• No results found

Izet, Het Radioventje vertelt · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Izet, Het Radioventje vertelt · dbnl"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Izet

bron

Izet, Het Radioventje vertelt. Met illustraties van C.J. Basart. Z.p. ca. 1935

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/izet001radi01_01/colofon.php

© 2012 dbnl / erven C.J. Basart & Izet

(2)

Hoofdstuk I

Een grappig verhaal van het Radioventje.

Wim zat te knikkebollen aan tafel toen hij zijn avondboterham op had. Geen wonder, de rakker had de hele dag geravot met Bertus en Jaap en natuurlijk, nu het tegen bedtijd liep was hij doodvermoeid. Moeder zag dat wel en ze knikte lachend tegen pa. ‘Kom Wim’, zei Moe, ‘zou je niet eens naar je kamertje gaan, of wil je nog een half uurtje opzitten?’

De jongen wilde zich natuurlijk graag groot houden, maar hij verlangde toch naar zijn lekkere warme bedje en daarom zei hij gedwee, dat wanneer moeder het tijd vond, hij dan maar naar boven zou gaan.... ‘Mooi’ lachte vader ‘dat is nog eens een goed antwoord, zo gehoorzaam als onze Wim is.... dat tref je niet veel.’ Een beetje verlegen om zoveel lof wenste het ‘gehoorzame’ kereltje Pa en Moe wel te rusten en hij liep het trapje op naar zijn kamertje. In een wip was hij uitgekleed, sprong vlug in zijn ledikant en rolde zich behagelijk in de wollige deken. Hè wat lag hij hier fijn, na de drukke dag had hij zijn rust wel verdiend, meende Wim. Heel zachtjes drong van beneden de muziek van het radiotoestel door. Het was een bekende melodie die hij hoorde en in gedachten neuriede hij het wijsje mee. Wim soeste nog zo'n beetje voor hij in slaap viel.... waar zou die muziek nu wel vandaan komen? Een wonder toch, zo'n radio. Een draai aan de knop en je hoorde muziek en praten

Izet, Het Radioventje vertelt

(3)

uit landen waar je nooit van je leven zou komen! Amerika, China, Afrika.... hoe was het toch mogelijk! Als hij daar eens een kijkje zou kunnen nemen, dan....!

‘Nou en wat dan’, hoorde Wim een heel zacht stemmetje zeggen.

Blz. 8. ‘Is daar iemand?’ vroeg Wim zachtjes....

Hij sprong ineens klaar wakker overeind. Wat was dat nou, had hij gedroomd of....

nee maar hij had toch duidelijk horen praten!

‘Is daar iemand?’, vroeg hij zachtjes en keek de half donkere kamer rond.

‘Ja Wim’, hoorde hij weer ‘ik kom eens een beetje met je praten’.

Izet, Het Radioventje vertelt

(4)

En nu zag hij ook op de rand van zijn ledikant een grappig klein ventje zitten, dat hem vriendelijk toeknikte. Het kereltje was zó klein dat hij gemakkelijk in Wim's schooltas kon die op tafel lag. Hij had een hoge muts op waar een vierkant figuurtje van koperdraad op bevestigd was. Zijn buisje was half rood en half wit gekleurd en van voren bemerkte Wim inplaats van knopen, drie knoppen zoals aan hun radiotoestel ook te zien was. Verbaasd keek hij den kleinen man aan. ‘Heb je nooit van het radioventje gehoord Wim?’, vroeg de bezoeker met zijn klein duidelijk stemmetje.

Nee, hij moest bekennen dat dit zo was, en dat scheen den kleinen gast veel vermaak te geven.

‘Luister dan’, vertelde deze ‘ik ben Jokkie, het radioventje. Ik reis de hele wereld rond op mijn radio-golfjes, waar ik wil daar ben ik in een wip. Dikwijls gebeurt het dat kleine jongens of meisjes een hele poos op hun bedje moeten liggen blijven, als ze ziek zijn bijvoorbeeld. En zo nu en dan kom ik ze dan eens bezoeken en maak een praatje met hen. Vanavond heb ik niets te doen en daarom kom ik ook eens een keertje bij jou en als je het nu prettig vindt blijf ik nog even, anders ga ik maar weer....!’

Blz. 9. ‘Luister dan, ik ben Jokkie’, vertelde het ventje.

‘Nee, nee’, antwoordde Wim haastig, ‘ik vind het veel te leuk om eens kennis met U te maken, en ik denk dat U wel heel wat zal gezien hebben op die wereldreizen?’

Jokkie lachte geamuseerd. ‘Kijk’ zei hij ‘dat vragen ze nu allemaal als ik ergens op bezoek ben en dan moet ik natuurlijk een of ander verhaal doen uit verre landen, nietwaar?’

‘Nou, wat graag’, knikte Wim gretig ‘dat is me nog eens een leventje, maar overal heen te kunnen waar je wilt! Waar komt U nu vandaan?’

‘Regelrecht van Dakonia, aan de andere

Izet, Het Radioventje vertelt

(5)

kant van de aarde, mijn jongen. Zeker nooit van gehoord hè? Nu, - dat is een heel klein eiland en daar begint nu pas de dag. Ik heb daar een bezoek gebracht bij een paar kleine zwartjes, twee vriendjes van me, waar ik al meer geweest ben. Die leven daar heel gelukkig, ver van de bewoonde wereld in hun tent in de bossen. Radio, bioskoop en al die dingen kennen ze niet, maar ze hebben de fijnste vruchten zo maar voor het plukken! Ananas, sinaasappelen, druiven, ze kosten niemendal en behoren aan iedereen. Dat zou jou misschien ook wel bevallen Wimpje, maar dan zou je weer een heleboel andere dingen moeten missen!’

‘Ja’, zei Wim ‘maar ik geloof, dat ik het toch wel graag zou willen, maar kunt U met al die vreemde volken zo maar praten, ze spreken toch zulke vreemde talen allemaal!’

‘Alles versta en spreek ik’, legde Jokkie uit ‘zie je deze radioschelpen?’ Hij wees naar zijn oren en Wim zag daar onder zijn muts twee oorschelpen van ronde vorm uitkwamen. ‘Dit zijn geluidvormers, alles komt hier voor mij dadelijk verstaanbaar door. Het hindert niet welke taal of welk geluid, alles is mij direct duidelijk. Maar nu moet je eens horen wat ik vandaag voor grappigs met mijn twee zwarte vriendjes Bimmie en Tokko heb beleefd!’ Wim kroop een eindje naar het voeteneind om beter te kunnen luisteren, en met z'n beidjes zaten ze nu gezellig in de schemering.

‘Ik had dan vandaag’, zo begon het ventje, ‘voor mijn vriendjes een kleine verrassing mee genomen. Dat was een gewoon klein rond zakspiegeltje, zoals je natuurlijk vaak hebt gezien. Maar die twee zwarte kinderen hebben nog nooit van spiegels, en al die dingen die voor jou gewoon zijn, gehoord. En nu zou ik ze daar eens gelukkig mee maken! Maar.... dat viel me niet mee hoor! Zoiets doe ik in 't vervolg niet meer zonder eerst goed na te denken. Moet je eens luisteren wat het gevolg was van mijn cadeautje geven....! Bimmie en Tokko zaten met z'n beiden in het bos en peuzelden van een dikke tros druiven toen ik bij hen kwam zitten

vanmorgen. Ze waren blij dat ze mij weer eens zagen, want ik vertel hun ook zo nu en dan van

Izet, Het Radioventje vertelt

(6)

dingen uit jouw wereldje, Wim, tenminste voor zover ze dat kunnen begrijpen. En toen ik nu zo'n poosje gezellig met de twee vrienden had gepraat, zei ik hun dat ik nu eens iets heel moois voor hen had meegebracht. En tegelijk haalde ik het kleine ronde spiegeltje voor de dag en liet Bimmie, de oudste van de twee er in kijken. Nu, ik heb nog nooit zo'n verbaasde snuit gezien als die jongen trok! Ik barstte in lachen uit en toen lachte hij ook weer. Maar nu was hij nog verbaasder, want zijn beeld in het spiegeltje lachte natuurlijk

Blz. 11. ‘Kijk maar’ zei Bimmie ‘dat ben ikke!’..

ook mee....! Hij draaide het om, bekeek de achterzijde wel tienmaal en lachte toen weer verheugd. Hij snapte daar niets van. ‘Dat is Bimmie’, zei hij blij tegen mij. Ja dat moest ik toegeven, hij zag natuurlijk zijn eigen beeld erin. En nu liet hij het spiegeltje trots aan Tokko zien, en vertelde hem dat Bimmie daar op stond. ‘Kijk maar’, zei hij ‘dat ben ikke.’

Tokko keek nu ook vol aandacht in het spiegeltje, maar riep toen

Izet, Het Radioventje vertelt

(7)

‘Ha, dat is Tokko, die daar in zit.’ Maar Bimmie greep snel naar de wonderspiegel en na weer eens goed gekeken te hebben, probeerde hij zijn vriendje duidelijk te maken dat hij er in zat en niemand anders....! Dat zag je toch direct! Ik moest al maar lachen om hun getwist, en over en weer stonden ze maar steeds heftiger te beweren dat niet de andere, maar zijzelf op het beeld te zien waren. Er kwam tenslotte bijna vechten van en toen besloten ze mij te vragen wie van beiden gelijk had. ‘Kijk maar,’

zei Bimmie toen hij mij het spiegeltje voorhield ‘is dat Bimmie of Tokko?’

‘Nee’, wou ik hun duidelijk maken ‘dat ben ik’. En toen keken ze mij zo verbaasd aan, dat ik schaterde van het lachen. Dat was toch al te gek vonden ze, in ieder geval moest één van hun het wezen, daar was geen twijfel aan. Ze hadden toch een zwartje in het glas gezien, dus keken ze nu een beetje boos....! Waarom hield ik hen nu voor den gek, dachten ze, dat waren ze van mij toch niet gewoon.

Ik probeerde nu om hen aan het verstand te brengen, dat degeen die erin keek, zijn eigen portret zag. Maar dat konden ze niet begrijpen, dat was hun te geleerd! Bimmie was zo teleurgesteld dat hij heftig begon te huilen en hij nam het spiegeltje en wierp het naar een boom. Pats.... daar brak het in duizend stukken....! Ze schrokken ervan, en toen liepen beiden erheen om de ramp in ogenschouw te nemen. ‘Ja’, zei ik ‘nu is het kapot en ben jullie het kwijt.’ Beteuterd stonden ze naar de scherven te staren, maar ik was maar blij dat het zo was afgelopen, want anders was het toch maar kibbelen geworden. ‘Kom’, troostte ik de jongens, ‘de volgende keer breng ik jullie wat veel mooiers mee, hoor! Treur er maar niet om.’ Nu en toen lachten ze weer gauw en na nog een poosje pret maken ging ik er van door! En nu Wim, is het meteen tijd om op te stappen voor me, wil je dat ik nog eens terug kom?’

‘Ja, wat graag Jokkie’, zei Wim, en met een ‘dag’, was de kleine bezoeker al verdwenen. Toen Moe de volgende morgen Wim wekte, pruttelde hij iets van ‘zwartjes en spiegeltjes’.

Izet, Het Radioventje vertelt

(8)

‘Heb je gedroomd jongen?’, lachte Moe. ‘Kom maar gauw beneden hoor, want je boterhammen staan al klaar!’ Dat liet Wim zich geen tweemaal zeggen en met een sprong was hij uit bed en weldra spoelde hij met een koude straal water de slaap uit zijn ogen.

Izet, Het Radioventje vertelt

(9)

Hoofdstuk II.

Jaap heeft een benauwd avontuur.

Toen Jaap zijn boodschap voor Vader gedaan had, blies hij eens even lekker uit. Hè hè, wat was het vandaag weer warm! En dan zo'n lange rit buiten het dorp, om dat pak op de fiets weg te brengen, het viel niet mee. Maar nu had hij de tijd voor zichzelf en zou hij op z'n gemak naar huis peddelen. In zijn zak bolde een grote appel ‘voor onderweg’, had meneer lachend gezegd toen hij zijn boodschap had afgegeven. Hij zou hem straks, als hij aan de kant van de weg onder die dikke eik ging zitten, even fijn naar binnen werken....! Dat was nu met recht een appeltje voor de dorst. Met een kalm gangetje reed hij het boslaantje door, een vrolijk deuntje fluitend. Jaap had ook langs de hoofdweg kunnen gaan, dan was hij eerder in het dorp. Maar waarom zou hij zich haasten en de stoffige autoweg nemen? Nee hoor, het rustige laantje trok hem meer aan! Halverwege van de weg ongeveer, stond een eeuwenoude zware eik, met een weelderige bladerenkroon. Daaronder lag je zo fijn als op een zachte ru stbank, en Jaap sprong daar dan ook van zijn karretje om, zoals hij zich had

voorgenomen, het appeltje op zijn plaats te brengen. Hè, wat was het hier fijn rustig!

Hij zette z'n fiets tussen de struiken en kroop zelf een eindje de berm op. Zo, daar lag hij nu op z'n buik en weldra zette hij de tanden in de sappige vrucht. Na dit koninklijk maal tuurde hij, op de ellebogen steunend, over het grasland. Kijk

Izet, Het Radioventje vertelt

(10)

daar een eindje verderop lag de boerderij van Dijksman. Wat zag die er toch altijd helder en fris geschilderd uit. Dat harde rode dak kwam zo prettig uit tussen al dat groen, net op een plaatje, vond Jaap. Jammer, het ging Dijksman niet voor de wind, had hij van Vader laatst gehoord. Als belastingambtenaar kwam deze nog al eens in aanraking met den boer en Jaap had wel eens thuis een woordje opgevangen van ziekte en tegenslag in het gezin van Dijksman. Naast de boerderij was de stal en deze stond half open. Net stak een bokje z'n kop naar buiten en riep klagend bèhèh!

Waarom ging dat dier in dit warme weer nou in de stal, dacht Jaap, of zou die ook al ziek zijn? Stil was het anders in de hele omtrek. 't Leek wel of alleen hij en het bokje de enige levende wezens waren. Zou hij eventjes naar de hoeve lopen en een praatje met het dier maken, misschien verveelde het zich! Jaap wou zich juist oprichten toen zijn aandacht werd getrokken door een vreemd iets! Een eindje verderop, achter een boom die terzijde van de stal stond, zag hij een haveloos gekleed persoon, met een pet diep in de ogen getrokken, omzichtig naar alle zijden staan loeren. Hoe kwam die man daar? Jaap had hem niet zien aankomen en waarom loerde hij zoo verdacht in het rond? 't Scheen wel of hij langs de grond was geslopen en wat mocht hij wel in zijn schild voeren?

De jongen bleef doodstil liggen en keek scherp toe. Nadat het ongunstige type zich had vergewist dat alles verlaten scheen, sloop hij zeer omzichtig naar de staldeur toe en keek naar binnen. Op de knieën gelegen en steeds nog naar alle kanten uitziend, haalde de man iets uit zijn zak wat Jaap niet kon onderscheiden. Daarna zag hij hem snel wegsluipen, gebukt en achter de bomen die hij tegen kwam beschutting zoekend!

Vreemd.... dacht de jongen, wat zou die daar voor iets duisters hebben uitgevoerd....?

Lang behoefde hij daarover niet in het onzekere te blijven, want met schrik ontwaardde Jaap plotseling op de plek waar de vent zoéven bezig was, een dikke rookpluim....!

En, o, daar sloeg ook al een felle vlam tegen de staldeur op! Hier moest vlug worden ingegrepen....

Izet, Het Radioventje vertelt

(11)

anders gebeurde er een ramp en het beestje in de stal zou weldra stikken! Ondertussen was Jaap al opgesprongen en naar de plaats van het onheil gerend. Zijn eerste gedachte was het bokje naar buiten brengen en hij liep dan ook naar binnen en maakte het touw, waarmee het vastgemaakt was, los. Snel trok hij het dier mee en wilde het in veiligheid brengen. Maar nu gebeurde er iets onverwachts! Juist

Blz. 15. Hij sloop zeer omzichtig naar de staldeur toe en keek naar binnen....

deed Jaap haastig een paar stappen naar buiten of iemand greep hem stevig in zijn nek en zei met een zware basstem: ‘Zo vlegel, wou jij er van door gaan. Dat zal je niet meevallen ventje, we zullen jou even leren brandjes maken!’ Pijnlijk schreeuwend door de stevige hand die in zijn hals kneep, keek Jaap verschrikt op, wie hem zo te pakken had.... en hij zag een agent die hem kwaadaardig aankeek! Ook zag hij dat het vuur reeds was geblust en alleen nog wat smeulende stroresten nagloeiden. ‘Zo lelijke aap, daar kwam ik juist op tijd om je te beletten een ongeluk te maken.... Wou je zo graag een bok hebben kereltje en stak je daarom maar de boel in brand!’ zei de agent hevig kwaad. Jaap was zo verbluft door deze veronderstelling dat hij geen woord kon uitbrengen. Trouwens de agent had hem zo stevig vast, dat hij het wel kon uitschreeuwen van pijn en ook al daarom niets kon zeggen. Maar de boze diender nam dit natuurlijk verkeerd op en geloofde vast in de schuld van den jongen! En nu nam hij hem mee en beloofde dat hij er van zou lusten bij den commissaris. Nu

Izet, Het Radioventje vertelt

(12)

kreeg Jaap eindelijk zijn spraak terug en hij zei huilend ‘Maar agent, ik heb het niet gedaan, ik kwam juist om het te blussen en toen....’

‘Stil maar rekel,’ sneed de ordebewaarder hem het woord af. ‘Maak de zaak maar niet erger door leugens. Vooruit mee! en mond houden, straks kan je alles vertellen wat je op het hart hebt!’ De agent pakte nu zijn fiets op die tegen de stal aan stond en toen Jaap nog steeds huilend, vertelde dat zijn fiets ook verderop in het gras stond gingen ze deze samen halen. De arme jongen moest opstappen en naar het dorp terugrijden waar hij vandaan was gekomen. De agent reed achter hem en waarschuwde hem uitdrukkelijk om niet te proberen er van door te gaan. Nu, - Jaap dacht daar niet aan! Wat was hij ellendig te moede! Hoe moest dat aflopen? Onder het rijden zag hij al alle verschrikkingen van de gevangenis voor hem. O, als ze hem nu maar geloofden en wat zou Vader wel zeggen als hij alles hoorde. Hij durfde niet te denken wat er zou volgen als de politie hem vasthield! Nu waren zij bij het bureau van het dorp aangekomen. Gelukkig...., hij zag geen bekenden die hem aan de arm van den agent het gebouw zagen binnengaan. Hij werd door een deur in een kille gang geduwd en aan het einde daarvan kwam hij in een grote kamer, waar de commissaris troonde.

Het was iemand met een dikke snor en kleine stekende ogen, die Jaap doordringend aankeken over een op de punt van de neus bengelend brilletje.

Deemoedig stond de knaap met zijn pet in de hand voor den machtige achter het schrijfbureau. Vragend keek die daarop den agent aan en vroeg toen: ‘Wat breng je me daar voor iets Klaassen, een misdadiger?’

‘Nou Commissaris, het scheelt niet veel,’ lichtte agent Klaassen in. En toen begon hij te vertellen wat hij zelf dacht dat de waarheid was! Met stijgende verbazing en verontwaardiging hoorde Jaap alles aan....! De man vertelde dat hij zoals gewoonlijk in de omtrek van de hoeve aan het patrouilleren was en plotseling een brandlucht waarnam. Spoedig ontdekte hij een rookpluim die bij de stal van Boer Dijksman opsteeg. Snel reed hij er heen en zag dat er een begin

Izet, Het Radioventje vertelt

(13)

van brand aanwezig was. Er scheen niemand in de boerderij aanwezig en ook in de hele omgeving was geen mens te bekennen...! Eerst bluste de agent toen snel het vuur door er een oude gonjezak over te gooien, die op de grond lag. In het eerst scheen het hem raadselachtig wie hier brand kon hebben gemaakt, daar er niemand te zien was. Maar toen zag hij plotseling deze kwajongen uit de stal komen, die zich, zoals het leek, vlug met den bok van den boer uit de voeten wou maken....! Hij maakte daarop snel de conclusie dat de knaap brand had gesticht om den bok ongemerkt te kunnen wegnemen. En hier was de dader nu, bijtijds gesnapt om een ernstige ramp te voorkomen!

De Commissaris hoorde alles aan, maakte een paar aantekeningen en vroeg daarop aan Jaap wat hij daarop te zeggen had, hem streng a anziende. In 't eerst hakkelde de arme jongen een beetje met zijn a ntwoord en tranen liepen over de wangen met tuiten. Maar al spoedig vertelde hij aan één stuk door de hele geschiedenis. Dat hij de zoon was van Meuleman, den belastingambtenaar en na een boodschap in het gras wat uitrustte. Dat hij toen de ongunstig uitziende man stiekum naar de stal zag sluipen en brand stichtten, waarop deze zich snel verwijderde. Hoe Jaap toen den bok uit de stal wou redden en daarna de brand proberen te blussen. Hij gewaagde van de stevige greep in zijn nek, die hem nu nog zeer deed en dat hij geen gelegenheid kreeg om den agent alles duidelijk te maken! Nu was het de beurt van den agent om verbluft te kijken. Meulemans, dien kende hij wel! Dat was een keurig nette familie en was hij een zoon daarvan? Maar hij had toch niemand in de omtrek van de boerderij gezien en een gemeen uitziende vent.... wie zou dat moeten wezen en wie had er belang bij om bij Dijksman brand te stichten? De commissaris bleek lang zo kwaad niet als hij er in de ogen van Jaap uitzag. Gemoedelijk zei hij tegen Klaassen dat het mogelijk was dat deze een beetje overijld te werk was gegaan en na aan Jaap vragen te hebben gesteld, zeide hij ‘Ga maar even zitten mijn jongen, of was je eerst maar even af aan het fonteintje ginds en drink een glaasje water.’ Dat

Izet, Het Radioventje vertelt

(14)

Blz. 17. ....kleine stekende oogen, die Jaap doordringend aankeken....

Izet, Het Radioventje vertelt

(15)

deed Jaap graag en toen hij even bezig was hoorde hij, dat, terwijl de agent met den Commissaris sprak, er op de deur werd geklopt. Daarop liet Klaassen iemand binnen die Jaap direct als boer Dijksman herkende. Hij hoorde hoe deze aangifte kwam doen dat er bij hem een begin van brand was geweest, terwijl hij afwezig was om zijn vrouw in het ziekenhuis te bezoeken. De Commissaris vertelde toen dat hij al van het één en ander op de hoogte was en voegde eraan toe wat Jaap had waargenomen.

‘Dat moet dan Bertus zijn geweest!’, riep de boer uit.

‘Wie is Bertus’, vroeg de agent toen snel, want de man voelde zich al niet zo op zijn gemak toen het begon te lijken dat hij zich lelijk vergist had. En toen legde de boer uit, dat Bertus zijn vroegere knecht was, die hij enige dagen geleden had moeten ontslaan. Niet alleen omdat het den boer zo tegen liep, maar ook omdat Bertus zo lui en onwillig was dat hij hem niet kon houden. Bij het vertrek had de knecht de vuist gebald en kwaad tot zijn gewezen baas gezegd, dat hij hem nog wel zou krijgen en hij er nog wel eens spijt van zou hebben hem te hebben weggejaagd....! Best mogelijk, dat de vent nu uit wraak de boel in brand had willen steken! Jaap moest weer voor het bureau komen en precies vertellen hoe de brandstichter er uit zag. ‘Dat is hem’, zei de boer beslist ‘geen twijfel aan!’

De knaap was intussen weer een beetje op verhaal gekomen en verheugd hoorde hij hoe de agent hem vriendelijk op de schouder kloppend troostte en zich

verontschuldigde over zijn vergissing. Jaap moest maar vlug naar huis gaan, voor ze daar ongerust zouden worden. Hij hoopte dat de jongen het maar spoedig zou proberen te vergeten en over zijn borstzak gaande sprak hij: ‘Hier, dat was eigenlijk voor een ander bestemd, maar neem jij het maar voor de schrik.’ En meteen reikte hij hem een dikke plak chocolade over....!

Jaap wist niet hoe spoedig hij weer het bureau moest verlaten en thuis komen. De Commissaris en Dijksman hadden hem nog geprezen en gezegd dat hij een flinke, moedige kerel was, dus ging hij in heel andere stemming terug, dan naar het bureau toe zoéven.

Izet, Het Radioventje vertelt

(16)

Thuis vertelde hij daarna in geuren en kleuren zijn groot avontuur. Vader en Moeder waren eerst danig geschrokken van zijn verhaal, maar toen ze de goede afloop

Blz. 20. ‘Hier, dat was eigenlijk voor een ander bestemd, maar neem jij het maar voor de schrik.’

hoorden viel het nog al mee. 's Avonds belde Pa nog eens den Commissaris op en deze vertelde hem dat ze later op de dag den knecht hadden ingerekend! Hij was dadelijk door den mand gevallen en zou zijn straf wel niet ontgaan. Uitbundig prees de politieman nog den flinken knaap, die niet had geaarzeld om in te grijpen toen hij zag wat er gebeurde. En ook was het aan deze te danken dat de dader zo spoedig gevat was, want anders was men daar misschien niet zo licht achter gekomen. Vader klopte Jaap lachend op de schouder en zei: ‘Jongen, je bent een pracht van een speurder hoor, ik moet je de dank van den commissaris overbrengen!’

Jaap was al weer lang tevreden, maar het was toch een b e n a u w d avontuur geweest, vond hij!

Izet, Het Radioventje vertelt

(17)

Hoofdstuk III.

Een domme streek met een goede afloop.

Frits, Leo en Bram waren, sinds ze samen in de eerste klas zaten, vrienden. Het was natuurlijk niet altijd koek en ei, zoals men dat noemt, tussen hen geweest. Nee, daar waren ze nu eenmaal jongens voor. Er was meer dan eens een onderling kloppartijtje geweest, maar zij schenen altijd weer makkelijk aan elkaar te wennen, en nu ze in de vierde zaten was het nog steeds een trouw klaverblad. Frits woonde in de

Nieuwstraat, naast de bazar van den heer van Rijn. Deze had een dochtertje, Bettie, een lief meisje van Frits' leeftijd. De achterzijde van de beide woningen hadden tuinen die door een heg waren gescheiden. Zo kwam het dat Bettie en Frits heel vaak toen ze klein waren samen hadden gespeeld. Altijd hadden ze het heel goed met elkaar kunnen vinden, maar nu Frits groter werd, schaamde hij zich wel een beetje voor zijn vrienden. Ze plaagden hem wel eens dat hij met een meisje speelde en daarom vermeed hij het aardige buurmeisje liefst een beetje de laatste tijd. Doch Bettie bleef altijd even vriendelijk voor Frits. Vaak kreeg ze van haar Vader uit zijn zaak stukken speelgoed waar een kleinigheid aan mankeerde, zodat deze niet meer voor de verkoop geschikt waren. En menigmaal had haar buurjongetje daarvan meegedeeld. Gister nog kreeg hij zes prachtige stuiters in alle kleuren van Bettie, die alle jongens hem benijdden. En nu zouden de drie vrienden een fietstochtje gaan maken naar het Molenbos, waar prachtige bramen stonden te wachten

Izet, Het Radioventje vertelt

(18)

om geplukt te worden. Om half twee zouden Leo en Bram met hun fietsen komen om Frits af te halen en deze stond al met zijn fiets te wachten toen Bettie uit de winkel naar buiten kwam.

‘Dag Frits’, zei ze vrolijk ‘moet je een boodschap?’

‘Dag Bettie’, groette Frits terug ‘Nee, ik ga met de jongens naar het Molenbos, daar staan bramen.... nou zulke brokken, zeg! En die gaan we even inpikken!’

‘Ha.... bramen;’ zei het meisje verrast ‘O, Frits daar ben ik dol op....! Wat jammer dat mijn fiets kapot is, anders ging ik met jullie mee! Maar hoor eens.... mag ik met jou mee achterop? Tenminste als je me mee wil hebben’.... voegde ze er vol

verwachting aan toe. De knaap wist niet wat hij daar zo direct op moest antwoorden.

Ja, wat hem betreft, hij zou Bettie graag meenemen, maar wat zouden Bram en Leo daar van zeggen? Natuurlijk zouden ze hem weer uitlachen, maar hij kon toch die arme Bettie niet zo maar pardoes zeggen dat hij niet op haar gezelschap was gesteld!

Daarom lachte hij een beetje verlegen en zei ‘Ja, wat mij betreft, ga maar mee hoor, maar je weet mijn vrienden....!’ Hij kon de zin niet afmaken want daar kwamen Leo en Bram juist aansuizen en met een schreeuw stapten ze kwiek bij hun vriend af.

‘Hallo’, zei Bram ‘hier zijn we Frits, ben je klaar, want we hebben heel wat te plukken.

Hier kijk eens een fijne trommel.... die zullen we tot de rand vullen jong, nou schiet op kerel!’

Frits aarzelde even met antwoord, maar toen zei hij plotseling heel kordaat: ‘Hoor eens jongens, vinden jullie goed dat Bettie mee gaat achter op mijn fiets. Ze houdt zo veel van bramen en haar fiets is defect. Jullie weet,’ zei hij vlug voor de anderen konden antwoorden ‘dat Bettie niet kinderachtig is en niet vervelend, zoals andere meisjes dikwijls.’ De twee jongens keken elkaar aan en toen naar het meisje, dat hen zo vriendelijk aankeek dat ze moeilijk nee konden zeggen. Maar ze vonden het helemaal niet leuk van Frits en vreselijk flauw, een meisje.... welke jongen gaat er nu met een meisje weg, bij elk kleinigheidje huilen die toch....!

Izet, Het Radioventje vertelt

(19)

‘Nou’, vond Bram ‘mij is het goed, maar je moet weten Bettie, dat we over een beek moeten springen om er te komen en als je dat durft! Je moet het zelf maar weten hoor en als je mocht vallen en het op een huilen zet, dan heb je misschien spijt van het uitstapje....! Ik zou het er maar niet op wagen!’

‘O nee!’ antwoordde Frits voor Bettie ‘zo is ze helemáál niet hoor! Bettie kan best tegen een stootje! Laatst viel ze nog uit onze appelboom in de tuin en heeft toen flink haar knie geschaafd. Maar ik bond er mijn zakdoek om en ze lachte nog ook, hoewel het flink pijn deed, nietwaar Bettie.’

Ze lachte ‘Ja hoor, daar geef ik niet om, maar.... als jullie me niet mee willen hebben....!’

‘Nou goed!’, zei Leo ‘vooruit spring dan maar op de bagagedrager van Frits en we gaan.... kom op!’ Meteen waren ze al op hun fietsen gesprongen en met het meisje achterop Frits' fiets gingen ze zingend naar de richting van het bos. Ze hadden een lekker vaartje en met z'n vieren vormden ze een vrolijk stel, dat lachend nageoogd werd door de voorbijgangers. Ongeveer na een twintig minuten rijden kwamen ze bij de smalle beek die zij, zoals Bram al had gezegd, over moesten springen. Even verder stond het huisje van Martens den turfhandelaar. De jongens stapten hier van hun fiets en toen gingen Leo en Bram even opzij en met een knipoogje fluisterde ze enige woordjes met elkaar. Frits begreep wel wat dat betekende, maar hij deed of hij niets merkte! Natuurlijk, ze zouden hier over den beek springen! Als ze even verder fietsten tot bij het groene hekje ginder, dáár was de beek een stuk smaller! Dat was voor de jongens wel niets, maar voor Bettie zou het hier niet zo makkelijk wezen.

Frits durfde echter niets aan te merken, omdat ze hem dan zouden verwijten dat dit door Bettie's gezelschap kwam....!

‘Kom jongens’, beval Bram ‘zet de fietsen hier maar neer. Kom Bettie, durf je....

of èh!’..

‘O’, zei het meisje moedig ‘als jullie durven, dan doe ik het ook hoor!’

Izet, Het Radioventje vertelt

(20)

Blz. 24. ....met z'n vieren vormden ze een vrolijk stel.

Izet, Het Radioventje vertelt

(21)

‘Vooruit dan’, riep Leo. En met een flinke aanloop nam hij een geweldige sprong en kwam behouden aan de andere zijde der beek terecht. Toen volgde Bram, die het er ook goed afbracht. Doch Frits zag wel dat zijn vriendinnetje deze sprong nooit zou halen....! Hij wilde haar nog waarschuwen, maar de aanwezigheid van zijn twee vrienden belette hem dit! Ze hield zich echter flink en toen de twee aan de andere zijde riepen ‘nou jij Bettie!’, nam ze evenals de jongens een grote aanloop.... ze sprong.... maar, o heden!! Een flink eind van de kant kwam ze in de kroostrijke beek terecht....! Frits gaf een schreeuw toen het arme meisje een ogenblik onder het watervlak verdween! Doch ook de andere twee waren diep geschrokken... Dát hadden ze toch niet bedoeld en in een ogenblik ging het in hevige angst door hun gedachten: ‘als ze verdrinkt....!!! Gelukkig daar kwam ze al weer boven, vol met modder en kroost....! Doodsbleek gingen de jongens gelijk te water. Ze konden zwemmen als vissen.... maar als ze hier in deze waterplas verward raakten in het riet en de stengels die overal uitstaken....! Het kostte moeite, maar ze kregen het meisje, dat dapper meehielp, naar de kant. Gelukkig.... en daar kwam Martens de turfbaas op het geschreeuw aanlopen! Hij greep dadelijk in en toen was het maar een kwestie van tijd dat het viertal behouden aan de kant stond. Maar alles was nog niet in orde, want Bettie was er lelijk aan toe. Ze had flink wat van het vuile water binnengekregen en hoewel ze niet klaagde, voelde ze zich erg naar. Martens ried hen aan snel, naar huis en te bed te gaan; vooral het meisje, zei hij met nadruk, want anders kon dit voorval nog lelijke gevolgen hebben! Diep onder de indruk, met schuldbewuste gezichten, deden de jongens alle moeite om Bettie te helpen en nu ging het snel huiswaarts in heel wat minder vrolijke stemming dan zij heengegaan waren. Toen ze bij de woning van het meisje aankwamen bracht Frits haar tot aan de deur, maar toen zeide ze heel bleekjes, doch vriendelijk ‘Dank je wel Frits, nu kan ik verder wel alleen hoor, het is zo erg niet.’

Frits kon niets antwoorden. Het huilen stond hem nader dan het

Izet, Het Radioventje vertelt

(22)

lachen en met een verdrietig gezicht borg hij zijn fiets in het schuurtje en ging naar binnen om zich vlug om te kleden en te wassen. Leo en Bram vertrokken ook zwijgend.

't Was een dag of veertien later. De drie vrienden kwamen uit school en liepen gezamenlijk op. Het waren geen prettige dagen voor hen geweest, sinds het voorval met Frits' buurmeisje...

Bettie was de dag, volgende op haar onvrijwillig bad, niet op school geweest en ook de daarop volgende dagen verscheen ze niet....! Frits had van zijn Vader gehoord dat het meisje flink ziek was. Ze moest vooral het bed houden en had hoge koorts....!

De dokter had zelfs de eerste dagen gevreesd voor een ernstige longontsteking, maar tot aller blijdschap kwam na een week een gelukkige wending in het ziekteverloop en nu was ze een weinig beterende. Niet in het minst de drie jongens waren verheugd toen ze dat vernamen, want ze voelden zich diep schuldig en hadden in de ernstige dagen, toen Frits de twee anderen dagelijks op de hoogte hield, meer dan eens bange uurtjes beleefd. Frits had alles aan zijn Vader opgebiecht, en in het minst zich zelf proberend vrij te pleiten, diep berouw getoond.

Vader maakte hem geen verwijten, doch zei alleen: ‘Jammer jongen, dat jullie zo met dat lieve meisje hebben gehandeld, jammer Frits... Zo mogelijk zou ik het maar proberen goed te maken als ik jullie was!’

Hoe hij zich dat goedmaken voorstelde, daar liet Vader zich niet over uit, maar Frits knoopte dit goed in de oren en toen hij dan ook deze middag uit school kwam, sprak hij er met Bram en Leo over.

De twee waren het er dadelijk over eens dat ze graag wat zouden doen om hun spijt over het gebeurde te betonen. Maar wat....? Na een poosje praten echter kwamen ze tot een plannetje, dat hun geschikt leek en met algemene instemming aangenomen werd. Het was Woensdag en nadat Frits had gegeten nam hij zijn tas onder de arm, waarin een grote doos met een keurig gekleurd lintje zat.

Met z'n drieën hadden ze alles wat ze aan geld bezaten bij elkaar

Izet, Het Radioventje vertelt

(23)

gelegd en het resultaat was de aankoop van een doos fijne vruchtenbonbons, die Frits nu in de tas geborgen had. Hij moest al zijn moed bijeen rapen om het laantje naast de bazar van Mijnheer van Rijn door te lopen. Zo kwam hij na enkele stappen bij de deur van Bettie's woning die naast de winkel stond. Aarzelend belde hij aan en zag aan het bewegen van het gordijn achter het raam, dat men hem reeds had gezien....

Mevrouw keek naar buiten en Frits merkte op dat ze heel verwonderd en lang niet vriendelijk naar hem keek.

Eigenlijk vond hij dit wél zo prettig, hij kreeg liever een flinke uitbrander, dan dat men vriendelijk tegen hem zou wezen. Daar werd de deur al geopend en mevrouw van Rijn keek streng naar den

Blz. 27 ....een groote doos, met een keurig lintje.

jongen, die met de tas onder de arm en zijn pet in de handen draaiend, voor haar stond. Bedeesd sloeg hij zijn ogen op, toen mevrouw vroeg ‘Wel jongeheer, wat was er van uw dienst’. Met zachte stem en steeds zijn pet in de rondte draaiend, begon Frits: ‘Mevrouw,.... ik éh,.... wij.... wij.... we hebben....!’ Verder kwam hij eerst niet.

‘Ja, wat is er nu eigenlijk,’ vroeg mevrouw van Rijn, en haar stem klonk al niet meer zo ernstig, gelijk Frits dadelijk opmerkte. Ze had natuurlijk direct gemerkt, dat hier een berouwvolle zondaar voor haar stond en was gauw gezind om hem zijn gedrag te vergeven, als hij spijt betoonde. Nu kreeg Frits dan ook meer moed en heel beleefd vroeg hij nu. ‘Mevrouw, als U het goed vindt, dan zou ik graag aan Bettie deze doos willen geven.’ Hij nam hiermede de mooie

Izet, Het Radioventje vertelt

(24)

doos uit de tas en hield hem mevrouw voor! Verwonderd vroeg mevrouw ‘Deze doos.... voor Bettie? Is dat van je Moe?’

‘Nee mevrouw,’ vertelde Frits ‘die is van mijn twee vrienden en mij. We hebben hem samen gekocht voor Bettie en ik wou U meteen zeggen, dat we zo'n spijt hebben dat we haar zo geplaagd hebben en zo blij zijn dat we hebben gehoord dat Bettie gauw weer beter zal wezen’.... Mevrouw had dat betoog eerst verwonderd, maar toen met een glimlach aangehoord en nu geheel verzoend met den ondeugenden jongen, gezegd: ‘Zo zo, nu dat vind ik aardig van jullie en zou je nu het geschenkje graag aan mijn dochtertje zelf willen overhandigen?’

‘Als dat mag.... heel graag mevrouw,’ antwoordde Frits verheugd dat de ontvangst hem zo meeviel.

‘Kom dan maar binnen vent, Bettie ligt boven op haar kamertje, dan breng ik je er even heen.’

Frits volgde mevrouw van Rijn door de marmeren gang en langs de trap die naar boven voerde. Ze maakte een deur open en daar zag hij op de divan bij het raam Bettie liggen. gelukkig,.... ze lag niet meer in bed, dat viel hem erg mee! Want hoewel ze nog wat witjes was en vriendelijk glimlachte toen ze Frits zag, vond hij het heel wat prettiger, dan dat hij aan een ziekbed zou komen, met een tafeltje vol met drankjes of pillen....!

‘Hier is je buurjongen Bettie,’ zei mevrouw vriendelijk, ‘en hij wou je graag wat geven’. Ze zette hem op een stoel bij de divan en vervolgde ‘Kom praten jullie maar even, dan ga ik zolang voor het eten zorgen.’

Natuurlijk begreep de goede dame wel dat Frits zich beter op zijn gemak zou gevoelen als hij alleen met Bettie was! Een beetje verlegen kwam hij nu naar het meisje toe en stak zijn hand uit, die ze direct vriendelijk knikkend aannam.

‘Dag Frits’, zei ze verheugd ‘dat vind ik leuk van je om me even op te komen zoeken, hoe gaat het er mee?’

Er was geen spoor van verwijt in haar zacht stemmetje en hij voelde

Izet, Het Radioventje vertelt

(25)

daarom dubbel hoe slecht zij voor dit lieve kind waren geweest.

‘Bettie’, begon hij zachtjes te praten ‘ik moet je van de jongens en mij zeggen hoe het ons verdriet heeft gedaan, dat we je....’

‘Och praat daar niet meer over,’ viel ze hem in de rede. ‘Het was toch mijn eigen schuld jongen, en wat is dat....?’ Ze zag de prachtige doos bonbons die Frits haar verheugd voorhield....!

Blz. 31. Toen de jongen Bettie dag zei, en haar handje in de zijne hield....

‘Dat is van ons Bettie, als je dit wil aannemen van ons drieën, dan....’

‘O, - wat aardig van jullie,’ zei ze verrast ‘jullie zijn toch lieve hartelijke jongens om zo aan mij te denken, daar ben ik echt dankbaar voor!’

Frits vond dat ze deze loftuiting helemáál niet verdienden, maar Bettie bleef erbij dat ze het reusachtig vond en toen ze het pakje openmaakte en de fijne vruchten en chocola zag had ze tranen in de

Izet, Het Radioventje vertelt

(26)

ogen van dankbaarheid voor zoveel goedheid! Nog een hele poos bleef de knaap met zijn gastvrouwtje praten en toen mevrouw van Rijn boven kwam zaten ze als echte verheugde kinderen druk te praten over alles en nog wat....!

‘Kunnen jullie het goed samen vinden?’, vroeg ze ‘Maar nu moet je weggaan vent, want Bettie moet nog een poosje rust hebben hoor. Als je het prettig vindt, dan mag je nog wel eens terug komen.’

‘Heel graag mevrouw,’ zei Frits en Bettie toonde Moe de doos die ze gekregen had en vroeg of Moe dit ook niet erg lief van de jongens vond.

Toen de jongen Bettie dag zei en haar handje in de zijne hield, zei zei hij in opgewekte stemming ‘Dag Bettie en we hopen je gauw weer op school te zien. De bramen krijg je toch hoor! We hebben een hele struik, mooie dikke, voor je apart gehouden en die kom ik je morgen dan brengen.’

‘Fijn Frits’, antwoordde ze dankbaar ‘tot ziens dan en groet Bram en Leo voor me hoor!’

Met een gelukkig licht gevoel kwam Frits bij zijn makkers om verslag uit te brengen. Het was een les voor de jongens geweest, die ze niet licht zouden vergeten, en toen Bettie enige dagen later weer naar school mocht, had ze drie ridders die voor haar door het vuur zouden gaan!

Izet, Het Radioventje vertelt

(27)

Hoofdstuk IV.

Dikkie's Zonderlinge Droom.

Toen Dikkie zich had had uitgekleed en in bed stapte, bemerkte hij pas hoe moe hij was. Och ja, het was me dan ook eventjes een wandeling die ze met hun zessen hadden gemaakt! Zijn vijf vrienden zouden hun benen ook wel voelen, maar het was de moeite waard geweest! Allen hadden een zak vol beukenootjes uit het Ridderwoud mee naar huis genomen en dat was toch wel een flinke wandeling waard! Trouwens, overigens hadden ze ook een fijne dag daar doorgebracht. Met hun boterham bij zich en allemaal vijf cent voor een dikke ijswafel was de dag feestelijk omgegaan. En wat een massa kikkers waren in die sloot. Zoveel en zulke mooie had ie nog nooit gezien! Vooral die éne grote hélgroene! Dat was vast een opperhoofd of een

kikkerkoning of zoiets.... Natuurlijk, peinsde Dikkie, waarom zouden er bij de dieren ook geen koningen en andere heersers wezen! Dat geloofde hij vast en zeker.... Nee maar, en dan die andere kikker, die Wim haast had gepakt....! Bàh.... wat was dat een lelijk beest. Haast helemaal zwart! Dolf zei dat het een pad was, maar daar geloofde Dikkie niets van. Nee, het was een kikker, maar een vreselijk lelijke....!

Zulke afschuwelijke dieren moest men eigenlijk doodtrappen.... doodtrappen....

doodtrapp.... suiste het door zijn hoofd voor Dikkie insliep....!

Klets...., klets...., klets...., klets....! Hé wat hoorde hij

Izet, Het Radioventje vertelt

(28)

daar voor een vreemd geluid in de kamer! Wat was dat nu? Hij keek de kamer rond en meteen zag hij met een schrik waar dat klets.... klets vandaan kwam... Daar kwam toch een kikker aanspringen, alle mensen.... wat een beest! Hij was wel zo groot als hun poes en nu zag Dikkie dadelijk wie het was....! Dat was beslist die mooie grote die hij vanmiddag voor den koning had aangezien! Maar wat was me dat beest gegroeid....! En daar sprong hij ineens op het

Blz. 32. Waarom zouden er bij de dieren ook geen koningen wezen....

nachtkastje voor Dik's bed. Hij kon er ternauwernood op zitten naast de wekker....

zo groot was hij. En daar begon hij ook al te praten....! Met een kwakerige, norse stem zei hij: ‘Zo, doodtrappen...., vind jij dat men lelijke kikkers moet doodtrappen, kereltje?

En met lelijke kinderen, hoe is meneer's oordeel daar over? Ook maar dezelfde behandeling geven, of is dat niet nodig....? Je kleine neefje bijvoorbeeld met die lelijke tanden, moet die ook maar

Izet, Het Radioventje vertelt

(29)

doodgetrapt worden?’ Ja dat was waar, Jopie van tante Riek had lelijke vooruitstaande tanden. De dokter had gezegd dat dit geen betekenis had en later wel vergroeide.

Maar nu was hij toch verre van mooi! Maar hoe wist die kikker dat zo precies. Hij wilde wat zeggen, maar de kikker zei snel ‘stil maar, ik zie het al, alleen dieren moeten slecht behandeld worden hè? Maar wacht eens eventjes jongentje, we zullen je die streken wel eens afleren. Dikkie was verbluft en kon geen woord uitbrengen!

Het verbolgen dier haalde een stokje ergens te voorschijn en gaf Dikkie hiermede een zacht tikje op zijn hoofd. Eensklaps kreeg de jongen nu een raar glibberig gevoel over zich.... Hé wat voelde hij zich raar, zo koud en naakt. Hij tilde zijn hand op en....

met een schrik zag hij dat het een poot van een kikker geworden was! En wat een lélijke.... hélemaal zwart! En ook zijn lichaam.... alles glad en glibberig en daarbij pikzwart! ‘Zo en volg me nu maar meneer “Lelijk”, want zo heet je nou in 't vervolg’, zei de mooie kikker vals lachend. ‘En ik zou maar een beetje in de schaduw blijven, want men mocht je eens ‘doodtrappen’. Dikkie kon niet antwoorden.... Hij bracht er niet anders uit dan een schor: kwáááá.... kwáááá! Zijn mond voelde aan of hij tot aan zijn oren rijkte, zo groot en kóúd...., o, wat was hij koud! Gewillig volgde hij den groten groenen leider, die helemaal niet naar hem omkeek. Maar hij móést hem volgen, daar kon hij niets aan doen! Het leek wel of hij helemaal in de macht van den andere was. Na een paar straten te zijn doorgesprongen, Dikkie was doodmoe van dat ongewone springen, kwamen ze aan een kroostrijk slootje. ‘Zo, Lelijk’, zei de groene ‘ga nu maar hier onder dit blad zitten, want de andere kikkers kunnen je beter niet zien. Dan kan je eens zien hoe het hier toegaat, maar houd je stil, anders ben je nog niet gelukkig’, spotte hij!

Dikkie deed zo hem gezegd werd en verschuilde zich onder een groot blad. He, gelukkig, hier was het een beetje warmer ook. Kijk wat gebeurde daar nu? Gespannen keek hij tussen de bladeren door. De groene had drie keer na elkaar op een bepaalde manier gekwaakt!

Izet, Het Radioventje vertelt

(30)

En.... daar kwamen van alle kanten de kikvorsen opzetten! Zie je wel, dacht Dikkie, het is een koning, en tegelijk hoorde hij al dat het werkelijk zo was ook!

‘Onderdanen’, sprak de koning met een kwakerige, doch voorname stem

‘Onderdanen, ik-koning Kikoka, heb jullie opgeroepen voor onze dagelijkse zangles!

Allemaal op jullie plaatsen, de tenoren vooraan, dan de baritons en achteraan de bassen.’ Onder vrolijk kwaken zag Dikkie hoe allen netjes in rijen achter elkaar gingen zitten. Iedereen scheen den koning stipt te gehoorzamen. En ook merkte de jonge verdrietig op, dat ze allemaal mooi van kleur waren. De een wat lichter, de ander wat donkerder groen, maar zo lelijk als Dikkie was er geen een. Hij moest in schaamte bekennen, dat hij de naam ‘Lelijk’ wel verdiende....! Hoor, daar begonnen ze al te zingen en.... zonderling, het klonk heel aardig! Nooit had hij kunnen denken dat kikkers zo mooi konden zingen of kwaken.... hoe je het noemen wou. De koning sloeg met het stokje de maat en keurig gelijkmatig klonk een liedje! Het leek wel een beetje op één van zijn schoolliedjes vond Dikkie, maar welke wist hij niet. Het kon hem ook niet schelen, dacht hij, nu hij een kikker was zou hij toch wel nooit meer naar school en zijn makkers kunnen. Tranen liepen hem over de glibberige kikkerwangen, wat was hem toch overkomen! Had hij maar niet zo hardvochtig over die arme lelijke kikker gedacht. Maar plots trad een stilte in.... Het lied was uit, Dikkie schrok op uit zijn droevige gedachten. Alle zangers groetten eerbiedig den koning en toen gaf hij verlof om af te marcheren. Nu was hij weer alleen met deze en hij hoorde Kikoka roepen ‘Kom hier Lelijk, nu is de kust veilig. Ga daar zitten!’ Hij wees daarbij met zijn stokje op een plaatsje voor hem. Gehoorzaam deed Dikkie wat hem bevolen was. ‘Ziezo’, zei de koning ‘en nu is het jouw beurt. Jij moet ook in het zangkoor meedoen, dat is hier verplicht voor allen. We zullen eerst eens je stem proberen, maar denk eraan, je best doen en mooi zingen, anders hebben we wel een middeltje om je te dwingen....!’ Met schrik dacht de geplaagde jongen eraan dat hij haast geen geluid kon uit-

Izet, Het Radioventje vertelt

(31)

brengen. O, hoe moest dit afloopen, als de koning zou denken dat hij niet wilde, terwijl hij niet kon....!

‘Nu Lelijk’, de koning hief zijn stokje hierbij op, ‘vooruit opletten, begin maar!’

Dikkie probeerde te zingen, zoals hij het de anderen had horen doen, maar, o wee....

niets anders dan een schor armzalig ‘kwáááá.., kwáááá....’, kwam er uit!

‘Zeg eens Lelijk’, zei de koning kwaad ‘is dat zingen? Vooruit beter en anders....

pas op....!’

Blz. 37 ....‘En nu maar zingen’, zei Kikoka barsch. -

Nogmaals ging het stokje omhoog en weer probeerde Dikkie met alle macht om er een ander geluid uit te brengen, maar.... het ging niet; hoe hij zijn best ook deed....!

‘Zo’, zei Kikoka blazend van nijd, wil jij niet lelijkerd, dan zullen we nog één proef met je nemen, en als je dan niet gehoorzaamt, dan is er geen mens of dier ter wereld die je nog kan redden van de straf die we hier toepassen op dienstweigeraars! We blazen je eenvoudig op mijn jongen, tot je uit elkaar ploft. Leuk hè? Dus let op, hier heb je een hulpmiddel om te stemmen! Dat is een grote gunst die je eigenlijk niet verdient....! En nu,....

Izet, Het Radioventje vertelt

(32)

met welluidende stem nog eens over, voor de laatste maal!’ Meteen gaf hij den angstig rillenden Dikkie een soort mandoline over van riet en boomschors, met snaren van rietstengels. Wat moest hij daarmee nu doen, hij kon toch niet spelen en als het nu niet beter lukte, o, alle mensen! Maar daar hoorde hij weer de stem van zijn kweller,

‘En nu maar zingen’, zei Kikoka bars ‘vooruit!’ ‘Kwááá...., kwáááá....’ begon Dikkie weer, o, o, er kwam geen ander geluid uit zijn droge keel ‘kwáááá, kwáááá.... kwáááá!’

‘Jongen’, hoorde hij nu hardop roepen ‘wat scheelt jou nu, lig je te dromen?’

Dikkie opende de ogen en keek in het lachende gezicht van zijn moeder. Versuft zei hij nog ‘hé.... wat is er.... ik kan niet anders dan... O, moe’, en toen ineens klaar wakker: ‘is het tijd voor school? Hè, gelukkig, ik kom al hoor, fijn weer naar school!’....

Moeder begreep er niets van. Lachend ging ze weer naar beneden. Maar Dikkie slaakte een gelukkige zucht. Was me dat even een angstige droom geweest?’

Izet, Het Radioventje vertelt

(33)

Hoofdstuk V.

Peters moedige daad.

De historie die hier verteld wordt, is gebeurd in een land hier ver vandaan, namelijk in Rusland. Daar woonde de jongen die de held van deze geschiedenis is. Zijn naam was Peter en hij leefde met zijn ouders in een heel klein plaatsje. Zo klein, dat het niet eens de naam van dorp verdiende, er stonden maar een twintigtal huisjes bijeen.

De vader van Peter was door een ongeluk enige jaren geleden geheel verlamd aan beide benen, zodat hij niet meer in staat was om de kost voor zijn gezin te verdienen.

Het kleine stukje land, waarop het gezin zijn groenten verbouwde, werd door de vrouw met behulp van Peter onderhouden. En met het loon dat Peter thuis bracht van zijn baas, een boer op een halfuurtje afstand wonend van hen, daarmede konden ze er nog net komen. Dat kwam doordat Peter, hoewel hij nog maar vijftien jaar was, al het loon van een volwassen man kreeg. Maar.... daar verlangde de boer waar hij werkte dan ook voor, dat hij het werk van een grote knecht verrichte! Nu was de jongen een flinke, sterke vent, die, al viel het hem soms erg zwaar, naar tevredenheid van den baas werkte. Niet in het minst was het voor hem een aansporing, dat hij moest zorgen voor zijn ouders. Soms vroeg zijn bezorgde moeder hem wel of het werk hem niet te veel was. Maar Peter antwoordde dan vrolijk, dat het wel zwáár, maar niet te zwaar was! Die morgen dat het volgende gebeurde,

Izet, Het Radioventje vertelt

(34)

ging Peter weer als elke morgen bij het krieken van de dag op weg naar zijn arbeid.

Hu, wat was het koud.... hij rilde er van en nam stevige stappen om zich warm te lopen. En wat was de bodem overal nat en modderig. Geen wonder, het had de hele nacht gegoten als hij nog nooit had beleefd. Het leek wel een wolkbreuk, had zijn vader straks nog gezegd! Zij waren er wakker van geworden, zo sloeg de regen tegen het dak en de ruiten. Maar nu was het gelukkig weer droog, hoewel de aarde overal doornat en modderig was. Hij bleef zo veel mogelijk op de berm van het weggetje lopen, want in het midden leek het wel een beekje. Na een kwartiertje stappen zou hij bij de spoorovergang zijn. Peter behoefde niet uit te kijken of er soms een trein aan zou komen. De eerste trein die zou passeren kwam pas ongeveer twintig minuten later voorbijsuizen. Dat was een lange internationale stoomtrein, die een massa passagiers vervoerde. Allemaal mensen die van het bestaan van het gehucht waar Peter woonde, denkelijk nooit hadden gehoord, peinsde hij onder het lopen....!

Hier stopten nooit treinen, het naaste station was nog twee uur hier vandaan. Daar was hij al bij de overweg. Hij was natuurlijk de eerste voetganger hier, zo vroeg passeerde hier anders geen mens. De stalen rails glinsterden in de vochtige bodem.

Maar wat was dat....! Peter keek met verbaasde ogen naar de spoorweg voor hem....!

De spoorstaven leken wel in de lucht te bengelen! De gehele bodem eronder was zo goed als verdwenen, weggespoeld door de ontzettende regen die nacht! Als een flits ging er een vreselijke gedachte door het brein van den jongen....! Weldra zou de zware trein hier in donderende vaart voorbijvliegen en.... het stond voor hem vast dat er dan een ramp te gebeuren stond die ontzettend zou wezen....! Hier moest hij ingrijpen en snel.... anders was het te laat! Peter had veel boeken gelezen en wist dat men een trein met een rood sein tot stoppen kon brengen! Maar hoe kwam hij aan een rode lap, zijn zakdoek was wit! Trouwens hij moest de trein snel tegemoet rennen, anders kon deze tóch niet tijdig stoppen meer. Vlugger dan de gedachte was hij al in de richting van de trein gesneld! Hij zou

Izet, Het Radioventje vertelt

(35)

maar met z'n muts zwaaien, dacht hij onder het lopen.... en rende maar uit alle macht!

Daar passeerde hij de hut van Iwan de stroper. Dat was een slecht mens die daar eenzaam en verlaten woonde. Niemand wilde graag met hem omgaan. Maar daar werd Peter's aandacht onder het lopen getrokken door een helrood flanellen hemd, dat aan een lijntje met enige andere kledingstukken van den stroper te drogen hing....!

Dit moest hij hebben....! Als hij hiermede op de rails stond te zwaaien, zou de machinist het dadelijk uit de verte zien en zeker direct de remmen aanzetten! Zonder verder na te denken sprong hij op het erfje en rukte het hemd van de lijn! Hij wilde toen vlug weer verder snellen, maar.... daar werd hij in de kraag gegrepen door Iwan, die uit de hut gesprongen was! ‘Hier rover!’, brulde deze ‘wou je mijn kleren stelen!

Ik zal je even....!’

‘Laat me los!’ gilde Peter ‘laat los, ik moet de trein stoppen.... los.... los, want anders gebeurt er een ongeluk!’

De stroper snapte er niets van en begreep hem trouwens verkeerd, hij hield Peter stevig vast en trachtte hem het hemd weer te ontrukken, onderwijl schreeuwend en scheldend dat horen en zien verging. Peter wilde hem weer duidelijk maken dat er geen minuut te verliezen was, maar de man wou niet luisteren en de knaap spartelde om los te komen!! Ten einde raad keerde hij zich met alle macht om en met de kracht van de razende woede die in hem was gaf hij den stroper een vuistslag voor het gelaat, dat deze even duizelde....! Van dit ogenblik maakte Peter gebruik om weg te rennen....

De stroper brulde hem na van woede en pijn! O.... als het maar niet te laat was....!

Hij hoorde reeds het gerommel van de trein....! En daar zag hij reeds de snuivende locomotief heel in de verte....! Nog enkele seconden en hij was hier, Peter snelde onvervaard naar het midden der spoorlijn, en met alle macht zwaaide hij de vuurrode lap heen en weer....!!! Zou hij gezien worden....? Hij zweette van spanning en angst...

Daar gilde de locomotief een paar maal scherp....! Ja, hij zag het, zware rookwolken dampten naar boven, ....hij hoorde het knarsen der remmen.... geen twijfel aan....

Izet, Het Radioventje vertelt

(36)

hij stopte....! Gelukkig! Peter sprong vlug opzij, toen de trein zwaar remmend nog vele honderden meters door schoot. Maar hij zou niet tot de gevaarlijke plek rijden, dat was zeker....! Een gelukkig verlicht gevoel kwam over hem toen hij dat bedacht....

Daar stond de geweldige slang stil....! De machinist sprong van de locomotief en uit alle raampjes kwamen verwonderde gezichten kijken. Peter liep naar de machinist, die vragend den opgewonden jongen aanstaarde. ‘Daar’, bracht Peter er hijgend uit

‘daar’, honderd meter verder

Blz. 40. ....met alle macht zwaaide hij de vuurroode lap heen en weer....

....de bodem.... helemaal weggeslagen, de rails zweven los in de lucht....!’ Hij moest zwijgen van inspanning toen hij er dat had uitgebracht! De machinist keek hevig verschrikt in de aangeduide richting en bracht den hoofdconducteur en een aantal passagiers die intussen nader waren gekomen, ook op de hoogte. Ze gingen nu naar de plek die Peter hun had aangeduid en toen zij daar na enkele minuten aankwamen zagen ze inderdaad dat hier een grote ramp voorkomen was....! De weinige passagiers, die de warme trein

Izet, Het Radioventje vertelt

(37)

hadden verlaten en in verschillende talen uitroepen slaakten, zagen allen eveneens met grote schrik, wat hier bijna gebeurd zou zijn! Peter stond nu bescheiden op de achtergrond, zijn werk was gelukkig ten einde gebracht.... hij was zó tevreden....!

Maar nu keek de machinist in het rond en riep waar de knaap was die hen had gewaarschuwd! Toen hij hem zag staan, met een gelukkige lach op het gezicht, vertelde hij de anderen op welke wijze hij gewaarschuwd was voor het gevaar en wees den dapperen jongen aan. De passagiers keken dankbaar naar den redder en een van de heren in dikke pelsjas, sprak enige vreemde woorden met de anderen.

Die knikten allen

DANKBETUIGING

Jongeheer Peter Wladiwostok

hevig van ja.... ja.... alsof zij zéér instemden met wat de spreker had gezegd. De heer kwam hierop naar Peter toe, legde hem de hand op de schouder, en sprak enige vriendelijke woorden. Hoewel Peter ze niet verstond, zei de klank van de stem hem genoeg....! Toen ging de reiziger over zijn portefeuille en met een vriendelijke lach stopte hij de knaap een groot bankbiljet in de handen! Peter schrok ervan....! Zo'n biljet had hij nog nooit gezien....! Maar aan het groot aantal cijfers zag hij dadelijk, dat het een enorm bedrag moest zijn! Hij durfde het niet houden, maar de heer duwde het hem hartelijk lachend terug in de hand.... onderwijl op de anderen

Izet, Het Radioventje vertelt

(38)

wijzend....! Peter begreep dat hij bedoelde, dat dit een cadeautje van de reizigers was.

Dezen gingen nu weer terug naar hun wagons, want het werd hun blijkbaar te koud.

Alleen de machinist bleef nog achter en Peter zijn hand grijpend zei hij ‘Jongen, weet je wel dat je hiermede wellicht tientallen mensenlevens hebt gered....? Behoud gerust het geld, het is een groot bedrag,.... maar naar verhouding wat wij allen aan je te danken hebben is het nog niemandal.’

Peter ging gelukkig en dankbaar gestemd naar huis, deze dag zou hij maar niet werken. Niet alleen om het mooie bedrag aan geld, waarmede hij zijn ouders verrassen kon was hij blij, maar ook in de wetenschap dat hij een goede daad verricht had!

Later kreeg hij nog van de directie der spoorwegen een schriftelijke dankbetuiging thuis, die hij zijn leven lang als een mooie herinnering bewaarde!

Izet, Het Radioventje vertelt

(39)

Hoofdstuk VI.

Het geheimzinnige Chinese beeldje.

Mijnheer Westhof zat met zijn vriend, den Engelsen heer Norris, op de waranda van zijn Chinese woning. De inlandse bediende had hen beleefd thee en sigaren

gepresenteerd en nu babbelden ze in opgewekte stemming over de naaste toekomst.

Nog circa twee weken zouden ze elkaar, als gewoonlijk, dagelijks kunnen ontmoeten!

Dan zou de heer Westhof China, en zijn arbeid als vertegenwoordiger van een grote exportfirma, verlaten. Hij ging terug naar Holland, waar hem een nieuwe taak wachtte.

Hij prees zich gelukkig weder naar zijn geliefd Vaderland terug te keren na een afwezigheid van zes lange jaren. In deze tijd had hij een hechte vriendschap met den ingenieur Norris gesloten. In de vreemde Chinese stad, met zijn Oosterse zeden en gebruiken, hadden ze als Europeanen elkaar spoedig gevonden. En beide mannen vonden het jammer dat ze nu spoedig afscheid moesten nemen, maar dat ging nu éénmaal niet anders! Zeer zeker zouden ze niet verzuimen om nog altijd in

briefwisseling te blijven, maar of ze nog ooit elkander zouden ontmoeten, dàt was een ander geval. De heren besloten na het middagmaal, dat ze gezamelijk gebruikten, een poosje de stad in te gaan. Westhof wilde enige aardige souvenirs kopen voor zijn vrienden en bekenden in het Vaderland. Zij wisten enige kleine winkeltjes in de binnenstad, waar door een ouden Chinesen koopman een massa voorwerpen waren ten toon gesteld. De ingenieur zeide lachend dat zijn vriend

Izet, Het Radioventje vertelt

(40)

net zo goed naar het eerste het beste warenhuis kon gaan. Daar werden dezelfde

‘kunstvoorwerpen’, zoals hij spottend meende, voor heel wat minder geld verkocht!

Doch mijnheer Westhof gaf er toch de voorkeur aan om zijn kennissen eerlijk te kunnen vertellen, dat hij de meegebrachte voorwerpen in een echt Chinees winkeltje had gekocht. En hij geloofde ook dat je bij zo'n oude, raadselachtig glimlachende Chinees, wel eens een zeldzaam stukje op de kop kon tikken. De Engelsman bleef ongelovig lachen ‘Goed.... goed’.... stemde hij toe ‘laten we maar gaan, het is in elk geval interessant om met zo'n vriendelijk lachenden Chinees handel te drijven.’

Ze liepen eerst een poosje en namen toen een voorbijkomende Ricksjaw, dat is een tweewielig Chinees wagentje, dat door een koelie wordt voortgetrokken. ‘Waar wensen de edele heren heen te gaan?’, vroeg de armoedig geklede man, beleefd, zoals allen hier waren. Ze vroegen hem of hij het zaakje van ‘Li-Wong’ wist, den kunsthandelaar!

O ja, natuurlijk wist hij dit.... Daar wilden immers altijd de blanke vreemdelingen heen gebracht worden! De oude Li was bekend om de ‘kostbare kunstvoorwerpen’

die hij altijd in voorraad had, dus zou hij de heren er wel heen brengen! De twee vrienden konden aan het ondoorgrondelijke gezicht van den Ricksjawkoelie niet zien of hij spotte of meende, wat hij opmerkte over de kostbare voorwerpen van den ouden Chinees. Hij bracht hen echter spoedig naar de binnenstad, waar de zaakjes van den koopman gevestigd waren. Nadat ze den Ricksjawman met een ruime fooi, waarvoor hij uitbundig en beleefd dankte, hadden weggestuurd, tuurden ze nog even in de stoffige uitstalkasten buiten. Aantrekkelijk zag het er niet uit. Van etaleren of reclamemaken scheen de eigenaar niets te moeten hebben. Alles stond schots en scheef door elkaar. Mooie metalen of stenen beeldjes, armbanden, ringen met kolossale stenen, broches en vele andere snuisterijen stonden op kopers te wachten.

De beide heren gingen nu het winkeltje binnen, waar de oude Chinees hen buigend begroette. Hij verzocht hen, voor zij over zaken begonnen te spreken, om met

Izet, Het Radioventje vertelt

(41)

hem een kop geurige chinese thee te gebruiken. Natuurlijk begreep de slimme koopman direct dat hier voor hem denkelijk wel goed zaken te maken waren.... De twee bezoekers namen op lage stoeltjes plaats in de ruimte achter de bedompte winkel, terwijl de gastheer met gekruiste benen op een kussen ging zitten. Een Chinees vrouwtje met de eeuwige glimlach op het gelaat, bracht de thee onhoorbaar lopend, binnen. Er werd over alles en nog wat gesproken, behalve over het doel van de komst der bezoekers. Eindelijk vroeg de heer Westhof aan den Chinees of hij één en ander mocht bezichtigen,

Blz. 45. Alles stond schots en scheef door elkaar....

hem het doel van zijn bezoek vertellend. Na enig heen en weer praten ging de oude naar zijn winkel terug en kwam met een lade vol met verschillende kleurige en schitterende voorwerpen aandragen. Het was wel duidelijk te zien dat er inderdaad, zoals de ingenieur gezegd had, geen kostbare of zeldzame exemplaren bij waren.

Alles leek precies op de koopwaar die men overal uitgestald kon zien. Op de markt, in de grote winkelzaken en bij de venters die met hun bakje langs de huizen kwamen.

De heer Norris begon te lachen toen hij een blik op de uitstalling had geworpen. Hij keek zijn vriend eens aan en zei ‘Allemaal bazarprullen, mijn vriend!’ En zich tot den koopman

Izet, Het Radioventje vertelt

(42)

wendend ‘Ja, het spijt me dat ik het zeggen moet Li Wong, na uw vriendelijke ontvangst...., maar dat alles is goed voor nieuwelingen, die pas in China zijn! Wij, die jaren in Uw mooi land hebben doorgebracht, hebben er zo langzamerhand een beetje kijk op gekregen. Gij zijt,.... mijn waarde Li Wong, al precies als uw collega-kooplieden. Dit is allemaal mooi voor het oog, maar waardeloos, en als ik het zo ruw mag zeggen, gewoon bedrog....!’

Westhof was een beetje geschrokken van de uitval van zijn vriend, hij zag zelf ook wel dat het niet veel bijzonders was, wat hem werd aangeboden, maar dat kon toch wel een beetje anders gezegd worden, vond hij! Maar nu gebeurde iets waar de twee heren vreemd van opkeken....! Ze hadden stellig verwacht, dat de Chinees heftig zou protesteren tegen de uitdrukking van bedrog en bij hoog en bij laag zou beweren dat hij alléén zeldzame en aparte kunstvoorwerpen te koop aanbood....! Maar niets daarvan....! Vriendelijk en geduldig glimlachend zei hij zachtzinnig ‘De edele heer heeft gelijk.... volkomen gelijk! Alles wat U hier ziet is waardeloos en prullaria....’

Hij boog hierbij en knikte enige malen ter bevestiging van zijn eigen woorden. De heren keken nu even vreemd op! Hoe was dat nu? Waarom zei de Chinees dit? Norris merkte op dat hij dit nog al dom van den koopman vond! Zo zou hij toch niets verkopen, meende hij!

‘Nee heer’, antwoordde Li-Wong vriendelijk ‘niet dom, maar slim, dat beken ik eerlijk. Als ik zou willen volhouden dat deze zaken waardevol waren, dan was dát dom....; hoewel nog geen bedróg....! De heren weten net zo goed als ik, wat de meeste klanten van den armen Li-Wong verlangen! Mooie, dure artikelen, maar.... als ik hen een prijs ervoor zou vragen die de werkelijke waarde vertegenwoordigt, dan zijn de meesten boos en beweren dat ik hen afzetten wil....! Als het anders is dan moeten de geachte heren het maar zeggen! En daarom is de arme Chinees verplicht deze goedkope rommel in huis te hebben, wil hij zaken doen!’

Ja, de vrienden moesten bekennen, ongelijk had de oude niet! Ze kenden hun landgenoten te voldoende om te twijfelen aan de

Izet, Het Radioventje vertelt

(43)

waarheid van deze bewering. ‘Maar’, vroeg de heer Westhof nu ‘Hebt ge dan niet anders in huis dan deze voorraad Li-Wong? Als ge me iets laat zien van werkelijke waarde, wil ik U graag de prijs betalen die ge er voor vraagt! Aangenomen natuurlijk dat deze niet overdreven hoog is!’ De Chinees boog begrijpend en de lade weder opnemend ging hij ten tweede male de duistere winkel binnen. Na enkele ogenblikken kwam hij nu terug met een doos, die kunstig bewerkt was met paarlemoer en zilver.

Voorzichtig en gewichtig kijkend, zette hij deze nu voor de kooplustigen neer. Hij opende hem met een klein, fijn bewerkt sleuteltje en daar zagen de twee vol aandacht kijkende mannen, een aantal gevulde vakken. Elk daarvan was met zijde bekleed, en bevatte dingen van verschillende aard. Ze zagen nu wel dat dit geen algemene koopwaar was! De Chinees haalde één en ander voorzichtig uit de vakjes en vroeg weder uiterst vriendelijk hoe ze dat vonden. Bewonderend namen ze één voor één de fijn gedreven sieraden, schaaltjes enzovoort in de handen. ‘Is dit de bedoeling?’, vroeg Li-Wong nu zacht!

‘Dat is de bedoeling,’ beaamde de ingenieur! ‘Ge waart inderdaad slim Li-Wong, om ons het andere eerst te tonen.’ De aangesprokene knikte instemmend.

Na een poosje hadden de heren een aantal dingen uitgezocht, die Westhof geschikt achtte voor zijn doel. Hij vroeg de prijs voor alles en de Chinees noemde een vrij hoog bedrag.... zelfs voor deze mooie dingen. Natuurlijk werd er nog wat

onderhandeld, dit was nu eenmaal gebruikelijk en tenslotte kwam men tot aller tevredenheid tot overeenstemming. De Chinees pakte alles keurig en liefkozend strelend in gekleurde doosjes. ‘Met deze zaken zult ge eer inleggen bij Uw vrienden’, zei hij onder het inpakken. ‘Elk stuk is op zichzelf een kunstwerkje! Ik koop deze dingen van arme, doch begaafde en fijngevoelige kunstenaars....! Deze lieden zouden ook, als zij het wilden, aan andere grote zaken kunnen leveren, doch ze geven er de voorkeur aan om te weten in wiens handen hun arbeid komt.... Ze weten precies dat de oude Li-Wong deze producten niet verkoopt

Izet, Het Radioventje vertelt

(44)

aan de eerste den beste rijken snob, die zonder smaak en kunstgevoel, maar alles met geld denkt te kunnen betalen! Nee.... voor deze lieden zijn de andere kleurige en pronkerige dingen bestemd! Ze zien het verschil toch niet, zoals U, mijn heren!’

‘Ge hebt gelijk, Li-Wong’ erkende Norris. ‘Ik geef toe dat deze redenering klopt, en heb het gevoel dat ge een eerlijk koopman zijt. Als het anders was, zou ik U het ook wel vertellen oude, maar de waarheid wil ik graag erkennen, ook al is deze soms onaangenaam.’

De Chinees knikte. Hij had wel bemerkt dat hij hier met mensen te doen had die het leven ernstig opnamen en ‘recht door zee’ waren. Dit waren zijn liefste klanten, al waren ze vaak ook moeilijk te voldoen! Na dat Westhof betaald had, en de koopman het geld zorgvuldig in een beurs in zijn zijden kleding had gestopt, werd nog wat nagepraat. De heer Westhof vertelde den Chinees, dat de gekochte goederen weldra in Holland zouden belanden, daar hij na zesjarige, aangename tijd in China,

waarschijnlijk voor altijd vertrok. Zo ongemerkt kwam het gesprek op de verschillende volkeren en landen.... ‘Ja’, merkte Westhof op. ‘Ik heb China leren kennen en liefhebben! In de eerste tijd stond ik zeer vreemd tegenover alles hier en dacht ik de afstand tussen de bewoners hier en mij nooit te zullen overbruggen. Maar met geduld en de wil om elkaar te begrijpen is me dat zeer meegevallen. Ik heb geleerd dat er in werkelijkheid tussen de volkeren der aarde zeer weinig verschil is, en dat met liefde alles te bereiken valt.... Het maakt geen verschil of men blank of geel of zwart is. Wij allen zijn mensen. Ieder is gelijk aan de ander, of men een koelie of een schatrijke mandarijn is.... Uw volk, Li-Wong, is mij lief geworden. Ik heb veel, zeer veel genegenheid van hen ondervonden, zodra ze bemerkten dat ik het goed met hen meende. Ik zal deze jaren niet licht vergeten en altijd met dankbaarheid aan China terugdenken.’

Gedurende deze aanspraak had Li-Wong ernstig zitten luisteren. De eeuwige beleefdheids-glimlach, was van zijn gelaat verdwenen. In plaats daarvan keek hij den spreker trouwhartig en met schitterende ogen aan. Deze woorden bevielen hem en waren zo geheel anders

Izet, Het Radioventje vertelt

(45)

dan hij van de meeste vreemdelingen had gehoord. Even was het stil in het halfduistere vertrekje... Toen nam de oude het woord. Hij legde zijn rimpelige gele hand op de arm van Westhof, keek hem diep in de ogen en sprak zacht en rustig. ‘Gij zijt een goed mens heer! Uw taal komt uit het hart voort, dat zie ik.... U houdt van China....

ik zal U als dank voor deze woorden een klein aandenken van den Chinees mee geven naar Uw ver Vaderland.’

Li-Wong stond langzaam op. Uit een kastje van zwart gelakt

Blz. 50 ....het was buitengewoon kunstig gesneden....

amandelhout, dat in een hoek der kamer stond, haalde hij een in een zijden doek gewikkeld geel voorwerp te voorschijn. Hij zette het gewichtig voor de twee heren op het kleine ronde tafeltje en nu zagen zij dat het een Ivoren Chinees beeldje was.

Het stelde één of andere vereerde Oosterse persoonlijkheid voor. Het was

buitengewoon kunstig gesneden en zij bemerkten al dra bij nadere beschouwing, dat het iets zeer kostbaars was. Ook Norris, die als regel nogal graag spotte, bekeek het voorwerp met grote ernst en schudde vol bewonde-

Izet, Het Radioventje vertelt

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

© 1982 Birdwing Music / Universal Music - Brentwood Benson

Tekst en Muziek: Travis Cottrell, Angela Cottrell Ned. tekst:

The Lord spoke: Maria, child listen to me Know, you bear a boy. And He will set

met Zijn gehoorzaamheid heeft Hij onze overtredingen uitge- delgd, door Zijn offerande Gods toorn verzoend, met Zijn bloed onze smetten uitgewist, door Zijn kruis

Hij vond het jammer dat zijn vrouw hem de laatste tijd niet meer in alles volgde. Eerst zaghlj hoog tegen zijn 'Molly' op, maar nu kwam hij erachter dat haar

En inderdaad, hoewel er van de zijde der menschen slechts enkel schande is geweest, zoolang Jezus Christus daar hing aan het kruis, toch heeft God reeds gewild, dat

Deze toestemming roept in het hart van de zondaar een begeerte naar Christus op; deze begeerte noemde Driessen nu de eigenlijke geloofsdaad. De begeerte naar en