensen die geen querulant zijn, die zijn òf heel erg handig òf ze laten alles over hun kant gaan. De Nederlandse uitgeverij kent een groot aantal gebruiken die volkomen onrechtmatig zijn, maar waaraan iedereen gewend is. De meeste mensen die in Nederland kunst moeten honoreren, praten vantevoren nooit over condities.

Een krankzinnige situatie. Zelfs een vent die met pakjes schuurpoeder aan de deur komt, stuur je toch ook niet een paar weken later de fooi die je goeddunkt. Zo gaat het hier bij kranten en tijdschriften.

Interviewers: Uw kritieken zijn meestal met zwavelzuur geschreven. Zou met zakelijke argumenten niet meer te bereiken zijn?

Hermans: Ik weet wel dat ik zelden argumenteer. Het tijdelijk succes van die stukken zou inderdaad bij een ruimer publiek veel groter zijn als ik rustig zou argumenteren. Maar qua literaire vormgeving heb ik daar iets tegen. De Mandarijnen op Zwavelzuur heb ik zo scherp geschreven om ze literair zo mooi mogelijk te maken.

Ik geloof dat ik daar op de lange duur gelijk in heb, omdat veel van de auteurs, die daarin worden aangevallen, vanzelf vergeten worden. Had ik serieuze, argumenterende

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(6)

Interviewers: Heeft u het gevoel niet hele-

(7)

7

maal au sérieux te worden genomen?

Hermans: Ik heb te maken met enorme vooroordelen. Mensen lezen eenvoudig niet precies wat ik schrijf, doodeenvoudig omdat ze denken het al vantevoren te weten. Op verzoek van d'Oliveira en Oversteegen publiceer ik bij voorbeeld een stuk over Ter Braak in Merlyn. Ik mocht alles schrijven wat ik wou. Direct haastte Oversteegen zich er een nonsensikaal commentaartje bij te zetten, waarin hij zich er van distantieert. Hij beweert onder andere dat ik de invloed van Debrot op mijn werk probeerde te verstoppen achter laatdunkende zinswendingen als ‘vreemde manco's die Debrot in later werk noodlottig zouden worden’. Dit noem ik niet laatdunkend;

ik heb gezegd dat het een heel goede novelle is en alleen bezwaar gemaakt tegen het woord ‘meesterlijk’, want daaronder versta je iets dat voorbeeldig is. Ik geloof dat ik ook heel goed kan verdedigen dat het latere werk van Debrot minder goed is dan Mijn zuster de Negerin, dat weet iedereen. En ten tweede heb ik helemaal geen invloed willen verstoppen. Stel dat er invloed van Debrot op mijn werk aantoonbaar was, dan heb ik geen enkele reden om dat te verbergen.

Hier heb je dus weer zo'n man die met een soort spin in zijn kop rondloopt en van dolle verblinding niet meer weet wat hij moet schrijven. Nou ja, die Oversteegen is natuurlijk een volstrekt onbelangrijk mannetje. Ik denk dat veel mensen, ook al moeten ze niet veel van mij hebben, toch wel zien dat het een ontzettende rotstreek is om een stuk van iemand te plaatsen en er in hetzelfde nummer iets dergelijks achteraan te schrijven.

Interviewers: We hebben het nu alleen gehad over de negatieve kanten van uw image...

Hermans:... Schrijvers die later nog gelezen worden, waren allemaal met een of ander negatief etiket beplakt. Verlaine was altijd dronken, Rimbaud was een landloper, Multatuli een flessentrekker, dat wordt nog altijd beweerd. Ik heet dus een querulant.

Het is niet te vermijden.

Interviewers: Er zijn toch ook andere kanten aan het beeld van de schrijver Hermans.

Hermans: Wie weet, maar dat geloof ik niet.

Interviewers: Men verwacht van u bij voorbeeld toch altijd een spectaculaire kijk op iets, die anderen niet bezitten.

Hermans: Dat is waar, maar het is een kleine ‘men’. Iemand als Harry Mulisch wordt veel beter verkocht dan ik. Maar dat heb ik ook nooit geambieerd. Het zou, geloof ik, niet kunnen dat ik op die schaal verkocht werd, of er moest een massaal misverstand ontstaan. Op basis van misverstand is alles mogelijk in deze wereld. Het verschil tussen de verkoopcijfers van Mulisch en mij is een kwestie van optimisme.

Mulisch is au fond veel optimistischer dan ik. Hij zegt: ‘Ik ben de grootste schrijver’.

Voor sommige mensen is dat branie. Aan de andere kant is het ook een vorm van optimisme. Hij is een optimist, hij zet zelfs in een nachtclub een zonnebril op. Hij zoekt altijd de zon op, hè.

Paranoia

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(8)

Geldt dat omgekeerd ook niet voor wie zich als pessimisten beschouwen?

Hermans: Ja, maar de laten we zeggen meer vriendelijke buien die ik waarschijnlijk ook wel heb, die vallen weg. Die vind ik niet interessant om over te schrijven. Ik houd een dagboek bij, haast alleen dan als ik erg gedeprimeerd ben.

Interviewers: Bent u dat vaak?

Hermans: Zo nu en dan, ja. Ik zou me moeten forceren om in een dagboek een

soort dagelijkse geschiedenis van mijzelf op

(9)

8

te schrijven. Dat vind ik literair voor mij van geen belang. Ik ben dus bewust emotioneel, bewust partijdig, bewust paranoïed.

Interviewers: U exploiteert de paranoia die u bij uzelf ontdekt hebt? Of wilt u er zich schrijvend van bevrijden?

Hermans: Twee interessante punten. Ten eerste het bevrijden door te schrijven.

Dat was iets waar een optimist als Goethe in geloofde: het van zich af schrijven. Ik zie daar weinig in. Mijn schrijven is eerder zich erin schrijven; ik geloof dat dat desnoods de satanische, of hoe je 't noemen wilt, roeping van een schrijver moet zijn.

Ten tweede geloof ik, dat alle mensen zonder uitzondering ‘paranoïed’ zijn, tussen aanhalingstekens. Ik hou niet van dat gebruik van termen tussen aanhalingstekens, maar paranoia is tenslotte een term voor een heel bepaald ziektebeeld. Wat ik er mee aanduid is meer iets wat je zou kunnen noemen: het zich een beeld vormen van dingen waar je eigenlijk niets van af weet. Alle mensen vormen zich beelden van dingen waar ze niets van af weten. Ga maar eens na. Alle mensen in Nederland, uitgezonderd de domoren, die nergens over nadenken, zullen een mening hebben over De Gaulle of over de buitenlandse politiek. Dat moeten we ook wel, maar het zijn allemaal waandenkbeelden. Als je nu maar met een heleboel mensen samen bent die er hetzelfde over denken, dan gaan de waandenkbeelden op objectieve waarheden lijken.

Zoiets als een extreme jodenhaat is een typisch idee voor een paranoïcus, voor een krankzinnige. Maar je ziet dus dat miljoenen mensen die haat opbrengen, het met elkaar eens zijn en er naar handelen. Dat kan.

Interviewers: Dat is dus een les van de oorlog geweest.

Hermans: Het is een acuut probleem geworden in deze oorlog. Zo ben ik er ook op gekomen. Kijk, een hoop mensen geloven dat de wereld te verbeteren is, of dat de mensen te verbeteren zouden zijn, of dat we in staat zouden zijn een maatschappij te vormen of een wereldheerschappij waarin iedereen min of meer gelukkig was of in ieder geval gelukkiger zou zijn dan nu. Daar geloof ik niet in en ik vraag me af waarom het niet kan. Heel weinig mensen zouden in staat zijn om een dergelijke organisatie te maken, maar ze kunnen die organisatie niet maken omdat ze de andere mensen onmogelijk kunnen overtuigen. Het kan eenvoudig niet. Je ziet het, iedere politicus is een bedrieger. Hij wil misschien wel iets, maar dat krijgt hij niet voor elkaar, dus hij maakt gebruik van de mogelijkheden die er zijn en doet dan of hij bereikt heeft wat hij wilde. Dit gebruik maken van de mogelijkheden is als leer alleen vertegenwoordigd in het Marxisme-Leninisme. Daarin wordt het bewust gedaan.

Veel mensen hebben gedacht dat je een communist kon treiteren of beschaamd maken door te zeggen ‘je bent een opportunist’. Maar dat kan niet, want het opportunisme is een bestanddeel van zijn leer. De tegenstrijdigheid in het communisme is dus, dat de aanhangers bij hoog en bij laag volhouden dat hun leer een heilsleer is. Heil behoort niet tot de mogelijkheden.

Interviewers: Zoudt u willen dat het anders was?

Hermans: Ik heb juist die term paranoia genomen, omdat ik wel degelijk weet, dat ik heel diep verborgen aan mythen geloof. Eigenlijk geloven alle mensen aan mythen. Iedereen gelooft aan een heil, iedereen gelooft iedere keer weer dat andere mensen fatsoenlijk zijn, dat hij eens een keer de ware vrienden zal vinden of... enfin, kijk maar naar al die optimisten die de ene echtscheiding na de andere meemaken.

Interviewers:...

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(10)
(11)

9

zijn ze geworden, door erfelijkheid, door milieu, enzovoorts. Het heeft geen zin om je op te winden, het heeft geen zin om andere mensen dood te slaan, maar de mens is geboren met de faculteit om dat wèl te doen, en die leeft ook in mij, al sta ik er zeer kritisch tegenover. Dat leef ik dus uit bij het schrijven.

Interviewers: De laatste vijftig jaar zijn we van die ‘onderwereld’ toch meer te weten gekomen dan daarvoor.

Hermans: Ja, we weten er meer van. Maar dat komt doordat de mens zich voor die tijd veel minder gêneerde voor zijn irrationele kanten, of liever gezegd... mensen die vroeger dachten dat ze gelijk hadden, die geloofden veel meer dat ze gelijk hadden dan ik ooit kan geloven dat ik gelijk heb. 125 jaar geleden had je bij voorbeeld mensen die zichzelf voor vrome Christenen hielden en door hun buren voor vrome, fatsoenlijke lieden werden versleten. Die mensen waren bij voorbeeld slavenhouder in Amerika.

Die lieten een slaaf voor het minste of geringste een aframmeling geven en dachten niet alleen dat ze daar het recht toe hadden, maar ook dat ze er een godgevallig werk mee deden. Als ik een ander, nou ja, figuurlijk gesproken, een pak slaag geef, dan weet ik dat het au fond geen zin heeft. Maar dat wisten die mensen vroeger helemaal niet. Voor het minste of geringste staken de mensen elkaar overhoop. Je had mij beledigd, alsjeblieft hier heb je mijn kaartje, dan gaan we even op de degen. Als dan Jan Piet doodstak, werd er helemaal niet gedacht in termen van ‘hij heeft een moord gepleegd’. Je had je eer verdedigd.

Interviewers: Zijn we intussen dan niet aardig ontnuchterd?

Hermans: Volgens mij is het geen kwestie van ontnuchtering. De mensen zijn meer over zichzelf gaan nadenken, doordat de wereld steeds kleiner wordt. De communicatiemiddelen nemen toe en de wereld wordt dichter bevolkt. We kunnen ons allerlei dingen niet meer permitteren. De mens als dier, kun je zeggen, raakt steeds meer in de knel. Dat is voor mij ook de oorzaak, dat zo'n uitbarsting als je in de oorlog en in het Nationaal-Socialisme hebt gehad, bijna zonder voorbeeld in de geschiedenis is. Er zal nog wel eens een keer zoiets gebeuren. Dat zal steeds voorkomen. De ellende van de mens als dier is, dat de verschillende menselijke individuën intellectueel ontzettend uiteenlopen. De mensen worden verdeeld in lagen die eenvoudig nauwelijks meer met elkaar kunnen communiceren.

Interviewers: U bent het niet eens met Robbe-Grillet, die zegt ‘de wereld is niet zinloos of zinvol, de wereld is’? U kunt de wereld niet aanvaarden zoals die is?

Hermans: Iemand als Robbe-Grillet laat eenvoudig iets weg wat ik niet weglaat.

Iedere kunst berust in zekere zin op weglaten, de één laat dit weg, de ander laat dat weg. We kunnen de wereld wel aanvaarden zoals hij is, maar het blijft tot op zekere hoogte retoriek. Niemand, nou ja, bijna niemand kan een wereld aanvaarden waarvan je het idee hebt dat die je kapot maakt. Dat is moeilijk.

Interviewers: U heeft dat idee?

Hermans: Dat idee heb ik. Het hele levensproces is een langzaam aan kapotmaken, tot je op je 80e het graf instapt. Ik denk niet alleen aan lichamelijk kapotmaken, maar ook aan het verlies van je ideeën. Toen ik een jaar of 19, 20 was, was ik ook al erg somber. Nu ik 20 jaar ouder ben, nu pas besef ik hoeveel illusies ik in die tijd eigenlijk nog had.

Interviewers: Bent u bang voor de dood?

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(12)

om, dat je weet dat alles wat je doet met de dood

(13)

10

geen rekening houdt.

Interviewers: Houdt uw instelling wel voldoende rekening met andere feiten?

Hermans: Met welke feiten houdt deze instelling geen rekening?

Interviewers: Met een... een minder overontwikkeld zelfbewustzijn, met een minder overdreven zelfbelang, om maar iets te noemen.

Hermans: Goed, maar dan had ik niet moeten gaan schrijven. Dan had ik ingenieur moeten worden.

Interviewers: Je kunt toch ook proza schrijven zonder daaraan een totale interpretatie, een mythische kijk op de zaken, te verbinden.

Hermans: Schrijven heeft voor mij geen zin, als het niet opgevat wordt als een mythologiserende bezigheid. Een roman beschouw ik als een persoonlijke mythologie.

Interviewers: Is het schrijven niet ook een middel tot begrip? Een bepaald stuk realiteit is duidelijker zodra het goed geformuleerd is.

Hermans: Ik geloof dat dat een soort gezichtsbedrog is. Iedere schrijver denkt natuurlijk wel eens dat iets hem duidelijker geworden is, als hij het heeft

opgeschreven. Maar woorden als verhelderen en verduidelijken zijn betrekkelijk.

Uit hoofde van mijn vak heb ik me nogal beziggehouden met de filosofie van de exacte wetenschappen. Als in een exacte wetenschap iets duidelijk is, betekent dat alleen maar dat je er iets mee kunt dóen. Zodra het bij voorbeeld duidelijk was, dat het licht een golfverschijnsel is, kon men met dat licht dingen gaan doen die voordien niet mogelijk waren. Men kon bij voorbeeld een polarisatie-microscoop maken. In de geesteswetenschappen wordt ook vaak gepraat over verduidelijken, verhelderen, doorlichten, enzovoorts. Je kunt bij voorbeeld de dingen fenomenologisch,

existentialistisch, enzovoorts, doorlichten. Kunnen de mensen met dat verhelderde inzicht iets gaan doen? Nee. Ze kunnen hun leven niet veranderen. Als iets je door het schrijven duidelijker geworden lijkt, dan houdt dat helemaal niet in dat je een nieuw leven kunt beginnen. Het houdt alleen maar in, dat als je nog eens een verhaal schrijft over hetzelfde onderwerp, dat verhaal eventueel beter zou worden. Je obsessies raak je er niet door kwijt. Daarom blijf je ook bezig. Een schrijver moet schrijven over wat hem obsedeert. Maar, en dat is de moeilijkheid, vermijden om voortdurend zelfportretten te maken.

Vormproblemen

Interviewers: Heeft u daar moeite mee?

Hermans: Het is voor iedere romanschrijver een probleem. Waar staat de schrijver?

Kies je de makkelijkste oplossing, de ik-vorm, dan is de hoofdpersoon bijna automatisch zelf een schrijver. Want mensen die geen schrijver zijn, kunnen hun eigen leven niet op papier zetten.

In de hij-vorm zit weer een andere tegenstrijdigheid. In de meeste romans die in de derde persoon zijn geschreven, is een alwetende schrijver aan het woord. In theorie kan hij overal tegelijk zijn. Hij kan de personages niet alleen van buiten beschrijven, hij weet ook precies wat ze denken en als ze iets doen, schrijft hij er bij waarom ze het doen. Dat vind je in alle ‘psychologische’ romans. Vestdijk schrijft dat soort boeken nog en Mulisch ook, al beweert hij tegen de psychologische roman te zijn.

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(14)

wordt dan, zoals naderhand is gebleken, wat een geluidscamera kan horen en zien.

Er wordt dus niet ìn de mens gekeken.

Interviewers: Het is een feit, dat de film de evolutie van de roman heeft versneld.

(15)

11

Hermans: Ja, na de uitvinding van de film is men gaan begrijpen hoeveel je aan de fantasie van de lezers kunt overlaten. Honderd jaar geleden begon een hoofdstuk nog met een beschrijving van wat er in dat hoofdstuk allemaal zou gaan gebeuren: ‘Waarin Jan op reis gaat; hoe hij toen kennis maakte met een oude notaris; wat de oude heer zei’, enzovoorts. We zijn er dus wel op vooruitgegaan, maar eigenlijk is de roman van oudsher en onherroepelijk een hybridische vorm. Een vorm waar steeds weer over gepiekerd moet worden.

Interviewers: En u doet dat?

Hermans: Iedereen die iets wil maken dat nog niet eerder gedaan is, stuit op dergelijke vormproblemen.

Interviewers: Hebben die u van meet af aan beziggehouden?

Hermans: Mijn eerste gepubliceerde verhaal Sheb ik geschreven toen ik 17 was.

Daarna heb ik direct geprobeerd een volgend verhaal in een andere vorm te schrijven.

Je zou schrijvers in twee groepen kunnen verdelen. Zij die bij ieder nieuw boek het gevoel hebben weer van voren af aan te beginnen. En anderen die een bepaald procédé hebben gevonden en daarin het ene boek na het andere schrijven. Een auteur die van plan is een groot oeuvre te maken, zoals vroeger Balzac of tegenwoordig Simenon, moet wel aan een bepaald procédé vasthouden. Zijn lezers verwachten van hem iets dergelijks als van hun krant: iedere dag dezelfde rubrieken op dezelfde pagina's.

Ambieer je dat niet, dan moet je je oeuvre zo klein mogelijk houden. Dat is wat ik wil, ik ben niet geschikt voor een groot oeuvre. Als je steeds wat anders probeert, moet je je beperken, moet je zuinig zijn. Ik bedenk iedere dag nieuwe plannen, maar de meeste voer ik niet uit en daar ben ik blij om. Iemand als Vestdijk voert z'n plannen veel te vlug uit. Plan, hup, twee maanden later heeft hij weer een boek klaar. Eigenlijk is hij niet de auteur van een groot oeuvre, geloof ik. Daarom is zijn oeuvre ook een chaotische warwinkel.

Interviewers: Zo zien, dachten wij, veel lezers en critici ook uw boek De god denkbaar, denkbaar de god. Welke opgave heeft u zich daarmee gesteld?

Hermans: Ik heb het met opzet chaotisch gemaakt, in tegenstelling dus tot een boek als De donkere kamer van Damocles, dat op het oog heel logisch in elkaar zit.

Je kunt De god denkbaar vergelijken met een tekenfilm. In een tekenfilm gebeuren de meest vreemde dingen, alles kan. Ik vroeg mij af waarom dat in een boek niet mogelijk was en schreef dus die God denkbaar.

Interviewers: Vindt u het een geslaagd boek?

Hermans: Mensen kunnen mij geen groter genoegen doen dan door dat mijn beste boek te vinden, al is de kritiek er op ontzettend slecht geweest.

Interviewers: Ziet u het zelf ook als uw beste werk?

Hermans: Ach, het is nu weer zoveel jaar later. Ik geloof wel, dat ik nooit iets heb geschreven dat stilistisch zo verzorgd is. Ik heb met veel bewustzijn gestaan tegenover het gebruik van courant materiaal. In alles wat je schrijft, zitten dingen die eerder gezegd zijn, daar ontkom je niet aan. In dit boek is met opzet gestreefd naar een nieuwe manier van uitdrukken. Waar dat niet mogelijk was, heb ik afstand genomen van een courante zegswijze. Je kunt natuurlijk ook een boek schrijven, waarin de nadruk totaal anders komt te liggen en waarin je je dus wel het gebruik van, laten we zeggen, gemeenplaatsen kunt veroorloven. Het gebruik van gemeenplaatsen is absoluut te veroordelen als een gemeenplaats uitsluitend een decoratieve functie

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(16)
(17)

12

anders dan het taalgebruik, zoals bij voorbeeld in De donkere kamer, dan hindert het niet. Je zou de aandacht van de lezer afleiden van waar het in werkelijkheid om gaat, als je je in zo'n geval origineler zou uitdrukken.

Interviewers: Juist over de originaliteit in De god denkbaar zijn veel mensen gestruikeld.

Hermans: Als mensen zeggen ‘ik begrijp dit boek niet’, vergeten ze, dat ze veel dingen zogenaamd begrijpen omdat ze niet weten dat ze die niet begrijpen. Dit boek is vooral geschreven om aan te tonen dat we heel veel in ons dagelijks leven niet begrijpen, terwijl we doen alsof we het wel begrijpen. Mijn triomf zou ik beleefd hebben, als iemand dat boek toch geboeid, als een spannend verhaal had gelezen.

Daaruit zou blijken, dat je ook op een ongebruikelijke manier onbegrijpelijk kunt zijn en toch boeiend.

Fascist?

Interviewers: U bent meer dan eens een fascist genoemd. Wat heeft u daar op te zeggen?

Hermans: De meeste mensen die het woord fascist als scheldwoord of hoe dan ook gebruiken, weten niet wat het betekent. Ze stellen zich daarbij voornamelijk voor, en als zodanig is het natuurlijk een heel verwerpelijk begrip, mensen die zonder reden kleine groepen, bij voorbeeld Joden, in concentratiekampen stoppen en onder afschuwelijke martelingen ter dood brengen. Of verheerlijken van een leider. Of ze identificeren fascisme met het volkomen wegvallen van het recht, zoals tot op grote hoogte in Nazi-Duitsland het geval was. Dat zijn zaken waar ik niets voor voel. Maar fascisme is ook b.v. de idee van de corporatieve staat: geen volksvertegenwoordiging, maar alleen vakbonden die de verschillende belangengroepen vertegenwoordigen.

Die situatie kennen wij in feite al in Nederland. Maar dit probleem is veel te technisch voor al die ‘fascist’-schreeuwers.

Ik houd mijn agressiviteit voor democratischer dan de democratie van de mensen die mij voor fascist uitschelden. De democratie is in Nederland voornamelijk een maskerade. Er bestaat wel geen censuur op kranten, maar dat komt eenvoudig omdat de kranten vanzelf al niet schrijven over dingen waar ze niet over mogen schrijven.

Je moet in Nederland elke week f 1,90 voor L'Express of France-Observateur op tafel leggen, anders kom je er niet achter wat er in de wereld gebeurt.

Een hoogwaardigheidsbekleder wordt nooit een indiscrete of pijnlijke vraag gesteld, journalisten en parlementsleden laten zich behandelen of ze eigenlijk geen recht hebben een behoorlijk antwoord te krijgen van een bewindsman. In hun hart vìnden ze dat ook. Op die manier kun je gemakkelijk over democratie praten. De enorme afstand die hier bestaat tussen regeringspersonages en het volk, is typerend. Wij waren vroeger een oligarchie, een regentenstaat en dat zijn we in wezen altijd gebleven. Wie wordt minister in Nederland? Niet de beste man, de bekwaamste man, maar degene van wie de meeste machtsgroepen het minst te vrezen hebben. Een onschadelijke man. Als je een De Pous of een Luns op de televisie ziet, merk je toch direct dat dit geen eersteklas krachten zijn. Zo'n Luns is een vreselijk schadelijk

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(18)

Interviewers: Hoe verklaart u dat de tegenstanders die u van fascisme beschuldigen, uit de hoek komen van de intelligentsia die zich als non-conformistisch beschouwt?

De hoek van het Hollands Maandblad bij voorbeeld.

Hermans: Deze mensen vormen geen echte

(19)

13

intelligentsia, omdat ze menen zich aan spelregels te moeten houden. Die spelregels zijn in Nederland essentieel ondemocratisch. Ik beschouw deze mensen als een soort samenzweerders. Zij polemiseren wel en hebben wel een mening over dit en dat, maar zetten daarbij niets op het spel. Als iemand als Van Galen Last zegt dat ik een fascist ben, dan is dat pure domheid van die man. Dat is een heel domme man. Typisch voor het fascisme is ook het gelijkschakelen en het denken in groepen. Voor mij geldt dat niet. Een schrijver als Ter Braak, idool van Van Galen Last, dacht nog eerder in groepen. Die geloofde nog in een elite-vorming. Maar ik ben er van overtuigd dat het de natuur niets kan schelen of de wereld bevolkt wordt door supermensen, ondermensen of helemaal geen mensen. Ik heb wat ik zou willen noemen: de geologische blik op de geschiedenis. Wat ik nooit vergeten kan, is dat de aarde minstens 3 miljard, 3000 miljoen jaar oud is. Van die 3 miljard jaar bestaat de mens, het beestmens, misschien 1 miljoen jaar. Van die 1 miljoen jaar leeft het wezen dat in de verte op de moderne mens lijkt, hoogstens achtduizend jaar. En dat is nog de vraag. Wanneer begint de moderne mens te bestaan? Misschien met de uitvinding van de stoommachine, maar dat is waarschijnlijk nog te optimistisch. Veel van de intellectuelen, van wie de meesten uit de geesteswetenschappen voortkomen, die van huis uit neerlandicus, theoloog of historicus zijn of iets dergelijks, lijden aan historisch perspectivisch bedrog, die beseffen niet hoe oud de planeet is en denken zonder het te willen of te weten dat zij een belangrijke plaats in de kosmos innemen. Voor mij staat het vast, dat de mens helemaal niets is.

Jezus en Hitler

Interviewers: Aan welke kant staat u, in termen van ‘links’ en ‘rechts’?

Hermans: In bepaalde opzichten ben ik zeer links, zoals iedereen moet zijn die rationalistisch is ingesteld. Aan de andere kant weet ik dat de linkse mensen toch ongelijk hebben, omdat de volledige volvoering van hun ideeën in strijd is met de menselijke natuur, althans met de natuur van de meerderheid. Kenmerkend voor het denken van rechts vind ik het denkbeeld, dat je speciaal onder Katholieken aantreft:

de massa bestaat uit onmondige schaapjes, die liever niet moeten worden voorgelicht, voor wie allerlei zaken beter geheim kunnen blijven. Maar wie zal uitmaken wie mondig is en wie niet? Enerzijds zie ik dus dat de ideeën van links afstuiten op de inertie van de massa, anderzijds kan ik de rechtse ideeën niet onderschrijven, omdat ze niet rationalistisch zijn. Dat is de situatie.

Interviewers: Op welke partij gaat u binnenkort stemmen?

Hermans: Ik vind alle partijen even vreselijk. Niet stemmen helpt niet in Nederland, want blanco stemmen vallen toe aan de grootste partij. Ik denk dat ik P.S.P. stem, al voel ik eigenlijk niets voor de doelstellingen van die partij.

Interviewers: Het valt toch niet te ontkennen, dat het denken van links de positie van massa's mensen heeft verbeterd.

Hermans: Het is voor mij de grote vraag of de positie van de arbeiders in deze zogenaamde welvaartsstaat zoveel beter is dan in vorige eeuwen. In vergelijking met hun voorouders wel, maar in vergelijking met wat de rijken nú bezitten, niet. Een kleine man moet van een dubbeltje dat hij verdient loonbelasting betalen, nietwaar.

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(20)

verdiend, waarover hij geen belasting hoeft te betalen. Van

(21)

14

gelijkheid is geen sprake. Maar het kan niet anders, want de hele economie zou in elkaar storten als de beurshandel verboden werd.

Interviewers: In elk geval is de feodale willekeur verdwenen.

Hermans: Dat maken de mensen zich graag wijs. Ik geloof dat de willekeur anders is komen te liggen. Het is zoiets als... iemand ligt in bed, zijn kussen wordt warm, hij verlegt zijn hoofd naar een koud deel van het kussen. Daar is ook niets mee veranderd, want dat deel wordt ook weer warm.

Het is allemaal een kwestie van taktiek. Je kunt zeggen: de tegenhanger van Hitler is Jezus. Maar wat gebeurt er als iemand die niet Jezus is, zijn tegenstander de rechterwang toekeert? Hij krijgt niet alleen een klap op zijn rechterwang, maar hem wordt ook nog de schedel ingeslagen. Jezus overkwam dat niet, omdat, om het eens plat uit te drukken, Jezus zijn nummer goed wist te brengen. Maar de meeste mensen weten hun nummer niet goed te brengen. Dat is het grote geheim. Je kunt ieder nummer brengen, als je het goed doet. Hitler bracht een absurd nummer maar zolang hij het goed deed, had hij er succes mee. Hij wist de mensen wijs te maken dat hij aan hun heilsverwachtingen zou voldoen. Heilsverwachtingen zijn een integrerend deel van de menselijke psyche en egoïstisch gericht. Mensen zullen altijd hun eigen heil willen verwezenlijken door het onheil van anderen.

Nieuw boek

Interviewers: Werkt u momenteel aan een nieuw boek?

Hermans: Het grote medelijden, dat verhaal in Randstad waar zoveel mensen woedend om zijn geworden, is er een episode uit. Ook de andere episodes zijn min of meer te beschouwen als afgeronde verhalen. Ze worden niet zozeer bijeengehouden door een intrige, maar door een thema, dat je kunt noemen: het failliet van het reizen.

De hoofdpersoon van het boek is sterk gekant tegen de Nederlandse ambiance, alles hangt hem de keel uit. Hij probeert er aan te ontsnappen door te reizen, maar dat lukt hem niet. Door het feit dat hij schrijft, moet hij er zich bij neerleggen dat hij

onherroepelijk aan Nederland is gebonden. Iedere schrijver, of hij het leuk vindt of niet, is onherroepelijk aan zijn vaderland gebonden. Je kunt nog zo'n grote anti-patriot zijn, je vaderland blijft de enige authentieke materie. Ik weet niet waardoor het komt dat ik het schrijven als voornaamste levensvervulling heb gekozen, terwijl ik zo de pest heb aan Nederland. Misschien ben ik een masochist, wie zal het zeggen.

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(22)

hans verhagen hans verhagen & zn

Een van de zeven cyclussen uit de bundel Rozen Motoren die dit najaar

bij Nijgh & Van Ditmar za verschijnen

(23)

17

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(24)

1

Het was in de jaren 39, het begin van onze jaartelling

(25)

19

2

Groeit (1e tandje

1e woordje

1e 2e Wereldoorlog) van het ene sprookje

in het andere, stap voor stap van kindsbeen in het echt been

(of geweer)

, Hans Verhagen

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(26)

3

Begon al goed gevoed,

300 calorieën extra onder moeders petticoat Begon

blond, een affiche (het zonnige Oosten) , het was een goed mensjaar

(levert een goed leger op)

(Elke goede moeder een soldatenmoeder)

(27)

21

4

Wordt groter & groter, efficiënter als ooit in zijn grote, organische

1-heid

Ontwaken de driften in een handschoen, die een handle overhaalt, die

...

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(28)

5

Klokkijken leren op een kilometerteller En pas na 30.000 km ongekende perversiteiten:

Weet je nog?

Alleen gekleed in kaplaarzen, sokken, schoenen, pantoffels, nylons 9½,

soepogen, een bek vol kwijl, maar geen morfine:

(Ontroerd; langzaam):

Liefde/Poëzie e.d.

(29)

23

voor Armando 6

Een mens, hormonen medeplichtig, 7e pantserdivisie,

niet puinen, maar nieuwbouw onteigenend,

toeëigenend zich andermans,

met of zonder anti-semitisme, socialisme

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(30)

7

In ons socialisme is geen plaats voor socialisten : onze politiek beperkt zich

tot de ademhaling.

In onze poëzie geen ademhaling.

(31)

25

8

De mens is zijn building, onderhevig aan pigment, hoewel kleurecht, d.w.z.

met humane trekken - En achter elke wand wacht een andere wand want achter elke wand is een andere wand -

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(32)

9

Mensen.

De 1e m2emotie met gedachten als met voeten tredend betreden

zij hun schoeisel, een mooie tijd tegemoet Mensen manoeuvrerend, elkaar

ontwijkend, omhelzend ontvallend

Mensen.

(33)

27

10

Deze mensen gaan hun bewegingen niet na noch de beweegreden van hun bewegingen

: deze mensen bewegen En daarmee is alles gezegd wat zij zeiden,

maar zij zeiden niets

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(34)

11

De mens domineert in de mens de mens heeft vooral

's winters levertraan nodig

(35)

29

12

Volgens het draaiboek v.d. liefde formules spellend in de genitaliën, afgelopen winter als in elke psychia- trische kliniek bekogeld met impulsen:

levensbeschouwingen à la minute in een kleuter door de atmosfeer- een nieuwe industrie in poëzie

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(36)

13

Een mooie tijd voor de luchtfotografen.

Rupsbanden omsingelen de wereld

Het systeem is niet goed, is niet slecht, is het systeem. Rupsbanden rond & rond & rond &

Een mooie tijd waarin mijn hart klopt als dat van een lucht- fotograaf; de rupsbanden

(37)

31

14

Door de rupsbanden niet gehoord is het stelen

van mijn winterjas, gestolen in een gestolen diplomatentas

En thuiskomend in een nieuwe jas - , Norman Verhagen

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(38)

15

Het was in de jaren 61, het begin van onze jaartelling

(39)

33

anoniem 20e eeuw freddy de vree histoire d'o

Histoire d'O, het beste pornografische boek dat u zich momenteel kunt aanschaffen.

De schrijfster heet Pauline Réage. De uitgever Jean-Jacques Pauvert.

Het voorwoord is van Jean Paulhan.

Een literaire prijs: 1954 (bij het verschijnen). Een eerste veroordeling wegens pornografie: 1954 (bij het verschijnen).

Inhoud: O wordt door haar vrijer, René, naar (kasteel? te) Roissy gevoerd, waar zij overgeleverd is aan wie haar ook maar wil nemen, gefolterd wordt en een vaste houding bijgebracht. Deze houding bestaat er uit, nooit de benen te kruisen, nooit de knieën tegen elkaar te houden, de mond bestendig half-open te hebben, ‘ce qui marquera que votre bouche, votre ventre, et vos reins nous sont ouverts.’

Terug in Parijs, schenkt René haar aan zijn half-broer Sir Stephen, die haar regelmatig met de zweep slaat en haar nog bloedend aan René terugbezorgt. Sir Stephen wordt verliefd op O, die ondertussen een liaison heeft tot stand gebracht tussen haar foto-model Jacqueline en René. Het viertal gaat op vakantie naar Cannes - Natalie, 16 jaar, een halfzuster van Jacqueline vergezelt hen, nadat O met de tekens van Sir Stephen gemerkt is (een ketting met naamplaat door een schaamlip heen, een brandmerk op haar billen, 1 cm diep). Sir Stephen leent O uit aan de ‘kommandant’, die haar op een party uitstalt.

Laat u misleiden: het verwarrende van het boek ligt eerst en vooral in de idee, dat O een bepaald vrouwentype dient uit te beelden; dat het boek zelf een ‘biecht’ zou zijn, een dokument. (Spontaneïteit van het verhaal, poëzie in taal en vorm). Het boek, dat

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(40)
(41)

34

aksentueert niet wat gebeurde, maar dat het gebeurde. En wat er gebeurde vergeet u niet licht. Histoire d'O is de meest geraffineerde, best geschreven ‘pornografie’

die u kunt vinden. De details zijn zo fijn geschreven, dat de auteur wel een arsenaal aan vrouwenklederen, zwepen en kettingen in haar onmiddellijke nabijheid lijkt te hebben.

Laat u niet misleiden: Histoire d'O is vooreerst een roman - een verhaal zonder meer, eigenlijk een verouderde roman. De eerste indruk van O, hoe gedetailleerd en individueel ze ook beschreven wordt, is deze van een ‘absolute’ figuur, een doel op zichzelf, en het kan u weinig maken of ze nu in Parijs of in Groningen woont. Het boek lijkt wel een liefdesroman te zijn (‘une lettre d'amour’, Jean Paulhan - ‘l'histoire d'un amour fou’, Luc Estang).

Wie is O, wat doet ze? O werkt als fotograaf voor modebladen; René in een modern kantoor nabij de Champs-Elysées. Beiden zijn welgesteld, hun smaken zijn weinig opvallend: klassiek interieur, nogal typisch Parijse meubelen; over kunst wordt nooit gesproken, hoewel O een muur vol boeken heeft - weer een normaal verschijnsel te Parijs.

O woont op een mansarde op het île Saint-Louis, Jacqueline tegen Passy aan (hoogstwaarschijnlijk tussen Parry en de Seine, in de buurt van de rue Duban).

Wanneer Jacqueline bij O inwoont, haalt Sir Stephen haar af om haar naar de studioos in het bois de Boulogne te brengen - de duur van deze rit (langs de linkerkaaien, tot aan de brug, door het 16e - in 1954 zelfs nog door de boulevard de Passy, die in '61 van richting veranderde - naar Ville d'Avray op, als ik me niet vergis de kortste weg), op de spitsuren voor een Parijs chauffeur ongeveer 25 minuten, geeft O inderdaad voldoende tijd om zich op haar bezoek bij Sir Stephen voor te bereiden, terwijl Jacqueline meent dat O de ganse morgen uitslaapt. (Sir Stephen, waarschijnlijk een diplomaat, fond of habits and rites, is zeker een rijk man, zie het eetmaal in La Pérousse, geen goedkoop restaurant, zie de villa in Cannes: de huur moet tussen '50 en '54 op ongeveer 20.000 nieuwe Franse franken per maand te ramen zijn.)

(1)

Wie is O? Goede (dure) opvoeding. Heeft enkele vrijers gekend. Eén poogde zich voor haar te zelfmoorden. O kende enkele lesbiese verhoudingen, waarin zij de aktieve rol speelde (p. 114-125).

Wat doet zij? Roissy: ze blijft er als gebruiksvoorwerp - nooit mag zij naar de mannen opkijken, steeds haakt haar blik zich vast aan het geslacht dat door de huiskledij bloot wordt gelaten. Haar anus wordt verbreed d.m.v. een godmiché die zij de ganse dag draagt, tot de mogelijkheden verruimd zijn. Haar handen zijn gebonden achter haar rug - alleen met haar mond kan ze haar meesters voldoening schenken. Ze wordt geslagen met verschillende soorten zwepen.

Parijs: René laat haar slaan door Sir Stephen. Deze op zijn beurt geeft haar aan Anne-Marie, die O met een hondezweep op het geslacht slaat. Die haar op bevel tot in de derde graad brandmerkt.

Cannes: de kommandant brengt O naar een feest, waar zij wordt binnengeleid door Natalie, d.m.v. een keten, vastgehaakt aan de ijzers in haar geslacht, en uiteindelijk wordt O, nog steeds voorwerp, ten toon geworpen tegen een muur.

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(42)

ver-

(43)

35

nedering, elke foltering een bewijs is dat ze aan René toebehoort, gehoorzaamt. In Parijs soms weerspannig, zo bv. wanneer Sir Stephen haar vraagt zich te masturberen, maar toch steeds zo onderworpen mogelijk. Haar leven wordt afgesteld op een onpersoonlijk geslachtsbesef: haar mond, haar zorgvuldig met parfum en lippenstift bewerkte tepels, schaamlippen en anus komen los van haar lichaam, en dit laatste zelf is nog slechts een veruiterlijking van haar slavernij. Als ze een vrouw verleidt is het om zich rekenschap te geven van het genot dat een man kan hebben aan háár lichaam.

Het is werkelijk een wreed boek. Bij Sade is de wreedheid dikwijls bijna lachwekkend omdat ze zo paroksisties, zo overdreven is (de obsessie is een obsessie die van sekse naar louter geweld overslaat; bij O is alles habits and rites); bij Burroughs wordt het een groteske (de onvergetelijke passage in Naked Lunch: het schakelbord dat de tanden van de manipulator onder elektriese spanning zet); bij Bataille in Histoire de l'oeil is de wreedheid ziekelijk obsceen. In Réage's roman, en dat is ontzettend, is het wrede volkomen normaal, volkomen in harmonie lijkt het, met een bepaalde voorkeur. En les goûts et les couleurs ne se disputent nu eenmaal pas. Eet u graag Osso bucco? Krijgt u er graag van langs met een rijzweep? Olijf of maraschino?

Tatoeëren of brandmerken? Elke uitleg loopt spaak. Paulhan merkt terecht op dat

‘c'est plutôt qu'une jeune femme, une idée, une mode d'idées, une opinion qui s'y voit mise au supplice (p. xvi)’. Zulk een foltering, zulk een leven, zo een liefde zijn onmogelijk. Tenzij. Tenzij ‘je t'aime à en mourir’ waar is. Tenzij men verliefd is, dus tenzij Histoire d'O een liefderoman is. Tenzij liefde afhankelijk is (wel te verstaan:

in het geval van O alléén, en in dàt geval alléén, en in dit geval alléén, en in het geval van X alléén, en dan nogmaals voor Z, ook alléén: een filosofie van de liefde op veralgemeend verbaal vlak heeft geen zin). Tenzij liefde daarnaast een dodelijke vrees is, die afhangt van de ogen, de handen, de wimpers, de enkels, de kleren, enz., van de geliefde. Natuurlijk komt zulks er op neer, de waarheid van O te aanvaarden.

Dat is niet zo heel moeilijk: u cijfert het gruwelijke weg (bv. c'est une opinon plutôt qu'une jeune femme qui s'y voit mise au supplice), u cijfert de angst, het zweet, de kreten, de tranen, de spasmen weg, en u houdt een fiere, stoere levenshouding over, die op het overwonnen leed slaat. René Gysen wees hier, i.v.m. Kierkegaard reeds op in Gard Sivik 26; men leze ook Buytendijk's diskussie van de opinie van Deutsch over het vrouwelijk masochisme

(2)

.

Het is nogal wiedes, dat, als het dan toch maar om te pochen is, O van het leed dat ze heeft doorstaan houdt, en dat een grotere foltering een grotere bevrediging brengt. Nu zijn we er. Is het O's doel, prat te gaan op haar smart? Is zij uiteraard een masochiste? Is het wel haar doel, voorwerp te zijn, bevrediging te schenken?

En de uitleg die O zelf geeft loopt spaak. Wie is zo altruïsties, dat zij (hij) alléén maar zou willen geven, in ruil voor niets meer dan afhankelijkheid? Dit is de schijnvraag, de metafiziese vraag, die O verheft tot een antwoord, tot een absolute.

Men kan deze vraag als een eerste vraag aanzien (maar dat is reeds een interpretatie, en het is slechts voor wie het boek zelf las duidelijk waarom dit artikel geen

konkluderende interpretatie kan hebben). In dit geval zoekt O naar een konstante afhankelijkheid meer dan naar een afhankelijkheid. Als ze konstant van iemand afhangt, dan is er immers konstant iemand voor haar. René of Sir Stephen kan zij alleen houden door steeds meer van hen te gaan afhangen.

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(44)
(45)

37

Uit de eerste episode van een privé-film naar Histoire d'O. Mise en scène: Kenneth Anger.

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(46)

Maar uiteindelijk is er een grens die niet overschreden kan worden, tenzij door de dood (gesteld dat het leven zin heeft, is de zelfmoord een offer. Maar de zelfmoord van O is dit niet, vermits ze zich uit verdriet doodt.)

Maar O is geen antwoord, omdat haar psychologie, normaal of abnormaal, vals is. (Een vrouw merkt dit blijkbaar vlugger op bij de lektuur.) Réage ziet in feite de aard van de persoon voor de struktuur van diens bestaan aan.

(3)

O leeft (lijdt) voor een geloof. Ook de struktuur van het verhaal wijst hier duidelijk op:

Histoire d'O volgt het schema van de min of meer populaire initiatieroman (vgl. de boeken van o.a. John Buchan en Talbott Mundy), wat tenslotte zo vreemd niet is, zie de parallellen die Goldberg (The Sacred Fire, Grove Press) tussen godsdienst en sekse trekt, zie de tezis van Bataille, waarin seksuele en mistieke ekstaze vergeleken worden.

De religie van O: O legt een proef af (Roissy) en krijgt bepaalde consignes mede - ze zal daarenboven uiterlijke tekens dragen (geen ondergoed, bepaalde houdingen zijn taboe, cfr supra), ze krijgt een zware ring in ijzer (zoals elk lid van het eroties vennootschap), ze verwijst dikwijls naar een bijbelse gedachte of dito citaat, ze voelt zich onpersoonlijk, een medium in de macht van een meester, ze is onderworpen, ze wordt steeds verder van haar geslachtsleven weggerukt (brandmerken heeft tenslotte nog weinig met sekse te doen), ze loopt met de uitstralingen van haar bizar geluk in haar ‘ogen en houding’, als een heilige, en haar initiatie verloopt van René naar Sir Stephen en van deze laatste naar de kommandant, wiens titel genoeg zegt, dit nadat zij een bekeerlinge (Natalie) heeft gemaakt. Tenslotte wordt ze als volmaakt

geïnitieerde als voorbeeld tentoongesteld (anoniem nu, gemaskerd, onbenaderbaar, beschermd tegen misprijzen en ontzetting).

En de liefde van O is deze van een mistieke. Uit deze tekst valt niet op te maken of ze op iets anders rekent dan op mishandelingen. Ze draagt de stigmenten, maar zonder dat haar god ooit beloofde, eeuwig te zijn.

Mistiek? Histoire d'O verloopt in een ondraaglijke stilte. Vanaf Roissy wordt haar het zwijgen opgelegd, en zwijgend ontkleedt O zich voor haar meesters, om naakt en stil te wachten, te blijven wachten, op een teken of één enkel woord - in een ruimte van stilte, waar het tintelen van ijs in een glas haar trommelvlies doet barsten.

In een trage stilte, de stilte van de ijzers en van het gekeurd worden als slachtvee, een onbeweeglijkheid in de tijd: als een wassen slavin op de drempel van de dood.

In een eenvoudige stilte, die door de onpersoonlijke eenvoud van het hele verhaal loopt, een ‘absolute’, aseksuele toewijding in een leven dat alleen door de sekse geregeerd wordt. (P. 178: Puis René la prit, et il parut à O qu'il y avait si longtemps qu'il ne l'avait fait qu'elle s'aperçut qu'au fond elle avait douté si même il avait encore envie d'elle, et qu'elle y vit une preuve d'amour. O beschouwt het verlangen dus doorgaans niet als liefde, zelfs niet als een bewijs ervan.) En het zijn de elementen traagheid, stilte en soberheid die a.h.w. het geweld, dat de hele kern van het verhaal uitmaakt, negeren.

Roman? De tegenstelling tussen kreet en stilte, de sluwe traagheid van wachten,

zwijgen en bewegen (zie p. 167-169, een fragment dat Resnais' Mariënbad voorspelt),

(47)

het geduld in de beschrijving - keurig, precies, meer aan Flaubert dan aan de nouveau roman verwant -, de zuivere taal, het ver-

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(48)

mijden van grove termen, via de luxe en de hygiëne.

En luxueus en hygiënies. Geen satyriasis, geen maandstonden, geen defekaties, geen zwoele orgasmen. En sober als het stalen stilzwijgen van Sir Stephen, sober en toch spontaan met zijn dubbel begin en zijn dubbel einde.

Dit boek heeft geen auteur. Pauline Réage bestaat niet. Mademoiselle d'O eventueel wel, - naakt tegen een muur van grove rots, geketend, naakt belichaamd onder het masker van een kerkuil. Omdat haar verhaal nu eenmaal bestaat, willen we dit ontkennen, als verhaal tenminste. Willen we alleen haar naam, O, haar open lichaam en haar masker nog overhouden. Willen we haar herscheppen, onttrekken aan de droom van staal, zweet en gillen.

En zeggen: of wij bestaan, of O bestaat.

Beiden bestaan.

Bibliografie:

Histoire d'O par Pauline Réage. Préface de Jean Paulhan.

XX + 247 p. Ed. Jean-Jacques Pauvert, Sceaux, 1954. 12NF.

Eerste uitgave + 100 ex. H.C. à 100 NF. In 1954 drie herdrukken, 12 NF, 12 NF en 16 NF.

Histoire d'O, id., J.-J. Pauvert, Paris, 1960, 24 NF.

Histoire d'O, id., illustré par Léonor Fini.

36 ex H.C. + 314 ex. op Vélin d'Arches, formaat 28 × 38 cm, met 12 kompozities in kleuren door Léonor Fini.

Ed. Le cercle du livre précieux, Librairie du Palimugre, 47 rue Bonaparte, Paris - 6. 600 NF. (En dat is slechts de subskriptieprijs!)

Privé-film Histoire d'O, regie Kenneth Auger. 200 ex. ± f 4000,- per stuk.

Een Engelse vertaling verscheen bij de Olympia Press. 18 NF.

Meestal wordt Jean Paulhan voor de auteur aangezien: Pauline Réage zou Paulhan réagit betekenen. Men heeft ook Monique Watteau, Pieyre de Mandiargues, Max-Pol Fouchet, Jacques Prévert e.a. genoemd.

Hoewel in Frankrijk en België verboden, wordt Historie d'O integraal uitgeleend door de UB in Amsterdam.

Eindnoten:

(1) Cannes is Ibiza niet. (Dit is een insinuatie op Simon Vinkenoog.)

(2) Buytendijk: De vrouw, Aulaboeken 1961, p. 124-155. Masochisme is trouwens een term; strikt genomen een perversie (sic): (eine) psychische Impotenz. (Sie) beruht (..) nur darauf, dass dem perversen Trieb eine andere Befriedigung als die normale, zwar auch durch das Weib, aber nicht durch Koïtus, adäquat ist. (Krafft-Ebing, Psychopathia Sexualis, Müller, Zürich '37, 2e druk, p. 194).

(49)

(3) Buytendijk p. 151 en Histoire d'O, p. 121-124 en 233-234.

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(50)

cornelis bastiaan vaandrager brieven aan de redaktie een documentaire

Ze achten ons hoog of zeer, ze verblijven met gevoelens of de verzekering van de meeste of allermeeste hoogachting.

Ze groeten ons beleefd of hartelijk, ze hebben veel van ons gehoord.

Ze hebben vertrouwen in ons, ze stellen ons oordeel op prijs, ze leggen hun lot in onze handen, ze zien met veel belangstelling uit, ze hebben alle waardering voor ons.

Ze zijn zo vrij, ze nemen de vrijheid, ze hopen van harte, ze wachten af, ze wachten met grote belangstelling.

Ze verwarren ons met Podium, ze weten niet eens hoe ze Gard Sivik spellen, ze frankeren vaak onvoldoende.

Ze kennen Cremer, Gils, Mulisch, Johnny de Selfkicker, Sleutelaar, Vaandrager, Verhagen en Vinkenoog persoonlijk.

Ze willen graag ‘opbeurende dan wel neertillende woorden’, ze tikken ons op de vingers, ze houden zich aanbevolen. Ze stellen zich voor, ze zeggen tot ziens of tot schrijvens. Ze zijn bescheiden, beleefd, ongeduldig, hardnekkig, uitvoerig of kort maar krachtig. Ze zijn naïef, ze doen net of ze gek zijn, ze hebben zelfkennis, ze hebben begrip of ze hebben kapsones.

Ze hebben al vroeg pseudoniemen; van sommigen hoor je nooit meer wat, anderen houden aan en winnen soms.

Ze vleien, ze abonneren zich om te beginnen, ze willen hun medewerking wel verlenen of ze denken er over eens iets te gaan publiceren. Ze zeggen wat ze gepubliceerd hebben of hopen te publiceren. Ze vermelden hun leeftijd als excuus of pluspoint. Ze schrijven onleesbaar of tikken persklaar. Ze maken gedichten, verhalen en toneelstukken, bijna nooit essays.

Uit de honderden brieven heb ik er 14 gekozen, met zorg en een gevoel van teleurstelling dat ik er niet meer kon opnemen.

Ik had ze eerst met naam en toenaam willen publiceren. Om juridische redenen

ben ik daar later op terug gekomen. Data, woonplaatsnamen, pseudoniemen en andere

personalia zijn weggelaten. Sommige brieven zijn hier en daar bekort of minder

specifiek gemaakt, in het belang van de afzenders. De originele manu- en typoskripten

zitten in mijn Ahrendkast.

(51)

Het heeft lang geduurd, maar ze krijgen allemaal bericht: ik ga er weldra een paar daagjes voor zitten. Ze zijn gewaarschuwd: de rubriek ‘Brieven aan de redaktie’

wordt voortgezet. Deze uitnodiging geldt ook voor meer belangeloze lezers.

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(52)

Aan de redaktie van Gard Sivik / p/a de Heer H. Sleutelaar / Essenburgsingel 127 bsout. / Rotterdam.

Zeer Geachte Heer,

De drang laat mij niet los; al enige jaren schrijf ik niet zonder een zekere krampachtigheid verzen, aanvankelijk louter voor mijn plezier, maar langzamerhand ontwaakte het verlangen in mij eens iets te publiceren.

Vroeger kon dit in schoolkranten, nu in de studentenalmanak (in principe beide hetzelfde, naar ik meen) maar op den duur bevredigt dit niet meer.

Ik wist van het bestaan van literaire avantgardistenblaadjes af, gedreven door de allerjongsten - waar ik dus zelf ook toe behoor - maar het feit dat zij door deze allerjongsten gedreven werden, bracht meestal met zich mee dat, als ik eens enkele gedichten instuurde, de blaadjes inmiddels al weer opgeheven waren, en ik zodoende zelfs nooit antwoord ontving.

Bovenstaande moet geenszins opgevat worden als een pleidooi voor de verzen die ik bij deze brief heb ingesloten - meer is het bedoeld om mij althans enigermate kenbaar aan U te maken. Daarbij, gedichten insturen zonder een enkel begeleidend woord is wel wat al te honds.

Inmiddels, terwijl ik hoop dat U mijn verzen voor Gard Sivik waardig zult achten, met gevoelens van de meeste hoogachting,

Zeer geachte heer Sleutelaar,

U ontvangt hierbij ‘grote morgendans’ voor ‘Gard Sivik’, het laatste hoofdstuk van de roman ‘zero oven’, roman in kreeftengang geschreven en op veel bladzijden na kompleet.

Volgende week poëzie.

Mocht het stuk niet doorgaan dan hoop ik het na zoveel maanden (de redaktionele molens van de lit. bladen draaien langzamer als 9 die der ambtenaren) terug te ontvangen.

Belangrijker pers. geg. als 15-10-4... geboren en voor een dagblad een interview, kan ik tot nu niet verstrekken.

met vriendelijke groet Naschrift:

Mocht u vinden dat het voor véél verbeteringen vatbaar is, dan kunt u het beter direkt retourneren alvorens de redaktie te raadplegen.

Aan de Redactie van ‘gard sivik’

Geachte Redactie,

Ruim een half jaar geleden stuurde ik U, ter plaatsing, een gedicht (beginregel: ‘dit is de aarden stem’) waarvan ik echter sindsdien nooit meer iets vernomen heb, hoewel een postzegel voor antwoord was ingesloten! Ik verzoek U daarom, indien het tenminste niet geplaatst wordt, het mij alsnog zo spoedig mogelijk te retourneren.

Bij vroegere inzendingen maakte ik reeds kennis met een nonchalance van Uw kant, en ik moet bekennen dat daardoor mijn enthousiasme voor Uw Tijdschrift niet in alle opzichten is toegenomen.

Niettemin zal ik het op prijs stellen eens een gedicht van mij in Uw

Tijdschrift geplaatst te zien. Daartoe heb ik hierbij een vertaling ingesloten

(53)

van een van de meest vernuftige ‘technische wonderen’ van Ezra Pound:

‘Sestina: Altaforte’ uit zijn bundel ‘Personae’; behalve daarin en in zijn verzameld werk, kunt U de oorspronkelijke tekst ook vinden in vele bloemlezingen, zoals ‘Ezra Pound: Selected Poems’ (ed. Eliot;

Faber-pocket) en ‘The Penguin Book of Modern American Verse’.

Aangezien mijn eigen poëzie U blijkbaar niet zo erg ligt, leek het mij het beste U een vertaling te doen toekomen, temeer daar bij

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(54)

de beoordeling daarvan het subjectieve element tot een minimum is beperkt.

- Eventuele plaatsing dient te geschieden onder mijn pseudoniem. Indien U deze inzending niet opneemt, verzoek ik U deze tegelijk met de vorige inzending te retourneren; postzegel voor antwoord kan zodoende achterwege blijven.

Met de meeste hoogachting, voor u ze weggooit

gaarne retour Geachte Redactie,

Hierbij doe ik u een gedicht toekomen, dat ik gaarne geplaatst zag in uw tijdschrift, onder mijn pseudoniem.

Ik sluit hierbij een postzegel in voor antwoord.

Hoogachtend,

Gard Sivik / Hans Sleutelaar / Essenburgsingel 117 a / Rotterdam Geachte heer Sleutelaar,

Hierbij zend ik u een tiental van mijn gedichten op. Ik hoop dat ze het waard zijn in uw blad opgenomen te worden.

Een nieuw en een verrassend commentaar op ‘Waarom dicht ik’ kan ik u niet geven. Ik dicht zoals ik van sport hou, zoals ik van lezen hou, zoals ik van culinaire fantasieën hou. Dat ik mijn gedichten tracht uit te geven, dit hoort bij het dichten.

Evengoed dat bepaalde voorwerpen of verschijnselen, in ons dwingen bepaalde eigenschappen aan te nemen, zo is een eigenschap van een gedicht uitgegeven te worden. Want dan pas is een gedicht volmaakt. Een gedicht moet men dus beschouwen als een rondzwervende ziel dat naar belichaming zoekt in de lezer.

Ik hoop u hiermee van dienst te zijn. In het geval dat mijn gedichten opgenomen worden, zou ik gewoon mijn naam als ondertekening willen gebruiken. In het andere geval zou ik mijn gedichten terug willen hebben, met zo mogelijk kritiek daarop. In afwachting wat er verder gaat gebeuren groet ik u hoogachtend,

Geachte heer,

Zeer lange tijd geleden trof ik u in Hilversum bij een vriend van mij, die boekverkoper is. We hebben toen een kort gesprek gevoerd, waarbij u zich, in tegenstelling tot mij, als voorstander opwierp van het poëtisch engagement. Na die tijd heb ik zeer veel poëzie geschreven, die echter slechts handelde over die ontroeringen die ik poëtisch zuiver achtte. Mijn gedichten leden (lijden) echter aan de gebreken waaraan zovele

postexperimentele poëzie lijdt. Steeds meer ben ik tot het besef gekomen,

dat het moderne gedicht dringend behoefte heeft aan helderheid van

beelding; geen half-mystieke, half-mytische zwamneuzerij, en in mijn

geval... aan het engagement. Ik stuur u hierbij een gedicht, nou ja gedicht,

dat als voorbeeld mag dienen van mijn huidige schrijfwijze. Het korte,

(55)

doch prettige gesprek herinnerend, dat we voerden, meen ik er wel op te mogen vertrouwen dat u me een antwoordje stuurt, waarin u schrijft wat uw bezwaren zijn tegen mijn werkwijze. Wellicht vindt u mij geen groot dichter; wat ik hoop is misschien niet zozeer een waardering voor mijn poëtisch vermogen als zodanig, als wel voor mijn eerlijkheid als dichter.

Inmiddels verblijf ik, met de meeste hoogachting

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(56)
(57)

44

Geachte Redaktie

Hierbij ingesloten vindt u het min of meer experimentele toneelstuk

‘Hondenbrood’. Misschien komt het voor plaatsing in aanmerking. Ik geloof niet dat mijn leeftijd (15) een bezwaar kan zijn. Bij de letterkundige voortbrengselen moet de leeftijd buiten beschouwing gelaten worden.

Binnenkort zullen er waarschijnlijk 5 gedichten van me in ‘Podium’

geplaatst worden. Ook zal er een verhaal van me in ‘Twen’ verschijnen.

Als het toneelstuk niet voor plaatsing in aanmerking bestaat er dan de mogelijkheid dat ik het terugkrijg? Met natuurlijk het waarom van het terugsturen.

Bij mogelijke plaatsing zou ik graag willen dat u mij deze Gard Sivik toezond. De prijs hiervan kan dan van het honorarium afgehouden worden.

Ik ben nl. niet bij machte een abonnement op een of ander literair tijdschrift te nemen daar ik nog op school ga (volgende schooljaar naar de 5e klas H.B.S. b) en mijn financiën uiteraard beperkt zijn.

Hierbij ingesloten vindt u ook nog enkele gedichten. Vele gedichten van me zijn al gepubliceerd in een krant, die een pagina daarvoor beschikbaar stelt. Bij mogelijke publikatie zou ik graag willen dat dit gebeurde onder pseudoniem daar ik mijn eigen naam er niet geschikt voor vind.

vriendelijke groeten

P.S. Als mijn gedichten gepubliceerd worden zou ik ook graag dat nummer toegezonden willen hebben.

aan de heer cor vaandrager / brielselaan 84 B / rotterdam geachte heer,

deze 5 gedichten zijn bestemd voor gard-sivik, ik zend ze langs u om daar bij u het vertrekpunt ligt van de sirkulerende kopij.

oorzaak (van inzenden): dacht bij mezelf (dus in stilte) literaire schurk, je bent nu bijna negentien, er werden reeds gedichten van je hand gepubliseerd in bloemlezingen + tijdschriften, nu moet je eens voorgoed afbreken met al die artistieke mesthopen (doen niets dan persoonlijkheid wurgen) Ik zend daarom na deze introspektie enkele gedichten naar uw tijdschrift gard-sivik, met de bedoeling ze voor te leggen aan uw objektieve beoordeling.

bij voorbaat dank om de moeite die u geeft om kopij door te nemen.

hoogachtend, Mijne Heren,

In 195... kreeg ik een eervolle vermelding van de Reina Prinsen

Geerligsprijs-jury voor een bundel korte verhalen, welke ik uit kritisch oogpunt niet in boekvorm gepubliceerd heb.

Thans heb ik bijna een bundel van tien nieuwe verhalen voltooid, die ik wel denk uit te geven. Enkele verhalen hiervan zijn reeds gepubliceerd.

Het zou door mij op hoge prijs gesteld worden, indien er een of meerdere in Gard Sivik worden opgenomen.

[tijdschrift] Gard Sivik, Gard Sivik. Jaargang 7

(58)

Uw antwoord met belangstelling tegemoet ziende, verblijf ik, met vriendelijke groet en hoogachting,

Geachte mijnheer Sleutelaar,

Toen ik onlangs in de Stadschouwburg

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(Het duurt veel te lang voor er weer een kaartavond is. ‘Naar de zijkamer jullie!’. We dreinen niet meer. Nauwelijks liggen we onder de dekens of Greta slaat haar armen om me heen

Maar tevergeefs tracht hij zich een weg te banen; hij heeft mooi de toegang voor te bereiden, al te monsterachtig geschapen om te slagen, worden zijn pogingen telkens afgeweerd;

De idealisten, de sociale werkers en al dat soort mensen bleken zich integendeel voor zover aan te passen dat ze hun leven ordelijk inrichtten, promotie maakten, carrières opbouwden,

We kunnen dan wel eens de indruk hebben dat het Europese sprookje zijn invloed heeft doen gelden op die vertellingen, met prinsessen, met het Vrouw Holle-type, en soms is dat ook wel

Want uit de ons eerwaardigste tijden heeft een ark van pronkende traditie dit koningskind omhoog gedragen, en dit meisje in den droom van haar onwetendheid en de glorie van

Elk van de geestelijke machten, die 't bestaan van ons Europeesch volk hebben saamgesteld, hebben niet zóó de menschenziel beschouwd: de Joden met hun Christendom, de Grieken met

Hij kwam er uit op dezelfde plaats waar hij er in gekropen was, een twintigtal passen achter den rug van den haas, liep haastig weer in 't rapenveld, raapte zijn langen stok op,

Yssaline : ,Zusje, de zon is haast niet meer te zien ....' Selysette : ,Wacht, wacht nog, kleine Yssaline, want iets anders komt nader naarmate zij verdwijnt, en alles wordt mij