• No results found

Tussen twee dekzandruggen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Tussen twee dekzandruggen"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Opgravingen op en rondom de Golfbaan bij Wythmen tussen 1992 en 2002

Zwolle april 2003 Hemmy Clevis

T ussen twee dekzandruggen

(2)

Inleiding

In 1993 werd geregeld dat de archeologische dienst van Zwolle een onderzoek kon ver- richten op het terrein van de nieuw aan te leggen golfbaan. Dat het onderzoek gefa- seerd plaats zou vinden en in tijd meer dan negen jaar uiteen zou liggen, werd toen nog niet vermoed. Na het archeologisch onderzoek in 2002 werd besloten om bij de uitwer- king naar een iets groter gebied te kijken en de opgravingen aan de Zalnéweg 1999 en Boschwijk 2001 mee te nemen. Er wordt ook verwezen naar een archeologische waar- neming uit 1992, die reeds in ABZ 1 is gepubliceerd.1

In 1982 en 1995 heeft Hamming geschreven over een vroegere Vechtloop die gelegen zou hebben tussen de hogere zandgronden waarop onder andere Boschwijk ligt en de hogere zandgronden langs de Erfgenamenweg (zie afb. 2).2In de laagte er tussen heeft het beekdal gelegen. Op de hogere zandgronden zijn archeologische vondsten gedaan uit de Steentijd (9000-2200 v. Chr.), Bronstijd (2200-800 v. Chr.), IJzertijd (800-0), de Inheems Romeinse periode, de Merovingische (Frankische) en Karolingische perioden en ook nog daarna. Kortom, uit alle perioden komen vondsten. Bekend is dat men in de prehistorie de hogere zandgronden opzocht, vaak op geringe afstand van open water als rivieren of beken. In de loop van de IJzertijd komt daar verandering in: men gaat ook waterputten (of waterkuilen) gebruiken, waardoor de afstand tot open water niet meer zo nauw luistert.

In de historische tijd zijn de hogere zandruggen in trek gebleven. We vinden er verschil- lende havezathen en buitenhuizen. In en rondom het Golfbaangebied ligt een viertal bui- tenhuizen: de Selhorst, Boschwijk, Veldwijk en Valkenberg. De oudste cartografische informatie is terug te vinden op de Hottingerkaart uit 1780 (afb. 1). Kijken we naar dat deel waarop de Selhorst, Boschwijk en Veldwijk afgebeeld zijn, dan lijkt het alsof aan de Selhorst een stuk ‘woeste gronden’ vast zit, waardoor dit gebied nog een strook langs de Erfgenamenweg bestrijkt. Het kan ook zijn dat Veldwijk een deel van de ‘woeste gronden’ langs de Erfgenamenweg in bezit heeft.

De drie buitenhuizen hebben elk een groot tuincomplex met een strakke, geometrische inrich- ting. In 1847 wordt de Selhorst op een iets andere locatie herbouwd. Dit latere, waarschijnlijk wit geschilderde herenhuis was een kort leven beschoren. In 1900 werd het alweer gesloopt.

De oudste vermelding van de (familie)naam Selhorst (Sallhorst) gaat terug tot 1384.

Veldwijk is omstreeks 1750 gebouwd in opdracht van Willem van Grootveld. Boschwijk zou pas omstreeks 1770 gebouwd zijn, hoewel het landgoed samen met Landwijk terug gaat tot ca 1520.

1

Afb.1.

Detail van de Hottingerkaart (ca.

1780). Het noorden ligt beneden.

(3)

In ‘Een Aardsch Paradijs’ uit 1994 worden de buitens Landwijk, Boschwijk en Veldwijk behandeld. Heymerick Tromp beschrijft hoe de landschapsstijl langzaam de geometri- sche stijl in de tuinarchitectuur vervangt in de tweede helft van de 18de eeuw.3Helaas wordt de Selhorst niet in deze publicatie behandeld.

Historische gegevens

Volgens R. van Beek zou in een van de bosjes langs de Erfgenamenweg een grafheu- vel kunnen liggen. Dit was een heel aannemelijke veronderstelling, omdat in het gebied maar liefst twee bijlen zijn gevonden. Een bijl wijst niet direct op een nederzettingscon- text maar veeleer op een grafcontext of votiefvondst. Een votiefvondst moet gezien wor- den als een offer, meestal gedaan in een moeras of meer. De zandhoogte langs de Erfgenamenweg vormde een ideale plek om grafheuvels aan te leggen, omdat ze vanuit het westen van verre al te zien waren.

In 1972 is een basisbijl gevonden, vervaardigd uit het gewei van een edelhert.4De da- tering moet in de Steentijd dan wel in de Bronstijd gezocht worden. Een bronzen bijl die in 1994 door een detectoramateur werd gevonden, wijst op een votiefvondst of op graf- heuvels. Votiefvondsten komen meestal uit laagten.5Het is echter onduidelijk of de vondst in situ is gedaan of dat de bijl van elders is aangevoerd. In het laatste geval zou hij afkomstig kunnen zijn uit een grafheuvel langs de Erfgenamenweg. Het is een bron- zen hielbijl met oor die in de Midden of Late Bronstijd gedateerd kan worden.6

De Zalnéweg 1992

21-5-1992

Wetenschappelijke leiding: H. Clevis

Medewerkers: R. van Beek, H. Duiker, N. van der Meer Uitwerking: R. van Beek, H. Wevers, C. Hamming

In mei 1992 werd het talud aangelegd van de toegangsweg naar de Wythmenerplas (afb. 3). Van Beek die met enkele amateur archeologen op pad was, vond in het talud scherven. Enkele dagen later werd met medewerking van de gemeentelijk archeoloog het profiel van het gehele talud afgeschaafd en getekend. Daarbij zijn 390 scherven van

2

Afb. 2.

Overzicht van de opgravingsputten tussen 1992 en 2002.

(4)

aardewerk gevonden die gedateerd konden worden in de tweede en derde eeuw van onze jaartelling. In het profiel was de ingraving te zien van een waterput; het bleek een vierkante houten put te zijn met zijden van ca 70 cm. De hoeken bestonden uit rechtop- staande, aangepunte palen. De wanden bestonden uit horizontale planken.

Het profiel gaf een prachtig ongeschonden beeld. Op ongeveer één meter onder het maaiveld kwam een prachtige donkere laag te voorschijn, waarmee dit een voorbeeld werd van een humuspodzolprofiel. Het was ook de laag waar de scherven uitkwamen.

Boven deze laag, die het oorspronkelijke loopvlak vormde in de tweede en derde eeuw na Christus, lagen drie andere lagen, tezamen ongeveer één meter dik. De bovenste daarvan was uiteraard de bouwvoor. De twee lagen daaronder zijn afkomstig van egali- satie. De bodemkundige Hamming, die het profiel heeft geanalyseerd, veronderstelt dat dit zand ontstaan is door egalisatie, waarbij de hogere delen van de zandrug zijn afge- graven en de lagere delen zijn opgevuld.7Door later onderzoek elders kan deze analy- se alleen maar onderschreven worden. Het profiel kon over een lengte van 18 meter getekend worden. In het weiland er achter zijn enkele boringen verricht die eenzelfde beeld gaven als de profielopbouw. Het is duidelijk dat in dit gebied een ongeschonden, Inheems Romeinse nederzetting ligt. Op de archeologische waarderingskaart die in 2002 tot stand is gekomen is dit terrein dan ook gewaardeerd op 100%.

Van Beek, die het aardewerk heeft geanalyseerd, stelt dat er veel overeenkomsten zijn met aardewerk uit de Wijster typologie, waardoor hij uitgaat van sterke relaties met het Friese gebied.8

De uitgangspunten voor vondsten aan de andere zijde van het beekdal van de oudere Vechtloop waren derhalve veelbelovend.

3

Erfgenamenweg 1993

Wetenschappelijke leiding: H. Clevis Archeologisch veldtechnicus: P. Alders Uitwerking: P. Rogers

In september 1993 werd gestart met enkele sleu- ven (zie afb. 4). In een ca 50 meter lange oost- west sleuf en twee ca 30 meter lange zuid-noord sleuven kwam geen enkel spoor te voorschijn. De dekzandhoogte bleek hier onthoofd te zijn. Er was geen spoor meer te vinden van een oorspronkelij- ke bodem. Bij latere waarnemingen aan de oost-

zijde van de Erfgenamenweg bleek ook hier het oorspronkelijke bodemprofiel groten- deels verdwenen te zijn. Alleen daar waar een nieuw aangelegde wetering de Erfgenamenweg kruist, ligt in het zuidoostelijk deel nog een intact bodemprofiel.

Zalnéweg noordzijde 1999

4-12 oktober 1999

Wetenschappelijke leiding: H. Clevis Archeologisch veldtechnicus: P. Rogers

Medewerkers: C. van der Sluis, H. Heikamp, N. van der Meer Uitwerking: P. Rogers, H. Wevers

Tijdens een proefonderzoek, voorafgaand aan de beplanting met bos, zijn hier veel grondsporen aangetroffen (afb. 5 en 6). Het bleek te gaan om sporen en aardewerk

Afb. 3.

Profiel aan de zuid- zijde van de Zalnéweg met waterput

Cultuurlaag Waterput met ingraving

Afb. 4.

De opgravingsput- ten uit 1993 op afgegraven dek- zandhoogte.

Schaal 1:2500

(5)

4 Laagte

Flank

Kop

Afb. 5.

De opgravingputten aan de noordzijde van de Zalnéweg uit 1999.

schaal 1:1000

Dekzand

Cultuurlaag

Grondsporen

Afb. 6.

Drie vierkante bouwsels en een driepalige hooiberg.

schaal 1:200

(6)

(minder dan 10) die horen bij een Late Bronstijd/Vroege IJzertijd nederzetting. Het is niet gemakkelijk om van sporen in proefsleuven een gedegen analyse te maken, maar het lijkt er op dat we een drietal (vierpalige) spiekers en één (driepalige) hooiberg kunnen aanwijzen. Omdat het hier om bijgebouwen gaat, ligt het hoofdgebouw, de boerderij, aan de zuidwest zijde van deze bijgebouwen. Aan de andere kant van de bijgebouwen houdt de cultuurlaag namelijk op en kom je in het lagere deel. De sporen zijn gelegen op de flank van een dekzandrug. In het lage gedeelte aan de noordoostzijde loopt de cultuurlaag weg en treffen we klei op zand aan. Meer naar het noordoosten zijn bij waar- nemingen ook veenpakketten waargenomen. Naar het noordwesten, richting Boschwijk en naar het westen, richting Heinoseweg loopt de cultuurlaag eveneens weg, maar hier is ontzanding de reden. De kop van de dekzandrug is verdwenen. Waarschijnlijk is dit zand uitgereden over de sporen op de flank om zo een egaler, gemakkelijker te bewer- ken plateau te krijgen. Het is niet duidelijk wanneer dit heeft plaatsgevonden. De sporen aan de andere zijde van de Zalnéweg dateren uit de Inheems Romeinse periode. Het is aannemelijk dat deze sporen meer op de kop van de dekzandrug liggen. Hier heeft geen ontzanding plaats gevonden. Ook laat het profiel een laag zien die lijkt op een

5

Afb. 7.

De opgravingsput- ten ten noorden van Boschwijk met in het westen veen en richting Heinose- weg de dekzand- hoogte.

schaal 1:2000

Cultuurlaag

Klei (humeus)

Veen

Dekzand

(7)

esdek.9De hiervoor genoemde egalisatie aan de andere kant zou evengoed esvorming kunnen zijn, maar misschien is het nog beter om te spreken van een kampontginning, omdat het waarschijnlijk maar om één boerenerf gaat. Het is gewoon niet duidelijk genoeg.

Wat wel duidelijk is dat we hier de contouren hebben vastgesteld van een belangrijke prehistorische nederzetting. Het terrein aan de noordwest zijde van de Zalnéweg is inmiddels bebosd en hierdoor in feite beschermd. Het terrein aan de zuidzijde is (nog) niet beschermd, maar is nu grasland. Het verdient aanbeveling om beide terreinen een aparte status te geven als gemeentelijk archeologisch monument met een aan voor- waarden gebonden grondgebruik.

Boschwijk 2001

14-19 maart 2001

Wetenschappelijke leiding: H. Clevis Archeologisch veldtechnicus: P. Rogers

Medewerkers: K. van den Berghe, H. Ringenier, C. van der Sluis Uitwerking: P. Rogers

Ook hier zouden verschillende hectaren met bos beplant worden. Omdat dit terrein op de dekzandrug van Boschwijk ligt met aan de zuidzijde van de Zalnéweg prehistorische bewoning, was het noodzakelijk om ook op deze plek het karakter van een eventuele nederzetting vast te stellen alsmede de omvang en de aard van verstoring. De putten- kaart (afb. 7) geeft al aan dat er niets zit. Dat wil zeggen dat de dekzandrug hier meer onder de Heinoseweg terecht komt en zich voorzet aan de andere kant daarvan richting Herenweg. De kop van de dekzandrug is hier ook verwijderd en van de flanken is nau- welijks iets overgebleven. Meer naar het oosten toe krijgen we te maken met klei op veen met daaronder dekzand.

Golfbaan, Valkenbergweg 2002

6-20 februari 2002

Wetenschappelijke leiding: H. Clevis Archeologisch veldtechnicus: P. Rogers

Medewerkers: C. van der Sluis, G. Havers, H. Ringenier, Th. Lantau Uitwerking: P. Rogers

In één van de bosjes is met de hand een klein onderzoekssleufje aangelegd. A. de Haan (R.O.B.) kwam één dag langs om de profielen tezamen met ons te analyseren. Hij had namelijk in het recente verleden vele grafheuvels onder handen gehad. De conclusie was dat het door mensenhand opgeworpen heuvels waren, maar geen grafheuvels.

De heuvels met bebossing zijn al te zien op de Hottingerkaart en moeten derhalve uit de periode vóór 1780 dateren. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat ze te maken hebben met de tuin- en parkaanleg van de Selhorst. Naast de strakke geometrische tuin rondom het eigenlijke huis bevonden de waterpartijen en bossages zich aan de rand van het landgoed, langs de Erfgenamenweg. Het was bosuitleg die bestond uit eiken, geschikt voor eikenhak- hout.

Voorafgaand aan de uitbreiding van de golfbaan zijn op twee plaatsen proefsleuven aange- legd (afb. 11). Een sleuf (afb. 8) loopt oost-west, vanaf het hoge gedeelte de laagte in naar het voormalige beekdal. Overduidelijk is het feit dat het gehele gebied ontzand is, waardoor alle grondsporen definitief verdwenen zijn. Een tweede serie sleuven werd op het allerhoog- ste gedeelte aangelegd, vlak langs de Erfgenamenweg (afb. 9). Ook hier had ontzanding plaats gevonden. In de Prehistorie heeft het landschap een golvender karakter gehad, waar- door in de laagten nog delen van de oorspronkelijke cultuurlaag resteren. Grondsporen zijn niet aangetroffen. Op een plek werd een complete ‘huis’plattegrond opgegraven. Tijdens de opgraving bleek al dat we met een zéér recente constructie te maken hadden, waarschijnlijk afkomstig uit de 19de of 20ste eeuw (afb. 10). De ingravingen in het zand waren haar- scherp en uit de paalkuilen kwamen enkele flintertjes industriële keramiek. We hebben

6

(8)

7

Afb. 8.

Overzicht opgra- vingsputten langs de Valkenbergweg uit 2002.

schaal 1:2500

Dekzand

Cultuurlaag

Veen

grondsporen

Afb. 9.

In een opgravings- put de plattegrond van een “ boerderij- schuur”.

schaal 1:1000 Dekzand

Cultuurlaag

Veen

Grondsporen Sloot

(9)

hier waarschijnlijk te maken met een boerenschuur met aan twee tegenover elkaar lig- gende zijden ingangen en aan de andere zijden een overhangend dakdeel waardoor daar een extra rij dakdragende palen nodig was. Hierdoor lijkt het op een drieschepig huis/schuur.

De schuur is niet te zien op de oudste kadastrale minuut van 1832. Ook op de minuut- plans van 1914 staat hij niet.10De schuur kan natuurlijk een kort leven beschoren zijn waardoor hij niet op de plans te zien is.

H. Zimmermann en A. Viersen kennen deze jonge boerderij(schuur) vorm niet, hoewel paalbouw in principe tot in deze tijd kan doorgaan.11In Oost Nederland en het aangren- zende Duitsland valt eerder een bouw te verwachten waarvan de palen op stenen staan, die net boven het maaiveld uitsteken.

8

Afb. 10.

Plattegrond recente boerderijschuur.

Schaal 1:100 Dekzand

Grondsporen

Afb. 11.

Opgravingsputten in onthoofd dekzand- hoogte langs de Valkenbergweg in 2002.

Schaal 1:2000 Dekzand

Cultuurlaag Recent Sloot

(10)

Conclusie

Een project als ‘de Golfbaan’ archeologisch begeleiden is geen gemakkelijke zaak.

Tussen de eerste en de tweede opgraving lagen negen jaren. Daartussen en er aan voorafgaand hebben aan de randen van het project kleine onderzoekjes plaats gevon- den die alle op prehistorie wezen. De laat-middeleeuwse huisplaats de Selhorst kon via kaartmateriaal nauwkeurig gelokaliseerd worden en is in overleg met de afdeling Vastgoed van de gemeente Zwolle buiten het voor de Golfbaan te ontwikkelen gebied gehouden. Daardoor restte slechts de mogelijkheid om prehistorische woonlocaties aan te treffen. Uiteindelijk hebben alle proefsleuven op het Golfbaan terrein uitgewezen dat er op grote schaal ontzandingen hebben plaats gevonden. De vraag is of hiervan nog een papieren weerslag van terug te vinden is. Binnen de gemeente Zwolle is hierover niets vastgelegd. De ontzandingen kunnen in de laatste halve eeuw hebben plaats gevonden, maar evengoed daarvoor.

De archeologische onderzoekjes aan de randen van het terrein wijzen alle op prehistori- sche bewoning. De terreinen aan weerszijden van de Zalnéweg komen zelfs in aanmer- king om gemeentelijk archeologisch monument te worden. Bij het vaststellen van een nieuw beleid voor archeologie in het najaar van 2003 zal hierover een aanbeveling gedaan worden.

De grote conclusie met betrekking tot het Golfbaan gebied is dat het archeologisch onderzoek te laat heeft plaats gevonden. De ontzandingen hebben het archeologisch archief volledig vernietigd. Hier en op andere locaties blijkt dat daar waar in de prehisto- rie gunstige woonlocaties lagen er in recente tijden ontzand is. Toekomstige ontzandin- gen moeten derhalve met argusogen bekeken worden en het liefst voorkomen worden.

Noten

1. Van Beek c.s. 1993, 139-144.

2. Goutbeek en Hamming 1982; Hamming 1995, 99 e.v.

3. Tromp 1994, 149 e.v.

4. Centraal Archeologisch Archief nr. 13652.

5. Verlinde 2002, 232.

6. Centraal Archeologisch Archief nr. 37194.

7. Van Beek c.s. 1993, 140.

8. Van Beek c.s. 1993, 143.

9. Van Beek c.s. 1993, profiel.

10. Historische Atlas Overijssel, kaart 304.

11. H. Zimmermann, Niedersächsisches Institut für historische Küstenforschung in Wilhelmshaven; A. Viersen, Stichting Historisch Boerderij Onderzoek, Arnhem.

Literatuur

Beek, R. van, H. Duiker en C. Hamming (1993). Terpbewoners op trektocht? Een inheems-romeinse nederzet- ting in Salne op de zandrug van Boswijk. In: (Clevis, H. en J.J. de Jong) Archeologie en Bouwhistorie in Zwolle 1. 139-144.

Goutbeek A. en C. Hamming (1982). Een vroegere rivierloop van de Vecht. In: IJsselakademie, jaargang 5 nr.

2. Kampen.

Hamming, C. (1995). Meer prehistorische vindplaatsen langs een vroegere Vechtloop. Een bodemkundige bij- drage. In: (Clevis, H. en J.J. de Jong) Archeologie en Bouwhistorie in Zwolle 3. 99-105.

Tromp, H. (1994). Tuin- en parkaanleg. In: (Gelderman, E. En J. Hagedoorn) Een aardsch paradijs.

Verlinde, A.D. (2002). Archeologische kroniek van Overijssel over 2001. In: Overijsselse Historische Bijdragen 117, 225-253.

9

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien grondwerkzaamheden plaatsvinden op locaties waar historische bebouwing aanwezig is, wordt geadviseerd hier een proefsleuvenonderzoek uit te voeren ten einde deze

Voor het plangebied geldt een brede archeologische verwachting als er daadwerkelijk geen veen was, er kunnen dan vondsten worden aangetroffen uit het paleolithicum tot en met de

Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een brede archeologische verwachting, waarbij resten aangetroffen konden worden vanaf het paleolithicum tot en met de

Plannen groter dan 100 m2 en dieper dan 35 cm Plannen groter dan 500 m2 en dieper dan 40 cm Plannen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 40 cm Plannen groter dan 10.000 m2 en dieper dan

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, Bouwvoor Veen, sterk zandig, resten roest, neutraalzwart, Veraard Zand, matig fijn, zwak siltig, brokken veen,

Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig fijn Bodemkundig: regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor Archeologie: enkele

Bij archeologisch onderzoek op het Plein 1944 zijn in 2011 een onbekende stadsmuur en stadstoren aangetroffen.37 Deze liggen buiten de eerste stadsgracht en zijn volgens

• Zijn in het plangebied tot een diepte van 200 cm beneden maaiveld archeologische waarden aanwezig die (mogelijk) bedreigd worden door de geplande aanleg.. • Zijn er aanwijzingen