• No results found

University of Groningen Towards novel biomarkers and rational nutritional interventions in Inflammatory Bowel Disease von Martels, Julius Zweder Hubertus

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "University of Groningen Towards novel biomarkers and rational nutritional interventions in Inflammatory Bowel Disease von Martels, Julius Zweder Hubertus"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Towards novel biomarkers and rational nutritional interventions in Inflammatory Bowel

Disease

von Martels, Julius Zweder Hubertus

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2019

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

von Martels, J. Z. H. (2019). Towards novel biomarkers and rational nutritional interventions in Inflammatory Bowel Disease. Rijksuniversiteit Groningen.

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

NEDERLANDSE SAMENVATTING

LIST OF PUBLICATIONS

AUTHOR AFFILIATIONS

CURRICULUM VITAE

DANKWOORD

ADDENDUM

(3)

NEDERLANDSE SAMENVATTING

In hoofdstuk 1 wordt allereerst achtergrondinformatie gegeven over de ziekte van Cro-hn. Hierbij ligt de focus met name op de rol van de darmbacteriën in het ontstaan en in het beloop van deze ziekte. Tevens introduceren we hier het concept van ‘co-culture’ laboratorium modellen van de darm. Tot slot bespreken we de aanleiding voor het opzet-ten van een prospectieve klinische interventiestudie naar het effect van een riboflavine supplement op de ziekte van Crohn.

Hoofdstuk 2 biedt een overzicht van recent ontwikkelde ‘co-culture’ modellen van de

darm. Eerst bespreken we de essentiële rol die darmbacteriën hebben voor het behou-den van een goede gezondheid. Voorts wordt een groot aantal ziekten besproken die in verband gebracht worden met een afwijkende samenstelling van de darmbacteriën. We richten ons hier met name op de bacterie Faecalibacterium prausnitzii. Het is bekend dat deze bacteriesoort significant verminderd aanwezig is bij patiënten met de ziekte van Crohn. In het laboratorium worden modellen voor de darm gebruikt om onderzoek te kunnen doen naar interacties tussen de epitheelcellen van de darm en de darmbacte-riën. We onderscheiden hierbij verschillende typen modellen. In dit review (hoofdstuk 2) wordt een verdeling gemaakt in drie afzonderlijke categorieën: 1). Modellen voor het dar-mepitheel en mucosa. 2). Modellen voor de darmbacteriën. 3). Modellen voor de inter-actie tussen epitheelcellen en darmbacteriën. In dit review richten we ons met name op deze laatstgenoemde groep. Hieruit bespreken we vijf modellen in detail: 3A). De ‘Trans-well co-culture’ modellen. 3B). De ‘Host-Microbiota Interaction (HMITM) module’. 3C). Het

‘Human oxygen Bacteria anaerobic’ (HoxBan) co-culturing systeem. 3D). De ‘Human gut-on-a-chip’. 3E). De ‘HuMiX (human-microbial crosstalk) modular microfluidic device’. In het review wordt uiteindelijk een samenvatting gegeven van de eigenschappen en de toepassingen van de deze vijf ‘co-culture’ modellen. Tevens is daarbij voorzien in een schematisch overzicht van deze modellen.

Hoofdstuk 3. Het bovengenoemde ‘HoxBan’ systeem biedt ons de mogelijkheid om de

interactie tussen een strikt anaerobe bacteriesoort en epitheelcellen (die wél zuurstof nodig hebben om te overleven) te onderzoeken binnen één systeem. In dit hoofdstuk bespreken we de eerste studies die zijn uitgevoerd met dit recent ontwikkelde ‘HoxBan co-culture’ model. Dit model bestaat uit een 50 mL buis, gevuld met gestolde YCFAG agar in het onderste (anaerobe) compartiment. Het bovenste (aerobe) compartiment be-vat DMEM medium, hierin wordt een coverslip met hieraan gehechte epitheelcellen ge-plaatst (met de cellen gericht naar het agar). Met behulp van dit model waren we in staat

(4)

te houden gedurende 36 uur. Deze humane intestinale cellijn stimuleerde de groei van F. prausnitzii in het ‘HoxBan’ systeem. F. prausnitzii onderdrukte daarbij tevens de ex-pressie van inflammatoire en oxidatieve stress markers in de Caco-2 cellen in een qPCR analyse.

In hoofdstuk 4 wordt onze zoektocht beschreven naar andere biomarkers om de activi-teit bij de ziekte van Crohn vast te stellen. In deze studie hebben we als eerste stap een grote groep pro-inflammatoire serum cytokines bestudeerd. Daarbij werden 39 patiënten met de ziekte van Crohn onderzocht en onderverdeeld in 2 groepen, gebaseerd op de hoogte van de ontstekingswaarde in de ontlasting (calprotectine waarde). De serum cy-tokine waarden werden gemeten door het verrichten van een electrochemiluminescentie (ECL) multiplex assay. De concentraties van de afzonderlijke cytokines zijn vervolgens in verband gebracht met de calprotectine waarden in de ontlasting. Er werd een sterk sig-nificante positieve correlatie tussen de pro-inflammatoire cytokines IFN-γ en CRP en de calprotectine waarde gevonden. Tevens vonden we een significante positieve correlatie tussen de cytokines IL-6, TNF-β, SAA, IL-17A en de calprotectine waarde. Deze studie toont aan dat er bij patiënten met de ziekte van Crohn een afwijkend cytokine profiel aanwezig is, dat goed correleert met de mate van ziekteactiviteit, zoals bepaald door de hoogte van de calprotectine waarde in de ontlasting. Verder suggereren deze resultaten dat er een positieve correlatie bestaat tussen meerdere serum Th1- en Th17-geassocieer-de cytokines en Th17-geassocieer-de calprotectine waarTh17-geassocieer-de.

In hoofdstuk 5 richten we ons op een selectie van 10 relevante inflammatoire biomarkers uit het vorige onderzoek, nu in een groter cohort van 118 patiënten met IBD (64 patiënten met de ziekte van Crohn en 54 patiënten met colitis ulcerosa). In deze vervolgstudie hebben we ter vergelijking ook een groep met 20 gezonde mensen geïncludeerd. Van 71 IBD patiënten uit dit cohort waren er ook endoscopische uitslagen beschikbaar. Endos-copie is de gouden standaard methode om ziekteactiviteit bij IBD vast te stellen, maar vormt gezien de invasieve aard van de procedure een grote belasting voor de patiënt. Er wordt daarom veel onderzoek verricht naar biomarkers die hiervoor als vervanging kunnen dienen en endoscopische ziekteactiviteit op nauwkeurige wijze kunnen ‘voor-spellen’. In deze studie hebben we zes inflammatoire biomarkers gevonden, bestaande uit cytokines, chemokines en acute-fase eiwitten (Eotaxin-1, SAA, IL-6, IL-8, IL-17A en TNF-α), die allemaal afzonderlijk de endoscopische ziekteactiviteit beter lijken te kun-nen voorspellen dan parameters die momenteel in de kliniek worden gebruikt om de inflammatoire ziekteactiviteit te bepalen, te weten, C-reactief proteïne (CRP), de feces calprotectine waarde, en klinische risicoscores zoals de ‘Harvey-Bradshaw Index (HBI)’ voor de ziekte van Crohn en de ‘Simple Clinical Colitis Activity Index’ (SCCAI) voor colitis

(5)

ulcerosa. Uiteindelijk konden we aantonen dat een gecombineerd panel van Eotaxin-1, SAA, IL-6 en IL-8 de meest optimale predictie van de actuele mucosale status kon geven bij het onderzochte cohort IBD patiënten. Als diagnostische test had deze combinatie van biomarkers een sensitiviteit van 90.7% en een specificiteit van 68.4%. Dit predictie-model had daarmee een superieure voorspellende waarde in vergelijking tot de eerder genoemde parameters die momenteel gebruikt worden in de kliniek om ziekteactiviteit vast te stellen en te monitoren. Toekomstig onderzoek zal zich erop moeten richten meer van dit soort combinaties van inflammatoire biomarkers te onderzoeken ten aanzien van hun diagnostische en predictieve waarde in het voorspellen van een respons en tevens deze extern te valideren.

In hoofdstuk 6 hebben we de systemische oxidatieve stress bij patiënten met de ziekte van Crohn onderzocht met behulp van een relatief nieuwe meting van ‘vrije thiolen’. Deze zogenaamde ‘vrije thiolen’, die specifieke restgroepen (R-SH) zijn van veel plasma pro-teïnes zoals bijvoorbeeld albumine, vormen een verdedigingssysteem voor oxidatieve stress in het menselijk lichaam. Eerder onderzoek bij onder andere cardiovasculaire aan-doeningen en bij niertransplantatiepatiënten heeft laten zien dat vrije thiolen in het bloed goed correleren met ziekteactiviteit, ziekte-uitkomsten en daarmee ziekteprognose. Kort gezegd is het zo: hoe groter de voorraad vrije thiolen, hoe beter iemand bestand lijkt te zijn tegen oxidatieve stress. Concentraties van vrije thiolen zijn tot op heden echter nog nooit gemeten bij IBD patiënten. In dit hoofdstuk wordt de eerste thiolen analyse beschreven die wij hebben uitgevoerd bij een groep van 51 patiënten met de ziekte van Crohn. In deze studie konden we aantonen dat de concentraties vrije thiolen in het bloed, als maat voor systemische oxidatieve stress, sterk verminderd zijn bij patiënten met de ziekte van Crohn in vergelijking met gezonden personen. Dit resultaat bleek nog indrukwekkender te zijn met inachtneming van het feit dat de meeste patiënten met de ziekte van Crohn in dit cohort in klinische remissie waren (HBI score < 5). Daarnaast zijn we te weten gekomen dat patiënten met alleen ziekte in de dikke darm een significant lagere concentratie van vrije thiolen hadden in vergelijking met patiënten waarbij voor-namelijk het terminale ileum, het laatste gedeelte van de dunne darm, was aangedaan. Tot slot toonden we aan dat vrije thiolen negatieve associaties lieten zien met enkele inflammatoire biomarkers, te weten CRP, SAA en IL-17A. Dat wil zeggen dat ongunstige lage concentraties van vrije thiolen vaker werden gezien bij patiënten met hoge concen-traties van de genoemde ontstekingsmarkers. Dit laatste feit heeft inmiddels al aanlei-ding gegeven tot verder onderzoek naar vrije thiolen bij IBD, omdat het in dit opzicht een mogelijk geschikte en valide biomarker zou kunnen zijn voor respons op behandeling en endoscopische ziekteactiviteit.

(6)

Hoofdstuk 7. Gestoorde permeabiliteit van de darm speelt een belangrijke rol in het

ontstaan en de progressie van IBD. Er bestaan verscheidene biomarkers voor darmper-meabiliteit die mogelijk een relevante klinische rol kunnen spelen in het voorspellen van de mate van ziekteactiviteit bij IBD patiënten. In dit hoofdstuk hebben wij de potentiële rol van de 52Chroom-ethyleendiaminetetra-azijnzuur (52Cr-EDTA) orale permeabiliteitstest

nader onderzocht bij een cohort patiënten met de ziekte van Crohn. In tegenstelling tot eerdere onderzoeken naar Cr-EDTA als marker voor darmpermeabiliteit hebben wij in dit onderzoek gekeken naar de mogelijkheid van het gebruiken van een niet-radioactieve isotoop van chroom (52Cr) in plaats van de voorheen altijd toegepaste radioactieve

vari-ant (51Cr). Aan zestig patiënten met de ziekte van Crohn die prospectief meededen aan dit

onderzoek werd gevraagd om een drankje van 20 mL in te nemen met daarin 52Cr-EDTA

(20 mmol/L) en vervolgens 24 uur urine te verzamelen. In de verzamelde urine van de in-dividuele patiënten werd vervolgens de uitgescheiden hoeveelheid 52Cr-EDTA gemeten

met een nieuwe, geavanceerde en zeer sensitieve detectiemethode, genaamd ‘induc-tief gekoppelde plasma massa-spectrometrie (ICP-MS)’. De uitgescheiden hoeveelheid

52Cr-EDTA is daarbij evenredig met de mate van permeabiliteit van de darm. Bij analyse

vonden we een significante correlatie tussen de uitgescheiden hoeveelheid 52Cr-EDTA

en de calprotectine concentratie in de ontlasting, als maat voor ziekteactiviteit. Tevens waren we geïnteresseerd of er een relatie bestond met de locatie van de ziekte (volgens de Montreal classificatie) en of er een link bestond tussen permeabiliteit en belangrij-ke darmbacteriën bij de ziekte van Crohn. De resultaten suggereren dat de 52Cr-EDTA

excretie hoger is bij patiënten met alleen ziekte van de dikke darm (colon), hoewel dit verschil niet significant is. Tenslotte vonden we daarnaast interessante verbanden tussen de excretie van 52Cr-EDTA enerzijds en de relatieve aanwezigheid van F. prausnitzii en

Enterobacteriaceae anderzijds. De 52Cr-EDTA excretie in de urine was lager bij relatief

hoge aantallen van de gunstige F. prausnitzii bacterie, en hoger bij hoge aantallen van de potentieel pathogene Enterobacteriaceae.

Hoofdstuk 8. Zoals in dit proefschrift reeds eerder besproken, wijst het merendeel van

de tot op heden uitgevoerde studies op een duidelijke afname van de aanwezigheid van F. prausnitzii bij patiënten met de ziekte van Crohn in vergelijking met gezonde mensen. Meerdere studies suggereren dat de afname van deze bacterie bijdraagt aan het ont-staan van de ziekte van Crohn, aangezien het aangetoond is dat deze bacterie butyraat kan produceren en anti-inflammatoire eigenschappen heeft. In dit hoofdstuk presenteren we de resultaten van de RISE-UP studie. In deze prospectieve klinische interventiestudie hebben we de potentiële gezondheidsvoordelen van een riboflavine (vitamine B2) sup-plement bij ziekte van Crohn onderzocht, met daarbij een specifieke focus op de samen-stelling van de darmbacteriën. Daarnaast hebben we de effecten bestudeerd op andere

(7)

veelgebruikte markers van ziekteactiviteit. In totaal werden er in deze klinische studie 79 patiënten geïncludeerd. Van hen werden 9 om verschillende redenen niet meegenomen in de analyse. De uiteindelijke groep van 70 patiënten met de ziekte van Crohn bestond uit 40 patiënten met een ‘normale’ feces calprotectine waarde aan de start van de studie (subgroep met ‘lage ziekteactiviteit’) en 30 patiënten met een ‘verhoogde’ feces calpro-tectine waarde (subgroep met ‘hoge ziekteactiviteit’). De calprocalpro-tectine waarde van de ontlasting is op dit moment de meest gebruikte biomarker als maat voor ontstekingsac-tiviteit bij patiënten met de ziekte van Crohn. In deze klinische studie werd gedurende drie weken een riboflavine supplement toegevoegd aan het dieet. Dit resulteerde in een significante verlaging van de bloedwaarden van diverse markers van ontsteking en oxi-datieve stress. Het CRP en TNF-α in het bloed werden door de interventie met riboflavi-ne significant gereduceerd in de subgroep van patiënten met een hoge ziekteactiviteit aan het begin van de studie. De waarde van de pro-inflammatoire cytokine IL-2 toonde juist een significante reductie in patiënten met een lage ziekteactiviteit. Daarnaast werd in deze studie een gunstig effect van riboflavine op de waarde van de vrije thiolen als maat voor oxidatieve stress aangetoond. De klinische symptomen gemeten met de Har-vey-Bradshaw Index (HBI) toonden een significante verbetering. Hetzelfde geldt voor de kwaliteit van leven: hier werd door deze interventie een significante verbetering aan-getoond, gemeten met de IBD-Q vragenlijst. De samenstelling van de darmbacteriën is uitvoerig bepaald met twee meetmethoden (metagenomic analyse en fluorescentie-in-si-tuhybridisatie (FISH) analyse). Riboflavine resulteerde in een daling van de Enterobacte-riaceae in patiënten met een lage ziekte activiteit in de FISH analyse. In de metagenomic analyse werd geen effect aangetoond op de diversiteit, taxonomie of op relevante meta-bole ‘pathways’. Alles bij elkaar genomen wijzen de resultaten van deze klinische studie erop dat riboflavine gunstige effecten heeft op parameters van inflammatie en oxidatieve stress. Tevens wordt een gunstig effect gezien op de ernst van de symptomen en een verbetering in de kwaliteit van leven. Gezien de resultaten van de analyses van de darm-bacteriën is het onwaarschijnlijk dat dit effect gemedieerd wordt door veranderingen in de samenstelling van de darmbacteriën en wijzen de resultaten eerder op een direct effect op de onderzochte parameters van ontsteking en oxidatieve stress.

(8)

LIST OF PUBLICATIONS

1. von Martels JZH*, Bourgonje AR*, Klaassen MAY*, Alkhalifah HAA, Sadaghian

Sad-abad M, Vich Vila A, Gacesa R, Gabriëls RY, Steinert RE, Jansen BH, Bulthuis MLC, van Dullemen HM, Visschedijk MC, Festen EAM, Weersma RK, de Vos P, van Goor H, Faber KN, Harmsen HJM, Dijkstra G. Riboflavin (vitamin B2) supplementation shows

anti-inflammatory and antioxidant effects and improves symptoms in Crohn’s disease independent of the gut microbiome (RISE-UP Study).

Submitted.

2. Bourgonje AR*, von Martels JZH*, Gabriëls RY*, Blokzijl T, Buist-Homan M,

Heegs-ma J, Jansen BH, van Dullemen HM, Festen EAM, ter Steege RWF, Visschedijk MC, Weersma RK, de Vos P, Faber KN, Dijkstra G. A combined set of four serum inflamma-tory biomarkers reliably predicts endoscopic disease activity in Inflammainflamma-tory Bowel Disease.

Submitted.

3. Bourgonje AR, von Martels JZH, Bulthuis MLC, van Londen M, Faber KN, Dijkstra G, van Goor H. Crohn’s disease in clinical remission is marked by systemic oxidative stress.

Frontiers in Physiology 2019.

4. von Martels JZH*, Bourgonje AR*, Harmsen HJM, Faber KN, Dijkstra G. Assessing

in-testinal permeability in Crohn’s disease patients using orally administered 52Cr-EDTA.

PLoS ONE. 2019; 14(2): e0211973.

5. Bourgonje AR, von Martels JZH, de Vos P, Faber KN, Dijkstra G. Increased fecal cal-protectin levels in Crohn’s disease correlate with elevated serum Th1- and Th17-as-sociated cytokines.

PLoS ONE. 2018; 13(2): e0193202.

6. von Martels JZH, Sadaghian Sadabad M, Bourgonje AR, Blokzijl T, Dijkstra G, Faber KN, Harmsen HJM. The role of gut microbiota in health and disease: In vitro modeling of host-microbe interactions at the aerobe-anaerobe interphase of the human gut. Anaerobe. 2017; 44: 3-12.

(9)

7. Sadaghian Sadabad M, von Martels JZH, Khan MT, Blokzijl T, Paglia G, Dijkstra G, Harmsen HJM, Faber KN. A simple coculture system shows mutualism between an-aerobic faecalibacteria and epithelial Caco-2 cells.

Scientific Reports. 2015; 5: 17906.

8. von Martels JZH, van de Meeberg EK, Holman M, Ligtenberg JJ, ter Maaten JC. Pseudolithiasis after recent use of ceftriaxone: an unexpected diagnosis in a child with abdominal pain.

American Journal of Emergency Medicine. 2013; 31(8): 1294.e5-6.

*Contributed equally LIST OF PUBLICATIONS

(10)

AUTHOR AFFILIATIONS

Mehdi Sadaghian Sadabad 1

Arno R. Bourgonje 2

Tjasso Blokzijl 3

Gerard Dijkstra 2

Klaas Nico Faber 2

Hermie J.M. Harmsen 1

Muhammed Tanweer Khan 1

Giuseppe Paglia 4, 5 Paul de Vos 6 Ruben Y. Gabriëls 2 Manon Buist-Homan 3 Janette Heegsma 3 Bernadien H. Jansen 3

Hendrik M. van Dullemen 2

Eleonora A.M. Festen 2

Rinze W.F. ter Steege 7

Marijn C. Visschedijk 2

Rinse K. Weersma 2

Marco van Londen 8

Marian L.C. Bulthuis 6

Harry van Goor 6

Marjolein A.Y. Klaassen 2

Hassan A.A. Alkhalifah 1,2

Arnau Vich Vila 2,9

Ranko Gacesa 2,9

Robert E. Steinert 10

1. Department of Medical Microbiology, University of Groningen, University Medical Center Groningen, Groningen, The Netherlands

2. Department of Gastroenterology and Hepatology, University of Groningen, Universi-ty Medical Center Groningen, Groningen, The Netherlands

3. Department of Laboratory Medicine, University of Groningen, University Medical Center Groningen, Groningen, The Netherlands

4. Istituto Zooprofilattico Sperimentale di Puglia e Basilicata, Foggia, Italy. 5. Center for Systems Biology University of Iceland Reykjavik, Iceland

6. Department of Pathology and Medical Biology, University of Groningen, University Medical Center Groningen, Groningen, The Netherlands

7. Department of Gastroenterology and Hepatology, Martini Hospital Groningen, The

Netherlands

8. Department of Internal Medicine, Division of Nephrology, University Medical Center Groningen, University of Groningen, Groningen, The Netherlands

9. Department of Genetics, University of Groningen, University Medical Center Gronin-gen, GroninGronin-gen, The Netherlands

10. R&D Human Nutrition and Health, DSM Nutritional Products Ltd, Basel, Switzerland

(11)

CURRICULUM VITAE

Julius Zweder Hubertus von Martels werd op 21 oktober 1987 geboren te Groningen. Na het voltooien van het Gymnasium aan het Maartenscollege in Haren is hij gestart met de studie geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Hij deed zijn junior coschappen in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG); en zijn senior co-schappen in het Isala ziekenhuis te Zwolle. Zijn eerste kennismaking met wetenschappe-lijk onderzoek was gedurende zijn wetenschappewetenschappe-lijke stage aan het Garvan Institute of Medical Research in Sydney, Australië; georganiseerd vanuit het Groningen International Program of Science in Medicine (GIPS-M). Dit onderzoek, onder begeleiding van dr. H.L. Lutgers en prof. dr. K. Samaras, richtte zich op de rol van epigenetische processen in de vetcellen van patiënten met obesitas en diabetes mellitus type 2.

Na het behalen van zijn artsenbul in 2013 is hij begonnen als arts-assistent (ANIOS) op de afdeling Maag-, Darm- en Leverziekten van het UMCG. Een jaar later is dit overgegaan in een promotietraject met klinische taken onder begeleiding van promotores prof. dr. G. Dijkstra, prof. dr. P. de Vos, prof. dr. K.N. Faber en co-promotor dr. ir. H.J.M. Harmsen. Het promotietraject had een brede opzet, met o.a. basaal laboratoriumonderzoek, het opzet-ten en uitvoeren van een prospectieve klinische studie (RISE-UP studie) en verscheidene andere projecten. Dit promotietraject heeft uiteindelijk geresulteerd in dit proefschrift. Per 1 december 2018 is Julius begonnen als arts-assistent in opleiding (AIOS) tot revali-datiearts in het UMCG.

(12)

DANKWOORD

Het is een veel gehoord cliché, maar promotieonderzoek doe je niet alleen. Dit proef-schrift was er dan ook niet geweest zonder de samenwerking met veel collega’s en zon-der de steun van familie en vrienden. Hieronzon-der wil ik graag diegenen noemen die een wezenlijke bijdrage aan dit proefschrift hebben geleverd.

Om te beginnen wil ik graag alle patiënten hartelijk bedanken die aan de RISE-UP studie hebben deelgenomen. Deze klinische studie heeft voor alle deelnemers een behoorlijke tijdsinvestering met zich meegebracht. In de toekomst zullen in het UMCG meer studies volgen op het gebied van voeding (en voedingssupplementen) bij Inflammatoire darm-ziekten (IBD), aangezien er nog veel onbekend is over de relatie tussen voedingspatro-nen en het beloop van IBD.

Prof. dr. G. Dijkstra, beste Gerard, van jou als eerste promotor en initiator van de RISE-UP

studie heb ik de meeste begeleiding mogen ontvangen gedurende mijn promotietraject. Ondanks je overvolle agenda hebben wij toch zeker wekelijks contact gehad om de voortgang van de verschillende projecten te bespreken. Misschien hebben we de tijd die het opzetten en uitvoeren van een prospectieve klinische studie met zich meebrengt vooraf enigszins onderschat (ik in ieder geval wel), maar het belangrijkste is dat we het met een flinke eindsprint toch allemaal voor elkaar hebben gekregen! Het is bewon-derenswaardig hoe jij alle taken binnen en buiten het ziekenhuis weet te combineren. Verder vond ik het altijd heel inspirerend om te zien hoe bevlogen jij bent als medisch specialist en als onderzoeker. Veel dank voor de geweldige steun en de kansen die je mij de afgelopen jaren hebt gegeven.

Prof. dr. P. de Vos, beste Paul, dank voor de goede samenwerking in de afgelopen jaren.

Zonder uitzondering was jij altijd de eerste die mij van feedback voorzag nadat ik een manuscript had rondgestuurd. Dank ook voor alle immunologische input in de diverse hoofdstukken van mijn proefschrift. Ook in de periode waarin veel tegen leek te zitten, heb je me goed begeleid en dit heb ik altijd erg gewaardeerd.

Prof. dr. K.N. Faber, beste Klaas Nico, jij hebt mij de afgelopen jaren kennis laten maken

met het laboratoriumonderzoek. Dank daarvoor, ook voor de positieve sfeer op het MDL laboratorium in het begin van mijn promotietijd. Daarnaast leverde jij veelal de meest uitvoerige en gedetailleerde feedback op onze stukken. Op het moment zelf was dit in alle eerlijkheid soms frustrerend, aangezien dit de voltooiing van een manuscript kon vertragen, maar uiteindelijk heeft dit altijd geleid tot een beter eindresultaat.

(13)

Dr. ir. H.J.M. Harmsen, beste Hermie, als copromotor ben jij ook sterk betrokken

ge-weest bij meerdere hoofdstukken van dit proefschrift. Jij bent dé F. prausnitzii-expert van Nederland. F. prausnitzii heeft in dit proefschrift een prominente rol, al hadden we gehoopt dat deze rol nóg groter zou zijn. Dank voor je begeleiding en de bijdrage die je geleverd hebt aan het tot stand komen van dit proefschrift.

Graag wil ik ook de beoordelingscommissie, bestaande uit Prof. dr. J.H. Kleibeuker, Prof.

dr. G. Bouma en Prof. dr. C.Y. Ponsioen bedanken voor het beoordelen en goedkeuren

van dit proefschrift.

Arno Bourgonje, wat hebben wij de afgelopen jaren veel met elkaar samengewerkt!

Zon-der jou was dit proefschrift nooit geworden wat het nu is. Toen jij in 2016 als stage we-tenschap student onder mijn supervisie bij de MDL begon, had ik niet kunnen voorzien dat we in de jaren hierna zo intensief zouden gaan samenwerken. Ook toen ik weer in de kliniek begonnen was, en jij startte met jouw MD/PhD-traject, heb jij ervoor gezorgd dat er vaart bleef in de verschillende projecten die nog niet geheel voltooid waren. Ondanks de vele tegenvallers die we tijdens dit onderzoek ook hebben gehad, wisten we elkaar goed gemotiveerd te houden. Het belangrijkste is dat we een erg leuke promotietijd hebben gehad, en goede vrienden geworden zijn. Inmiddels hebben we een jaarabon-nement op de Vapianos en bezoeken we regelmatig ons stamcafé als we iets te vieren hebben (of, gewoon, omdat we zin hebben om even te ontspannen). Bedankt voor de geweldige samenwerking! Hopelijk blijven we elkaar de komende jaren nog veel zien en laten we afspreken om die 4 mijl nou eens een keer onder de 30 minuten grens te lopen!

Ruben Gabriëls, de afgelopen 1,5 jaar hebben wij samen (met Arno) gewerkt aan de

biomarker projecten. Vaak was dit in de weekenden, omdat we beiden al in de kliniek werkzaam waren. In de weekenden onderzoek doen klinkt vreselijk saai, maar dit werd het met jou erbij nooit! Wat hebben we veel gelachen met elkaar tijdens alle etentjes en borrels, vooral ook om al je gevatte opmerkingen en de hilarische oneliners die je zonder moeite uit je mouw blijft schudden! Het is jammer dat er niet meer overlap heeft gezeten in de periode van onze promotietrajecten, dan hadden zich nog veel meer legendarische momenten voorgedaan.

Mehdi Sadaghian Sadabad, wij hebben intensief samengewerkt aan veel projecten, veel

dank voor alle inspanningen, vooral ten aanzien van het ‘HoxBan’ project. Aangezien jij een van de ‘founding fathers’ bent van dit co-culture model, en alle ins en outs kent, heb jij veel kennis hierover aan mij kunnen overdragen.

(14)

Hartelijk dank aan alle MDL-artsen en alle MDL arts-assistenten. Van de MDL-artsen wil ik hier graag met name prof. dr. J.H. Kleibeuker, prof. dr. R.K. Weersma, dr. H.M. van

Dullemen en dr. M.C. Visschedijk noemen. Beste Jan, dank voor je waardevolle bijdrage

aan mijn ontwikkeling als dokter. Beste Rinse, dank voor je begeleiding bij de diverse onderzoeksprojecten. Beste Hendrik, dank voor alles wat je mij geleerd hebt in mijn ANIOS jaar bij de MDL. Beste Marijn, dank voor alle support van de afgelopen jaren! En dan de collega arts-assistenten: Lieke Spekhorst, Elmire Hartmans, Boudewijn de Vries,

Kitty de Groot en Eline Wouters – van den Berg, met jullie ben ik gedurende de jaren

van mijn promotietijd veel opgetrokken. Dank voor alle verhalen en de gezelligheid op de veel te drukke assistenten-kamer van de MDL! Ook alle andere mede-onderzoekers / PhD studenten wil ik bedanken. Andrie Westerkamp, wij waren huisgenoten geduren-de geduren-de eerste jaren van mijn en geduren-de laatste jaren van jouw PhD traject. Veel dank voor geduren-de leuke jaren aan de Bataviastraat samen met Annet Hesselink. Remmelt Schür, Tobias

van Haaften en Leon van Dullemen, jullie doorliepen rond dezelfde tijd als ik een

pro-motietraject en het was mooi en inspirerend om onze ervaringen hierover met elkaar te delen, dank daarvoor.

Verder wil ik hier de research-analisten van het MDL-lab bedanken voor alle antwoorden op lab-gerelateerde-vragen. Beste Tjasso Blokzijl en Dianne Jansen, dank voor jullie grote bijdrage aan de totstandkoming van het ‘HoxBan’ artikel (Tjasso) en aan de logis-tiek van de ‘RISE-UP’ studie (Dianne). Manon Buist - Homan en Janette Heegsma, ook jullie wil ik bedanken, met name voor jullie bijdrage aan het laboratoriumwerk voor de biomarker studies. Collega’s van de afdeling Medische Biologie: Bart de Haan, Leonie

Vogt en Marlies Elderman, dank voor jullie hulp bij de FACS analyses.

Prof. dr. H. van Goor, beste Harry, dank voor de fijne samenwerking in ons project over

de rol van oxidatieve stress bij IBD. Marian Bulthuis, beste Marian, dank voor je grote behulpzaamheid en enthousiasme in onze samenwerking. Graag wil ik ook alle IBD-ver-pleegkundigen bedanken, in het bijzonder Rina Doorn en Florien Toxopeüs. Dank voor jullie hulp ten aanzien van de logistiek van de RISE-UP studie. Daarbij was ook betrokken

Wilma Westerhuis – van der Tuuk, beste Wilma, hartelijk dank voor het coördineren van

het ophalen van de faeces samples. Dit was telkens weer een heel gepuzzel. En

Marjo-lein Klaassen, bedankt voor het ophalen van de samples van deze studie uit alle

uithoe-ken van de provincies Groningen, Drenthe en Friesland. Mooi dat we de metagenomics analyse uiteindelijk toch nog in het manuscript hebben kunnen verwerken!

Helen Lutgers, door jou ben ik tijdens mijn stage wetenschap in Sydney voor het eerst in

aanraking gekomen met wetenschappelijk onderzoek. Dank voor de fantastische

(15)

leiding gedurende die tijd; dit heb ik erg gewaardeerd en ik denk nog regelmatig terug aan de mooie en leerzame tijd in Sydney.

Dank ook aan Jurya Glansbeek, Esther Bos en Erna Lont van het MDL secretariaat voor alle hulp én alle gezelligheid en de ontspannen sfeer op het secretariaat. Jurya, ik blijf jou ongetwijfeld zien op de golfbaan (hopelijk is hier nu wat meer tijd voor)! Lucie

Pijnak-ker-Dijk, dank voor het inplannen van alle poli-afspraken van de IBD patiënten voor de

RISE-UP studie.

Tijdens de jaren van mijn promotieonderzoek heb ik diverse studenten mogen (co-)su-perviseren. In chronologische volgorde waren dit: Rienk van der Meer, Raphael

Fagun-des Rosa, Inge de Jong, Arno Bourgonje en Hassan Alkhalifah. Dank voor al jullie

in-spanningen en de fijne samenwerking. Hassan, jij met name bedankt voor de vele uren die je hebt besteed aan de FISH tellingen die zijn gebruikt voor Chapter 7 en Chapter 8. Many thanks to Jonas Wittwer-Schegg, Robert Steinert, Manfred Kurt, Wilbert Sybesma and Kevin Prudence from DSM Nutritional Products for the collaboration over the last couple of years, and for the financial support of DSM for the printing costs of this thesis. Graag wil ik hier tevens het Top Institute Food and Nutrition (TiFN) in Wageningen en het Center for Development and Innovation (CDI) van het UMCG bedanken voor de financiering van dit promotietraject. Ilse Modder, bedankt voor de mooie lay-out van dit proefschrift.

In het jaar dat ik als ANIOS werkte bij de revalidatiegeneeskunde heb ik de kans gekgen om naast de patiëntenzorg dit proefschrift te voltooien. Mijn dank hiervoor aan re-validatieartsen Henk Meulenbelt en Ellen Roels. Verder wil ik hier alle rere-validatieartsen van het UMCG en mijn collega AIOS bedanken voor de positieve sfeer in de afgelopen periode.

Mijn paranimfen, Arno Bourgonje en Sander Paas; wat fantastisch dat jullie op de dag van mijn promotie mij willen ondersteunen! Arno, gezien onze intensieve samenwerking bij dit onderzoek is het niet meer dan logisch dan dat ik jou hiervoor heb gevraagd. Ge-lukkig hoefde je er niet lang over na te denken. Sander, wij zijn tegelijkertijd begonnen aan de geneeskundestudie en hebben als huisgenoten aan het Boterdiep veel opge-trokken en van alles meegemaakt. Deze periode ligt natuurlijk al even achter ons, maar ik denk er met veel plezier aan terug. Mijn promotie valt in dezelfde maand als jouw hu-welijk met Fieke van Hoorn. Geweldig dat je ondanks alle drukte tijd weet vrij te maken voor deze promotie.

(16)

Lieve familie. Lieve Zweder, Margreet, Arthur en Eduard, jullie hebben mij altijd en on-voorwaardelijk gesteund. Zweder en Margreet, jullie hebben ervoor gezorgd dat ik eerst in Cambridge en later in Glimmen een zorgeloze jeugd heb gehad. Ook gedurende dit promotietraject heb ik altijd alles met jullie kunnen bespreken en hebben jullie mij steeds gemotiveerd om het af te maken. Dank voor alle aandacht, zorg en liefde die jullie mij hebben gegeven. Arthur en Eduard, betere broers kan ik me niet wensen. Dank voor al jullie steun en voor jullie luisterend oor. Tuur, inhoudelijk weten we bar weinig van el-kaars proefschrift, aangezien het zeer verschillende terreinen van wetenschap zijn, maar we weten beiden welke hoogte- en dieptepunten het schrijven van een proefschrift met zich meebrengt. Ik kijk erg uit naar je huwelijk met Simona in Italië binnenkort. Ed, jij staat nu nog midden in het studentenleven, hopelijk blijf je nog lang in Groningen, en blijven we elkaar veel zien.

Lieve Lisanne, een proefschrift schrijven kost erg veel tijd en ik realiseer me dat dit in de afgelopen periode vaak ten koste is gegaan van onze tijd samen. Toch heb je mij altijd gesteund om deze megaklus af te maken. Daarvoor ben ik je natuurlijk erg dankbaar. Ik hoop dat we nog veel mooie momenten met elkaar zullen beleven.

Julius

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Chapter 4 Increased fecal calprotectin levels in Crohn’s disease correlate with elevated serum Th1- and Th17-associated cytokines Chapter 5 A combined set of four serum

Within this CD cohort, we study putative associations between plasma free thiols and established disease parameters, especially markers of inflammatory disease activity... Barrier

Examples of systems that are used to study the human gut microbiota in isolation are the TNO dynamic in vitro model of the human large intestine (TIM-2), the Simulator of the

Thus, the HoxBan coculture system presented here demon- strates for the first time mutualism between oxygen-requiring intestinal epithelial cells (Caco-2) and an

In the present study, serum IFN-γ levels were significantly elevated in CD patients with increased fecal calprotectin levels, as compared to patients with remissive disease..

Using the composite IBD endoscopy score, patients with high endoscopic disease ac- tivity (either moderate (2) or severe (3)) demonstrated significantly elevated serum con-

In this study, we demonstrate that albumin-adjusted plasma free thiol concentrations are significantly decreased in Crohn’s disease (CD) in clinical remission as compared to

dy, we found a significant correlation between intestinal inflammatory disease activity (as represented by fecal calprotectin levels) and intestinal permeability (as