THEMA 7 LES 4
LES 4: Mijn favoriete sport
Je verzamelt informatie om je werkstuk te maken. Je kiest de informatie die je nodig hebt en ordent ze.
Ik hou van ploegsport.
Ik sport liever alleen.
Ik kies voor een watersport.
bergsport.
landsport.
sport in de lucht.
balsport.
Mijn sport beoefen je binnen.
Mijn sport beoefen je buiten.
Ik heb
interesse voor competitie.
geen interesse voor competitie.
Ik hou van sporten
omdat het mij ontspant.
om leniger te worden.
om handiger te worden.
omdat het gezond is.
om energie kwijt te raken.
Mijn favoriete sport:
eigen invulling
T H E M A 7 : D E S P O R T I N D E S P O T • L E S 4 - 6
THEMA 7 LES 4 - 6
8 346
Ik maak een woordspin rond mijn favoriete sport. In het midden noteer ik het thema van mijn werkstuk. Op de invullijnen noteer ik de kopjes van de verschillende rubrieken.
Bij elke rubriek schrijf ik passende sleutelwoorden.
LES 6: Mijn favoriete sport
Je schrijft je werkstuk uit. Je gebruikt hulpmiddelen zoals de woordspin en de meegebrachte informatie.
1. Ik orden de rubrieken in mijn woordspin in een logische volgorde.
2. Ik orden de sleutelwoorden per rubriek.
3. Met de sleutelwoorden bouw ik goede zinnen, zodat de informatie duidelijk wordt weergegeven.
4. Ik duid aan waar ik een prent, een tekening, materiaal zal tonen.
eigen invulling
THEMA 7 LES 6
MIJN FAVORIETE SPORT:
T H E M A 7 : D E S P O R T I N D E S P O T • L E S 7
THEMA 7 LES 7
10 348
LES 7: Soorten teksten over sport
Je leest de verschillende soorten teksten die allemaal met sport te maken hebben.
Je zoekt uit om welke tekstsoort het gaat en wat de bedoeling van de schrijver is.
Neem je taalboek op p. 11.
1 Noteer de juiste tekstsoort bij iedere tekst. Kies uit:
2 Noteer bij elke vraag de nummers van de tekstsoorten die erbij passen.
tekst 1:
tekst 2:
tekst 3:
tekst 4:
tekst 5:
tekst 6:
tekst 7:
tekst 8:
Deze teksten geven informatie:
Deze teksten doen je lachen:
Deze teksten willen je overtuigen:
Deze teksten zijn betrouwbaar:
Van welke teksten ken je de zender?
een brief, een cartoon, een catalogus, een e-mail, een folder, een gebruiksaanwijzing, een recept, een gedicht, een krantenartikel, een mop, een klassement, een artikel uit een tijdschrift, reclame
catalogus
artikel uit een tijdschrift cartoon
brief
klassement
gebruiksaanwijzing mop
krantenartikel
1, 2, 4, 5, 6, 8 2, 4
3, 7 1, 2, 4, 5, 6, 8
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
THEMA 7 LES 9
LES 9: 't Is niet waar, hé!
Je leert over verwijswoorden.
1 Schrijf de tekst opnieuw, maar gebruik verwijswoorden.
De Kampioenen zijn een heel goede ploeg!
Zij winnen altijd.
Zij worden gesteund door meneer Boma.
Hij is een rijke meneer.
Hij koopt de beste spelers.
Zij spelen natuurlijk het best.
T H E M A 7 : D E S P O R T I N D E S P O T • L E S 9
THEMA 7 LES 9
14 352
2 Vervang de woorden in vetjes door een verwijswoord.
1. Er wordt in het dorp geroddeld over de Kampioenen.
2. De mensen zeggen dat we nog slechter spelen dan Anderlecht.
3. Amedee heeft een geheel eigen techniek ontwikkeld om de tegenstanders af te leiden.
4. Wij hebben de overwinning helemaal aan hem te danken …
5. Spreek me niet over die verrader!
3 Onderstreep de verwijswoorden en noteer telkens waarnaar ze verwijzen.
Alle zinnen komen uit het stripverhaal.
1. Deze keer moeten we winnen.
2. Nu onze sterspeler AMEDEE er weer bovenop is, maken we zeker een kans om te winnen.
3. Geef ze ervan langs, Amedee!
4. Weet jij hoe je kunt zien dat er een dom blondje op je computer gewerkt heeft?
5. Ja maar … 't is maar een vraag, hé?
6. Dat kun je ons niet aandoen!
Er wordt in het dorp over hen geroddeld.
Ze zeggen dat we nog slechter spelen dan Anderlecht.
Hij heeft een geheel eigen techniek ontwikkeld om de tegenstanders af te leiden.
Wij hebben ze helemaal aan hem te danken.
Spreek me niet over hem!
de Kampioenen de Kampioenen de tegenstanders de tegenstander
Krijg ik nu mijn premie, mijnheer Boma?
Amedee gaat terug naar Afrika - Amedee - de Kampioenen
Kleur de woorden.
lidwoord: groen
zelfstandig naamwoord: rood bijvoeglijk naamwoord: blauw werkwoord: geel
THEMA 7 LES 9
4
- Er zijn verwijswoorden die verwijzen naar een woord in de zin, een andere zin, een ander tekstdeel, een heel verhaal of naar iets of iemand buiten het verhaal.
Bv. De jongen die naast me zit heet Bart. ('die' verwijst naar jongen en naar Bart)
- Om de betekenis van een verwijswoord te kennen moet je dus de context kennen.
Voor je verder gaat, lees je nog even wat we leerden over de woordsoorten in de onthoudwijzer in werkschrift A op p. 39.