• No results found

Heere Heeresma, Vader vertelt · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Heere Heeresma, Vader vertelt · dbnl"

Copied!
250
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Heere Heeresma

bron

Heere Heeresma, Vader vertelt. Erven Thomas Rap, Amsterdam 1974

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/heer010vade01_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd

zijn.

(2)

Heere Heeresma, Vader vertelt

(3)

Naar het leven getekend

Heere Heeresma, Vader vertelt

(4)

Naar de fabriek

En wat rookten de werksters rond half acht 's ochtends op de volle balkons van lijn 3 richting Oosterpark? Miss Blanche en Poncho de Luxe. Voor die tijd echter had ik mij te haasten met aankleden terwijl de radio zacht neuzelend de marktberichten gaf. Dan nog de Fongers met het frame over de schouder waarbij het politiezadel pijnlijk tegen een oor klemde, twee trappen af en de nieuwe werkdag was een feit.

De lust tot verandering, de angst ook voor eentonigheid deed mij heen een andere route gaan dan terug. O, hoe vaak heb ik de zon niet zien opkomen in het water van de Reynier Vinkeleskade en ondergaan boven de De Lairessestraat! Dromend over een toekomst in Amerika waarnaartoe ik spoedig hoopte te emigreren ontwikkelde ik steeds een flinke snelheid door de versnelling waarvan de delikate gladde handel midden op de bovenste stang was gemonteerd wat ook nu nog opzienbarend genoemd mag worden, in de laagste stand te houden, ongeacht het weertype. En eerlijk, in die anderhalf jaar, zo rijk aan eenzaamheid en dadendrang, werd de gang naar de fabriek in de Rustenburgerstraat slechts éénmaal belangrijk onderbroken en wel door een viertal agenten die in het gras aan de rand van de kade bij het Amsterdams Lyceum dregankers met

Heere Heeresma, Vader vertelt

(5)

vlijmscherpe punten aan lange soepele einden touw in het water wierpen en weer naar zich toehaalden. In het water wierpen en langzaam, bijna teder zou ik nu zeggen, over de bodem trokken. En dat allemaal omdat ik in die zonnige morgenstond het eerst op de basalte glooiing naar het gladde spiegelende water een al wat versleten zwarte kapothoed naast een danig volle, half openstaande damestas ontdekte waaruit de geur van bloempjes opsteeg toen ik mij er overheen boog en waarin ik de van kleingeld loodzware knip aantrof die ik me toeëigende voor ik in het huis van een zenuwarts aan de andere kant van de rijweg de politie mocht bellen in het souterrain waar een dienstbode kitten met kolen stond te vullen.

De dag was lang en het werk zwaar maar niet ongezellig. In de portiersloge rook het vertederend naar buksjek, het laatdunkende kantoorpersoneel dat een half uur later mocht beginnen gaf altoos aanleiding tot veel hilariteit onder de mannen en de groengekapte lampen boven de bokken brachten licht, warmte en nogal wat intimiteit in het donkere jaargetij terwijl zomers de grote stoffige ramen in hun geheel werden geopend zodat het straatrumoer, die roep van venters ook en het mij toen al

weemakende kindergejubel vrijelijk toegang hadden tot de zetterij van de firma J.H.

de Bussy.

Het werd me allerwegen terdege duidelijk gemaakt dat ik een prachtig vak had gekozen. De typograaf voelde zich de edelman onder de proletaren. En inderdaad, een drukker mocht dan nog wel eens wanneer hij niet al te ver van zijn werk woonde in overall over straat gaan, een handzetter zou dit nooit doen. Hij droeg trouwens toen al geen overall meer, maar een gele of beige stofjas. En driemaal daags besprenkelde ik met behulp van een enorme zinken tuingieter de houten vloer, ook

Heere Heeresma, Vader vertelt

(6)

tussen de bokken en rond de beide proefpersjes en veegde grote hoeveelheden stof en lood weg om de bergen oud zetsel en de van het water druipende broekspijpen der handzetters die negeneneenhalf uur per dag onverstoorbaar en onverschrokken overeind stonden in hun onbeschrijflijk schoeisel, in kapotte pantoffels en een enkele zelfs uitsluitend op metalen steunzolen die met over de wreef gespannen touwtjes onder de voeten waren gebonden wat bij het lopen haast olijke ketsende geluidjes maakte. Ook leegde ik geregeld de vierkante houten, van onder taps toelopende sputumnappen waarvan ik er vijf kon hebben, de bovenste rustend tegen de onderkant van mijn kin, want de aard der werkzaamheden liet niet goed toe dat er gerookt werd en allen pruimden dus bij het leven.

Het was geen uitbundig beroep dat ik had gekozen - voor zover hier sprake was geweest van kiezen. Het gefluit, het gezang en het geschreeuw van de

brocheerafdeling, de mono- en linotype was er geheel vreemd aan en drong ook maar vaagjes door de zware fabrieksmuren heen. De stilte en rust van de zetterij waren bij tijd en wijle zelfs beklemmend. Ernstig en serieus stonden de vroegoude mannen met hun zethaken voor de letterkasten en zuchtten hooguit of lieten een wind. We wisten dat we een baaie ongezond beroep beoefenden en het maar weinigen onder ons gegeven zou zijn enige tijd van een welverdiend pensioen te genieten áls dat al werd gehaald. Elke schaft weer werden ieders kansen om de eindstreep te halen door iedereen besproken en gewogen, waarbij het uiterlijk een grote rol speelde; al met al een drukkend klimaat waarin maar weinig vrolijkheid kon gedijen. Daar kon zelfs de schoonheid van het handgezette zetsel weinig aan veranderen.

De baas deed inmiddels wat hij kon. Eenieder kreeg gratis een

Heere Heeresma, Vader vertelt

(7)

liter melk per dag. Wanneer we met goudstof in de weer moesten wat alleen op windstille dagen kon geschieden omdat we deze giftige klus uitsluitend buiten, op het platte dak van de drukkerij mochten verrichten, dan kregen we zelfs drie liter de man en Bosch, de broodmagere loodsmelter van het bedrijf die voor een geeltje een ingevette hand in het kokende lood liet zakken, moest zeven flessen leegdrinken waarvoor hij overigens allerminst op zij ging en zelfs nog aasde op de melk van ons, leerjongens. En 's middags haalde ik voor de mannen grote goudgele bokkens in de viswinkel op de van Woustraat die op nadrukkelijk verzoek moesten worden verpakt in stukken krant zodat er na het eten nog wat te lezen viel. Het was me wat.

Hoewel het regime mild was en de zaalchef Morsink meestal beneden in het kantien, werd het wel duidelijk dat ik niet gehandhaafd kon blijven, ongeacht de mooie resultaten op de Grafische school in de Dintelstraat waar we elke week een middag naar toe werden gezonden. Hoe serviel ik mij ook opstelde, hoe bescheiden en beleefd mijn gedrag ook was, hoe zorgvuldig ik er ook voor waakte al te zuiver nederlands te spreken, iets in mijn verschijning alleen al was voldoende de oudste, de evenwichtigste handzetter aan een verschrikkelijke drift ten prooi te la ten vallen.

En zo mocht ik de aanleiding zijn tot een korte maar hevige staking van het hand-zettend personeel dat rumoerig om het glazen hokje van de zaalchef dromde en maar eiste, eiste en eiste...

Het lawaai op de bovenste etage van de zestien monotype-machines was zo hevig dat ik mijn oren met gekauwd papier dichtstopte wat mij meteen onbereikbaar maakte voor opdrachten en bevelen. Het kokende lood joeg de temperatuur

Heere Heeresma, Vader vertelt

(8)

tot tropische waarde op. De zon boven het geheel glazen dak deed de rest. Uren en uren bracht ik, weggehurkt op de brandtrap, buiten door en het dakenpatroon van dat deel van Amsterdam staat me dan ook nog steeds helder voor de geest. De mannen hier hadden machines om het zetwerk te doen en dus tijd te over voor politieke beschouwingen. Ze waren zonder uitzondering kommunist, lazen op demonstratieve wijze het dagblad De Waarheid en altijd bezig te konspireren tegen de direktie en het wat zij noemden uitbouwen van cellen in de andere afdelingen van het bloeiende bedrijf. Mijn overigens in alle oprechtheid gemaakte opmerking dat hun gestook de arbeidsvrede bedreigde en de vreugde in het vak bedierf deed me zonder mankeren op de ekspeditie belanden waar ik voor het eerst werkelijk gelukkig was. Het werk was licht en schoon en zorgeloos doorkruiste ik op veertienjarige leeftijd met een tramabonnement van het bedrijf in de zak de ganse dag de hele stad; eenzaam en zeer alleen. En zat in de zon in het Oosterpark, nam lijn drie naar het concertgebouw, stapte over op lijn 16 en uit op het Muntplein om bij Heck's in de Reguliersbreestraat, waar later mijn vriend Loe Lap een wereldomvattend concern startte met zijn eerste army-contractor-shop, koffie te drinken tussen de handelsreizigers; en dat alles uitsluitend om een pakje cliché-afdrukken op de tweede etage van het Beursgebouw af te geven. Wie zou daar niet voor willen tekenen?

En nog was mijn geluk niet op want daar was immers het voortdurend wegbrengen van de drukproeven van het Financieel Weekblad en het wachten op antwoord in een voor die tijd ongehoord modern bureau op een van de grachten. Daar stond ik dan diep in en uit te ademen in de rook van pittige inter-

Heere Heeresma, Vader vertelt

(9)

nationale amerikaanse sigaretten temidden van blankstaal kantoormeubilair, een ijsmachine in een hoek, een indrukwekkend radiomeubel in een andere en keek uit terwijl een fan lucht door mijn haren blies, door grote, in staal gevatte ramen onderdoor helgekleurde zonneschermen naar een witte zonbeschenen muur waarin dezelfde ramen waarachter dezelfde jubeldelukse transatlantische interieurs. En dat alles op nog geen tien meter afstand en zeker twintig meter boven a.p. En steeds streek dan onweerstaanbaar de eerste strofe van een bekend Gezang door mij heen:

Wat de toekomst brenge moge... Nou, daar wist ik inmiddels alles van. Naar Amerika!

Heere Heeresma, Vader vertelt

(10)

Op kantoor

Wonderlijk wonderlijk toch, die wolkengevaarten die daar door de lucht drijven moeten, zo niet van vorm dan toch wel qua inhoud, dezelfde zijn als die welke ik indertijd vanaf de veranda aan de achterzijde van de ouderlijke flat in het zomerse ochtendgloren volgde terwijl ik op de tast inmiddels de das strikte in een amerikaanse knoop die zich zoveel breder en rechtlijniger toonde naast de altijd wat langwerpiger, wat artistieker want slordiger uitvallende engelse strop, en het boord van mijn overhemd naar beneden sloeg. Was er toen iets lulligers denkbaar dan een omhoog gerolde of, wat nog erger was, een vooruitgestoken boordpunt omdat het baleintje onder het dragen ongeweten was gebroken? Ach, elke tijd heeft van die gevoeligheden die adolescenten zo adembenemend bij de strot kunnen grijpen. Ze zijn nauwelijks het memoreren waard, zeker niet naast de waarlijk belangrijke zaken zoals je plaats weten, inmiddels een toekomst zoeken om dan als de donder karriëre te maken:

Altegaar dingen waarmee ik druk doende was. En dat alles kon voor de werkende jongere te Amsterdam slechts via de goed in de verf zittende en in neon badende leslokalen van het instituut Schoevers aan de van Baerlestraat. Dat was in de avonduren nog eens een komen en gaan daar

Heere Heeresma, Vader vertelt

(11)

van fijne jonge mensen die beseften dat kennis, of beter diploma's macht, in ieder geval een beter salaris beloofden! Ook ik was een van hen en bezocht twee maal de kursus handelskorrespondentie en een dubbel aantal keren de typevaardigheidlessen waar we onder de strikte klanken van het ballroomorkest van Victor Silvester met acht vingers de toetsen van de grote kantoormachines bespeelden; de duimen steeds gereed om de spatiebalk in te drukken. De rest van de avondlessen bracht ik, zolang de kursussen duurden, verder in het nabijgelegen Vondelpark door waar het, al naar het seizoen, stoofheet, ijskoud of drijfnat was, voor welk laatste natuurverschijnsel ik met sukses beschutting zocht in de muziektent. De ontdekking van dit verkwanselen van tijd bleef uit tot aan de prijsuitreiking waarna het mijn opvoeders gelukte de helft van het reeds gestorte studiegeld alsnog van het instituut gerestitueerd te krijgen.

Inmiddels dwong ik overdag de maatschappij wel terdege een stuk brood af aan een bureau van de Gist- & Spiritusfabriek, depot Amsterdam dat gevestigd was aan de Reguliersgracht, oneven zijde, enige huizen van de hoek.

Was ik gelukkig? Wat kan dat schelen! Als het leven zich maar ontwikkelde naar behoren. En dat deed het al oogstte ik er, behalve een te verwaarlozen salaris, slechts een op zijn zachtst gezegd diepe meewarigheid mee bij de drie andere

kantoorbedienden. En inderdaad, met welk een geduld zij ook trachtten mij de werkzaamheden uit te leggen en steeds weer te verklaren, het lukte mij nauwelijks tot niet de vele uniforme, gele kaarten die toch zo overzichtelijk in de drie houten bakken gerangschikt stonden op de juiste wijze in te vullen. Hoewel ik mij hiervoor licht schaamde kon ik er toch niet erg van onder

Heere Heeresma, Vader vertelt

(12)

de indruk komen omdat ik reeds toen al begreep dat één zo'n zwakke schakel in de keten van het totale personeelsbestand het concern nauwelijks zou kunnen doen wankelen. Alleen rond klokke vijf, elke dag weer, was het even spitsroeden lopen want dan kwamen de vijf rijders, waarvan Willem altijd met enige schade, van hun respektievelijke wijken terug, stalden hun blauwe ford en bedford bestelwagens tussen de bomen van de gracht en begonnen al in het pakhuis, waardoorheen ze eerst moesten om het kantoor te bereiken, te schreeuwen dat hun voorraad al weer niet klopte met de door mij in de ochtend aan hen uitgereikte lijsten.

Hartverwarmend was het dan om, terwijl ik mij maar weer eens naar het toilet begaf, de solidariteit te proeven van mijn kollega's die het geschreeuw van de in pilo pakken gestoken chauffeurs smoorden in dat dedain, het hogere personeel zo eigen.

O zeker, alle partijen waren overtuigd van mijn talloze vergissingen in de

voorraadadministratie maar dat gaf die blauwe rijers als Willem die altijd met een kapotte wagen thuiskwam, en Jan die eens voor een heterdaadje, nota bene in het bedrijf zélf, twee maanden moest zitten, nog niet het recht te schreeuwen en te vloeken op het kantoor! En, eerlijk gezegd, we hadden daarin gelijk want het wel en wee van het bedrijf in het algemeen en hun voorraden aan gist en spiritus in het bizonder konden de chauffeurs nauwelijks iets schelen. Ze pakten alleen maar hun kans om stennis te maken waardoor ze tenslotte het recht verloren het kantoor te betreden en zich weer, net als vroeger, met het belletje moesten melden en door het glazen luikje in de deur, dat zo nodig hermetisch afgesloten kon worden, nog slechts te woord werden gestaan. En vooral 's winters tikte dit aan want het was dan verrekte koud in het pakhuis en de magazijnkelder waar geen kachel mocht worden

Heere Heeresma, Vader vertelt

(13)

geplaatst in verband met het brand- en ontploffingsgevaar van de door de houten fusten heenslaande spiritus- en alkoholdampen. De verbittering was dan ook groot onder de mannen en wanneer blikken door het glas, dat het warme kantoor van de bedrijfsruimte afsloot, hadden kunnen doden terwijl ze op de tonnen gezeten hun brood vermaalden in het ongezellige licht van wat rondhangende elektrische peren waarbij de sneeuw op de leren schouders van hun pakken maar langzaam smolt, ik was zeker vele malen gestorven!

Dit alles kwam tot stand onder de bekwame leiding van de direkteur, de heer van der Kaar. Klein, tegen de tachtig lopend en immer in zwarte pakken gekleed, met een sterk maar natuurlijk want op dat typische gevoel van verantwoordelijkheid gebaseerde vertoon van autoriteit, was hij de eerste in mijn korte bestaan die me liet ervaren hoe eenvoudig het tenslotte is om de baas te spelen. Zoals deze man in de poort van het depot kon verschijnen terwijl de zon door het zachte groen van de bomen achter hem speelde en met de carillonklanken van half negen in de ochtend in banen het pakhuis binnenviel, was adembenemend. En hij wist dit! Deze in zijn werk gestolde had mij in dienst genomen om ook een fabrieksjongen eens de gelegenheid te geven hogerop te komen. Een in die tijd verlicht standpunt. Daarbij had hij eveneens de overtuiging dat ik geregeld avondkursussen bezocht. Dit, mijn goede handschrift en punktueel op tijd komen waren voor hem voldoende reden mij voorlopig ook in dienst te houden.

Ook van der Kaar kontroleerde mijn werk wel eens. Dan zag ik hem met angst en beven met de bakken gele kaarten voor zich aan zijn bureau in het glazen direktiehokje plaats nemen waar hij dan van de ene verbazing in de andere viel tot hij een

Heere Heeresma, Vader vertelt

(14)

vuist balde om deze uiteindelijk langzaam boven het hoofd te heffen. Toch heeft hij die hand nooit weer donderend laten neervallen op het met inkt bespatte blad waarop het toestel stond dat hem direkt verbond met het hoofdkantoor te Delft. En nooit heeft hij éénmaal uitgevaren tegen mij; waarschijnlijk omdat hij eenvoudig niet met mij sprak en al zijn op- en aanmerkingen liet overbrengen door de Bruin, onze boekhouder. En daar deze, wat wij nu zouden noemen, een flikker was en mij lief had, kreeg ik de direktionele verwijten als bonbons verpakt overgebracht.

Was er vrede in mijn hart? Nauwelijks. Wanneer het weer het toeliet en ik met de fiets ging, zong, floot, neuriede en spuwde ik de swingende yell van verzet tegen de ook toen al ontzaglijke verveling, het Bebop spoken here! als rochels over het asfalt van de Vijzelstraat waarbij ik natuurlijk wel zorgde dat het mij omringende verkeer het paba ba paba ba papa overstemde anders was je bij het eerste het beste stoplicht onder de drommen medefietsenden de risee. En we zagen elkaar toch al zowat elke dag. Gelukkig dat ik mij goede vooruitzichten had aangeschaft. Nog even, nog enkele jaren en ik zou dit land verlaten om mij definitief in Nederlandsch-Indië te vestigen.

Die gordel van smaragd trok me geweldig en in die samenleving van kleine lieve mensen in sarong en kabaai waarboven je al van nature uittorende was een karrière als planter zo gemaakt. In de rieten stoel op de galerij gezeten, temidden van grote chinese pullen, hurkende bedienden en wajangpoppen aan de wand terwijl de grammofoon op 78-toeren de zang van de indische zusjes deed schallen of het zoete geluid van die vreselijke toeters, bellen en symbalen van de gamelan in de schemer onder het rijsttafelen uit de kampong in de verte tussen

Heere Heeresma, Vader vertelt

(15)

al dat alang-alang naar je toedreef, kon je oud worden, zoals mijn oom Theo bewees.

En vers vlees was ook al geen probleem want je schoot met de long-rifle zo vanuit je rieten stoel in de al bij het trapje naar de galerij beginnende, hoogoprijzende jungle tot een schelle schreeuw bewees dat je had geraakt en de bedienden nog slechts tussen de magnolia's en broodbomen de kantjil die zulke smakelijke bouten geeft behoefden te vinden terwijl jij met het glas in de hand inmiddels glimlachend toekeek.

Maar toch, onze jongens op het journaal in de door mij gefrekwenteerde Cineac Reguliersbreestraat die met indrukwekkend materieel de orde aldaar handhaafden en de peloppers tot aan de demarkatielijn achterna zaten, staken met hun witte haren, slungelige lijven en tinnetjes bier in de hand nogal lelijk, zo niet ongunstig af temidden van de eenvoudige tani's in hun dessa's en hoewel we keer op keer als een mes door de boter door de nationalisten heenjoegen en we de Siliwangidivisie, keurtroepen toch van de zich Indonesiërs noemende opstandelingen, steeds maar weer bij kop en kont de dichtstbijzijnde kali inmieterden, voelde ik er weinig voor dit alles via het oorlogsvrijwilligerschap te bereiken. Je uniform maakte een schietschijf van je voor elke sluipschutter en in Batavia zetten ze je eten voor waarin geraspte bamboe, gebakken spons of gestampt glas was verwerkt. Het was, kortom, niet sjiek genoeg.

Jaja, en ontslagen werd ik tenslotte toch nog, wat ik tot het einde van de maand daarop wist te verbergen, slenterend door de stad en met een getuigschrift in mijn zak dat, zo niet jubelend, dan toch maar verklaarde dat ik immer op tijd het werk had aangevangen doch dat mijn kracht nu eenmaal naar de

Heere Heeresma, Vader vertelt

(16)

diepste overtuiging van de direktie toch meer lag in de handel, de nijverheid of de industrie. Ze hadden eens moeten weten hoe gelijk ze daarin hadden!

Heere Heeresma, Vader vertelt

(17)

De handel in

Een keuze wordt moeilijk. De firma Kok op de Haarlemmerstraat - of was het dijk?

Ik heb de winkel niet meer kunnen terugvinden - was de eerste werkgever waartegen ik openlijk rebelleerde omdat ik het verdomde elke ochtend en plein publique de enorme etalageruit te zemen. Liever bracht ik de dagelijkse baal suiker van vijftig kilo zeker uit de kelder naar boven, tot bleek dat ik deze vracht onmogelijk kon tillen maar toen was het al te laat en was ik al door meneer Kok zelf van beide plichten ontslagen wat meteen een diepe vijandschap opleverde tussen de winkelchef en de twee bedienden enerzijds en mij in mijn iets te grote beigekleurige kruideniersjas die was voorgeschreven en waarvan de kosten van aanschaf in termijnen op het weeksalaris in mindering werd gebracht, anderzijds. De tijd was dood, het weer normaal en lijn 12 bracht me tot voor de winkeldeur waar ik tegelijk met Leo Oudejans die later karrière bij Philips zou maken maar destijds nog als leerling analist bij een chemisch bedrijf werkte, tegelijk afstapte. We hebben elkaar nooit veel te vertellen gehad al herinner ik mij tot op de dag van vandaag nog onze diepgaande kontroverse die er op neer kwam dat ik een groot respekt voelde voor professoren, direkteuren en de regering terwijl Leo, die een

Heere Heeresma, Vader vertelt

(18)

kind was uit een rasecht socialistisch gezin dat, alhoewel a-religieus, het prachtige schilderij van Josua op de Olijfberg boven het buffet had hangen als zijnde de eerste waarlijk linkse figuur, terwijl Leo dus er veel meer van uitging dat alle mensen gelijk waren en dat je juist topfiguren met jij mocht zo niet móest aanspreken. Wat kunnen mensen toch van mening verschillen. De firma had zich gespecialiseerd in koffie, thee en, inderdaad, versgebrande pinda's die in juten balen uit verre, afrikaanse landen werden aangevoerd. Twee maal werd mij het branden toevertrouwd dat geschiedde in een merkwaardige machine met als belangrijkste onderdeel een immens groot, langzaam draaiend rond platform met talloze gaatjes in de bodem en ijzeren armpjes die op en neer gingen en door de noten woelden en deze keerden tot ze lekker bruin en gaar waren. En twee maal bracht ik deze taak tot een kwalijk einde. De eerste keer liet ik uit verveling, want het proces nam meerdere uren in beslag, de trommel die om de donder wel harder kon en dan ook wilde, steeds sneller ronddraaien tot de gehele inhoud zich over het achterhuis waar deze werkzaamheden plaatsvonden had verspreid. De tweede maal zag ik kans een honderd kilo aan pinda's te laten verkolen maar meneer Kok heeft ze nog, zo ik mij wel herinner, als veevoeder aan Artis kunnen verkopen.

Eén ding; nu ik terugkijk op deze episode kan ik me niet herinneren ooit één klant zich voor de notehouten toonbank te hebben zien opstellen. Was de winkel in een tijd dat de eerste waardeloze, felkleurige plastic artikelen de algemene aandacht in beslag namen niet modern genoeg meer naar de zin van de mensen? We weten dat in volksbuurten, en dat is die wijk nog steeds, nieuwe dingen, als ze maar goedkoop en smakeloos genoeg zijn een grote aandacht krijgen. Tegenover de zaak,

Heere Heeresma, Vader vertelt

(19)

naast de roomse kerk, heb ik in de toen aldaar gevestigde galanterieënwinkel eens een huisvrouw met nog een knoet op d'r bol, de gehele inhoud van haar beurs in de hand van de eigenaar zien leegschudden om zich een driekwart meter hoge vaas die haar begeerte had gewekt aan te schaffen welke als koperen sierpul waarin een molen met landschap was gestanst eerder maandenlang in de etalage was getoonsteld geweest en toen een fraktie kostte van wat er nu voor betaald moest worden, nadat de eigenaar het voorwerp had laten voorzien van een angstig paars, als velours aanvoelend laagje nylon. Toch moet er wel omzet geweest zijn, want waar bleven anders al die zakken suiker die ik moest afwegen? Het moeten er in de korte tijd dat ik daar werkzaam was honderden en honderden puntzakken van een half pond en een pond en vierkante zakken van een kilo geweest zijn. Het was een werkje dat ik graag deed. Het dompelen van de grote holle schep in de witte knisperende massa was op de een of andere manier iets fijns, iets delikaats zou ik nu haast zeggen. En dan die worp waarin ik voortdurend de chef probeerde te evenaren die eksakt het gewenste gewicht in de schep hield zodat er niets meer aan toe te voegen viel of weer teruggenomen behoefde te worden! Het is me nimmer gelukt. Keer op keer miste ik tientallen grammen waardoor ik de puntzakken weer in de suikerbak kon leegstorten omdat deze, in tegenstelling tot de kiloverpakking waarmee je nog wel kon matsen, vanboven te smal waren om de schep erin te steken. Het grauwgrijze papier scheurde je direkt in met de scherpe zij randen van de schep en ik morste toch al zo veel. Op de een of andere manier vormde zich altijd een witte wal om mijn voeten en een breed suikerspoor van de bak, achter mij, naar de weegschaal op de toonbank en daar er, zo begreep ik, op suiker een uiterst geringe

Heere Heeresma, Vader vertelt

(20)

winstmarge zat waren de verwijten bij ontdekking dan ook nooit van de lucht. Daar het afwegen plaats vond, terwijl de anderen koffie dronken - er moest altijd iemand in de zaak zelf zijn en dat was dan steeds de jongste bediende - koffie die overigens door mij werd gezet en waarvoor ik, aan een boom zo volgeladen, nietwaar? meer dan een pond voor een zetsel van zeven kopjes gebruikte zodat ik zowel meneer Kok als de chef tijdens het drinken ervan wel eens naar hun hartstreek heb zien tasten, nam ik maatregelen ontdekking van deze schandelijke morspartij te voorkomen. Ik legde daarvoor de grote winkelstoffer en het enorme blik gereed binnen handbereik en toen ik voetstappen vernam op de trap naar de keuken waar men tijdens de koffiepauze met elkaar vertoefde, veegde ik als een razende het grootste deel van de suiker van de vloer, veerde in enige stappen naar de manshoge, met bloemen en ranken versierde gietijzeren kolenkachel, trok de vulklep met behulp van mijn zakdoek die ik hiervoor ook al gereed hield in mijn, omdat ik links ben, linker broekzak en stortte zeker een acht kilo aan stof en suiker op de gloeiende kolen. De hierop volgende ontploffing was meedogenloos. De vulklep vloog weer open, de doffe slag resoneerde in de glazen opstanden van de toonbank en een gigantische roetwolk, bestaande uit miljarden inktzwarte bolletjes waaraan, o detail dat me nog steeds met verbazing vervult, een zwart staartje, vulde de ganse, qua hoogte en vloeroppervlak toch fikse winkelruimte met een snel toenemende duisternis. En nog zie ik meneer Kok voor me zoals hij daar, op het trapje, kwiek door het neerdalende roet aan het gezicht werd onttrokken terwijl hij met een uitgestrekte arm in de richting van de straat wees en zijn lippen, want ook het geluid scheen zich op het laatst niet meer door de zich alsmaar verdikkende, gitzwarte atmosfeer te kunnen verplaatsen,

Heere Heeresma, Vader vertelt

(21)

de woorden Er uit! vormden. Ik heb zelfs mijn kolbert dat ik aan het begin van iedere werkdag aan een knaapje in de keuken moest ophangen, niet meer durven ophalen.

Het was inmiddels wel duidelijk dat ik mijn stiel gevonden had. De handel, en dan speciaal de winkelverkoop en het daarmee gepaard gaande, zo interessante kontakt met mensen, trok mij, al wil ik in deze toch niet spreken van onweerstaanbaar, aan.

Maar dan moest ik de werkzaamheden wel in civiel kunnen verrichten want

dienstkleding, zo was gebleken, sloeg mij bij voorbaat uit het veld. Ik trad opnieuw toe, ditmaal bij Meijer's lederwaren, bestaande uit een viertal winkels in o.a. de van Woustraat en de Jan van Galenstraat en meneer Meijer die, zoals hij toegaf, door mijn beschaafde voorkomen was gefrappeerd en me ogenblikkelijk tot zijn dardanel uitriep. De betekenis van deze funktie werd me, niettegenstaande mijn baas er een hele, voor mij vrije, zaterdagmiddag aan besteedde om zich nader te verklaren, niet duidelijk maar in de praktijk kwam het er op neer dat ik mij altijd in een afwachtende houding en binnen de drie meter afstand van hem moest bevinden zodat ik in de kortste keren onder het personeel de naam had een bruinwerker te zijn. Maar ik was inmiddels al wat gehard door de ervaring en reeds op de hoogte van het onbegrip en het misverstand, om over de jaloezie maar te zwijgen in de wereld en ging dan ook nauwelijks gebukt onder de gefluisterde hatelijkheden van het winkel- en

magazijnpersoneel. Integendeel, ik genoot zelfs van mijn werk en daar was alle reden toe. Meneer Meijer was een witblonde, middelbare man met dat, door een te hoge bloeddruk, kerngezonde uiterlijk van de buitenman en een moderne presentatie. Hij droeg voor die tijd bizonder krappe broeken met pijpen die zo'n twintig centimeter op de

Heere Heeresma, Vader vertelt

(22)

voet vielen en schoenen met gespen; de zogenaamde Robinsons. Amerikano heette dat; een style die later zou overgaan in de peau de suèdeschoenenperiode. Meijer reed rond in een studebaker in dat opzienbarende model waarvan de voorkant grotendeels, op de koplampen na dan, identiek was aan de achterzijde met zijn flinke bagageruimte waarin grote partijen damestassen van het ene naar het andere filiaal werden vervoerd. Natuurlijk kon dat rondrijden in de stad waar mijn werk

hoofdzakelijk uit bestond terwijl het salaris inmiddels gewoon doorging, niet lang duren. Zoveel zegen is er voor geen mens weggelegd. De reden dat de wegen zich weer eens scheidden lag mogelijk in mijn weigering naast mijn baas in de auto te zitten omdat ik in de krant had gelezen dat recente onderzoekingen de stoel naast de bestuurder tot een ware dodemansplaats hadden bestempeld. Meneer Meijer bood me zelfs een gulden aan om mijn angst te overwinnen maar ik moest weigeren.

Misschien heeft op de duur het idee bij hem postgevat dat, wanneer we zo door de stad reden en, erger nog, zó voor de filialen verschenen de indruk kon worden gewekt dat hij, dé Meijer toch, een beetje als chauffeur fungeerde van deze jonge medewerker daar, op de achterbank. Voeg dit bij mijn onvermogen door gebrek aan belangstelling een enigszins redelijk antwoord te geven, laat staan een konversatie in die

gekapitonneerde ruimte op gang te houden wanneer meneer Meijer een opmerking over het weer plaatste of mij zelfs ronduit uitnodigde een mening te geven over de recentelijk uitgebrachte, sjieke handtas in het assortiment en het wordt begrijpelijk, althans aanvaardbaar, dat hij mij tot zijn kennelijk genoegen definitief kon achterlaten bij een van zijn filiaalchefs die prompt daarop voor zichzelf begon; mijnheer Dieckman. Nou ja, meneer, meneer... alleen al de hoeveelheid vet die hij in zijn haar

Heere Heeresma, Vader vertelt

(23)

wreef maakte hem toch tot een, laat ik het zó zeggen, tot een klasse apart al stond hij erop dat ik hem met direkteur aansprak terwijl hij mij, op zijn beurt, hezebeen noemde. Grapjes natuurlijk. Dieckman had mij broodnodig. Hij was tijdens de bevrijdingsfeesten op 5 mei onder het dansen van het podium op de Dam gevallen en moest nu enige maanden in een gipsen korset lopen dat hem van de sleutelbenen tot op de heupen reikte en hem een vreselijke jeuk bezorgde waarin hij wat verlichting bracht met behulp van een breinaald die hij met de knop naar beneden tussen zichzelf en het korset stak en dan hevig op en neer haalde. Het milieu was rooms, het gezin groot en de vrouw van goede wille maar niet opgewassen tegen de broer van haar man die nachtwaker was en, naar zijn zeggen, nog nooit enige behoefte aan slaap gekend had zodat hij de godganse dag koffie in de keuken zat te drinken en ondertussen alle aandacht van de vrouw opeiste waardoor de talloze kinderbedjes maar al te vaak onopgemaakt bleven.

Deze betrekking in de kleine volkszaak in de Albert Cuypstraat, pal bij de halte van lijn 16 werd een kurieuze aangelegenheid die snel eskaleerde. Om te beginnen werd mijn salaris gekort met vijf gulden en dat tikt aan wanneer je dan nog maar twintig overhoudt. Ik wees Dieckman op deze onredelijkheid die hij volmondig beaamde. Hij stelde dan ook voor dat ik de rest uit de kassa zou gappen wat nog niet zo eenvoudig was want de baas bleef nu voortdurend in de winkel en de geldla bleek alleen onder hevig gerinkel open te kunnen springen zodat, wanneer hij zich al eens even terugtrok en ik een kans waagde, hij ogenblikkelijk waarbij enkele keren met de broek nog op de knieën, terug kwam hollen. ‘Gesnapt!’ riep hij dan. En ‘volgende keer beter!’ Dit heeft hem vrij veel geld gekost want op de duur deed ik gewoon de deur van de winkel open,

Heere Heeresma, Vader vertelt

(24)

wachtte tot de tram met een hevig gegier dat alles en iedereen overstemde de bocht doorkwam en kon dan alsnog mijn slag slaan wat ik dan ook dubbel en dwars deed.

We werden er allebei ontzettend zenuwachtig van. Op de duur dronk Dieckman nog uitsluitend zijn koffie staande in de lange gang pal bij de binnendeur naar de winkel terwijl hij onderwijl op luide toon trachtte te konverseren met zijn broer, vrouw en kinderen die in de keuken in de verte, aan het andere eind van die smalle treurige doorloop, rond de tafel zaten.

En dan waren daar de etalages. Twee zeer smalle, uitzonderlijk hoge kasten die tot aan de nok waren volgeëtaleerd met honderden en honderden beursjes, tassen, portefeuilles, sleutelhangers en wat er nog meer op goedkope en lelijke wijze van leer te vervaardigen was. Dieckman wees mij erop dat een winkel in zo'n volksbuurt puilvolle etalages diende te hebben omdat het in die wijken meer gaat om de kwanti- dan om de kwaliteit. Ik stelde hem echter voor geheel opnieuw te beginnen en de zaak meer te richten op een schatrijk publiek. Dieckman deed bedenkelijk maar toen ik hem er op wees dat het leven een stuk eenvoudiger werd wanneer je, inplaats van twintig klanten per dag om de onkosten te bestrijden, nog slechts 2 nodig had als je maar uitzonderlijk lukse dus dure artikelen ging voeren, zwichtte hij en mocht ik de etalages op een andere, meer smaakvolle wijze inrichten. En eerlijk is eerlijk, hij hielp enthousiast mee de zaak achter het glas in elkaar te laten donderen en pas toen kwamen we erachter dat we de houten betimmering nu wel met zachtroze fluwelen lappen konden kamoefleren maar dat in de voorraad eigenlijk geen enkel artikel was dat er knap genoeg uitzag om onder schijnwerpers van tweehonderd kaars

tentoongesteld te worden waarna we de zaken alsnog zo lieten. Zo lang ik er verder heb gewerkt

Heere Heeresma, Vader vertelt

(25)

werd de ingang van de winkel aan beide zijden geflankeerd door vitrines waarachter een geweldige berg van leren voorwerpen, etalagemateriaal, prijskaartjes en repen blauw crepepapier waarmee het een en ander indertijd gezellig afgezoomd was geweest want toen het er op aan kwam wilde mijn baas eerst wat hij in voorraad had verkopen voor zich in een veel geld vragende nieuwe kollektie te dompelen. En het opnieuw opbouwen en volstouwen van de toonkasten, tja, daar had ik weer geen sjoege van en Dieckman werd teveel belemmerd door zijn gipsen korset.

Waarschijnlijk deugden we niet bij elkaar. Er heerste op het laatst een dolle stemming en we vervielen tenslotte tot volslagen infantiliteit. Zo ontfutselde Dieckman één van zijn kinderen een rubberen speelgoedmuis, bond er een touwtje aan, stelde zich verdekt op achter de toonbank en wierp het fopvoorwerp voortdurend door de geopende winkeldeur de straat op. Niemand echter heeft ooit de moeite genomen zich voorover te buigen om het op te pakken. Waarschijnlijk omdat het touwtje te duidelijk zichtbaar was. Wel werden er steeds vaker blikken van bevreemding door de bij de halte wachtende trampassagiers naar binnen geworpen.

We probeerden ook onze talenten op niets vermoedende klanten waaronder opvallend veel huisvrouwen die een geschenkje zochten. En het moet gezegd, ook ik bleek een meester in de verkoop. Kwam er iemand binnen voor een schooletui, hij ging tevreden weg met een mapje voor de autopapieren. Wilde een dame een boodschappentas, wel, opgetogen verdween ze met een knappe portemonnaie van boxkalf. Toch, het viel niet te ontkennen, liep het bezoek en daarmee de verkoop terug. Volgens Dieckman omdat er steeds minder humor was onder de mensen.

Heere Heeresma, Vader vertelt

(26)

Inmiddels voerde de vrouw een stille strijd tegen de drank want mijn baas lustte wel een glaasje en zijn korset was voldoende aanleiding voor hem steeds vroeger in de middag te beginnen. Kompagnon in dit kwaad was de eigenaar van een radiozaak die dikwijls langs kwam met het een en ander. De geur probeerden de heren te kamoefleren met liters goedkope after shave die een ellendige lucht van viooltjes verspreidde die ons allemaal hoofdpijn bezorgde.

Het einde van deze ronduit gezellige tijd kwam toch nog onverwacht door een bezoek van de vrouw van mijn baas aan mijn opvoeders die ze smeekte mij reeds de volgende dag niet meer naar de winkel te laten gaan daar ik zo'n slechte invloed had op haar man en ze nu bijna failliet waren; een bericht waarvan ik niet weinig opkeek daar de baas nimmer iets had laten merken en zich nog nooit een barst had vertoond in zijn zonnig humeur.

Ik ben er later weer eens wezen kijken. De zaak was er nog en ik zag dat ze nu ook de woonruimte bij de winkel hadden getrokken. Ook namen ze nog steeds reparaties aan. En in Den Haag is er op een hoek in de Spuistraat een filiaal bijgekomen waar zelfs pitrieten tuinmeubilair in de verkoop is opgenomen. Een uitstekende plaats op een prima stand. En eveneens jaren geleden, toen ik een matineevoorstelling van een film in het Passagetheater in dezelfde stad bezocht, kwam ook mijn vroegere werkgever met enig rumoer de bijna lege zaal binnen. Hij droeg een opvallend kostuum en was in gezelschap van enige relaties. Hij nam plaats in de fauteuil naast de mijne en even keek ik hem recht in zijn vlezig geworden gezicht. Hij rook naar drank en herkende me niet.

Heere Heeresma, Vader vertelt

(27)

De vrije baan

Daar, op het Johannes Vermeerplein, nummertje drie waar momenteel het centraal bureau voor de Rijwielhandel is gevestigd en Mr. L.H. Slotemaker naar het schijnt een verdieping van het deftige pand bewoont terwijl een der bellen op die avond van de derde mei 1974 met beduimeld plakband buiten werking was gesteld, kreeg mijn maatschappelijke toekomst indertijd nieuwe impulsen. Er was nog wel meer in de wereld te koop dan de detailhandel en het klein winkelbedrijf! En de Bouwer's Handelsvereniging zou hiervan dan het overtuigende bewijs zijn.

Hoe komt het toch dat, wanneer ik aan deze periode van arbeid bij deze firma terug denk, ik er een uitgesproken zonnige indruk van overhoud? Misschien omdat ik zo vaak in de keuken vertoefde want ik had inmiddels een grote mate van volmaaktheid bereikt in het zetten van de koffie, of in de met schitterend parket belegde achtersalon waar het frankeermachientje stond; ruimten die uitzicht gaven op de aardige tuin waar de seringen geurden, kippen graasden en talloze katten de vogels uit de bomen vraten.

En had men toen de bouw al aangevat van het hoofdkantoor van de telefoondienst, aan de Pieter de Hooghstraat? Ik herin-

Heere Heeresma, Vader vertelt

(28)

ner mij tenminste luid bonzen, de ganse dag, terwijl vanachter de huizen die de tuin afsloten, geregeld grote veelkleurige stofen warmwaterwolken oprezen en een geur van gloeiende cokes, aangelengd met afgewerkte motorolie, zich zo nu en dan over de wijk verspreidde en zich leek vast te zetten in, op te hopen onder de statige bomen langs het Vermeerplein.

Ik had het er overigens nauwelijks naar mijn zin wat de werkzaamheden betreft.

De bedoeling zat voor dat ik mij zou ontwikkelen via een kwieke handelsreiziger tot een bekwaam vertegenwoordiger en de familie Bouwer, vader en zoon, meenden dat dit het best bereikt kon worden door mij voor alles op de hoogte te brengen van de gang van zaken - zei de vader - en de sfeer - vond de zoon - op het kantoor van de handelsvereniging zelf hetwelk werd gevormd door een boekhouder die in het Gooi woonde en eens eenieder verraste door met eenzelfde goudglanzende brilmontuur als de oude meneer Bouwer droeg, achter zijn bureau plaats te nemen, zijn dochter die worstelde met een zware beharing op de benen en nog een dame aan wie de herinnering in de loop der jaren tot niets is vervaagd - wat niet aardig klinkt maar wel waar is.

Dat deze opzet die getuigde van degelijkheid en de goede bedoelingen die allen met mij voorhadden, niet door mij in afwachting van mijn eigenlijke taak in de verkoop in alle rust en stilte en in het zonnetje kon worden uitgezeten was natuurlijk voor de hand liggend. Er moest toch een minimum aan aktiviteit worden ontplooid en men vertrouwde mij dan ook het verzenden van de soms omvangrijke post toe;

een taak met een geheel eigen type verantwoordelijkheid. Over het sukses van deze bezigheid kan ik kort zijn. Het is mij, zolang dit dienstverband duurde, nimmer gelukt ook maar één postzending moeiteloos, zonder voortdurend vragen en vooral

Heere Heeresma, Vader vertelt

(29)

foutloos de deur uit te krijgen zodat ik al spoedig als een berg tegen dit werk aankeek.

Twee duimgrote doornen kent de postverzending; het aantekenen in een zogenaamd aantekenboekje en de hier al eerder genoemde frankeermachine. Ware het aantekenen gewoon, doormiddel van losse formuliertjes die bij elk postloket voldoende

voorhanden zijn, geschied, ik had er waarschijnlijk het beste van gemaakt. Maar dat boekje, nee, ik kan niet anders zeggen, om verder over die ellendige frankeermachien maar te zwijgen.

Ook vond de boekhouder dat ik mijn verstand verrookte waar hij wel gelijk in gehad zal hebben. Een heel pakje Old Mac (en wie herinnert zich niet die stimulerende groene kleur van de verpakking die de sigarettenindustrie daarna eigenlijk nooit meer zelfs maar heeft kunnen evenaren), een heel pakje van twintig stuks per dag dus is rijkelijk veel op een leeftijd waarin de meesten onder ons nog in het gymnastieklokaal het fraaiste zwaantje, de veerkrachtigste boksprong en het nobelste rekwerk trachtten weg te zetten. En toch, uit welk een prima te hanteren, zo niet kneedbaar materiaal ik eigenlijk wel bestond bleek maar weer in het niet mis te verstane feit dat ik me het verwijt van de boekhouder dermate aantrok dat ik mij vóór alles eerst eens een weekje ziek meldde, toen belet vroeg en kreeg om de boekhouder tot zijn nauwelijks gekamoefleerde verbazing dé oplossing van het rookprobleem voor te leggen; hem onderwijl aansporend de door mij ontwikkelde anti-rookmethode, samen met mij, - waardoor we elkaar konden steunen in het voornemen het roken drastisch te

verminderen ‘daar ook u niet vies bent van een sigaretje’, zoals ik in alle vrijmoedigheid opmerkte - tot een gezegend eind te brengen.

Natuurlijk heeft een en ander slechts geleid tot een verkoeling in de betrekkingen omdat, waarschijnlijk door de presentatie,

Heere Heeresma, Vader vertelt

(30)

mijn gesprek als hoogst ongepast werd ervaren. Gelukkig was daar Harry James nog, de begenadigde trompettist die op zijn gouden instrument het intens saaie nummer Flight of the bumblebee de wereld en het sukses injoeg voordat, tijdens een optreden in de Carnegie Hall en het blazen van de hoogste noot uit zijn karrière, hij, met de muziek, een hele long kompleet door de trompet blies tot deze gelijk een paarsige kauwgomblaas aan de andere zijde bij de beker tevoorschijn kwam om aldaar nog slechts uiteen te spatten. Hier zijn overigens geen filmopnamen van hoewel de kamera's James altijd op de voet plachten te volgen. En verder was mijn

anti-rookmethode lang niet zo gek als de reaktie van de boekhouder, en later van de oude en de jonge heer Bouwer voor wie ik mij moest verantwoorden, zou doen vermoeden. Zo betoogde ik dat, daar het roken van twintig sigaretten per dag als bezwaarlijk op het kantoor werd ervaren, ik had besloten onder getuigen elke ochtend tien sigaretten doormidden te knippen en de nog eventueel in het pakje resterende rokertjes weg te geven. Ik kon mijn gewoonte dan handhaven maar kreeg ondertussen belangrijk minder rook naarbinnen. Daarbij kwam nog dat tien sigaretten nu twintig peuken opleverden zodat ik in feite nog slechts een zevental sigaretjes verbruikte.

Vooral dit laatste argument, een eenvoudige rekensom toch, heeft men, althans bij Bouwer's Handelsvereniging, nooit geheel kunnen volgen. Of willen vatten.

Reeds begon ik mij ernstige zorgen te maken. Nu men beneden - boven zaten de jonge meneer Bouwer in een overigens vensterloze kamer die dag en nacht verlicht moest worden door een toen hoogst moderne, roze fluorescerende TL-verlichting, benevens zijn vader die meer in een kamer voor aan de straat resideerde terwijl de bovenste verdieping een vrouw en kind

Heere Heeresma, Vader vertelt

(31)

van de jonge meneer huisvestte, althans, ik vernam vandaar wel eens kindergeschrei en een sussende vrouwenstem - sinds ze op het kantoor dus mij de gebakjes bij de koffie die ik zo heerlijk wist te zetten, begonnen te onthouden door de witte doos in de grijsstalen archiefkast aan mijn starende blik te onttrekken en de alreeds uitgedeelde taartjes in grotendeels dichtgeschoven bureauladen, begreep ik dat ik ernstig rekening moest gaan houden met een plotseling ontslag. Nu was een ontslag meer of minder voor mij al geen punt meer. Mocht ik in het toen recente verleden nog wel eens geschokt zijn geweest door dat zich als maar herhalende heenzenden, en zelfs wel eens wanhopig door mijn kennelijk geringe kapaciteiten en een in ieder geval totaal ontbreken van enige arbeidslust, inmiddels was ik er achter gekomen dat het meer een kwestie van de ziel was - en wie vermag daaraan iets toe of af te doen? Natuurlijk, een helder verstand, een ijverige inborst en handigheid in wat de hand dient te doen, om maar niet te spreken van een ijzeren wil en een scherpe blik die, zoals de plaquette op het van Heutzmonument te Amsterdam vermeldt, zelfs ‘het gezag deed vestigen in Nederlandsch Oost-Indië’, zijn evenzoveel garanties voor een noemenswaardige karrière. Maar men kan al toe met een vriendelijk, innemend karakter en de juiste, in voegzaamheid genoegen scheppende, beleefde persoonlijkheid. Te vaak al was ik op de kantoren van het bedrijfsleven, in overheidsinstellingen en

handelsondernemingen de talloze kalme, oergezellige werknemers tegengekomen wier hulpvaardigheid de makkes van hun enorme besluiteloosheid aan een direkte waarneming onttrok en die, in opperste beleefdheid en als het ware met de hoed voor de gulp, zo zoetjesaan en door de jaren heen toch enig aanzien, een aanvaardbare honorering en, wat me speciaal aansprak, een grote vastigheid

Heere Heeresma, Vader vertelt

(32)

in dienstverband hadden weten te bereiken terwijl ze zich toch hoofdzakelijk onledig hielden met het vol overgave uit hun neus kanen.

Ik miste dus én de kapaciteiten - en waar niet is verliest zelfs de keizer zijn recht - én een goed, of, zo men wil, het juiste karakter - en daar mag men met een gerust geweten in berusten. Wat overbleef was nog slechts het organiseren van een min of meer voor weer komende werkgevers aanvaardbaar getuigschrift zodat ik mij opnieuw enige maanden kon voortslepen in een puike baan met voortreffelijke vooruitzichten.

Ach, had ik toen al de bedrevenheid die mij later zo zou sieren! De problematiek rond een beetje knap getuigschrift brengt de herinnering boven van een andere job, jaren later, bij het Nederlands Padvindersgilde, hoofdkwartier Den Haag, aan de Zeestraat waar ik mocht werken onder de supervisie van de heer van Paasschen die ik later nog eens op het teeveescherm heb weergezien als woordvoerder van de stichting Veilig Verkeer. Een idealist dus die zich in zijn betrekking bij de padvinderij niet ontzag zich zonodig in het uniform van hopman te steken al legde hij altijd, wanneer we samen met de trein naar een kampvuur of toogdag moesten om het gebeuren te verslaan voor het maandblad welp- of voortrekker, daar wil ik vanaf wezen - zijn regenjas over de blote knieën. En terecht want het uniform van deze organisatie is lichtelijk ridikuul en ik heb steeds geweigerd zelfs maar de hoed met het rode kwastje er bij op te zetten wanneer weer eens een oubaas die zich vijftig jaar lang met jongens had vermeid bezocht moest worden of een akela met de baard in de keel.

Overigens was er een immer afgesloten kamer in het statige pand die uitsluitend door prins Bernhard betreden mocht worden en waar ik stiekem - wat heeft het roken toch altijd een

Heere Heeresma, Vader vertelt

(33)

belangrijke plaats in mijn leven ingenomen! - mijn sigaretten tot de lippen schroeiende peuken verbrandde. Staande welteverstaan want het gehele meubilair, inklusief het bureau en de lijst rond de foto van de prins in het uniform van, als ik het wel heb, de zeeverkenner, was door enthousiaste jongemannen vervaardigd met behulp van beendikke berkestammetjes en alleen al het zitten in een der fauteuils deed ronduit zeer.

Ook hier, de geschiedenis herhaalt zich wat ook de taak van de geschiedenis is al weigeren we er met ons allen er een ros van aan te trekken - bleek mijn arbeid in geen enkele behoefte te voorzien en het getuigschrift loog er dan ook niet om. Alleen, ik maakte er nu ook nog zelf een bij, gebruikmakend van het voorhanden zijnde briefpapier en ondertekende het met een m.i. betrouwbare handtekening van de fancynaam G. Grijp waarmee ik het probleem van de rekommendatie eindelijk en definitief onder kontrole had. Nadien zou die Grijp mij nog menigmaal uit

probleemvolle situaties redden! Maar goed, zo ver was ik toen nog niet bij Bouwer's Handelsvereniging. Ik zou trouwens mijn laatste kans nog krijgen. Om te beginnen werd ik vertrouwd gemaakt met de monsterkoffer van de Sickesz chocoladeprodukten wat wil zeggen dat ik het assortiment aan bonbons, repen, blokken en flikken enigszins uit mijn hoofd moest kennen. En steevast, elke dag die mij alsnog gegeven werd, vroeg eenieder of het inmiddels al zover was. Maar hoe leer je produkten uit het hoofd? Of anders; wat bedoelden ze eigenlijk? Ik begon de monsterkoffer maar aan te spreken doch de artikelen smaakten zanderig tot slecht en lieten een stoffige nasmaak achter. Ik kon er op de duur dan ook niet meer onder uit en vroeg om een onderhoud met de jonge meneer waarin ik bekende niet alleen geen wezenlijke band met de Sickesz produkten te kunnen krijgen maar er ook geen vertrouwen in

Heere Heeresma, Vader vertelt

(34)

te hebben zodat ik hem verzocht mij van mijn taak te ontheffen en mij een ander produkt toe te vertrouwen waarin ik wel kon geloven daar ‘geloof, meneer Bouwer, bergen doet verzetten’. Overigens besefte ik best de chokola van deze toch bekende firma onrecht aan te doen daar de inhoud van de koffer zeker twee jaar oud was en daar wordt alleen de wijn beter van.

Het geluk was ditmaal met mij. De jonge meneer was zelf een frekwent gebruiker van een der andere door de handelsvereniging gevoerde artikelen; Maple Leaf chewing gum, en we dachten beiden op hetzelfde moment dan ook aan hetzelfde. Er waren van deze snoeperij slechts twee verpakkingen, een gele en een groene zodat het assortiment in één oogopslag was te overzien wat wel zo prettig was en het afleveren gebeurde in een standaardverpakking die meteen gebruikt kon worden als eye-catcher door de klep van de toonbank showdoos omhoog te trekken waarmee een

aanmoedigende leus zichtbaar werd waarvoor iedere bezoeker van een Maple Leaf voerende winkel welhaast moest struikelen. Niets stond ons dus in de weg en ik werd diezelfde middag nog naar de fabriek gestuurd waar deze kauwgom werd gemaakt.

En terwijl buiten mijn medeweten een hevige ruzie losbrak in de direktie die begon met een opmerking van de oude meneer dat men te toegeeflijk tegen mij optrad en eindigde met het uitgeschreeuwde verwijt van de zoon hetwelk er op neer kwam dat wanneer men met zijn tijd mee wilde gaan, de chokolade eruit getrapt diende te worden om met chewing gum en raspala's - een Engels biskwietje en een andere favoriet van de jonge Bouwer - een nieuw en winstgevend tijdperk te betreden daar

‘de American way of life de enige way of life is, vader!’ - want die uitspraak deed hij minstens tien keer per dag, met zijn handen in zijn zij in het trappehuis staande terwijl de oude meneer naar het toilet ging of

Heere Heeresma, Vader vertelt

(35)

daar net vanaf kwam en soms zelfs wanneer deze nog bezig was het kloset te doen ruisen, een ruzie dus die me gretig door het personeel werd overgebriefd (sterk als we zijn in het overbrengen van andermans ongeluk), liet ik me door de direktie van Maple Leaf uitgebreid het produktieproces verklaren. Een proces dat nogal meeviel en hoofdzakelijk werd gedaan door een soort immense deegroller die er uitzag als een klein type koudstaalpers waaruit de kauwgom in een meters breed, aan weerszijden nogal brokkelig plakkaat tevoorschijn werd gewalst waaruit dan de smalle reepjes, waarvan er vijf gingen in een pakje en vijftig pakjes in een

monsterdoos, werden gestanst. Er was bij dit alles bizonder weinig mankracht vereist en de hele affaire leek mij dan ook bizonder winstgevend.

En daar ging ik dan; de praktijk in die hard maar leerrijk is als je de verhalen mag geloven. En dat wilde ik, o ja! De resultaten van mijn handelsreizigerschap logen er dan ook niet om. Uit verhalen had ik vernomen dat een der lukratiefste

afzetmogelijkheden de kiosken en restauraties van het Centraal Station waren. De inkoop van de goederen die toen nog niet zo gecentraliseerd was als heden ten dage, liep echter over een persoon die de naam had een bizonder harde noot te zijn om te kraken. Een man die als een vorst door de hall van het station schreed, toegang had tot de verst gelegen emplacementen en de sleutels van alle bedrijfsruimten

kontroleerde. Althans, zo luidden de verhalen. Niet gehinderd door enige wezenlijke kennis van zaken besloot ik juist bij deze potente klant mijn verkoopaktiviteiten te starten, nam een week ziekteverlof, om alle argumenten om mijn kauwgom juist niet in de verkoop op te nemen te overwegen en ging er toen tegenaan.

Wat er precies gebeurd is, ik zou het niet eksakt meer kunnen zeggen. De ontmoeting had in ieder geval plaats in de restaura-

Heere Heeresma, Vader vertelt

(36)

tie op het eerste perron, westzijde en het gesprek nam een stormachtig verloop. Ik herinner me nog wel de haast vloeibare minachting waarmee ik werd ontvangen maar onverdroten zette ik de aanval in. Ik begon ermee de man erop te wijzen dat ik op de hoogte was van de reden waarom er in de snoepkiosken geen kauwgom werd verkocht - wat enige verbazing tot gevolg had, vooral ook omdat het niet waar was wat ik beweerde zoals mij later is gebleken. Er werd terdege chewing gum aangeboden en wel, als ik het goed heb, van het merk PeKa - en dat ik de inkoper daarin groot gelijk gaf. Waren de perrons van de underground in New York niet bedekt met een vijf centimeter dikke, keihard geworden en onmogelijk meer te verwijderen laag kauwgom? Welaan dan, dat wij er lering uit trekken en voorkomen dat die toestanden uit de States ook in ons land zouden ontstaan. Ik ging hierbij zelfs zo ver op te staan om de hand van de inkoper te schudden als feliciteerde ik hem met de verjaardag van een dochter. En toen kwam mijn klapstuk. Triomfantelijk haalde ik een enorme bal kauwgom uit de mond, toonde deze, lachend maar zwijgend en drukte de uitgekauwde rubbermassa toen op dramatische wijze tegen de onderkant van het tafelblad. Maple Leaf plakte zich immers niet, dank zij een totaal nieuw procédé, vast, bakte niet tot keiharde korsten en knobbels en kon zich onmogelijk hechten aan welk oppervlak dan ook! Zo was dat en daarmee was het probleem van iedere restaurateur die elke avond weer moest worstelen om zijn meubilair en vloer van de rubber rotzooi te ontdoen definitief uit de wereld.

Ik zal nog wel gefuifd hebben op een kopje koffie, sigaretten aangeboden en het leven van een wees uit de doeken hebben gedaan daar het mij niet was ontgaan dat de medemens een huiverend soort genoegen schepte in andermans sores en bereid

Heere Heeresma, Vader vertelt

(37)

is tot enige gevoeligheid wanneer er kinderleed in het spel is; haalde toen verstolen het half met water gevulde Puroldoosje uit mijn zak, opende dit onder de tafel en haalde ineens en triomfantelijk een verse - voor zover je hier van vers kan spreken - kauwgombal tevoorschijn waarmee ik onomstotelijk bewees dat het waar was wat ik over mijn artikel had beweerd. Het plakte niet, bakte niet en liet zich gelijk een propje papier zo eenvoudig verwijderen. Ik heb zelfs het genoegen gesmaakt een - verbijsterde? - chef inkoper een voorgekauwde kauwgombal keurend tussen duim en wijsvinger te zien beknijpen; proefondervindelijk en recht uit de praktijk de waarheid van mijn argumenten ervarend.

Die middag verkocht ik anderhalve doos peppermint en anderhalve doos Maple Leaf met een meer frujetta-achtige smaak aan de man die de naam had de moeilijkste klant te zijn van het rayon.

Toen ik de order doorgaf op kantoor en op hoge toon aandrong op spoedige levering en korrekte behandeling van deze nieuwe afnemer, heb ik mij even de weelde gegund zowel de deur naar de gang als die van de keuken hard te laten klappen. Het zou overigens mijn enige verkoopsukses blijken. Ik doorliep, of anders, ik doorwaadde de vaak eindeloze amsterdamse straten met een lijst in mijn tas met nog nooit bezochte winkels zoals delikatessenzaken, avondverkoop- en kruidenierswinkels en niet te vergeten de talloze sigarenmagazijnen, en het werd me zwaar te moede en zwart voor de ogen gezien de ronduit beledigende behandeling die ik me moest laten welgevallen. Mocht ik dan al een hele piet zijn aan de verkoopzijde van een toonbank, wanneer ik me tussen de wachtende klanten moest scharen zakte me de lust in de doodmoeie voeten. Men moet wel van beton zijn of anders totaal karakterloos om, eenmaal

Heere Heeresma, Vader vertelt

(38)

aan de beurt zijnde, met de mededeling aan te komen dat men even de aandacht vraagt voor weer een nieuw, prima artikel met een interessante winstmarge; gebracht in een enige showdoos die o zo weinig plaats vraagt op uw toch al overladen toonbank.

Ten eerste is een winkelier het meest geïnteresseerd in de verkoop van wat ie al heeft en tweedens is het geen lolletje enige klanten om je heen te weten die de konversatie uiterst kritisch volgen met een blik in de ogen van wat een armoeizaajer dat, wat het laatste betreft, natuurlijk niet logisch is, maar ondertussen! Het kwam er dan ook maar al te vaak op neer dat ik eerder iets kocht, zodat ik dikwijls 's avonds huiswaarts keerde met de tas vol irrelevante zaken, nutteloze prullaria en dingetjes waar we al genoeg van hadden. Eén artikel echter herinner ik mij nog levendig. Het was de voorganger van het nu in elk huisgezin bij de gootsteen in de keuken een plaatsje gevonden hebbende Lolaborsteltje voor de afwas die indertijd nog werd gedaan met een soort kwast, bestaande uit een houten steel die zich aan het einde verdikte en waaraan uit een soort poetskatoen gedraaide bos slierten van zo'n vijf centimeter lengte was bevestigd die immer stonk. Uit de familieen kennissenkring stroomden de verzoeken binnen voor nog meer van die handige borsteltjes die nog lang niet overal verkrijgbaar bleken; een resultaat waar de schoorsteen natuurlijk niet van kon roken noch in mijn steeds somberder wordende dagrapporten voor het kantoor viel te vermelden.

Het einde van deze betrekking kwam genadeloos, alhoewel niet onverwacht, met het verzoek even te willen blijven wachten tot beide heren Bouwer terug waren van de lunch. Aan de dames en de boekhouder op het kantoor was al te merken dat een grote gebeurtenis weer eens zijn schaduw vooruit had geworpen want de aangesneden amandelstaaf op het witte servet-

Heere Heeresma, Vader vertelt

(39)

je lag open en bloot naast de schrijfmachine van de boekhouder maar deze deed zelfs geen poging meer de lekkernij bij mijn binnenkomst nog aan mijn oog te onttrekken.

Ik was alreeds een vreemde.

Ik trok me dan ook maar terug in de kelder waar ik altijd graag even had mogen vertoeven omdat het er koel was, uit de loop en het gehoor lag en de ketel van de centrale verwarming met zijn interessante schuiven en kranen, deurtjes en kleppen altijd mijn belangstelling had gehad terwijl je bij het licht van een sterke elektrische peer in een al tijden voor verbranding gereedstaande oude stoel, ongestoord de krant kon lezen. Ik had eens moeten weten dat ik, opnieuw jaren later, nog eens de stoker zou worden van twee schitterende ketels van een flatgebouw in Clingendael, een wijkje in Den Haag, dat neergezet was door Staatsmijnen zodat ik nog met de toen al achterhaalde cokes moest werken terwijl mijn kollega's van de omringende flatgebouwen neuriënd nog slechts kontrolewerkzaamheden behoefden te verrichten op de hen toevertrouwde volautomatische oliedrukcyclotronbranders. Hoe heb ik daar niet met loodzware ijzeren staven in een moordende hitte enorme scherp gekartelde slakken moeten losbeuken voordat ik eindelijk dwars door de vuurvaste stenen mantel van de ketel stootte waarmee ik voor weken de warmtekapaciteit tot eksakt de helft had teruggebracht. En dan die heldere, hevigkoude nacht toen ik, met de overall over de arm en prinsheerlijk in een door de bewoners gezonden taxi gezeten, aankwam bij een flatgebouw waarin niet alleen alle lampen brandden maar waarvan ook alle ramen wagenwijd open stonden omdat door een nooit achterhaalde reden het warme water in stoom was overgegaan zodat een vreselijk bonzen eenieder uit de slaap had gejaagd en zelfs dichtgedraaide radiatoren een ronduit verzengende hitte ver-

Heere Heeresma, Vader vertelt

(40)

spreidden! Ja, er lag mij nog veel avontuur te wachten, hevige zaken en vreselijke gebeurtenissen waarin ik zo nu en dan het genoegen mocht smaken echt eens in een behoefte te voorzien, kostelijke momenten ook waarin bijvoorbeeld mensen gehuld in allerijl aangeschoten kledij en trappelend van de kou en het ongeduld op mij zouden staan te wachten, terwijl de doodsangst voor hun in gevaar zijnde inboedels hen uit de ogen straalde. Maar daar hebben ze bij die handelsvereniging nooit weet van gehad.

Heere Heeresma, Vader vertelt

(41)

Op beide wieken

Was de gang van een mens niet te vergelijken met zomaar een etmaal uit die eindeloze reeks van dagen die deze schepping nu al duurde? Daar is eerst de ochtend. Een boreling gaat kijken, leert lopen, de kleuterklas, het onderwijs. Nog wat moeilijkheden thuis, de andere sekse en de morgen is al weer voorbij. Dan de jonge mens in de middag en de kracht van zijn bestaan. Zie hem daar eens stappen, kijk hem daar eens gaan! Midden in de maatschappij, het gezin en een toekomst die zich vanzelf invult.

Rest dan nog de rust van de levensavond die tenslotte onafwendbaar overgaat in het inktzwart van de nacht. En opnieuw is een mensenleven hier en, bij gebrek aan elders, dáár, toen, nu en straks, maar naar we mogen hopen niet definitief, uitgewist.

Deze en meer, misschien weinig opbeurende maar anderszins toch ook weer niet zulke onbenullige, gedachten doorruisten mij terwijl ik inmiddels talloze oranje bloempotjes vulde met koeie- kippe- en eendestront om er dan tienduizenden knolbegonia's met beide duimen en wijsvingers in weg te drukken. Dit alles en nog wel meer vond plaats in het kader van mijn werkzaamheden in het gemengd

potplantenbedrijf van de gebroeders de Groot te Heerde, Gelderland. Laat ik er voor alles

Heere Heeresma, Vader vertelt

(42)

dit van zeggen; het was een kerngezond bestaan. Daar ging niets van af. Ik bleek er dan ook zeer sterk van te worden. Een volwassen man - landarbeiders, tuinders, de hovenier; we stoeiden tijdens de schaft wat af! - die door mij werd omvaamd kwam nooit meer los wanneer ik dat niet per se wilde. Ook zou ik, wanneer ik er langer dan een jaar gewerkt zou hebben, zeker lid geworden zijn van de fanfare van Hattum, een schitterend plaatsje waar de bus nauwelijks door de stadspoort kon, zo smakelijk kon een der tuinderknechts, een kleine rossige man met vrolijke ogen die er de bügel blies, hierover vertellen. Het moet mij overigens van het hart dat als ik ooit nog eens gedwongen zou zijn een bedrijf op te richten om in mijn levensonderhoud te voorzien, ik dit vér van de randstad, in de provincie zou vestigen. De mensen daar hebben nog hart voor hun taak en het bedrijf, dus de baas. Ze werken er trouwens ook langer en harder en voornamelijk tegen een geringere vergoeding. Maar goed, deze betrekking waarvoor ik twee maal per dag drie kwartier door de bossen had te fietsen, was niet zonder sfeer. Het licht kon onweerstaanbaar diffuus door de witgekalkte ramen vallen van de kas waarin ik, op een plank liggend, talloze stekjes en stekken steeds opnieuw wat verder uit elkaar in de natte turfmolm had te plaatsen of schrijlings op een bankje zittend met behulp van een scherpgepunte bamboesplinter ballen wortelgeschoten zaadjes uit elkaar moest trekken om die dan weer één voor één in tuindergrond van hoge kwaliteit die in oude kistjes lag te wachten, over te brengen. Dit vereiste misschien niet zo'n groot vakmanschap maar zeker een enorm geduld en mijn kollega's bezaten dan ook inderdaad een ziel in zaligheid, in tegenstelling tot deze stadsjongen die zich al vroeg in het verkeer had moeten leren weren en zich het najagen van genietingen, zo passend bij bewoners

Heere Heeresma, Vader vertelt

(43)

van meer stedelijke agglomeraties, inmiddels geheel eigen had gemaakt. Met andere woorden, er viel bij deze arbeid weinig voor me te beleven. Natuurlijk, er was nog wel wat meer te doen. Het in brand steken tegen rot, luis en spint van grote hopen tabaksbladeren bijvoorbeeld. Een klus die langzaam achteruitlopend diende te gebeuren en niet zonder gevaar was. Toen ik dit voor het eerst en zonder toezicht mocht doen begon ik dan ook aan de verkeerde kant van de kas en keek ik na het aansteken van de laatste baal tabak tot mijn ontzetting naar de deur aan het einde van de vijftig meter lange glazen pijp die zich inmiddels snel met een verstikkende rook vulde. Met een riek wist ik gelukkig enige glasplaten te breken zodat ik alsnog in de buitenlucht kon komen. Ook met de waterspuit mocht ik graag in de weer zijn tot de sassefras en de varens die, zo groen en geheimzinnig en zo helemaal Arretje Nof, mij het sterkst aanspraken en waartussen ik het liefst verkeerde, uit de plateaus dreven. Maar de tegels, het glaswerk en de sponningen waren schoon, dat wel, al had niemand enige waardering voor die lust tot kuisen. Dat was trouwens iets waaraan ik maar niet kon wennen; die algehele onzindelijkheid. Wasten deze mensen zich nooit? Ik heb ze nog geen hand ooit onder de kraan zien houden voor ze gingen eten.

En de leeggedronken bierflesjes werden met het hevige parathion gevuld en stonden dan her en der in de kozijnen te wachten tot er iemand een slok van zou nemen. Men spoot dit gif niettegenstaande de gebruiksaanwijzing trouwens graag bij windstille, zonnige dagen; de hevige hoofdpijn die dit de betrokkenen berokkende niet tellend.

Nee, misschien dat er nog wat humor te beleven viel wanneer weer eens iemand over een der harken struikelde die met de tanden naar boven over het uitgestrekte terrein verspreid lagen,

Heere Heeresma, Vader vertelt

(44)

maar spanning en suspense, die, zoals ik al vroeg van de film had geleerd, alleen kan komen uit de loop van een revolver waren hier onbekend. Het werpen van fikse orenkruipers met messcherpe vorken aan de staarten in de webben van

rijksdaaldergrote spinnen die in de vochtige warmte der kassen welig gedijden bracht nauwelijks soelaas in dit gemis. Daartegenover stond dat ik eindelijk eens midden in de natuur mocht verkeren maar die is, zo mocht ik eveneens ontdekken, zelfs met de beste wil ter wereld om het er nu eens echt van te nemen, in de kortste keren stom vervelend. Gelukkig, ook niemand van mijn kollega's had voor het groeien en bloeien maar één woord over. Een met veel knoppen gezegende azalea bijvoorbeeld bracht voor hen alleen maar meer geld op en daarmee basta. De verrukking van de huisvrouw voor een beeldige plant was mij en hun geheel vreemd waaruit valt te leren dat ook de nuchterheid ons eensgezind kan maken!

De gebroeders waren stevige mannen en, zoals het betaamt, goed gelovig dus niet rooms katoliek. Ze bezaten een formidabele kennis van de bijbel, ook al werd deze door hun kerk op de bekende, merkwaardige wijze geïnterpreteerd. Zo meenden ze, doordat de christelijke gemeenten zich nu eenmaal het geestelijk Israël wanen, dat vele, uitsluitend toch tot het volk van Israël gerichte opmerkingen en bepalingen ook voor hen golden, zo niet hóógstpersoonlijk sloegen. Maar eerlijk is eerlijk, de door hen in gesprekken en diskussies aangevoerde teksten uit de Schrift waren immer welgeplaatst en waarlijk aanleiding tot overdenking, stut en steun, al viel ook hier zoals te verwachten de praktijk wat tegen en hebben ze bijvoorbeeld nooit uit zichzelf opgemerkt dat mijn lunchpakket altijd en uitsluitend bestond uit onhartelijke boterhammen, liefdeloos klaargemaakt en slechts belegd met dorre plakken ontbijtkoek

Heere Heeresma, Vader vertelt

(45)

en wit uitgeslagen chokoladekorrels. O, hoe graag had ik wel eens met ze willen ruilen wanneer ze hun tot op het vlees verrotte tanden - alleen de oudste was zo kwiek geweest zich een kunstgebit aan te schaffen - wanneer hun door tabakssap bevlekte lippen dus zich sloten om al die met fijne vleeswaren en boerenkaas belegde betere broodsoorten. Ach, het waren best prima mensen al betaalden ze me dan maar een tientje in de week. Gelukkig bestond de mogelijkheid er een kleinigheid bij te verdienen. Tegen prijzen die varieerden van vier tot zeven en een halve gulden leverden we ook bloemstukjes aan partikulieren die in eerste instantie slechts door mij werden bezorgd. De voor deze handel benodigde schaaltjes, borden en potjes werden en gros ingekocht en gezien de nonchalance waarmee men dit aardewerk kapot liet vallen, moesten ze per stuk maar enkele centen doen. Spagnum, groen, stukjes plant en wat doodzieke tulpen - die misschien een aanfluiting waren naast het oorspronkelijk gebloemte dat moeder natuur in petto had maar door het ingrijpen van ons mensen juist die vlekken en verkleuringen kregen waardoor ze inderdaad veel mooier zijn geworden - en weer was er een winst geboekt van enige honderden procenten. Men ontzag zich zelfs niet de vooral door slagers nogal eens in reuzel gekopieerde anjer met ijzerdraad te omwikkelen om de zaak maar overeind te houden.

Wanneer ik de kans schoon zag vulde ik die brave produkten van Gelderse bloemsierkunst dan ook aan met onder andere materiaal dat er van de kerstdagen was overgebleven voor ik het geheel in knisperend vetvrij papier rolde en in een doos achterop de bagagedrager bond. ‘Och! wat een rijk (of mooi) bloemstuk hebben we daar!’ zeiden de blije ontvangsters dan als ik om 's ochtends half elf in kleine, met zware boerenmensen gevulde woningen binnentrad waar men met giftig paarse of oranje

Heere Heeresma, Vader vertelt

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze zonden..

en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest”..

Mede door zijn politieke enga- gement werd Verdi hét gezicht van de Italiaanse opera.. Som- mige melodieën, zoals het sla- venkoor uit Nabucco, behoren tot het

komt nog wekelijks langs, maar hij dringt nooit wat op”, zegt Ingburg De Bever.. Een fijne verstandhouding tus- sen samenwerkende generaties en hun partners blijkt

De rechtbank Limburg heeft dinsdag een 48-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden wegens het geven van hulp bij de zelfdoding van zijn vader

Het College is van oordeel dat beklaagde in strijd met artikel F (informatievoorziening over de hulp-en dienstverlening) van de Beroepscode voor jeugdzorgwerkers heeft gehandeld

Hier had mijn vader, in uniform, het toezicht :iedereen moest luisteren naar de richtlijnen die hij gaf; hij moest echter wel met zijn rug naar het koninklijke rijtuig blijven

Het is geen toeval dat in deze donkerste dagen voor Kerstmis, telkens opnieuw de warmste week wordt gehouden: teken van solidariteit ten top: iets kunnen betekenen voor anderen: