• No results found

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. 0,99 mg equivalent aan retinol

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. 0,99 mg equivalent aan retinol"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Page 1 of 11

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Nutratain, poeder voor oplossing voor infusie

2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Eén injectieflacon met 932 mg droge stof (poeder) bevat:

1. Retinol (vitamine A) (als retinolpalmitaat)

0,99 mg 1,82 mg

equivalent aan retinol (vitamine A)

3.300 IE 2. Cholecalciferol 0,005 mg equivalent aan vitamine D3 200 IE 3. all-rac-α-tocoferol

(vitamine E)

9,11 mg 4. Fytomenadion

(vitamine K1)

0,15 mg 5. Ascorbinezuur

(vitamine C)

200 mg 6. Thiamine (vitamine B1)

(als

thiaminehydrochloride)

6,00 mg 7,63 mg 7. Riboflavine (vitamine B2)

(als

riboflavine-natriumfosfaat)

3,60 mg 4,58 mg 8. Pyridoxine (vitamine B6)

(als

pyridoxinehydrochloride)

6,00 mg 7,30 mg 9. Cyanocobalamine

(vitamine B12)

0,005 mg 10. Foliumzuur (vitamine B9) 0,60 mg 11. Pantotheenzuur

(vitamine B5) (als dexpanthenol)

15,0 mg 14,0 mg 12. Biotine (vitamine B7) 0,06 mg 13. Nicotinamide

(vitamine B3)

40,0 mg

Hulpstof(fen) met bekend effect: Dit geneesmiddel bevat tot 2 mmol (46 mg) natrium per injectieflacon, zie rubriek 4.4.

Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3. FARMACEUTISCHE VORM Poeder voor oplossing voor infusie Geeloranje massa of poeder

4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties

Parenterale vitaminesubstitutie, wanneer orale of enterale voeding onmogelijk, ontoereikend of gecontra-indiceerd is.

(2)

Page 2 of 11

Nutratain is geïndiceerd voor gebruik bij volwassenen en kinderen van 11 jaar en ouder.

4.2 Dosering en wijze van toediening

Dosering

Volwassenen, adolescenten en kinderen van 11 jaar en ouder:

1 injectieflacon per dag Ouderen

De dosis voor volwassenen hoeft niet noodzakelijkerwijs te worden aangepast aan de leeftijd. De arts moet zich echter bewust zijn van het verhoogde risico op aandoeningen die de dosering bij deze patiënten kunnen beïnvloeden (zie rubriek 4.4).

Patiënten met lever- en nierinsufficiëntie:

Tijdens de toediening moeten de plasmaniveaus van de vitaminen worden gemonitord en de dosering moet dienovereenkomstig worden aangepast.

Pediatrische patiënten - kinderen jonger dan 11 jaar:

Nutratain is gecontra-indiceerd voor gebruik bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen jonger dan 11 jaar.

Opmerking:

Wanneer Nutratain tegelijkertijd wordt toegediend met andere vitaminebevattende producten, moet rekening worden gehouden met de totale hoeveelheid van deze vitaminen om een overdosering te voorkomen.

Wijze van toediening Intraveneus gebruik.

Nutratain moet langzaam worden toegediend. De toedieningstijd en infusiesnelheid zijn afhankelijk van de aanbevelingen van de infusieoplossing (zie rubriek 6.6).

Te nemen voorzorgen voorafgaand aan gebruik of toediening van het geneesmiddel

Nutratain mag uitsluitend worden gebruikt als toevoeging aan infusieoplossingen. Na reconstitutie in water voor injecties, NaCl 9 mg/ml of glucoseoplossing 50 mg/ml, wordt het verdund in compatibele

oplossingen/emulsies voor infusie (zie rubriek 6.6). Gebruik het alleen als de gereconstitueerde oplossing helder en geeloranje van kleur is.

4.3 Contra-indicaties

● Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen, waaronder soja-eiwitten/sojaproducten of pinda-eiwitten/pindaproducten.

● Pasgeborenen, zuigelingen en kinderen jonger dan 11 jaar

● Reeds bestaande hypervitaminose

● Ernstige hypercalciëmie, hypercalciurie of een behandeling, ziekte en/of aandoening die kan leiden tot ernstige hypercalciëmie en/of tot hypercalciurie (bijvoorbeeld tumoren, skeletmetastasen, primaire hyperparathyreoïdie, granulomatose enz.)

● Combinatie met vitamine A of retinoïden (zie rubriek 4.5).

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Waarschuwingen

Er zijn lichte tot ernstige systemische overgevoeligheidsreacties gemeld voor de stoffen in Nutratain (waaronder vitamine B1, B2, B12, foliumzuur, sojalecithine en allergische kruisreacties op eiwitten uit

sojabonen en pinda’s), zie rubriek 4.8. De infusie of injectie moet onmiddellijk worden gestopt als er tekenen of symptomen van een overgevoeligheidsreactie optreden.

(3)

Page 3 of 11

Eén injectieflacon per dag wordt geïndiceerd voor de normale dagelijkse vitaminebehoeften en het

handhaven van vitaminehomeostase. Als er sprake is van specifieke tekorten van afzonderlijke vitaminen, is afzonderlijke toevoeging van deze vitaminen noodzakelijk. Er moet rekening worden gehouden met

aanvullende vitaminen uit andere bronnen, om een overdosering en toxische effecten te voorkomen.

Het risico op hypervitaminose A en vitamine A-toxiciteit is verhoogd bij bijvoorbeeld patiënten met een eiwittekort, patiënten met een nierinsufficiëntie (zelfs zonder gebruik van vitamine A-supplementen) of met een leverinsufficiëntie, pediatrische patiënten en patiënten die een langdurige behandeling krijgen. Acute leverziekte bij patiënten met verzadigde vitamine A-opslag in de lever kan tot de manifestatie van vitamine A-toxiciteit leiden.

Alcohol bevordert de depletie van vitamine A in de lever en stimuleert vitamine A-toxiciteit. Daarom moeten er speciale voorzorgsmaatregelen worden getroffen bij patiënten met chronisch alcoholmisbruik.

Bovenmatige hoeveelheden vitamine D kunnen hypercalciëmie en hypercalciurie tot gevolg hebben. Het risico op vitamine D-toxiciteit is hoger bij patiënten met aandoeningen en/of stoornissen die hypercalciëmie en/of hypercalciurie kunnen veroorzaken en patiënten die langdurig vitaminetherapie ondergaan.

Hoewel het uiterst zeldzaam is, kunnen bovenmatige hoeveelheden vitamine E de wondgenezing negatief beïnvloeden vanwege bloedplaatjesdisfunctie en bloedstollingsstoornissen. Het risico op vitamine E-

toxiciteit is hoger bij patiënten met een leverinsufficiëntie, patiënten met stollingsstoornissen of patiënten die orale antistollingstherapie of langdurig vitaminetherapie ondergaan.

Foliumzuur en vitamine K kunnen tot maag-darmstelselaandoeningen leiden wanneer grote doses worden toegepast.

Bijzondere voorzorgen bij gebruik

Monitoring

Er moet rekening worden gehouden met de totale vitamine-inname uit alle bronnen, zoals voeding (zoals vetemulsies), andere vitaminesupplementatie of geneesmiddelen die mogelijk een interactie met Nutratain (zie rubriek 4.5) veroorzaken.

De klinische status en vitamineniveaus in plasma (met name vitamine A, D en E) moeten regelmatig worden gemonitord, in het bijzonder bij patiënten met leverinsufficiëntie of nierinsufficiëntie en bij patiënten die een langdurige toediening nodig hebben.

Patiënten die langdurig als enige vitaminebron parenterale multivitaminen krijgen, moeten worden gemonitord om een adequate supplementatie te waarborgen.

Snelle hervoeding bij ondervoede of uitgeputte patiënten kan tot het ‘refeedingsyndroom’ leiden dat wordt gekenmerkt door ernstige verschuivingen in elektrolyten en vocht die gepaard gaan met metabole

complicaties. Bij hervoeding is de toediening van mineralen vereist, zoals fosfaat en magnesium, en

cofactoren zoals thiamine. Daarom moet bij hervoeding ook met vitaminesupplementatie worden gestart. Er moet een adequate toevoer van thiamine zijn.

Omdat de inhoud vitamine K bevat, moeten de stollingsfactoren van de patiënt regelmatig worden gemonitord.

Bij patiënten die multivitaminesupplementen kregen, is een stijging van de galzuurniveaus (totale en afzonderlijke galzuren waaronder glycocholzuur) gemeld. Omdat de inhoud van Nutratain glycocholzuur bevat, verdient het aanbeveling de leverfunctie nauwlettend te monitoren.

Sommige vitaminen (met name A, B2 en B6) zijn gevoelig voor ultraviolet licht (zoals direct of indirect zonlicht). Daarnaast kunnen hogere zuurstofniveaus in de oplossing leiden tot het verlies van vooral

(4)

Page 4 of 11

vitamine A, B1, C en D. Neem deze factoren in overweging als er geen toereikende vitamineniveaus worden bereikt.

Algemene monitoring van parenterale voeding

Van lever- en galaandoeningen, waaronder cholestase, leversteatose, fibrose en cirrose mogelijk met leverfalen tot gevolg, evenals cholecystitis en cholelithiase, is bekend dat ze bij sommige patiënten die parenterale voeding krijgen (waaronder parenterale voeding met vitaminesupplementatie) kunnen ontstaan.

Daarom wordt de monitoring van de leverfunctieparameters aanbevolen bij patiënten die parenterale voeding met Nutratain krijgen. Patiënten die abnormale laboratoriumparameters of andere symptomen van lever- en galaandoeningen ontwikkelen, moeten vroeg worden beoordeeld door een arts die bekend is met

leveraandoeningen, om mogelijke oorzakelijke en bijdragende factoren en mogelijke therapeutische en profylactische interventies te identificeren.

Patiënten met een leverinsufficiëntie

Patiënten met een leverinsufficiëntie hebben mogelijk een individueel afgestemde vitaminesupplementatie nodig. Er moet in het bijzonder op de vitamine A-niveaus worden gelet, omdat de aanwezigheid van

leverziekte gepaard gaat met een verhoogde gevoeligheid voor vitamine A-toxiciteit, met name bij patiënten met chronisch alcoholmisbruik.

Omdat Nutratain glycocholzuur bevat, is een nauwlettende monitoring van de leverfunctie verplicht indien Nutratain herhaaldelijk of langdurig wordt toegediend.

Patiënten met een nierinsufficiëntie

Door een verminderd vermogen van de nieren om een teveel aan wateroplosbare vitaminen uit te scheiden, lopen patiënten met een nierinsufficiëntie mogelijk risico op overdosering/toxiciteit in de predialysefase. In de dialysefase kan het verlies van vitaminen, met name wateroplosbare vitaminen, ertoe leiden dat er meer vitaminen nodig zijn. Er is mogelijk een individueel afgestemde vitaminesupplementatie nodig, afhankelijk van de ernst van de nierinsufficiëntie en de aanwezigheid van comorbiditeiten. Er moet in het bijzonder worden gelet op patiënten met ernstige nierinsufficiëntie voor het handhaven van de vitamine D-status en het voorkomen van vitamine A-toxiciteit.

Gebruik bij patiënten met vitamine B12-deficiëntie

Bij patiënten met een risico op vitamine B12-deficiëntie (cyanocobalaminedeficiëntie), bijvoorbeeld patiënten met kortedarmsyndroom, inflammatoire darmziekte, gebruik van metformine gedurende meer dan vier maanden, gebruik van protonpompremmers of histamine H2-blokkers gedurende meer dan 12 maanden, veganisten of strikte vegetariërs, en volwassenen ouder dan 75 jaar, en/of als er een behandeling gedurende meerdere weken is gepland, wordt aangeraden om vóór het begin van de behandeling met Nutratain de vitamine B12-status te beoordelen.

Na een aantal dagen toediening kunnen de afzonderlijke hoeveelheden van zowel cyanocobalamine (vitamine B12) als foliumzuur in Nutratain voldoende zijn om bij sommige patiënten met

vitamine B12-deficiëntie-geassocieerde megaloblastaire anemie, een stijging van de rodebloedceltelling, de reticulocytentelling en de hemoglobinewaarden te bewerkstelligen. Hierdoor kan een bestaande

vitamine B12-deficiëntie, waarvoor hogere doses cyanocobalamine nodig zijn dan de in Nutratain verstrekte doses, worden gemaskeerd.

Bij het interpreteren van de vitamine B12-gehaltes dient er rekening mee te worden gehouden dat de gehaltes door recente inname van vitamine B12 normaal kunnen lijken ondanks een tekort in de weefsels.

Pediatrische patiënten

Nutratain is gecontra-indiceerd voor gebruik bij pasgeborenen, zuigelingen en kinderen jonger dan 11 jaar.

Oudere patiënten

Vanwege de hogere leeftijd en de bijbehorende hogere frequentie van een verminderde lever-, nier- of hartfunctie, en ook vanwege gelijktijdige ziekten of medicatie moet in het algemeen aanpassing van de dosering (verlagen van de dosis en/of verlengen van de doseringsintervallen) worden overwogen voor oudere patiënten.

(5)

Page 5 of 11

Bijzondere waarschuwingen/voorzorgen met betrekking tot hulpstoffen

Dit geneesmiddel bevat tot 2 mmol (46 mg) natrium per injectieflacon, overeenkomend met 2,3% van de door de WHO aanbevolen maximale dagelijkse inname van 2 g voor een volwassene.

Interferentie met serologische onderzoeken

Voorafgaand aan bloedafname voor de detectie van megaloblastaire anemie (pernicieuze anemie) mag het product niet worden toegediend, omdat toegediend foliumzuur cyanocobalaminedeficiëntie kan maskeren en vice versa.

De aanwezigheid van ascorbinezuur in het bloed en de urine kan bij sommige bloed- en urineglucosetestsystemen tot foutief hoge of lage glucosewaarden leiden.

Biotine kan interfereren met laboratoriumtests op basis van een biotine/streptavidine-interactie die kan leiden tot onjuist lagere of onjuist hogere testresultaten, afhankelijk van de test. Het interferentierisico is hoger bij kinderen en patiënten met een nierfunctiestoornis en neemt toe bij hogere doses. Bij de interpretatie van laboratoriumtests moet rekening worden gehouden met een mogelijke biotine-interferentie, in het bijzonder wanneer een gebrek aan samenhang met de klinische symptomen wordt waargenomen (bijv. resultaten van schildkliertests die de ziekte van Graves nabootsen bij asymptomatische patiënten die biotine gebruiken of vals negatieve troponinetestresultaten laten zien bij patiënten met een hartinfarct die biotine gebruiken). In die gevallen waarin interferentie wordt vermoed, moeten zo mogelijk alternatieve tests worden gebruikt die niet gevoelig zijn voor biotine-interferentie. Het laboratoriumpersoneel moet worden geraadpleegd wanneer om laboratoriumtests wordt gevraagd voor patiënten die biotine gebruiken.

Verenigbaarheid

Voordat Nutratain wordt gemengd met andere infusieoplossingen/emulsies, moeten de verenigbaarheid worden getest (zie rubriek 6.2 en 6.6).

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie

Door verschillende interacties kunnen sommige geneesmiddelen zorgen voor een stijging of daling van de vitamineniveaus.

Geneesmiddelen die de vitamineniveaus doen stijgen, zijn onder andere:

 Retinoïden (bijvoorbeeld bexaroteen of acitretine) verhogen het risico van hypervitaminose A (zie rubriek 4.3 en 4.4).

Geneesmiddelen die de vitamineniveaus doen dalen, zijn onder andere:

 Geneesmiddelen die het vitamine D-metabolisme verstoren, waaronder anti-epileptica (bijvoorbeeld carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, fosfenytoïne en primidon), antineoplastica (bijvoorbeeld anthracyclines, taxanen), rifampicine, glucocorticoïden, efavirenz, zidovudine en ketoconazol, kunnen de inactiveringssnelheid van vitamine D verhogen

 Pyridoxineantagonisten, waaronder cycloserine, hydralazine, isoniazide, penicillamine, fenelzine en theofylline, en bepaalde enzyminducerende anticonvulsiva (bijvoorbeeld fenytoïne en carbamazepine) kunnen de pyridoxinebehoefte verhogen

 Ethionamide kan pyridoxinedeficiëntie veroorzaken

 Foliumzuurantagonisten (bijvoorbeeld methotrexaat, pyrimethamine), enzyminducerende anti-epileptica (bijvoorbeeld fenytoïne, fosfenytoïne, carbamazepine, primidon) en hoge doses theecatechinen kunnen folaatdeficiëntie veroorzaken door het blokkeren van de omzetting van de inactieve vorm in de actieve vorm van foliumzuur

 Behandeling met rifampicine kan de vitamine D-concentratie laten dalen Verdere interacties:

 Foliumzuur kan de effectiviteit van sommige anticonvulsiva (bijvoorbeeld fenobarbital, fenytoïne, fosfenytoïne en primidon) verstoren, wat tot een hogere frequentie van toevallen leidt.

 Hoge niveaus foliumzuur kunnen tot een verhoogde cytotoxiciteit van op fluoropyrimidine gebaseerde chemotherapieën leiden.

(6)

Page 6 of 11

 Deferoxamine: verhoogd risico van ijzergeïnduceerd hartfalen door een verhoogde ijzermobilisatie door vitamine C-supplementatie (> 500 mg). Raadpleeg de productinformatie van deferoxamine voor specifieke voorzorgsmaatregelen.

 Nutratain bevat vitamine A, dat kan leiden tot een verhoging van idiopathische intracraniële hypertensie wanneer het wordt gebruikt in combinatie met geneesmiddelen die idiopathische intracraniële hypertensie kunnen veroorzaken (bijvoorbeeld sommige tetracyclines).

 Nutratain bevat vitamine K, wat het effect van een antistollingsbehandeling met coumarinederivaten (bijvoorbeeld acenocoumarol, warfarine, fenprocoumon) kan afzwakken. Daarom moeten de bloedstollingsfactoren (protrombinetijd [PT]/international normalized ratio [INR]) tijdens de behandeling met dat type anticoagulantia vaker nauwlettend worden gemonitord.

 Orale oplossing tipranavir: bevat 116 IE/ml vitamine E, wat meer is dan de aanbevolen dagelijkse inname.

Interacties met aanvullende vitaminesupplementen:

Sommige geneesmiddelen kunnen een interactie aangaan met bepaalde vitaminen, bij doses die beduidend hoger zijn dan die van Nutratain. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij patiënten die vitaminen uit meerdere bronnen krijgen. Indien van toepassing, moeten patiënten op dergelijke interacties worden

gemonitord en overeenkomstig worden behandeld.

4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding

Artsen moeten de mogelijke risico’s en voordelen voor elke specifieke patiënt zorgvuldig afwegen voordat ze Nutratain voorschrijven.

Zwangerschap

Er zijn geen of een beperkte hoeveelheid gegevens over het gebruik van Nutratain bij zwangere vrouwen.

Dieronderzoek heeft onvoldoende gegevens opgeleverd wat betreft reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3).

Het gebruik van Nutratain tijdens de zwangerschap kan zo nodig worden overwogen, ervan uitgaande dat de indicatie en doseringen in acht worden genomen om een vitamineoverdosering te voorkomen.

De aanbevolen dagelijkse dosis mag niet worden overschreden, omdat hoge doses vitamine A tijdens de zwangerschap tot misvormingen bij de foetus kunnen leiden.

Borstvoeding

Nutratain en de bijbehorende metabolieten worden uitgescheiden in de moedermelk.

Vanwege het risico op een vitamine A-overdosering bij de pasgeborene wordt het gebruik van Nutratain tijdens de borstvoeding niet aanbevolen.

Vruchtbaarheid

Er zijn geen gegevens beschikbaar.

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen

Nutratain heeft geen of een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen.

4.8 Bijwerkingen

Na de parenterale toediening van multivitaminen zijn in zeldzame gevallen anafylactische reacties gemeld.

Er zijn ook zeldzame meldingen van anafylactoïde reacties na grote intraveneuze doses thiamine, hoofdzakelijk bij patiënten met een predispositie voor allergische reacties. Het risico is echter verwaarloosbaar als thiamine gelijktijdig wordt toegediend met andere B-vitaminen.

Lijst van bijwerkingen

Bijwerkingen worden als volgt vermeld overeenkomstig de frequentie:

Zeer vaak: (≥ 1/10)

Vaak: (≥ 1/100, < 1/10)

(7)

Page 7 of 11

Soms: (≥ 1/1.000, < 1/100) Zelden: (≥ 1/10.000, < 1/1.000) Zeer zelden: (< 1/10.000)

Niet bekend: (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald) Maagdarmstelselaandoeningen

Niet bekend: Misselijkheid, braken, diarree Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen

Niet bekend: Reacties op de injectieplaats, zoals brandend gevoel, huiduitslag Immuunsysteemaandoeningen

Niet bekend: Van overgevoeligheid tot aan een anafylactische shock Onderzoeken

Niet bekend: Transaminasen verhoogd, alanineaminotransferase verhoogd, totale galzuren verhoogd, gamma-glutamyltransferase verhoogd, glutamaat-dehydrogenase verhoogd, alkalische fosfatase in het bloed verhoogd

Melding van vermoedelijke bijwerkingen

Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd.

Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via - in Nederland: het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, website: www.lareb.nl

- in België: Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten - Afdeling Vigilantie - Postbus 97 - B-1000 Brussel Madou -website: www.fagg.be - e-mail: adversedrugreactions@fagg-afmps.be 4.9 Overdosering

Het risico op overdosering is in het bijzonder hoog als een patiënt vitaminen uit meerdere bronnen krijgt of als de totale supplementatie van een vitamine niet overeenkomt met de afzonderlijke behoefte van de patiënt, of bij patiënten met een verhoogde gevoeligheid voor hypervitaminose (bijvoorbeeld patiënten met een lever- of nierinsufficiëntie) (zie rubriek 4.4).

Symptomen van een overdosering:

De meest frequente overdoseringen van multivitaminen gaan gepaard met misselijkheid, braken en diarree.

Daarnaast kan acute of chronische overdosering van vitaminen symptomatische hypervitaminose veroorzaken met symptomen als:

- Vitamine A: droge, schilferige huid en symptomen van een verhoogde intracraniële druk; leverschade kan geelzucht en ascites veroorzaken

- Vitamine C: calciumoxalaatkristallen kunnen acuut nierfalen of chronische nefropathie veroorzaken - Vitamine D: hypercalciëmie

- Vitamine E: misselijkheid, hoofdpijn, zwakte - Vitamine K: kan stollingsstoornissen veroorzaken - Vitamine B6: perifere neuropathie

- Vitamine B2: kan voor gele transpiratie zorgen

- B-vitaminen: kunnen zorgen voor een intensere gele kleur van urine

Behandeling:

De behandeling van de vitamineoverdosering bestaat meestal uit het stopzetten van het gebruik van de vitamine en andere maatregelen indien klinisch geïndiceerd.

5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN 5.1 Farmacodynamische eigenschappen

(8)

Page 8 of 11

Farmacotherapeutische categorie: Additieven infusieoplossing, vitaminen ATC-code: B05XC

Vitaminen zijn een onmisbaar deel van de voeding. Ze dienen voor de handhaving van de integriteit van het organisme en de lichaamsfuncties.

Parenteraal toegediende vitaminen voorkomen de klinische gevolgen van vitaminedeficiëntie in situaties waarin voedsel niet oraal kan of mag worden ingenomen.

5.2 Farmacokinetische eigenschappen

Absorptie

De werkzame stoffen in het geneesmiddel zijn fysiologische componenten van het organisme en zijn 100 procent biologisch afbreekbaar als gevolg van de intraveneuze toediening.

Distributie en stofwisseling

De vitaminen worden op dezelfde wijze in het lichaam gedistribueerd als vitaminen die via oraal voedsel worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor alle stofwisselingsprocessen.

Uitscheiding

Vetoplosbare vitaminen worden hoofdzakelijk in de lever en vetweefsels bewaard. Vetoplosbare vitaminen, met uitzondering van vitamine K, worden in het algemeen langzamer uitgescheiden dan wateroplosbare vitaminen, en vitamine A en D kunnen zich ophopen en toxische effecten in het lichaam veroorzaken.

Vitamine K wordt hoofdzakelijk in de lever opgehoopt, maar wordt slechts kortstondig in het lichaam bewaard. Wateroplosbare vitaminen, zoals vitamine C en de B-vitaminen, worden slechts kortstondig in het lichaam bewaard en worden daarna via de urine uitgescheiden.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek

Effecten bij niet-klinische onderzoeken werden uitsluitend waargenomen na blootstelling die geacht wordt beduidend hoger te liggen dan het maximale niveau waaraan de mens wordt blootgesteld, zodat deze weinig relevant zijn voor klinische doeleinden. De details zijn als volgt:

a) Toxiciteit

De toxiciteit van de werkzame stoffen bij een enkele dosis en herhaalde doses is zeer laag. Uit de beschikbare gegevens blijkt geen mogelijk risico voor mensen.

b) Mutageen of tumorigeen potentieel

Er zijn geen preklinische onderzoeken beschikbaar met betrekking tot het mutageen of tumorigeen potentieel van Nutratain.

Onder de voorwaarden van klinisch gebruik worden er geen mutagene en carcinogene effecten van de werkzame stoffen verwacht.

c) Teratogeniciteit

Er zijn geen onderzoeken naar de reproductie- en ontwikkelingstoxiciteit van Nutratain beschikbaar.

Bij onderzoeken naar hoge doses van afzonderlijke vitaminen zijn afwijkingen in de foetale ontwikkeling gemeld.

d) Reproductietoxiciteit

Er zijn geen onderzoeken naar embryotoxiciteit met Nutratain uitgevoerd.

De matrix (zogeheten gemengde micellen [glycocholzuur + lecithine]) is onderzocht.

Onderzoeken naar embryotoxiciteit bij ratten en konijnen leverden geen resultaten op die duiden op teratogeniciteit.

Bij konijnen leidde een 10-voud van de therapeutische dosis tot spontane abortus. Bij ratten leidde de toediening van een 10- tot 20-voud van de therapeutische dosis tijdens de peri- en postnatale periode tot een verhoogde mortaliteit van de nakomelingen.

(9)

Page 9 of 11

6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS 6.1 Lijst van hulpstoffen

Glycine

Zoutzuur (voor pH-aanpassing) Natriumglycocholaat

Sojafosfatidylcholine

Natriumhydroxide (voor pH-aanpassing) 6.2 Gevallen van onverenigbaarheid

Dit geneesmiddel mag niet met andere geneesmiddelen gemengd worden, als de verenigbaarheid en stabiliteit niet zijn aangetoond. Zie rubriek 6.6 voor meer informatie.

Indien gelijktijdige toediening van geneesmiddelen, die onverenigbaar zijn met Nutratain, nodig is, moeten deze via aparte infuuslijnen worden toegediend.

Additieven kunnen onverenigbaar zijn met parenterale voeding die Nutratain bevat.

Vitamine A en thiamine in Nutratain kunnen reageren op bisulfieten in parenterale voedingsoplossingen (bijvoorbeeld als gevolg van toevoegingen), wat tot de afbraak van vitamine A en thiamine leidt.

Een verhoging van de pH van een oplossing kan leiden tot een grotere afbraak van sommige vitaminen.

Hiermee dient rekening te worden gehouden wanneer alkalineoplossingen worden toegevoegd aan het mengsel met Nutratain.

Bij verhoogde calciumconcentraties in een vermenging kan de stabiliteit van foliumzuur worden aangetast.

6.3 Houdbaarheid

ongeopend 2 jaar

na reconstitutie en verdunning

Het gereconstitueerde en verdunde geneesmiddel moet onmiddellijk worden gebruikt.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren

Bewaren in de koelkast (2°C – 8°C). Bij kamertemperatuur (beneden 25°C) is het product na 3 maanden niet meer houdbaar.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking

Injectieflacons van amberkleurig glas, type I (Ph. Eur.) verzegeld met broombutylrubberen stoppen; inhoud:

932 mg droog poeder.

Verkrijgbaar in verpakkingen van 5 en 10 injectieflacons.

Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht.

6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies

Voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen

Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.

Instructies voor de hantering

(10)

Page 10 of 11

Bij de reconstitutie en verdunning van het product in een geschikte oplossing/emulsie voor infusie moeten strikte aseptische voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.

De inhoud van een injectieflacon moet worden opgelost door 5 ml van een geschikt oplosmiddel (water voor injecties, glucoseoplossing 50 mg/ml of natriumchloride 9 mg/ml) toe te voegen en zachtjes te schudden om het gelyofiliseerde poeder op te lossen. Gebruik het geneesmiddel niet tenzij de gereconstitueerde oplossing helder en geeloranje van kleur is. De gereconstitueerde oplossing moet onmiddellijk worden gebruikt.

Het poeder moet volledig opgelost zijn alvorens het over te brengen naar

 glucoseoplossing 50 mg/dl

 natriumchloride 9 mg/ml

 vetemulsie

 binair parenteraal voedingsmengsel met een combinatie van glucose, elektrolyten en aminozuren

 of ternair parenteraal voedingsmengsel met een combinatie van oplossingen met glucose, elektrolyten, aminozuren en lipiden

De uiteindelijke oplossing moet goed worden gemengd.

Na het toevoegen van Nutratain aan een parenterale voedingsoplossing, moet worden gecontroleerd op eventueel afwijkende kleuren en/of de aanwezigheid van bezinksel, onoplosbare complexen of kristallen.

Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen met uitzondering van de hierboven genoemde geneesmiddelen, tenzij de verenigbaarheid en stabiliteit zijn aangetoond.

Alleen gebruiken wanneer de oorspronkelijke verzegeling intact is, het blok of het poeder geeloranje is en de verpakking onbeschadigd is.

Uitsluitend voor eenmalig gebruik. De verpakking en ongebruikte resten moeten na gebruik worden weggegooid.

7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN B. Braun Melsungen AG

Carl-Braun-Straße 1

34212 Melsungen, Duitsland Tel.: +49-5661-71-0 Fax: +49-5661-71-4567

8. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN In Nederland: RVG 120993

In België: BE533831

9. DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE VERGUNNING

In Nederland: Datum van eerste verlening van de vergunning: 5 september 2018

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

In Nederland: Laatste gedeeltelijke wijziging betreft de rubrieken 2, 4.2, 4.4 en 6.6: 19 december 2019 In België: Datum van herziening: 11/2019

(11)

Page 11 of 11

Datum van goedkeuring: 09/2018

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na toediening van het diergeneesmiddel worden de volwassen vlooien op het dier gedood, er worden geen levensvatbare eitjes meer geproduceerd en larven (die alleen aanwezig zijn in de

Vanwege de epilepsie en het gelijktijdige gebruik van andere anti-epileptica tijdens de gerapporteerde zwangerschappen kunnen er geen definitieve conclusies worden getrokken over

Om te komen tot handvatten om de positie van mbo’ers met een niet-westerse migratieachtergrond bij de overgang naar de ar- beidsmarkt te versterken, is meer inzicht nodig in

De stagemakelaars van Startpunt Nieuw-West sommen op wat daarvoor nodig is: “Een combinatie van goed kunnen communiceren, praatgraag, verbinder en creatief.” De

Het is belangrijk ervoor te zorgen dat het diergeneesmiddel op een plaats wordt toegediend waar het niet opgelikt kan worden en ervoor te zorgen dat dieren elkaar niet likken na

Indien de hoge sterkte (kauwgom van 4 mg) bijwerkingen veroorzaakt, dient het gebruik van de lage sterkte (kauwgom van 2 mg) te worden overwogen.. De aanvankelijke dosis

Bij de beslissing om dit middel voor te schrijven moet rekening worden gehouden met de huidige risicofactoren van de individuele vrouw, in het bijzonder met de risicofactoren

Aangezien geen adequate reproductieve studies met methylprednisolonacetaat met lidocaïne zijn uitgevoerd bij mensen, mag dit geneesmiddel enkel worden toegediend tijdens