• No results found

Mededelingen en bekendmakingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Mededelingen en bekendmakingen"

Copied!
172
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

2019/C 301/01 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van België . . . . 1

2019/C 301/02 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Bulgarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2019 van Bulgarije . . . . . 8

2019/C 301/03 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Tsjechië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2019 van Tsjechië . . . . 15

2019/C 301/04 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Denemarken en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2019 van Denemarken 20

2019/C 301/05 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Duitsland . . . . 24

2019/C 301/06 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Estland . . . . 30

C 301

62e jaargang 5 september 2019

Mededelingen en bekendmakingen

Publicatieblad

van de Europese Unie

Uitgave

in de Nederlandse taal

Inhoud

NL

(2)

2019/C 301/08 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Griekenland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Griekenland 42

2019/C 301/09 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Spanje en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Spanje . . . . 48

2019/C 301/10 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Frankrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Frankrijk . . . . 55

2019/C 301/11 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Kroatië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2019 van Kroatië . . . . 64

2019/C 301/12 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Italië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Italië . . . . 69

2019/C 301/13 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Cyprus en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Cyprus . . . . 80

2019/C 301/14 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Letland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Letland . . . . 86

2019/C 301/15 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Litouwen en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Litouwen . . . . 91

2019/C 301/16 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Luxemburg en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Luxemburg 97

2019/C 301/17 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Hongarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2019 van Hongarije . . . 101

2019/C 301/18 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Malta en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Malta . . . . 107

(3)

2019/C 301/20 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Oostenrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Oostenrijk . . . . 117

2019/C 301/21 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Polen en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2019 van Polen . . . . 123

2019/C 301/22 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Portugal en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Portugal . . . . 129

2019/C 301/23 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Roemenië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2019 van Roemenië 135

2019/C 301/24 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Slovenië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Slovenië . . . . 143

2019/C 301/25 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Slowakije en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Slowakije . . . . 148

2019/C 301/26 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Finland . . . . 154

2019/C 301/27 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2019 van Zweden . . . . 159

2019/C 301/28 Aanbeveling van de Raad van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van het Verenigd Koninkrijk en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2018-2019 van het Verenigd Koninkrijk . . . . 163

(4)

I

(Resoluties, aanbevelingen en adviezen)

AANBEVELINGEN

RAAD

AANBEVELING VAN DE RAAD van 9 juli 2019

over het nationale hervormingsprogramma 2019 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van België

(2019/C 301/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 121, lid 2, en 148, lid 4, Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotings­

situaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid ( 1 ), en met name artikel 5, lid 2, Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement, Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid, Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité, Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming, Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek, Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 21 november 2018 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2019 voor coördinatie van het economisch beleid. Daarin wordt terdege rekening gehouden met de Europese pijler van sociale rechten, die op 17 november 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie werd geproclameerd. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 21 maart 2019 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 21 november 2018 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) ook het waarschuwingsmechanisme­

verslag aangenomen, waarin zij België niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zullen worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 21 maart 2019 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 9 april 2019 heeft de Raad de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone ( 3 ) (“aanbeveling voor 2019 voor de eurozone”) aangenomen, die vijf aanbevelingen voor de eurozone (“de aan­

bevelingen voor de eurozone”) bevat.

( 1 ) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

( 2 ) Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

( 3 ) PB C 136 van 12.4.2019, blz. 1.

(5)

(2) Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie dient België ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor 2019 voor de eurozone, die wordt weergegeven in de aanbevelingen 1 tot en met 4 hieronder. In het bijzonder zullen maatregelen ter verbetering van diensten helpen om de eerste aanbeveling voor de eurozone op te volgen wat veerkrachtige dienstenmarkten betreft, zullen maatregelen ter verbetering van de houdbaarheid, efficiëntie en samenstelling van de overheidsfinanciën alsmede de benutting van meevallers voor het terugdringen van de overheidsschuld helpen om te voldoen aan de tweede aanbeveling voor de eurozone wat het bevorderen van investeringen, het verbeteren van de overheidsfinanciën en het opnieuw aanleggen van begrotingsbuffers betreft, en zullen maatregelen om het arbeidsmarktbeleid doeltreffender te maken bijdragen tot het opvolgen van de derde aanbeveling voor de eurozone wat het ondersteunen van succesvolle arbeidsmarkt­

transities betreft.

(3) Op 27 februari 2019 is het landverslag 2019 voor België gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die België bij het opvolgen van de op 13 juli 2018 door de Raad aangenomen landspecifieke aanbevelingen ( 4 ) heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die België in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(4) Op 26 april 2019 heeft België zijn nationale hervormingsprogramma 2019 en zijn stabiliteitsprogramma 2019 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5) De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partner­

schapsovereenkomst en de desbetreffende programma’s opnieuw te bezien en wijzigingen daarop voorstellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft in richtsnoeren met betrekking tot de toepassing van de maatregelen die de effectiviteit van de ESI-fondsen koppelen aan gezonde economische governance nader aangegeven hoe zij van die bepaling gebruik zal maken.

(6) België valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is onderworpen aan de schuldregel. In haar stabiliteitsprogramma 2019 rekent de regering met een geleidelijke verbetering van het nominale saldo van een tekort van 0,7 % van het bruto binnenlands product (bbp) in 2018 naar 0,0 % van het bbp in 2022. Op basis van het herberekend structureel saldo ( 6 ) is het niet de bedoeling dat de middellangeter­

mijndoelstelling voor de begroting, die is vastgesteld op een structureel begrotingsevenwicht, over de periode van het stabiliteitsprogramma 2019 wordt gehaald. Na in 2014 te hebben gepiekt op bijna 107 % van het bbp en in 2018 te zijn gedaald tot 102 % van het bbp, zal de overheidsschuld-quote volgens het stabiliteitsprogramma 2019 naar verwachting uiterlijk in 2022 tot 94 % dalen. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprog­

noses ten grondslag ligt, is plausibel. Tegelijk zijn de maatregelen die nodig zijn om vanaf 2020 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, niet gespecificeerd, wat ertoe bijdraagt dat het structurele saldo in 2020 bij ongewijzigd beleid volgens de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie zal verslechteren.

(7) Op 5 juni 2019 heeft de Commissie een overeenkomstig artikel 126, lid 3, van het Verdrag opgesteld verslag uitgebracht omdat België zich in 2018 niet aan de schuldregel heeft gehouden. In het verslag werd na een beoordeling van alle relevante factoren geconcludeerd dat de huidige analyse niet volledig uitsluitsel geeft over de vraag of aan het schuldcriterium van het Verdrag en Verordening (EG) nr. 1467/1997 is voldaan.

(8) In zijn stabiliteitsprogramma 2019 bevestigt België het verzoek dat het in zijn ontwerpbegrotingsplan 2019 heeft gedaan om gebruik te maken van de flexibiliteit in het kader van het preventieve deel overeenkomstig het

“Gemeenschappelijk overeengekomen standpunt over flexibiliteit binnen het stabiliteits- en groeipact”, dat op 12 februari 2016 door de Raad was goedgekeurd. België heeft verzocht om een tijdelijke afwijking van 0,5 % van het bbp van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting met het oog op de uitvoering van grote structurele hervormingen met een positief effect op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn. De structurele hervormingen hebben betrekking op een pensioenhervorming, een “taxshift”, een hervorming van de vennootschapsbelasting, een hervorming van de arbeidsmarkt en een her­

vorming van het openbaar bestuur. De voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie bevestigen dat België in 2019 de minimumbenchmark in acht neemt en voor een veiligheidsmarge zorgt met betrekking tot de drempel van ( 4 ) PB C 320 van 10.9.2018, blz. 1.

( 5 ) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

( 6 ) Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, herberekend door de Commissie volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(6)

het tekort van 3 % van het bbp. Alle maatregelen zijn nu volledig wettelijk vastgesteld, met uitzondering van de hervorming van het openbaar bestuur. Gezien de aard ervan, en met name de taxshift en de hervorming van de vennootschaps-belasting, zijn er nog steeds onzekerheden over de gevolgen ervan op korte termijn, vooral gezien het niet begrotingsneutrale karakter ervan, waardoor de begrotingssituatie is verslechterd. Niettemin hebben de maatregelen het groeipotentieel van de economie versterkt, het werkloosheidspercentage verlaagd en de risico’s van macro-economische onevenwichtigheden verminderd, hetgeen een positief effect heeft gehad op de houdbaarheid van de schuld op middellange tot lange termijn. Op basis daarvan kan worden geoordeeld dat België in aanmerking komt voor de gevraagde tijdelijke afwijking met 0,5 % van het bbp in 2019, mits het de overeengekomen hervormingen adequaat implementeert, hetgeen zal worden gemonitord in het kader van het Europees Semester.

(9) Op 13 juli 2018 heeft de Raad België aanbevolen ervoor te zorgen dat het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven ( 7 ) in 2019 niet hoger ligt dan 1,8 %, hetgeen neerkomt op een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,6 % van het bbp. Aangezien België in aanmerking komt voor de gevraagde tijdelijke afwijking van 0,5 % van het bbp op grond van de clausule inzake structurele hervormingen, kan de vereiste structurele aanpassing voor 2019 worden verminderd tot 0,1 % van het bbp, wat overeenstemt met een nominaal groeiper­

centage van de primaire netto-uitgaven dat niet hoger ligt dan 2,8 % in 2019. Op basis van de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie is er een risico van een significante afwijking van het aanbevolen aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2018 en 2019 samen.

(10) Voor 2020 zou, aangezien de overheidsschuldquote van België meer dan 60 % van het bbp bedraagt en de verwachte output gap 0,1 %, de nominale groei van de netto primaire overheidsuitgaven op niet meer dan 1,6 % mogen uitkomen, in overeenstemming met de structurele aanpassing van 0,6 % van het bbp, die resulteert uit de gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix van vereisten in het kader van het stabiliteits- en groeipact.

Op basis van de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie is er bij ongewijzigd beleid een risico dat er in 2020 een significante afwijking van dat vereiste zal optreden. België zal volgens de voorlopige prognoses in 2019 en 2020 niet aan de schuldregel voldoen. Over het geheel genomen is de Raad van oordeel dat vanaf 2019 de nodige maatregelen moeten worden genomen om te voldoen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact. Het zou van belang zijn dat eventuele meevallers worden gebruikt om de overheidsschuld-quote verder te verminderen. De houdbaarheid van de Belgische publieke financiën op middellange en lange termijn blijft in gevaar door de combinatie van een hoge schuldquote en de verwachte stijging van de kosten van de vergrijzing, met name in verband met pensioenen en langdurige zorg. In 2015 is een reeks pensioenhervormingen in wetgeving vastgelegd, waardoor de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd is verhoogd van 65 tot 66 jaar vanaf 2025 en tot 67 jaar vanaf 2030. Bovendien werden ook de leeftijds- en anciënniteitsvereisten voor vervroegde uittreding aangescherpt.

Niettemin zouden de overheidsuitgaven voor pensioenen tussen 2016 en 2070 nog met 2,9 procentpunten van het bbp stijgen, vooral in de komende twee decennia. Bovendien blijven de voorwaarden voor vervroegde uittreding voor verscheidene grote groepen ambtenaren gunstiger dan de standaardvoorwaarden. Verwacht wordt dat de publieke uitgaven voor langdurige zorg tussen 2016 en 2070 met 1,7 procentpunten van het bbp zullen stijgen, een stijging die boven het gemiddelde ligt en waarvan het beginniveau reeds een van de hoogste in de Unie is. De organisatorische versnippering van de langdurige zorg, met momenteel over verschillende administratieve niveaus verspreide bevoegdheden, vormt een uitdaging voor een aantal dimensies van de efficiëntie van de uitgaven, waardoor het netto effect van de recente overdracht van verantwoordelijkheden nog niet duidelijk is.

Versterking van de governance zou bijdragen tot het bereiken van de beoogde efficiëntiewinst. Mogelijk is er ruimte om de zorgmix te optimaliseren om de kostenefficiëntie van het systeem voor langdurige zorg te verhogen.

(11) De samenstelling en de doeltreffendheid van de publieke uitgaven kunnen worden verbeterd om ruimte te scheppen voor meer publieke investeringen. Ondanks een recente daling behoren de totale uitgaven als percentage van het bbp in België nog steeds tot de hoogste in de eurozone. Het hoge niveau van de publieke uitgaven doet denken dat er ruimte is voor een meer uitgavengebaseerde begrotingsaanpassing. Gezien het hoge niveau van de publieke uitgaven doen de resultaten van bepaalde beleidsmaatregelen en de kwaliteit van bepaalde publieke diensten vragen rijzen over kostenefficiëntie. Uitgaventoetsingen en beleidsevaluaties kunnen België helpen om prioriteiten te stellen en de efficiëntie van de publieke uitgaven te verbeteren. Bovendien zouden uitgaventoetsingen kunnen worden gebruikt om de efficiëntie te beoordelen van de indirecte publieke steun voor onderzoek en ontwikkeling in het bedrijfsleven, die als percentage van het bbp een van de hoogste is in de Unie en vorig jaar nog is toegenomen. De federale en gewestelijke overheden hebben onlangs belangstelling getoond voor de integratie van de uitgaventoetsing in hun begrotingsmechanisme.

( 7 ) De netto primaire overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomsten­

stijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(7)

(12) De begrotingscoördinatie tussen de entiteiten is momenteel niet flexibel genoeg om ruimte te scheppen voor publieke investeringen in grootschalige projecten. Een doeltreffende begrotingscoördinatie is essentieel in een federale lidstaat als België, waar een groot deel van de uitgavenbevoegdheid aan subnationale overheden is over­

gedragen. Er is nog steeds geen formele overeenkomst over jaarlijkse doelstellingen op alle niveaus van de overheid, ondanks de in 2013 ondertekende samenwerkingsovereenkomst, hetgeen de begrotings-coördinatie bemoeilijkt. In tegenstelling tot de praktijk bij eerdere stabiliteitsprogramma’s, toen het Overlegcomité nota nam van het begro­

tingstraject, hebben alle overheidsniveaus het in het stabiliteitsprogramma 2018 gepresenteerde algemene begro­

tingstraject goedgekeurd en de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen in 2020 voor alle overheidsniveaus ondersteund. Deze goedkeuring vergrootte weliswaar de geloofwaardigheid van het totale traject, maar er was geen formeel akkoord over de jaarlijkse begrotingsdoelstellingen op elk overheidsniveau. Een gebrek aan overeenstem­

ming over de doelstellingen op elk overheidsniveau kan de levensvatbaarheid van het algemene traject naar de middellangetermijndoelstelling ondermijnen. Bovendien kan hierdoor de afdeling Financieringsbehoeften van de Overheid van de Hoge Raad van Financiën de naleving van deze doelstellingen niet effectief monitoren. Het stabiliteitsprogramma 2019 bevat slechts indicatieve algemene en tussentijdse begrotingsdoelstellingen, aangezien er op 26 mei 2019 op federaal niveau en op het niveau van de Gewesten en Gemeenschappen verkiezingen hebben plaatsgevonden.

(13) De recente economische groei heeft geleid tot banengroei, en de werkgelegenheid is op het hoogste niveau van de afgelopen tien jaar. Toch blijft de overgang van inactiviteit of werkloosheid naar werk laag en ligt België niet op schema om zijn Europa 2020-werkgelegenheidsdoelstelling van 73,2 % te halen. Er bestaan nog steeds grote gewestelijke verschillen op de arbeidsmarkt. In Brussel ligt de jeugdwerkloosheid ruim boven het Uniegemiddelde, ondanks een gestage afname in de laatste vijf jaar. De arbeidsmarkt-deelname is laag voor laaggeschoolden, mensen met een migratieachtergrond, oudere werknemers en mensen met een handicap, wat doet vermoeden dat zowel structurele als groepsspecifieke factoren hun integratie op de arbeidsmarkt belemmeren, terwijl de bestaande activeringsmaatregelen niet voor alle bevolkingsgroepen even doeltreffend zijn. De werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers (55-64 jaar) blijft onder het Uniegemiddelde en de kloof met het Uniegemiddelde blijft hoog voor werknemers boven de 60 jaar. Mensen met een migratieachtergrond, met name vrouwen, hebben nog steeds te maken met een hogere werkloosheid, een lagere activiteitsgraad, meer armoede onder werkenden en overkwalificatie. Hoewel er enkele maatregelen zijn genomen om de integratie van nieuwkomers te ondersteunen en discriminatie aan te pakken, ontbreekt het nog steeds aan een gecoördineerde aanpak van de uitdagingen waarmee mensen met een migratieachtergrond worden geconfronteerd. Om de lage arbeidsmarktdeelname aan te pakken, zijn in het kader van de “Jobdeal”-hervorming maatregelen genomen, maar het effect daarvan moet nog worden beoordeeld.

(14) Er blijven belangrijke negatieve financiële prikkels bestaan voor het aanvaarden van werk. Hoewel de taxshift de loonwig heeft verkleind, blijft deze gemiddeld hoog bij alle loontrekkenden, met uitzondering van degenen met een zeer laag loon (50 % van het gemiddelde loon). België blijft de enige lidstaat waar de werkloosheidsuitkeringen niet in de tijd beperkt zijn, hoewel zij geleidelijk afnemen. Er zijn negatieve financiële prikkels voor personen met een ziekte- of invaliditeitsuitkering en tweede verdieners om voltijds te gaan werken. Met name alleenstaande ouders (en in mindere mate koppels met kinderen) krijgen beperkte financiële prikkels om (voltijds) te gaan werken door een combinatie van kosten en intrekking van uitkeringen. Bovendien kunnen er coördinatieproblemen ontstaan door de verdeling van de verantwoordelijkheden voor sociale bescherming tussen het federale, gewestelijke en lokale niveau. Formeel worden zelfstandigen niet door het socialezekerheidsstelsel gedekt voor werkloosheidsuit­

keringen, arbeidsongevallen en beroepsziekten.

(15) De neerwaartse trend in onderwijsprestaties in het onderwijs met leerplicht en de significante verschillen in het onderwijssysteem blijven een punt van zorg. Het percentage jongeren dat de basisvaardigheden niet beheerst, kan worden verbeterd, met name in de Franse Gemeenschap, waar dat percentage boven het OESO-gemiddelde ligt. De kloof wat betreft onderwijsresultaten als gevolg van sociaal-economische en migratieachtergrond is groot. Leraren hebben meer steun nodig om met diversiteit om te gaan, en het blijft nodig de voortdurende professionele ontwikkeling van leraren aan te passen. Hervormingen om de onderwijsresultaten te verbeteren en ongelijkheden aan te pakken, moeten worden geïntensiveerd om kennisintensieve, duurzame en inclusieve groei en sociale inclusiviteit te stimuleren. De uitrol van het “Pacte pour un Enseignement d’excellence”, het vlaggenschip van de onderwijshervorming in de Franse Gemeenschap die basisvaardigheden, efficiëntie en governance moet verbeteren en ongelijkheid moet aanpakken, vordert. Besluiten over de organisatie van het werk van leerkrachten,

(8)

over het gemeenschappelijke basis-leerplan, over de status van schooldirecteuren en de verbetering van de kennis van het Frans voor nieuwkomers, zijn aangenomen en zullen van toepassing zijn met ingang van september 2020.

De Vlaamse Gemeenschap voert vanaf 2019/2020 een aantal hervormingen door in het secundair onderwijs, maar vroege tracking van leerlingen blijft een zorg. De impact van deze hervormingen en maatregelen zal ook afhangen van de effectieve implementatie en monitoring ervan. Het federale parlement heeft ook de leerplichtige leeftijd verlaagd van zes tot vijf jaar. Gezien de reeds hoge uitgavenniveaus voor onderwijs zullen de hervormingen moeten worden uitgevoerd met een sterkere focus op het vergroten van de efficiëntie en effectiviteit van het systeem en het vermogen van het systeem om toekomstgerichte en arbeidsmarktrelevante competenties te leveren.

(16) Vaardighedenmismatches en lage beroepsmobiliteit bemoeilijken de groei van werkgelegenheid en productiviteit.

Ondanks verscheidene gewestelijke en federale maatregelen die zijn genomen om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en de activering te bevorderen, onder meer in het kader van de Jobdeal-hervorming, worden in verschil­

lende sectoren tekorten aan arbeidskrachten vastgesteld, in het bijzonder in de informatie- en communicatietech­

nologieën, de bouw en de gezondheidszorg. De groei van de bouwsector wordt afgeremd door een gebrek aan vaardigheden en een tekort aan arbeidskrachten. Er zijn belangrijke behoeften op het gebied van omscholing en vaardighedenverbetering van de beroepsbevolking in bepaalde sectoren. De participatie van volwassenen aan onderwijs en opleiding en beroepsmobiliteit is eveneens laag. Slechte taalvaardigheden zijn een belangrijk pro­

bleem, met name in Brussel, waar volgens het nationaal hervormingsprogramma 2019 in ongeveer 50 % van de vacatures kennis van zowel Frans als Nederlands gevraagd wordt. Het aantal afgestudeerden in het tertiair onderwijs is hoog, maar er zijn te weinig afgestudeerden in wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM). In 2016 stond België in de Unie op de 26e plaats voor STEM-afgestudeerden in het tertiair onderwijs, met een laag percentage nieuwkomers in verwante tertiaire opleidingen, met name voor vrouwen. De algemene uitvoering van het “STEM-Actieplan 2012-2020” vordert in Vlaanderen, maar het aantal STEM-afgestudeerden in het secundair onderwijs in technische en beroepstrajecten stagneert sinds 2010. De Franse Gemeenschap heeft geen STEM- beleidsstrategie en moet haar onlangs goedgekeurde “Stratégie numérique pour l’Education” voor scholen nog uitvoeren. Het tekort aan professionals met kennis op het gebied van ondernemerschap en van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde belemmert de ontwikkeling van start-ups. Het algemene niveau van digitale vaardigheden is goed, maar is niet verbeterd. In het nationaal hervormingsprogramma 2019 wordt gewezen op het akkoord tussen Vlaanderen en Wallonië en het voorgenomen akkoord tussen Vlaanderen en het Brussels Hoofd­

stedelijk Gewest om de intergewestelijke arbeidsmobiliteit te verbeteren.

(17) Onderzoek en ontwikkeling zijn geconcentreerd in een klein aantal bedrijfstakken en er is onvoldoende ver­

spreiding van innovatie over de rest van de economie, hetgeen uiteindelijk weegt op de productiviteitsgroei.

Met overheidsgeld gefinancierd onderzoek lijkt onder het Uniegemiddelde te liggen. Op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie zijn er ook gewestelijke en subgewestelijke verschillen. Volgens het Nationaal Pact voor Strategische Investeringen is de versterking van de digitalisering een veelbelovende manier om de productiviteit en het innovatievermogen van België te verhogen. Dit vereist investeringen in digitale infrastructuur, met inbegrip van het nemen van effectieve maatregelen voor de succesvolle uitrol van 5G, en menselijk kapitaal en ondernemings­

geest, alsook een versnelde gebruikmaking van digitale technologie, in het bijzonder door de bedrijven die tot nog toe achterop liepen.

(18) De kwaliteit van de wegeninfrastructuur verslechtert na jaren van lage overheids-investeringen. Tegelijk lijkt het onderhoud van een omvangrijk en dicht net niet kosteneffectief te zijn voor de Gewesten en gemeenten. Het Belgische wegennet is een van de meest dichtgeslibde in de Unie. De spoorweginfrastructuur is dicht en van goede kwaliteit, maar de voltooiing en verbetering ervan blijft een uitdaging en er is vooral rond Brussel en bij de toegang tot de havens van Antwerpen en Zeebrugge sprake van congestie. Er zijn significante investeringen gepland in infrastructuur voor voorstedelijk spoorvervoer en in signalisatie, maar deze worden met name afgeremd door de regels voor de toewijzing van budgettaire middelen tussen de Gewesten. Bovendien beperken verstorende prikkels en belemmeringen voor concurrentie en investeringen in het binnenlandse personenvervoer over het spoor en interstedelijk busvervoer de vraag naar en het aanbod van alternatieve koolstofarme openbaarvervoerdiensten. De toenemende congestie is gedeeltelijk te verklaren door de voortdurende toename van personenauto’s, gestimuleerd

(9)

door tolvrije snelwegen, de aftrek voor bedrijfswagens en lage milieubelastingen. Hoge transactiebelastingen op vastgoed en de bedrijfswagenregeling hebben een negatieve invloed op de mobiliteit. De kwaliteit van het spoor­

vervoer is gedaald en in het aanbod van openbaar stads- en streekvervoer is met name in Wallonië ruimte voor verbetering, waar toegang tot werkgelegenheid een grote beperking voor werkzoekenden vormt. Volgens het nationale hervormingsprogramma 2019 zijn in alle Gewesten belangrijke investeringen en hervormingen aan de gang, terwijl op federaal niveau en in samenwerking met de Gewesten de voltooiing van het voorstedelijk spoor­

wegnet rond Brussel vordert. België heeft de wet tot openstelling van de binnenlandse spoorwegdiensten goedge­

keurd, maar het aandeel van het personenvervoer dat wordt aangeboden in het kader van openbaredienstver­

plichtingen in het kader van een onderhands gegunde opdracht blijft in België zeer hoog. Particuliere bedrijven voor busvervoer mogen geen interstedelijk busvervoer verrichten. De taxiregelgeving verschilt van gemeente tot gemeente. Hoewel de Gewesten hun eigen mobiliteitsplannen hebben ontwikkeld, verhindert een complexe coör­

dinatie een consistente visie op mobiliteit binnen België en mogelijk met grenssteden en -regio’s. De spoorweg­

regulator heeft de ruimte om het bereik van zijn regulerende activiteiten verder te ontwikkelen.

(19) Er zijn substantiële investeringen nodig om de energietransitie te ondersteunen. De renovatie van het oude gebouwenbestand, dat dateert van vóór de invoering van de energienormen, zal bijdragen aan het behalen van de emissiereductiedoelstellingen voor 2020 en 2030. De uitrol van alternatieve brandstof is vrij laag. Er is behoefte aan grote investeringen in elektriciteitsproductie, interconnectiecapaciteit, slimme netten, opslag en energie-effi­

ciëntie.

(20) Ondanks de inspanningen van de regering hebben bedrijven nog steeds te kampen met administratie- en regeldruk die weegt op het ondernemerschap. De belastingheffing is verlicht voor startende en kleine bedrijven, maar blijft complex voor financiële beleggingen. België heeft zijn vennootschapsrecht hervormd, het aantal rechtsvormen voor ondernemingen verminderd, de juridische elektronische communicatie vergemakkelijkt, de minimum-kapitaalver­

eisten verlaagd en, volgens het nationale hervormingsprogramma 2019, de insolventiewet hervormd om er met name de vrije beroepen in op te nemen. Ondanks deze inspanningen zijn er echter lange wachttijden voor bouwvergunningen, is de registratie van onroerend goed duur en duren gerechtelijke procedures lang. De bestuurs­

rechtspraak staat voor uitdagingen als gevolg van een gebrek aan middelen en lange procedures, die aanzienlijke vertragingen veroorzaken, met name voor bouwvergunningen, maar ook voor aanbestedingsprocedures. Bovendien is de coördinatie op het gebied van klimaat-, energie-, digitaliserings- en vervoersbeleid complex en voor ver­

betering vatbaar. De samenwerking tussen de douanediensten en de markttoezichtautoriteiten is niet optimaal, hetgeen het risico vergroot dat niet-conforme goederen via Belgische grenzen de Unie binnenkomen. De effect­

beoordeling zou beter kunnen worden geïntegreerd in het beleidsvormingsproces. De kwaliteit van de digitale openbare diensten voor bedrijven is laag. De gebrekkige digitalisering van justitie blijft een ernstige uitdaging, met name wat het verzamelen van gegevens betreft. De voltooiing van de digitalisering van justitie is een belangrijke voorwaarde voor verdere verbetering van de kwaliteit van het rechtssysteem, zoals het actualiseren van bedrijfs­

processen en een beter beheer van personele en financiële middelen bij rechtbanken.

(21) Belemmeringen voor de concurrentie en voor investeringen in verscheidene zakelijke diensten belemmeren de groei en productiviteit. Het percentage nieuwe dienstverleners die tot de markt toetreden, ligt significant onder het Uniegemiddelde, terwijl de winstpercentages boven het Uniegemiddelde liggen. Uit de restrictiviteitsindicator van de Commissie blijkt dat de Belgische regelgeving voor accountants, belastingadviseurs, architecten en vastgoedma­

kelaars aanzienlijk restrictiever is dan het Uniegemiddelde. Een recentelijk aangenomen wet heeft nieuwe vereisten ingevoerd voor octrooigemachtigden. Het Federaal Planbureau schat dat een ambitieuze vermindering van de regeldruk voor juridische diensten, boekhouddiensten en architectuurdiensten zou leiden tot een toename van de arbeidsproductiviteit. De gereglementeerde notaristarieven voor vastgoedtransacties zijn aanzienlijk en komen bovenop de hoge registratierechten. De hervorming van de ambachtelijke beroepen in de Gewesten loopt niet gelijk. De detailhandel kampt nog steeds met operationele beperkingen die de productiviteit belemmeren en investeringen ontmoedigen. De supermarktbranche laat een suboptimaal niveau van concurrentie zien, voorname­

lijk als gevolg van de hoge mate van concentratie en de lage dynamiek inzake in- en uittreding op de markt.

Volgens de restrictiviteitsindicator voor de detailhandel (RRI) is België de op vijf na meest restrictieve lidstaat wat betreft de operationele omgeving voor de detailhandel. In het nationale hervormingsprogramma 2019 wordt de aandacht gevestigd op de recente hervormingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om de vestiging van detailhandelszaken te vergemakkelijken. De markt voor telecommunicatie wordt gekenmerkt door een hoge mate van concentratie (nog versterkt door recente overnames) en door zwakke concurrentie. Dit wordt ook geïllustreerd door relatief hoge prijzen voor vaste diensten in vergelijking met vergelijkbare landen. Wat vaste

(10)

netwerken betreft wordt de detailhandelsmarkt gekenmerkt door geografisch afgebakende duopolies van de geves­

tigde onderneming en de kabelexploitanten. Dit kan belemmeringen opleveren voor de aanbieding van vaste- mobiele convergente gebundelde diensten door sommige exploitanten. In het nationale hervormingsprogramma 2019 wordt de aandacht gevestigd op de hervorming van het economisch recht om de naleving van het concur­

rentierecht en de werking van de Belgische Mededingingsautoriteit te verbeteren door de procedures efficiënter te maken en de kans op verdere geschillen voor het Marktenhof te verkleinen. De Belgische Mededingingsautoriteit beschikt over beperkte middelen in vergelijking met de mededingingsautoriteiten van andere lidstaten.

(22) De programmering van de Uniemiddelen voor de periode 2021-2027 zou kunnen bijdragen tot het aanpakken van een aantal van de in de aanbevelingen geconstateerde leemten, met name op de gebieden die worden behandeld in bijlage D bij het landverslag 2019. Hierdoor zou België in staat zijn deze middelen zo goed mogelijk te gebruiken met betrekking tot de geïdentificeerde sectoren, rekening houdend met de gewestelijke verschillen.

(23) In de context van het Europees Semester 2019 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van België verricht; deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2019. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma 2019 als het nationale hervormingsprogramma 2019 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot België zijn gericht. Daarbij heeft de Commissie niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaal-economisch beleid in België, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele eco­

nomische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(24) In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2019 onderzocht en zijn advies ( 8 ) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat België in 2019 en 2020 de volgende actie onderneemt:

1. Ervoor zorgen dat het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven in 2020 niet boven de 1,6 % uitkomt, hetgeen neerkomt op een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,6 % van het bbp. Eventuele meevallers gebruiken om de overheidsschuldquote sneller te verminderen. De hervormingen voortzetten om de budgettaire houdbaarheid van de stelsels voor langdurige zorg en pensioenen te waarborgen, onder meer door de mogelijkheden voor vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt te beperken. De samenstelling en efficiëntie van de publieke uitgaven verbeteren, met name door middel van uitgaventoetsingen, en de coördinatie van het begrotingsbeleid door alle overheidsniveaus verbeteren om ruimte te creëren voor openbare investeringen.

2. De hindernissen om te werken wegnemen en de doeltreffendheid van een actief arbeidsmarktbeleid versterken, met name voor laagopgeleiden, oudere werknemers en mensen met een migratieachtergrond. De prestaties en de inclu­

siviteit van de onderwijs- en opleidingssystemen verbeteren en de vaardighedenmismatches aanpakken.

3. Het investeringsgerelateerde economische beleid toespitsen op duurzaam vervoer, met inbegrip van verbetering van de spoorweginfrastructuur, decarbonisatie en energietransitie en onderzoek en innovatie, met name op het gebied van digitalisering, rekening houdend met regionale verschillen. De groeiende mobiliteitsuitdagingen aanpakken door de prikkels te versterken en belemmeringen weg te nemen om de vraag naar en het aanbod van collectief vervoer en vervoer met lage emissies te vergroten.

4. De regel- en administratiedruk verminderen om ondernemerschap te stimuleren en de belemmeringen voor concur­

rentie in de dienstensector op te heffen, met name voor telecommunicatie-, detailhandels- en professionele diensten.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2019.

Voor de Raad De voorzitter

M. LINTILÄ

( 8 ) Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(11)

AANBEVELING VAN DE RAAD van 9 juli 2019

over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Bulgarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2019 van Bulgarije

(2019/C 301/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotings­

situaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid ( 1 ), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden ( 2 ), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op 21 november 2018 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2019 voor coördinatie van het economisch beleid. Daarin wordt terdege rekening gehouden met de Europese pijler van sociale rechten, die op 17 november 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie werd geproclameerd. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 21 maart 2019 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 21 november 2018 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Bulgarije heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

( 1 ) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

( 2 ) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(12)

(2) Op 27 februari 2019 is het landverslag 2019 voor Bulgarije gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Bulgarije bij het opvolgen van de op 13 juli 2018 door de Raad aangenomen landspecifieke aanbevelingen ( 3 ) heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Bulgarije in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten eveneens op 27 februari 2019 zijn bekendgemaakt.

Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Bulgarije macro-economische onevenwichtigheden onder­

vindt. Met name gaan kwetsbaarheden in de financiële sector gepaard met een hoge schuldenlast en niet-rende­

rende leningen bij ondernemingen. Er is vooruitgang geboekt bij het aanpakken van de oorzaken van oneven­

wichtigheden, maar toch zal het belangrijk blijven de recente hervormingen van het toezicht en de governance in de bancaire en niet-bancaire financiële sectoren volledig door te voeren en te monitoren.

(3) Bulgarije heeft op 24 april 2019 zijn nationale hervormingsprogramma 2019 en zijn convergentieprogramma 2019 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4) De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partner­

schapsovereenkomst en de desbetreffende programma’s opnieuw te bezien en wijzigingen daarop voorstellen indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft in richtsnoeren met betrekking tot de toepassing van de maatregelen die de effectiviteit van de ESI-fondsen koppelen aan gezonde economische governance, nader aangegeven hoe zij van die bepaling zou gebruikmaken.

(5) Bulgarije valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. Uitgaande van een nominaal overschot van 2 % van het bruto binnenlands product (bbp) in 2018 mikt de regering in haar convergentiepro­

gramma 2019 op een tekort van 0,3 % van het bbp in 2019 en een overschot van 0,4 % van het bbp in 2020, 0,2 % in 2021 en 0,1 % in 2022. Op basis van het herberekende structurele saldo ( 5 ) zal de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 1 % van het bbp in structurele termen — gedurende de hele programmaperiode worden overtroffen. In het convergentieprogramma 2019 wordt ervan uitgegaan dat de over­

heidsschuldquote geleidelijk zal dalen van 22,6 % van het bbp in 2018 tot 16,7 % in 2022. Het macro-eco­

nomische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Volgens de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie zal het structurele saldo naar verwachting een overschot vertonen van 0,7 % van het bbp in 2019 en 0,6 % van het bbp in 2020, wat hoger is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Al met al is de Raad van oordeel dat Bulgarije in 2019 en 2020 naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(6) De belastinginkomsten en de naleving van de belastingwetgeving verbeteren en een aantal initiatieven is uitgevoerd.

De belastinginning lijkt echter niet overal in hetzelfde tempo te verbeteren. Dit geldt met name voor arbeids­

gerelateerde belastingen en socialezekerheidsbijdragen en voor bepaalde categorieën accijnzen. Er zijn ook aan­

wijzingen dat zwartwerk en de illegale handel in brandstoffen nog steeds een uitdaging vormen. Om de nog steeds grote schaduweconomie verder terug te dringen, is het van het grootste belang dat wordt doorgegaan met de inspanningen om de belastinginning te verbeteren en aanvullende gerichte maatregelen te nemen om de uit­

dagingen op specifieke onderdelen van het belastingstelsel het hoofd te bieden.

(7) De regering heeft stappen ondernomen om de effectiviteit van de overheidsuitgaven te verbeteren. De Wereldbank heeft een uitgaventoets uitgevoerd die betrekking heeft op een aantal overheidsinstellingen (ministeries en ge­

meenten), twee proefstudies verricht — één op het gebied van ordehandhaving en brandbestrijding en één met betrekking tot afvalbeheer — en ook een handleiding opgesteld voor toekomstige toetsingen door de overheid. In de budgettaire middellangetermijnstrategie 2018 heeft de regering een aantal prestatie-indicatoren ingevoerd om de impact van de uitgaven op de verschillende beleidsterreinen in de loop van de tijd te beoordelen en de evaluatie en planning van de begroting te onderbouwen. Naar verwachting zal de uitvoering van deze initiatieven de kwaliteit, de efficiëntie en de transparantie van de overheidsuitgaven en bijgevolg de kwantiteit en kwaliteit van collectieve goederen verbeteren.

( 3 ) PB C 320 van 10.9.2018, blz. 7.

( 4 ) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

( 5 ) Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, herberekend door de Commissie volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(13)

(8) Staatsbedrijven hebben te kampen met zwakke corporate governance, wat ook voor een groot deel tot uiting komt in hun economische prestaties. In samenwerking met de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ont­

wikkeling (OESO) en met de steun van de ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen van de Commissie is een hervorming van het rechtskader voor de corporate governance van staatsbedrijven gaande. De hervorming is erop gericht de huidige tekortkomingen aan te pakken door de nationale wetgeving in overeenstemming te brengen met de OESO-richtlijnen inzake corporate governance voor staatsbedrijven. De vaststelling van het kader en de effectieve uitvoering ervan waarborgen de continuïteit en zijn cruciaal voor het welslagen van de hervorming.

(9) Het economisch klimaat is gunstig en de kapitaal- en liquiditeitsratio’s van de banken zijn, gemiddeld genomen, verbeterd. Tegelijkertijd is het aantal niet-renderende leningen van niet-financiële vennootschappen afgenomen, hoewel het nog steeds hoog is. De secundaire markt voor niet-renderende leningen is dynamischer geworden. De Bulgaarse Nationale Bank heeft op 30 mei 2019 een besluit genomen tot uitvoering van de richtsnoeren van de EBA voor het beheer van niet-renderende en geherstructureerde blootstellingen. De vervolgmaatregelen die naar aanleiding van de evaluaties van de financiële sector zijn getroffen, hebben de banksector versterkt, maar er zijn nog enkele zwakke punten. Tot de nieuwe regelgevingsinitiatieven van 2018 behoorden onder meer de regels voor grote risico’s en de identificatie van verbonden cliënten, een verhoging van het contracyclische kapitaalbufferper­

centage en de invoering van macroprudentiële instrumenten voor op kredietnemers gerichte maatregelen. Als vervolg op de wetgevingsinitiatieven inzake blootstellingen aan verbonden partijen, is aanhoudend toezicht om leningen aan verbonden partijen te beperken en overtredingen van zekerheidsbepalingen strafbaar te stellen van cruciaal belang voor de ondersteuning van goede bedrijfspraktijken. Versterking van het kader voor bankafwikke­

ling is een andere lopende maatregel die zal bijdragen tot de weerbaarheid van de financiële sector.

(10) Afronding van de insolventiehervorming zou kunnen bijdragen tot vermindering van de hoge uitstaande schulden in de particuliere sector en het nog steeds grote aandeel niet-renderende leningen. Sommige ontbrekende ele­

menten verminderen de efficiëntie en de effectiviteit van het insolventiekader, wat tot trage en kostbare insolventie­

procedures leidt. Tegelijkertijd kan door het ontbreken van adequate monitoringinstrumenten geen goede analyse van de huidige en nieuwe pre-insolventie- en insolventieprocedures worden gemaakt en kunnen geen concrete knelpunten of zwakke punten worden vastgesteld. In oktober 2018 heeft Bulgarije de ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen van de Commissie verzocht om bijstand bij de hervorming van het insolventiekader. In het kader van dit project worden lacunes in het insolventiekader vastgesteld en zal een stappenplan worden opgesteld om die lacunes aan te pakken. Het is van belang de dynamiek van de hervormingen te behouden en uitvoering te geven aan de routekaart die zal worden opgesteld.

(11) Bulgarije heeft in 2018 en vervolgens in mei 2019 wetswijzigingen goedgekeurd en werkt aan de volledig conforme omzetting van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ) (vierde antiwit­

wasrichtlijn). Er zou aandacht moeten worden besteed aan de doeltreffende uitvoering van deze maatregelen. De nationale risicobeoordeling, die van essentieel belang is voor het uitwerken van adequaat nationaal beleid ter bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme, is door de autoriteiten nog steeds niet afgerond en aan de Commissie meegedeeld. Bovendien wijzen recente ontwikkelingen in de banksector erop dat het nationale toezicht op internationale financiële transacties moet worden versterkt en dat moet worden gezorgd voor doel­

treffende handhaving van het kader voor de bestrijding van witwassen (AML). Het risico op corruptie moet beter worden aangepakt, aangezien dit een basisdelict is dat witwassen mogelijk maakt. De Bulgaarse autoriteiten zullen moeten kunnen aantonen dat zij concrete resultaten hebben geboekt en een goede staat van dienst opbouwen die wordt gestaafd door definitieve uitspraken in corruptiezaken op hoog niveau. Er wordt in beperkte mate gebruik­

gemaakt van financieel onderzoek en financiële profilering.

(12) Hervorming van het niet-bancaire toezicht is aan de gang. De Commissie financieel toezicht heeft in september 2017, in samenwerking met de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, een actieplan voor de hervorming van het niet-bancaire financieel toezicht vastgesteld. Als het actieplan, dat momenteel nog loopt, volledig en tijdig wordt uitgevoerd en gehandhaafd, zal dat bijdragen tot adequaat toezicht op de niet-bancaire financiële sector. Er zijn wijzigingen van de secundaire wetgeving vastgesteld die tot doel hebben de waarderings­

regels en de toepassing ervan te verbeteren. Effectieve uitvoering en handhaving ervan zou een antwoord bieden op de nog resterende problemen in verband met waardering die in het verleden zijn vastgesteld. Tot slot is het nog steeds een uitdaging om ervoor te zorgen dat het toezicht op groepsniveau leidt tot adequaat risicogebaseerd toezicht op verzekeringen.

( 6 ) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

(14)

(13) De sector autoverzekeringen vertoont een aantal zwakke punten. Goed opgestelde regels inzake compensatie zouden het mogelijk maken dat de rechter bij beslissingen over individuele zaken tot een meer geharmoniseerde aanpak komt. Op de langere termijn zou een dergelijke methode bijdragen tot vermindering van de kosten, de volatiliteit en het verzekeringstechnisch risico in de sector wettelijkeaansprakelijkheidsverzekering voor motorrij­

tuigen. De duurzaamheid van de sector zou ook baat hebben bij een betere prijsstelling, die rekening houdt met de rijgeschiedenis van de klanten. De Commissie financieel toezicht heeft een bonus-malussysteem voorgesteld, dat momenteel onderwerp is van een brede publieke discussie. Tot slot heeft de liquiditeit van het bureau van motorrijtuigverzekeraars tot aanzienlijke bezorgdheid geleid, voornamelijk als gevolg van het niet betalen van vorderingen door één Bulgaarse verzekeraar. Voor de geloofwaardigheid en de doeltreffendheid van het systeem is het essentieel dat alle leden hun verplichtingen strikt nakomen.

(14) Op infrastructuurgebied is er sprake van grote investeringstekorten. De dekking en de kwaliteit van de vervoers­

infrastructuur zijn verbeterd, maar blijven onder het gemiddelde van de Unie. Het trans-Europees vervoersnetwerk is in Bulgarije nog steeds onvolledig. Bovendien is de uitstoot van broeikasgassen door het wegvervoer de afgelopen vijf jaar sterk toegenomen. Het is noodzakelijk dat spoor- en wegtrajecten en de Europese systemen voor het beheer van het spoorverkeer en intelligente vervoerssystemen verder worden ontwikkeld. Bulgarije wordt gekenmerkt door weinig verbindingen voor de afvoer van stedelijk afvalwater, dat in geringe mate wordt behan­

deld, door hoge niveaus van luchtvervuiling en veelvuldig gebruik van stortplaatsen voor stedelijk afval. Het recyclingpercentage ligt aanzienlijk onder het gemiddelde van de Unie. Investeringen zijn nodig om duurzaam waterbeheer, efficiënt gebruik van hulpbronnen en de overgang naar een circulaire economie te bevorderen.

Bovendien zijn de investeringsbehoeften op het gebied van energie en de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering aanzienlijk. De hoge energie-intensiteit van de economie en de trage verwezenlijking van de doelstellingen inzake energie-efficiëntie, met name in de bouwsector, hebben een remmende invloed op de productiviteit en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven in het land. Meer inspanningen zijn dan ook nodig om ervoor te zorgen dat aanzienlijke energiebesparingen worden gerealiseerd via gerichte investeringen in de industrie-, vervoers- en bouwsector. Meer investeringen in schone energie-infrastructuur (zoals schone en kool­

stofarme elektriciteitsproductie, interconnecties en slimme netwerken) zouden, overeenkomstig de prioriteiten die in het ontwerp van het Bulgaarse nationale klimaat- en energieplan zijn vastgesteld, het algemene concurrentie­

vermogen van de economie en de levenskwaliteit van de bevolking verder helpen verbeteren.

(15) Hoewel de overheidsbegroting voor onderzoek in 2018 is verhoogd, blijven de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (O & O) zowel in de particuliere als in de publieke sector zeer laag. De particuliere investeringen in O & O worden gedomineerd door grote multinationale ondernemingen en zijn geconcentreerd in de hoofd­

stedelijke regio. Het trage tempo waarin de hervormingen worden uitgevoerd en de sterke versnippering van het onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatiestelsel doen afbreuk aan de bijdrage die investeringen in O & O kunnen leveren aan productiviteit en groei. Een groot aantal universiteiten en onderzoeksinstellingen presteert nog steeds slecht waar het gaat om hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek. Er is nog steeds zeer weinig interactie tussen wetenschap en bedrijfsleven en de beschikbaarheid van menselijk kapitaal in O & O is een bron van grote zorg.

Clusters en het potentieel dat zij kunnen bieden, zijn in Bulgarije onvoldoende ontwikkeld, doordat zij vaak geen kritische massa hebben. In combinatie met efficiënt bestuur en effectievere overheidsinvesteringen kunnen verdere investeringen het productiviteitseffect maximaliseren en het concurrentievermogen van de economie verbeteren.

Verdergaande digitalisering van het bedrijfsleven en invoering van nieuwe bedrijfsmodellen zijn bovendien van cruciaal belang voor de productiviteit in het land.

(16) De hervorming van het openbaar bestuur en e-overheid verloopt nog steeds traag en levert onvoldoende ver­

betering op, terwijl het ondernemingsklimaat nog steeds zwak is. Er is een aantal hervormingsmaatregelen goed­

gekeurd, maar de praktische uitvoering daarvan hinkt achterop. Institutionele tekortkomingen, rechtsonzekerheid, corruptie en een ontoereikend arbeidsaanbod zijn nog steeds belangrijke belemmeringen voor investeringen. Het bestuur in de publieke sector heeft baat bij meer transparantie, duidelijkere regels en een perspectief voor de lange termijn. Er zijn ook tekortkomingen op het gebied van het testen en de veiligheid van producten als gevolg van de beperkte financiële en personele middelen. Terwijl verreweg de meeste van de in de nationale strategie inzake overheidsopdrachten opgenomen maatregelen zijn goedgekeurd, zijn ten aanzien van de uitvoering bovendien voortdurend toezicht, controle en beoordeling vereist. Het grote aantal onderhandse gunningen en aparte offertes kan de transparantie en effectiviteit van het systeem aanzienlijk ondermijnen. De bestuurlijke capaciteit van de sector overheidsopdrachten vormt een voortdurende uitdaging, wat ook geldt voor de professionalisering van overheidsinkopers en gezamenlijke aankopen. De aanzienlijke vertraging bij de invoering van elektronische aan­

bestedingen verhindert verdere verbetering van de transparantie en efficiëntie van de procedures voor overheids­

opdrachten.

(17) De situatie van de arbeidsmarkt is verbeterd, maar er zijn nog steeds uitdagingen. De arbeidsparticipatie is nu op het hoogste niveau sinds de toetreding van Bulgarije tot de Unie en de werkloosheid ligt onder het gemiddelde van de Unie. Deze positieve ontwikkelingen ten spijt hebben sommige groepen, zoals laaggeschoolden, jongeren, Roma en mensen met een handicap nog steeds moeite om werk te vinden. Er worden specifieke maatregelen uitgevoerd ter ondersteuning van langdurig werklozen, die in 2018 3 % van de beroepsbevolking uitmaakten. Met een combinatie van doeltreffende en duurzame outreachmaatregelen, een actief arbeidsmarktbeleid en geïntegreerde werkgelegenheids- en sociale diensten zou de inzetbaarheid van leden van kansarme groepen en de kansen op het vinden van werk kunnen worden verbeterd.

(15)

(18) Het groeiende tekort aan vaardigheden in Bulgarije rechtvaardigt aanzienlijke investeringen. De inzetbaarheid van jongeren kan worden vergroot als de kwaliteit en de effectiviteit van stages en leerlingplaatsen wordt verbeterd. De volwassen bevolking maakt bovendien zeer zelden gebruik van maatregelen op het gebied van bij- en omscholing.

Ondanks de maatregelen die zijn genomen om de ontwikkeling van digitale vaardigheden aan te moedigen, behoort het niveau van digitale basisvaardigheden in Bulgarije (29 % van de mensen beschikt over elementaire digitale vaardigheden, terwijl het Uniegemiddelde 57 % bedraagt) nog steeds tot de laagste in de Unie.

(19) Hoewel in 2018 het verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de vaststelling van minimum­

lonen is geratificeerd en verschillende onderhandelingsronden hebben plaatsgevonden, hebben werkgevers en vakbonden nog steeds uiteenlopende opvattingen over de criteria die moeten worden toegepast bij de vaststelling van het minimumloon. Er is ruimte voor meer consensus over een objectief en transparant mechanisme voor loonvorming. De betrokkenheid van de sociale partners bij het ontwerp en de uitvoering van het beleid en de hervormingen lijkt weliswaar te zijn toegenomen, maar voortdurende ondersteuning van een versterkte sociale dialoog blijft noodzakelijk.

(20) De onderwijsresultaten zijn nog steeds laag en worden nog steeds sterk beïnvloed door de sociaal-economische status van de ouders. Dit weerspiegelt uitdagingen die verband houden met de kwaliteit en inclusiviteit van het onderwijs- en opleidingsstelsel. Bulgarije investeert onvoldoende in onderwijs, met name het kleuter- en basis­

onderwijs, twee gebieden die van groot belang zijn om vanaf jonge leeftijd gelijke kansen te creëren. De deelname aan goed onderwijs en goede opvang van jonge kinderen is laag, met name voor Roma en kinderen uit andere kansarme groepen. Het percentage vroegtijdige schoolverlaters is nog steeds hoog, met alle negatieve gevolgen van dien voor de toekomstige inzetbaarheid en de arbeidsmarktresultaten. De arbeidsmarktrelevantie van beroepsonder­

wijs en beroepsopleiding en de beschikbaarheid van duaal beroepsonderwijs en duale beroepsopleiding zijn nog steeds onvoldoende. Hoewel sommige maatregelen reeds worden uitgevoerd, zijn verdere inspanningen nodig om ervoor te zorgen dat de vaardigheden van afgestudeerden van het hoger onderwijs op consistente wijze oplossingen kunnen bieden voor de vaardigheidstekorten op de korte en middellange termijn. Er is een aantal maatregelen genomen om leerkrachten om te scholen en het beroep aantrekkelijker te maken. De programma’s voor de initiële en voortgezette opleiding van leerkrachten moeten echter nog verder worden versterkt en er moeten nog inspan­

ningen worden geleverd om de arbeidsomstandigheden van het onderwijzend personeel te verbeteren.

(21) Bulgarije heeft nog steeds te kampen met een hoge inkomensongelijkheid en een hoog risico op armoede of sociale uitsluiting. Het percentage van de bevolking dat in armoede leeft of met sociale uitsluiting te kampen heeft, is weliswaar gedaald, maar bedroeg in 2018 nog steeds 32,8 %, wat ruim boven het Uniegemiddelde ligt. Het socialezekerheidsstelsel bereikt niet alle mensen op de arbeidsmarkt en het stelsel voor sociale bescherming is onvoldoende voor de aanpak van belangrijke sociale kwesties. Dit is in overeenstemming met het lage niveau van de sociale uitgaven, de ongelijke beschikbaarheid van sociale dienstverlening in het land en de beperkte herver­

delingseffecten van het belastingstelsel. In 2018 was het inkomen van de rijkste 20 % van de bevolking 7,7 maal zo hoog als dat van de armste 20 %, waarmee de inkomensongelijkheid tot de hoogste in de Unie behoort.

Ondanks dat een aantal maatregelen is getroffen, blijft de toereikendheid en de dekking van het minimuminkomen beperkt en ontbreekt het nog steeds aan een objectief mechanisme om het minimuminkomen regelmatig bij te werken. De sociale dienstverlening wordt gehinderd door lage kwaliteit en het ontbreken van een geïntegreerde aanpak van actieve inclusie. Er zijn nog steeds verschillen wat betreft de toegang tot sociale diensten, gezondheids­

zorg en langdurige zorg. Dit doet afbreuk aan de mogelijkheden om brede steun te verlenen aan de meest kwetsbare groepen, zoals de Roma, kinderen, ouderen, personen met een handicap en mensen in plattelands­

gebieden. Een deel van de bevolking krijgt daardoor slechts met moeite toegang tot betaalbare huisvesting. Dat wil zeggen dat er meer inspanningen nodig zijn om actieve inclusie te bevorderen, de sociaal-economische integratie van kwetsbare groepen (waaronder de Roma) te stimuleren, de toegang tot hoogwaardige diensten te verbeteren en materiële deprivatie aan te pakken.

(22) De gezondheidszorg wordt nog steeds gekenmerkt door lage overheidsuitgaven. Mensen in Bulgarije hebben beperkte toegang tot gezondheidszorg als gevolg van de ongelijke verdeling van de beperkte middelen en de lage dekking van de ziektekostenverzekering. Aanzienlijke eigen bijdragen zijn vereist ter compensatie van het lage niveau van de overheidsuitgaven. De geringe beschikbaarheid van huisartsen vormt een belemmering voor de verstrekking van eerstelijnszorg. Er is een aanzienlijk tekort aan verpleegkundigen; het aantal werknemers in deze sector per hoofd van de bevolking behoort tot de laagste in de Unie. Een snellere en doeltreffendere uitvoering van de nationale gezondheidsstrategie zou helpen bij de aanpak van deze zwakke punten.

(16)

(23) In het kader van het mechanisme voor samenwerking en toetsing blijft de Commissie toezicht houden op de hervorming van justitie en de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad in Bulgarije. Deze domeinen zijn dan ook niet opgenomen in de landspecifieke aanbevelingen voor Bulgarije, maar zijn relevant voor de ontwik­

keling van een positief ondernemingsklimaat in het land. In het verslag van november 2018 over het mechanisme voor samenwerking en toetsing werd opgemerkt dat Bulgarije zijn inspanningen om het rechtsstelsel te hervormen en tekortkomingen in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad aan te pakken, had voortgezet, maar dat op een aantal gebieden verdere inspanningen nodig waren. De Commissie verwacht dat zij begin najaar 2019 opnieuw de voortgang zal evalueren.

(24) De programmering van de Uniemiddelen voor de periode 2021-2027 zou kunnen bijdragen tot het aanpakken van een aantal van de in de aanbevelingen geconstateerde leemten, met name op de gebieden die worden behandeld in bijlage D bij het landverslag 2019. Bulgarije zou daardoor in staat worden gesteld optimaal gebruik te maken van deze middelen met betrekking tot de geïdentificeerde sectoren, rekening houdend met regionale verschillen. Een versterking van de administratieve capaciteit van het land om deze middelen te beheren, is een belangrijke factor voor het welslagen van deze investering.

(25) In de context van het Europees Semester 2019 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Bulgarije verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2019. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma 2019 als het nationale hervormingsprogramma 2019 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Bulgarije zijn gericht. Daarbij heeft de Commissie niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaal-economisch beleid in Bulgarije, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(26) In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma 2019 onderzocht en is hij van mening ( 7 ) dat Bulgarije naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(27) In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2019 en het convergentieprogramma 2019 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbeveling 2 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Bulgarije in 2019 en 2020 de volgende actie onderneemt:

1. De inning van de belastingen verbeteren met gerichte maatregelen op gebieden zoals de belasting op brandstoffen en arbeid. De corporate governance van staatsbedrijven verbeteren door de nieuwe wetgeving vast te stellen en ten uitvoer te leggen.

2. De stabiliteit van de banksector waarborgen door het toezicht te versterken, een adequate waardering van activa, met inbegrip van zekerheden van banken, te bevorderen en een goed functionerende secundaire markt voor niet-rende­

rende leningen te stimuleren. Zorgen voor effectief toezicht op en handhaving van het AML-kader. De niet-bancaire financiële sector versterken door doeltreffend toezicht op risico’s, handhaving van de onlangs vastgestelde waarderings­

regels en toezicht op groepsniveau. De op stapel staande routekaart voor het aanpakken van de in het insolventiekader vastgestelde lacunes uitvoeren. De stabiliteit van de autoverzekeringssector bevorderen door marktproblemen aan te pakken en de resterende structurele tekortkomingen te verhelpen.

3. Bij het investeringsgerelateerde economische beleid de nadruk leggen op onderzoek en innovatie, vervoer (met name wat betreft de duurzaamheid ervan), water-, afval- en energie-infrastructuur en energie-efficiëntie (rekening houdend met regionale verschillen), en verbetering van het ondernemingsklimaat.

( 7 ) Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.

(17)

4. De inzetbaarheid op de arbeidsmarkt vergroten door vaardigheden (met inbegrip van digitale vaardigheden) te ver­

sterken. De kwaliteit, de relevantie voor de arbeidsmarkt en de inclusiviteit van onderwijs en opleiding verbeteren, met name voor Roma en andere kansarme groepen. Sociale inclusie bevorderen door verbetering van de toegang tot geïntegreerde dienstverlening op werkgelegenheids- en sociaal gebied en effectievere minimuminkomenssteun. De toegang tot gezondheidsdiensten verbeteren, onder meer door de eigen bijdragen te verminderen en de tekorten aan gezondheidswerkers weg te werken.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2019.

Voor de Raad De voorzitter

M. LINTILÄ

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Overeenkomstig de aanbeveling van de buitensporigtekortprocedure een gemiddelde structurele jaarlijkse begrotingsinspanning van meer dan 1,5 % van het bbp te leveren voor de

kenning van examencentra gebeurt door toepassing van de punten 26 tot en met 48. De bevoegde instantie kan examencentra belasten met de erkenning van hun eigen examinatoren

Na een landspecifieke aanbeveling om geïntegreerde overheidsdiensten toegankelijker te maken, de basisinfrastructuur uit te breiden en economische diversificatie te

(6) Op 18 november heeft de Commissie een aanbeveling aangenomen inzake het gebruik van snelle antigeentests voor de diagnose van SARS‐CoV‐2-infecties 14 , waarin de

Tegelijkertijd moeten de lidstaten en de Unie samenwerken om de maatregelen voor te bereiden die nodig zijn voor een terugkeer naar een normale werking van

Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Slowakije, maar is zij ook nagegaan of

(24) Terwijl de huidige aanbevelingen gericht zijn op het aanpakken van de sociaal- economische gevolgen van de pandemie en het bevorderen van het economisch

(1) Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze