• No results found

‘Aha! Dan ben je nu je journalistieke gevoel aan het ontwikkelen’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Aha! Dan ben je nu je journalistieke gevoel aan het ontwikkelen’ "

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Aha! Dan ben je nu je journalistieke gevoel aan het ontwikkelen’

Stageverslag Noortje van der Leek

Naam: Noortje van der Leek Studentnummer: 2179237 Stageplaats: Stad&Noord redactie bij Dagblad van het Noorden in Groningen Stageperiode: 1 maart 2017 t/m 31 mei 2017 Praktijkbegeleider: Richold Brandsma Docentbegeleider: Rob Siebelink Inleverdatum: 12 juni 2017

(2)

2

Inhoud

Inleiding ... 3

1. De stageplaats ... 4

1.1 Waarom Dagblad van het Noorden? ... 4

1.2 Dagblad van het Noorden: de organisatie en de (kille) cijfers ... 4

1.3 De werkwijze van de Stad&Noord redactie ... 5

1.4 De visie van Dagblad van het Noorden ... 6

2. De werkzaamheden ... 7

2.1 Stagiaire? Zeg maar gewoon ‘journalist’! ... 7

2.2 Soorten verhalen en reflectie daarop ... 7

Nieuws uit de regio ... 8

Grote verhalen ... 9

Mindere verhalen ... 9

2.3 Journalistieke reflectie? ... 10

3. De begeleiding ... 11

3.1 Begeleiding vanuit Dagblad van het Noorden ... 11

3.2 Begeleiding vanuit de opleiding ... 11

4. Evaluatie ... 12

4.1 De master Journalistiek versus de beroepspraktijk ... 12

4.2 Mijn eigen ontwikkeling ... 12

4.3 Stageplan ... 13

Conclusie en aanbevelingen ... 15

Bijlagen……….16

(3)

3

Inleiding

Op de fiets naar De Kuip. Meedoen met een lesje ‘Catfulness.’ Actievoeren tegen

aardbevingen. Een pizza-automaat ontwerpen. Jongeren op 15 maart aan het stemmen krijgen en een kinderburgemeester kiezen: in de provincie Groningen kan het allemaal en ik was erbij. Drie maanden lang, van 1 maart tot 31 mei 2017, heb ik de tijd van m’n leven gehad tijdens mijn stage op de Stad&Noord redactie van Dagblad van het Noorden. Weinig slapen, veel werken, elke dag op pad, je meerwaarde bewijzen, alle uithoeken van de provincie zien, hordes mensen interviewen, lachen en soms een traantje laten en vooral: héél veel schrijven.

Bij het Dagblad gebeurde het allemaal. In onderstaand verslag leest u hoe het mij vergaan is, waar ik van genoten heb en wat soms beter kan. In de bijlage vindt u enkele voorbeelden van het werk dat ik de afgelopen drie maanden geleverd heb.

(4)

4

1. De stageplaats

1.1 Waarom Dagblad van het Noorden?

Er zijn legio redenen te bedenken waarom ik graag bij Dagblad van het Noorden stage wilde lopen. Sowieso wist ik dat ik een ‘schrijvende’ stage wilde gaan doen. Dat past simpelweg veel beter bij me dan televisie of radio maken. Daarnaast is daar een praktische kant: ik ben opgegroeid in Groningen en woon er inmiddels alweer een paar jaar samen. Ik ben als echte Groningse simpelweg verknocht aan Stad en Ommeland en zou hier dan ook graag na mijn studie nog blijven. Bovendien is Dagblad van het Noorden in Noord-Nederland verreweg de belangrijkste krantentitel. Ik heb de verscheidenheid aan artikelen in de krant altijd

gewaardeerd en met name van al die katernen op zaterdag was ik als jong kind, wanneer m’n vader de krant van voor naar achter spelde, al onder de indruk. Het is een laagdrempelige krant die veel mensen aanspreekt, zonder simpel te worden. Een nuchtere krant die letterlijk door Groningers, voor Groningers gemaakt is. Ik gokte maar zo dat ik daar best tussen zou passen en wilde graag mijn eigen steentje bijdragen aan het Groningse nieuws.

Dat brengt me op het volgende punt: Ik wilde hier niet alleen graag blijven omdat ik me hier thuis voel, maar ook omdat ik oprecht het idee heb dat hier op journalistiek gebied nog erg veel werk te verrichten valt. Het gaswinning- en aardbevingsdossier, een florerende stad tegenover een krimpende provincie, het samenvoegen van gemeentes wat her en der tot problemen leidt: er is veel dat onder de loep genomen moet worden. Bij landelijke dagbladen wordt daar vaak aan voorbij gegaan en als wij het niet doen, wie doet het dan wel? Tijdens mijn stage heb ik aan den lijve ondervonden dat er bij tijd en wijle zoveel te vertellen valt, dat er hier en daar keuzes gemaakt moeten worden. Kortom: er is als journalist nog genoeg werk te doen in Groningen!

Tot slot had ik het idee dat je als stagiaire bij een regionale titel meer kansen krijgt om als

‘gewone journalist’ mee te draaien dan op andere redacties. Ik ken verhalen van

medestudenten die eerst eindeloos op cursus moesten. Zonder al teveel op de zaken vooruit te lopen, kan ik wel stellen dat dit vermoeden uitkwam. Ik mocht gewoon meteen de eerste dag de hort op: ga je maar bewijzen!

1.2 Dagblad van het Noorden: de organisatie en de (kille) cijfers

Dagblad van het Noorden is een krant met drie edities: Eentje voor Groningen Stad & Noord (en West valt daar ook onder) gemaakt in de stad Groningen, eentje voor Groningen-Oost, gemaakt in Winschoten en eentje voor de gehele provincie Drenthe (al brengen ze daar op zaterdag nog twee versies uit voor de advertentie-inkomsten), gemaakt in Assen en Emmen.

De krant valt samen met de Leeuwarder Courant onder de uitgever NDC Mediagroep.

Zes keer per week verschijnt de krant ’s ochtends vroeg. De deadlines voor het aanleveren van stukken ligt de avond daarvoor zo rond 22.00 uur.

Je kunt gerust stellen dat de redactie aan de Lübeckweg in Groningen het ‘epicentrum’ van de krant is: zowel de hoofdredactie als de eindredactie zetelen daar. Naast de regioredactie hebben ook economie, digitaal, kunst en de bijlages hier de vaste redactie. En de

‘specialisten’ zitten er: mensen die een vast dossier onder hun hoede hebben. Bijvoorbeeld:

het gaswinningsdossier, de Rijksuniversiteit Groningen en misdaad in Noord-Nederland.

(5)

5 De Stad&Noord editie van de krant kent verschillende katernen: voorin de ‘In het Nieuws’, waarbij het belangrijkste regionale nieuws afgewisseld wordt met binnen- en buitenlands nieuws (wat aangeleverd wordt door het AD), het regiokatern (waar ik als stagiaire aan meewerkte), en de katernen economie, sport en cultuur. In het weekend zijn er de bijlages

‘Weekend’ en Wonen&co bij te vinden.

Volgens de laatste, openbaar beschikbare, cijfers van stichting NOM (Nationaal Onderzoek Multimedia, voorheen HOI), bestond de ‘totaal betaalde gerichte oplage’ van Dagblad van het Noorden in 2016 uit 93.743 kranten1. De totaal verspreide oplage lag iets hoger: 99.4232. Reden voor de hoofdredactie om tot reorganisatie over te gaan: het aantal betalende leden is te laag om op dezelfde voet door te gaan, aldus hoofredacteuren Pieter Sijpersma en Evert van Dijk.

Op het moment van schrijven, en dus ook tijdens mijn stage, zijn ze op de redactie daartoe druk bezig om over te schakelen naar ‘De Hoogste Versnelling’: een manier van werken waarbij het internet de belangrijkste pijler wordt, en de krant niet meer per definitie de boventoon voert. De hoop is hiermee als merktitel onder meer noorderlingen bekend te worden en op die manier een nieuwe, grotere groep lezers aan zich te binden. Online ligt er nog een hele markt open, zo is het devies. Vanaf september moet de nieuwe manier van werken ingaan.

1.3 De werkwijze van de Stad&Noord redactie

De Stad&Noord redactie bestaat uit twee redacties, die ieder een eigen gebied bestieren. Bij Noord werken vijf mensen, die ieder verantwoordelijk zijn voor nieuws uit de gemeente die ze volgen. De stadsredactie is iets groter: daar werken negen mensen. Ook hier is soms sprake van een eigen ‘gebied’: sommigen volgen de gemeente Groningen of omliggende gemeenten extra goed, de ander heeft ‘verkeer’ als portefeuille en weer een ander volgt de horeca in de stad op de voet. Als stagiaire fungeer je tussen beide redacties als vliegende keep: allerlei soorten onderwerpen en plekken passeren in drie maanden de revue.

Elke ochtend om 9.30 uur houdt de Stad&Noord redactie een gezamenlijke

redactievergadering. De centrale vraag: wie gaat vandaag wat doen voor de krant van morgen? Er zijn vrijwel dagelijks vaste agendapunten te verdelen, zoals persconferenties, raadscommissies en andere vooraf geplande activiteiten. Maar iedereen mag ook zelf een onderwerp inbrengen: iets wat veelvuldig gebeurt en wat net zo goed ook van de stagiaires verwacht wordt. Hoewel er sprake is van een zekere hiërarchie binnen de redactie: Rob de Kam is de chef, Richold Brandsma coördineert Stad en Noord, is er heel veel ruimte voor eigen inbreng. Als je het ergens niet mee eens bent, zeg je dat. Wanneer je vindt dat een verhaal meer of minder ruimte verdient, kan dat ook. Iedereen mag z’n zegje doen.

Deze zekere mate van laagdrempeligheid maakt dat veel verhalen de revue passeren. Dit zorgt enerzijds voor een zeer gevarieerde krant, maar anderzijds lijkt het ook tot enige willekeur te leiden: wat als een verhaal niet was ingebracht, was het dan helemaal niet in de krant

1 Zie voor de cijfers: https://dundas.reports.nl/NOM/Dashboard/Dashboard?guidinput=58a828c6-5ae8-4393- ada2-5e3dd872d99a

2 Idem

(6)

6 verschenen? Na drie maanden stage rijst bij mij soms de vraag of het niet verstandig zou zijn iets meer met een vooropgezette agenda te werken. Zoals gezegd gebeurt dat nu ook, maar ook daar lijkt – los van bijvoorbeeld politieke activiteiten – sprake van enige willekeur:

wanneer iemand een onderwerp een leuk verhaal vindt, wordt het in de agenda gezet.

Verhalen worden daardoor ook weleens gemist: soms is het beter met een zogeheten

‘voorverhaal’ in de krant te anticiperen op een activiteit die die dag plaatsvindt, dan de volgende dag een verslag van de dag zelf als mosterd na de maaltijd in de krant te

presenteren. Daar wordt nu, door gebrek aan overzicht, naar mijn mening nog te weinig op ingezet. Desalniettemin heb ik, juist doordat ik zoveel zelf mocht inbrengen, ongelofelijk veel verschillende, hele toffe verhalen gemaakt.

Soms heerst er in de vergadering ook enige onduidelijkheid of het desbetreffende ingebrachte verhaal door de Stad of Noord redactie gemaakt moet/mag worden. Zoals gezegd zijn er op bepaalde gebieden ‘specialisten’ aan het werk op de redactie: aardbevingsnieuws bijvoorbeeld wordt bijna altijd daar neergelegd. Wanneer iemand met een verhaal op de proppen komt dat als zeer belangrijk wordt gekwalificeerd, wordt het overgeplaatst naar de ‘In het Nieuws’: het is dan volgens de redactie van algemeen belang, en niet alleen voor de regio. Het duurde even voordat ik tijdens mijn stage doorhad waar de scheidslijnen tussen de verhalen precies lagen.

Na 10.00 uur is het aan een ieder om aan de slag te gaan met het onderwerp dat hem of haar is toebedeeld. Rob en Richold checken af en toe even of het voorgenomen verhaal, de

voorgenomen invalshoek en lengte daadwerkelijk gaan lukken of dat er op plan B

overgeschakeld moet worden. Hoewel eenieder bereid is mee te denken met je verhaal, ben je uiteindelijk zelf verantwoordelijk. Er heerst dan ook een grote mate van zelfstandigheid op de redactie.

1.4 De visie van Dagblad van het Noorden

“Nieuws, actualiteiten en informatie worden kritisch verzameld en onafhankelijk geduid om betekenisvol bij te dragen aan de dagelijkse gang van zaken van de lezer”, aldus de NDC Mediagroep over haar missie op de website.3 Ik denk dat daar zeker een kern van waarheid in zit: op de redactie passeert dagelijks héél veel nieuws de revue, waarbij de voornaamste vraag is: wat heeft onze lezer hieraan? Wat ik in dit statement mis, maar wat absoluut de

topprioriteit heeft bij Dagblad van het Noorden, is dat het nieuws noordelijk is: of er nou in Groningen, Wehe den Hoorn of Den Ham iets gebeurt: Dagblad van het Noorden weet ervan en is erbij.

Onafhankelijk is de krant zeker: tijdens mijn stage heb ik bij collega’s meerdere ruzies meegemaakt over wel of niet te plaatsen advertenties en bepaalde partijen die niet erg

gelukkig waren met een stuk. Niemand die zich daar wat van aantrekt: ‘Daar ben je journalist voor!’, hoorde ik dan altijd. Onafhankelijk betekent niet altijd objectief: doordat bijvoorbeeld het aardbevingsdossier in Groningen al zolang zo’n groot probleem is, is de berichtgeving daarover niet altijd meer objectief. Soms wel, en soms niet bewust: op de redactie heerst de gedeelde consensus dat het in het aardbevingsgebied echt anders moet, en dat mag soms ook wel eens opgeschreven worden.

3 https://www.ndcmediagroep.nl/missie/

(7)

7

2. De werkzaamheden

2.1 Stagiaire? Zeg maar gewoon ‘journalist’!

Op de eerste ochtend van mijn stage kwam mijn stagebegeleider – tevens coördinator van de redactie – Richold naar mij toe en zei hij: ‘Noortje, fijn dat je er bent. Wij behandelen een stagiaire hier nooit op bijzondere wijze, ik beschouw je gewoon als onderdeel van het team.’

En zo was het vanaf die dag: ik draaide volop mee in de vergaderingen, mocht met eigen ingebrachte verhalen aan de slag of kreeg iets toebedeeld uit de agenda. Voordeel was dat ik al enige tijd op de digitale redactie gewerkt had, en daardoor bekend was met de

computersystemen die de redactie gebruikt. In die zin kon ik meteen aan de slag.

Op dag een ging ik ’s middags meteen op reportage, op dag twee moest ik extra vroeg uit de veren voor een klus en op dag drie zat ik, na een reportage in Zuidbroek, tegen de deadline van 22.00 uur aan hikken. Toen wist ik: welkom in de journalistiek! Wat ik ook meteen wist, is dat je als journalist je ongelofelijk in het werk kunt verliezen: je kunt wel aan de gang blijven, want er ligt altijd ergens een verhaal te wachten. In drie maanden tijd heb ik af en toe op mijn tandvlees gelopen, want je wilt als stagiaire natuurlijk niet ‘nee’ zeggen of half werk leveren. De belangrijkste les die ik hieruit gehaald heb, is dat je echt genoeg rust moet nemen om je werk heen. En dat lukte, naarmate de drie maanden vorderde, steeds beter.

In drie maanden tijd heb ik tientallen interviews, reportages en ‘Vraag&Antwoordjes’

geproduceerd. Op reportage gaan vind ik het allermooist. Op plekken komen waar je nooit komt, mensen spreken die je normaliter nooit zou spreken en dat vervolgens kneden tot een sfeervol verhaal: daarvoor ga je toch de journalistiek in? Elke dag brengt weer wat nieuws en daardoor is geen dag saai. Hard nieuws was, en is nog steeds, het genre waar ik de meeste moeite mee heb. Nou is het wellicht niet heel gek dat ik als stagiaire, zonder groot netwerk, niet uit mezelf op hard nieuws stuit. Wanneer ik wel met een ‘hard nieuws artikel’ bezig was, had ik soms moeite het helder en kort maar krachtig op te schrijven. ‘Kortjes’ zijn daarin echt een vak apart: ik heb er veel mee mogen oefenen, maar in zes regels een ingewikkeld verhaal uitleggen, is een hele kunst. En dan de persberichten van de gemeente: het is blijkbaar een sport om zo droog mogelijk iets over te brengen.

Er zijn natuurlijk ook dagen waarop niks lukt: er is geen nieuws, de krant is al vol of dat leuke onderwerp komt toch niet van de grond. Op die dagen probeerde ik altijd de sociale media en andere nieuwssites in de gaten te houden op zoek naar nieuws, of om ideeën voor de dagen daarop uit te zetten. Er was altijd nog wel ergens een fotobijschrift bij te tikken of een kortje te produceren, dus echt verveeld heb ik me nooit. Het was vooral zaak om van dat soort dagen niet onzeker te worden. ‘Doe ik het wel goed?’ Door collega’s werd ik altijd automatisch weer gerustgesteld: iedereen heeft weleens een dag dat niets van de grond komt.

2.2 Soorten verhalen en reflectie daarop

Ik heb lang getwijfeld over de keuze welke verhalen ik in mijn stageverslag toe zou lichten. Ik heb zoveel gedaan, zoveel moois gezien, zoveel leuke mensen gesproken: waar moet je

beginnen? Uiteindelijk zijn er drie soorten verhalen die ik u verder wil toelichten: verhalen uit de regio, grotere verhalen en verhalen die minder zijn geworden dan ik had gehoopt. Alle verhalen die in dit stageverslag toegelicht worden, kunt u in de bijlage terugvinden.

(8)

8 Nieuws uit de regio

Iedereen weet van Groningen dat het een bruisende stad is. Ik ben er geboren en getogen, dus toen ik bij het Dagblad stage ging lopen, dacht ik wat dat betreft: voor mij niets nieuws onder de zon. Ik heb talloze verhalen in de stad gemaakt, over ongelofelijk uiteenlopende

onderwerpen. Maar waar ik tijdens mijn stage echt door verrast ben, is de verscheidenheid aan activiteiten die zich in de provincie afspelen.

Ik dacht toch altijd de provincie wel enigszins te kennen, maar na drie maanden stage kan ik gerust zeggen dat ik onder de indruk ben van wat er zich allemaal afspeelt, van hoe er met problemen wordt omgegaan en ook van wat het Dagblad daar als krant mee doet: mijn

collega’s Gerdt en Johan kennen het aardbevingsdossier echt van voor tot achter, maar ook de vijf andere collega’s die de bijna onmogelijke taak hebben driekwart van de provincie te beschrijven, weten van heel veel dingen af. Daarnaast heb ik verhalen in alle soorten en maten gemaakt in de provincie, waardoor ik denk dat het uitlichten van dit onderdeel een goed overzicht geeft van mijn werkzaamheden tijdens de stage in het algemeen en van de groei die ik tijdens mijn stage heb doorgemaakt.

Op dag drie van mijn stage werd ik, nadat ik het onderwerp zelf en passant op de vergadering had ingebracht, naar de Groninger Dorpenmiddag in Zuidbroek gestuurd. Voor een reportage.

Een aantal mensen hield een vlammend betoog over hoe zij de leefbaarheid in hun dorp probeerden hoog te houden, ondanks krimp, armoede en aardbevingen. Ik weet nog dat ik zwaar onder de indruk was. Natuurlijk was ik ontzettend zenuwachtig: het was mijn eerste stageweek en ik moest met iets fatsoenlijks thuiskomen, maar dit verhaal schreef zich bijna vanzelf. Ik voelde een energie onder de dorpelingen en een mentaliteit die het best te

omschrijven is als ‘ze krijgen ons er niet onder’. Vanaf dat moment wist ik: dit zou een keur aan verhalen kunnen opleveren, want in elk dorp is wel een ander initiatief, nietwaar? Ik legde contact met mensen van de dorpswinkel in Sauwerd en met de basisschool in Garnwerd.

Beide hebben me later tijdens mijn stage nog een mooi verhaal opgeleverd. U begrijpt: vanaf die middag begreep ik ineens hoe journalisten altijd aan zo’n gigantisch netwerk komen. Het was de journalistieke praktijk ten top.

De aardbevingsproblematiek is een onderwerp waar ik niet direct iets mee te maken had:

Gerdt en Johan gaan daar op de redactie over. Een keer werd ik echter naar Ulrum gestuurd, waar mensen uit het ‘buitengebied’ aan de Nationaal Coördinator Groningen en het Centrum Veilig Wonen vragen konden stellen over hun massaal afgewezen schadeclaims. Bij voorbaat een dankbaar onderwerp: boze burgers en een gemeenschappelijke vijand. Het werd een volgens anderen goed, maar volgens mij ook wel vinnig stukje: ik word zelf erg boos van de manier waarop er in het aardbevingsgebied met burgers wordt omgegaan, maar vind wel dat ik moet zorgen dat het niet van een stuk afdruipt. Deze avond vroeg er echter om en zoals ik al eerder zei: op de redactie heerst de gedeelde consensus dat partijen als de NAM best aangepakt mogen worden. Leuk dat ik er een keer heen mocht en mocht proeven van de rol van ‘kritische journalist’.

Een ander verhaal uit de regio dat me nog goed bijstaat, is dat van het ‘Allerlaatste PvdA- bolwerk(je)’ in Winsum. In het dorp stond het enige stembureau uit heel Groningen en Drenthe waar de PvdA als winnaar uit de bus kwam. Of ik er even wilde gaan kijken. Verder ging de opdracht niet. Of het verhaal nou per se heel goed is geworden, weet ik niet, maar die

(9)

9 middag overwon ik wat voor mezelf. Ik belde her en der aan (waaronder bij gedeputeerde William Moorlag), had mooie gesprekken en kon zo een verhaal rondkrijgen. Mijn zelfvertrouwen groeide die middag en dat was voor mij ontzettend waardevol.

Tot slot heb ik ontzettend genoten van de ‘leuke verhalen’ die ik in de hele provincie gemaakt heb. Zoals ik al zei, is reportages maken mijn favoriete bezigheid, en dat ik daartoe een hele ochtend dorpen bij langs mocht om mensen te bevragen over de aardbevingspetitie, of naar Middelstum kon voor een zeldzaam kunstwerk, dat zijn voor mij echt de krenten uit de pap.

Ook geweldig: de roadtrip die ik samen met mijn mede-stagiaire Thereza Langeler door de provincie maakte op Koningsdag. Veel werk voor zo weinig tekst, maar ik had de mooiste Koningsdag sinds tijden.

Grote verhalen

In mijn stageplan schreef ik dat ik graag een paar grotere verhalen zou schrijven tijdens mijn stage. Daar bleek gelukkig alle ruimte voor, al was het wel iets om zelf te regelen en om zelf mee te komen. Twee keer heb ik een zogeheten ‘genreverhaal’ geschreven: een keer samen met Thereza over de lijdende sportclub Quick en een keer alleen, over vluchtelingen in Groningen. Genreverhalen zijn paginagrote verhalen, dus het is zaak goed in je hoofd te hebben wat de structuur van een verhaal is. Ik heb gemerkt dat het helpt dat van tevoren uit te schrijven, zodat je niet gaat ‘zwemmen’. Ook mijn doorzettingsvermogen is tijdens het

schrijven van mijn vluchtelingeverhaal aardig getest: het was pittig de juiste mensen bij elkaar te krijgen en dan is het al gauw verleidelijk om met al die andere verhalen die op de korte termijn liggen te wachten, verder te gaan. Ik ben echter blij met het resultaat en heb er ook veel complimenten over gehad.

Een derde, wat groter verhaal werd in de tweede week van mijn stage pardoes voorin de krant gepubliceerd. Cijfers van DUO wezen uit dat de schuld onder studenten rap oploopt en ik wilde daar graag een verhaal over maken. Hoe? Dat zag ik nog niet helemaal voor me. Ik kreeg echter groen licht en mocht een verhaal voor voorin de krant maken. Hoe? Dat mocht ik zelf uitvogelen. Enigszins opgelucht was ik aan het einde van de dag dat het toch was gelukt.

Ik heb het altijd ontzettend prettig gevonden om in zo’n grote vrijheid te mogen werken, maar voor twijfelen aan jezelf was om die reden dan ook weinig ruimte.

Mindere verhalen

Niet alle verhalen lukken. Ook niet, of misschien juist niet, als stagiaire. Om hierop goed te kunnen reflecteren, wil ik er twee graag verder toelichten.

In de eerste week van mijn stage zag op de NOS een bericht over de ‘leefbaarheidsmeter’ van verschillende wijken in Nederland. Tot mijn verrassing stond Selwerd in Groningen daar ook tussen: daar konden we mooi voor de krant wat mee! Ik kreeg een opening krant en probeerde verschillende mensen iets te laten zeggen over de leefbaarheid in de wijk en hoe die op te krikken. Het werd een droog verhaal waarin ik te veel overheidsinstanties en te weinig

gewone burgers aan het woord gelaten heb. Rob had er terecht kritiek op. Ik had beter de wijk in kunnen gaan en bewoners aan het woord kunnen laten: dan gaat zo’n verhaal direct leven.

Een les die ik de rest van m’n stage heb meegenomen. Het is soms handig en soms noodzakelijk om verhalen telefonisch rond te krijgen (op de redactie gebeurt dit vaak vanwege tijdgebrek), maar naar de plek toe gaan heeft altijd een meerwaarde.

(10)

10 Een ander verhaal wat in potentie erg leuk leek, maar niet veel bleek voor te stellen, was die over de groots aangekondigde reünie op het Aletta Jacobs College in Hoogezand. Pas volgend jaar aan de orde, maar het persbericht liep over van de grootse plannen. Wij vonden het goed er wel even aandacht aan te besteden: veel van onze lezers hebben op die school gezeten en op deze manier konden we zo mooi informeren over de aankomende activiteiten. Eenmaal ter plaatse bleken de organisatoren nog niet erg vergevorderd met hun plannen. Dat wil zeggen:

die hadden ze wel, maar liever hoorden ze eerst van oud-leerlingen wat die van zo’n dag verwachten. Binnen tien minuten waren we dus eigenlijk uitgepraat. Louis vond dat ik er nog best iets van had gemaakt, maar het was duidelijk dat de organisatie erg weinig te melden had.

Dit leerde mij dat journalistiek vaak ook improviseren is: je weet nooit precies waar je voor een verhaal terecht komt en wie je spreekt. Dat is juist zo mooi aan het vak, maar maakt dat je soms ook voor teleurstellingen komt te staan en inventief moet zijn.

2.3 Journalistieke reflectie?

Achteraf bezien weet ik niet of ik persoonlijk vooraf altijd heel erg bezig was met de journalistieke invalshoek van een verhaal. In de redactievergadering werd elk verhaal altijd gewikt en gewogen: willen we dit in de krant zetten? Als je vervolgens zelf met dat verhaal bezig ging, hing het vaak gewoon ontzettend af van de dingen die je overdag tegenkwam.

Zoals ik hierboven meermaals aangeef: vaak was het aan mijzelf om de invalshoek te bepalen of moest ik eerst maar eens ergens gaan kijken voordat ik überhaupt kon beslissen of en wat voor verhaal erin zat. De waarde van het verhaal was van tevoren dus al wel vaak duidelijk, maar de invalshoek werd in de loop van de dag bepaald. Om extra te checken of je het verhaal juist bij de hoorns gevat had, was er altijd een redactiegenoot die aan het eind van de dag je verhaal wel even wilde lezen. Dat leverde altijd veel nuttige feedback op.

(11)

11

3. De begeleiding

3.1 Begeleiding vanuit Dagblad van het Noorden

Mijn stagebegeleider bij Dagblad van het Noorden was de coördinator van de Stad&Noord redactie, Richold Brandsma. Iets meer op de achtergrond hield chef Rob de Kam ook een oogje in het zeil. Zoals gezegd: vanaf het begin van de stage werd me duidelijk gemaakt dat ik gold als ‘volwaardig redactielid’ en om die reden was er geen speciale behandeling voor stagiaires.

Wat ik aan Richold kon waarderen was dat hij altijd goed in de gaten hield welke verhalen op een dag sowieso gemaakt moesten worden, en dat hij dan vaak wel zorgde dat er voor mij ook iets tussen zat (mits ik niet zelf met een verhaal op de proppen kwam). Prettig, want zo was werk vaak wel gegarandeerd. Ik werd, ook al was ik gewoon redactielid, zo wel een beetje in de gaten gehouden en aan de hand genomen. Rob hield m’n werk in het begin ook in de gaten: vaak kreeg ik een compliment of een opmerking over een stuk dat ik geschreven had.

Dat ebde later in de stage iets weg: hij liet me m’n gang gaan.

Een evaluatiemoment is er, los van het gesprek tussen Richold, Rob Siebelink en de beide stagiaires in de eerste week van onze stages, niet echt geweest. Richold liet zo nu en dan vallen dat hij vond dat het goed ging en vroeg zo nu en dan wat ik er van vond, en daar bleef het bij. Zoals ik al eerder heb aangegeven, vind ik het prettig dat ik zoveel vrijheid in mijn werk gekregen heb. Ik kon doen wat ik wilde op een manier die voor mij werkte. Dat ik niet erg veel feedback heb gehad, is hopelijk een compliment: misschien had ik niet al teveel sturing nodig. Aan de andere kant kan het afspreken van vaste momenten waarop er over je prestaties gesproken wordt ook geen kwaad: dat houd je scherp, denk ik. Al met al voelde ik geen hele sturende begeleiding van het Dagblad, maar heb ik met het gebrek daaraan geen enkele problemen gehad. Ik vermoed dat ik, wanneer ik wel meer begeleiding had gewenst of nodig had gehad, dat ook zeker wel had gekregen.

Mijn overige collega’s stonden, wanneer nodig, overigens ook altijd voor me klaar. Ze wilden altijd mee brainstormen, een stuk lezen en feedback geven. Op journalistiek gebied heb ik veel van ze opgestoken: de veelheid aan verhalen die er te maken zijn, manieren waarop je zo’n verhaal kunt insteken en schrijftechnieken die je kunt hanteren. Marijke en Lieke hadden altijd iets nuttigs te zeggen over reportages, Frank, Roelof en Richold over nieuwsverhalen: ik heb een stuk scherper door ze leren schrijven.

3.2 Begeleiding vanuit de opleiding

Rob Siebelink was mijn stagebegeleider vanuit de opleiding. Van tevoren zei Rob: mail me eens in de drie weken hoe het met je gaat, en, als het echt dringend is, bel me dan: dan lossen we het op. Zo is het achteraf ook gegaan. Ik mailde Rob eens in de zoveel weken mijn

vorderingen, Rob mailde terug dat het in orde was. Ook van deze kant was de begeleiding dus niet heel intensief, maar nogmaals: als dat nodig was geweest, dan was dat echt wel goed gekomen.

(12)

12

4. Evaluatie

4.1 De master Journalistiek versus de beroepspraktijk

Achteraf kan met een gerust hart gesteld worden dat de master Journalistiek aan de RUG uitstekend aansluit op de beroepspraktijk: doordat in het eerste jaar minstens de helft van het curriculum uit praktijkopdrachten bestaat, krijg je als student heel snel mee hoe het er in het

‘echt’ aan toe gaat. Het werken met harde deadlines, een verscheidenheid aan opdrachten en verschillende journalistieke vormen maken dat je goed voorbereid op stage gaat. Ook de journalisten die bij de opleiding werken, laten studenten heel goed proeven aan de praktijk:

door hun professionele oordeel over het gemaakte werk, krijg je steeds beter een idee over wat er in het dagelijks leven van een journalist verwacht wordt.

Lessen en vaardigheden die tijdens de opleiding aan bod zijn gekomen en goed van pas kwamen tijdens de stage, zijn er vele. Alleen al het feit dat je vanaf dag een van de opleiding gedrild wordt om vanwege de nieuwsquiz het nieuws op de voet te volgen, geeft je tijdens de stage een voorsprong: er gaat geen dag voorbij dat je niet volledig op de hoogte bent van het laatste nieuws. Vanaf het begin van de master leer je jezelf journalistiek als levensstijl aan:

altijd op zoek, altijd op de hoogte en altijd nieuwsgierig. Dit komt tijdens de stage meer dan uitstekend van pas.

Ook het feit dat wij tijdens de opleiding enigszins multimediaal leerden werken, is een voordeel tijdens stage: internetproducties zijn ons, bij een krant die worstelt met het maken van online producties, niet vreemd. We weten hoe we interviews moeten afleggen en kennen verschillende schrijftechnieken. Natuurlijk heb ik dat tijdens m’n stage nog eindeloos leren verfijnen, maar de basis werd tijdens de master gelegd. Elke dag met een nieuw verhaalidee komen is pittig, maar het kán wel. Het moest immers tijdens de opleiding ook al. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Veel lessen die we tijdens de master hebben geleerd, zijn tijdens de stage uitgediept.

Heb ik tijdens de opleiding dan ook dingen gemist waar ik tijdens m’n stage tegenaan liep?

Soms denk ik dat de opleiding beter iedereen allround kan opleiden: nu kies je nog voor schrijven, radio of televisie. We leren zoals gezegd enigszins multimediaal werken, maar wanneer je tekst gedaan hebt, gaat dat vooral over ‘wat online wel en niet werkt’ en hoe je linkjes in een tekst zet. Ik kan een klein filmpje schieten, maar eigenlijk niet camjo’en. Ik kan bedenken wat het op de website van Dagblad van het Noorden goed zal gaan doen, maar kan het niet geweldig, met allerlei technisch vernuft zoals kaartjes, audiobestanden en filmpjes, wegzetten. Het was tijdens m’n stage niet heel erg nodig, maar ik denk wel dat je een

voorsprong op de journalistieke markt hebt wanneer je dit allemaal tot in de puntjes beheerst.

Schrijven vind ik het allermooist, maar ik zou willen dat ik meer allround onderlegd was.

4.2 Mijn eigen ontwikkeling

In drie maanden tijd kun je je ongelofelijk ontwikkelen. Op journalistiek vlak heb ik beter leren schrijven (vaak door het nakijkwerk van mijn collega’s), gerichter leren interviewen (goed nadenken over wat je nou eigenlijk wil weten en wat het belang is voor de lezer) en 300 nieuwe verhaal ideeën opgedaan (alleen al door die eerste dag in Zuidbroek). Nadat je op de opleiding leert wat een ‘journalistieke levenshouding’ is, breng je die tijdens de stage in

(13)

13 praktijk. Ik was in opleiding tot journalist, maar durf wel te zeggen dat ik het nu ben. Ik heb, zoals gezegd, veel geleerd over het wel en wee van onze provincie en de manieren om het nieuws daaruit te coveren. Ik heb ook gezien hoe de online wereld een kans, maar ook een bedreiging voor de krant is: manieren vinden om online je content voor een goede prijs aan de man te brengen, is knap ingewikkeld. Als ik mijn stageverslag tot noch toe terug lees, vrees ik dat ik in deze paragraaf alleen maar in herhaling kan vallen: het hele verslag is doorspekt met de lessen en vaardigheden die ik op journalistiek vlak heb opgedaan. Laat ik het kort houden:

ik heb héél véél geleerd.

Ook op persoonlijk vlak ben ik de afgelopen maanden gegroeid. Ik heb de schroom en onzekerheid van me afgegooid, ben vaker in het diepe gesprongen en heb gewoon gedaan in plaats van gedacht. Nou was ik nooit op mijn mondje gevallen, maar ik sta meer m’n

mannetje dan ooit: wie ik ook maar geïnterviewd heb, ze krijgen me er niet onder. Ik durf kritischer te zijn, meer vragen te stellen. Heb mijn eigen plek op de redactie gevonden: tussen al die journalisten moet je je niet te ‘klein’ en onzeker opstellen. Ik heb lessen over mezelf geleerd met betrekking tot mijn eigen draagkracht. Geen nieuw terrein voor mij, maar in elke nieuwe situatie in mijn leven is het weer even uitvogelen hoe ver ik kan gaan. Ik ben

oververmoeid geweest, maar stond er telkens weer opnieuw. Ik ken mezelf beter en weet wat ik wil: journalist zijn. In Groningen. Ik voelde me thuis op de redactie en kreeg mede

daardoor alle ruimte en het vertrouwen om mezelf verder te ontwikkelen. Waar drie maanden wel niet goed voor zijn.

Er is ook een mindere kant aan de journalistiek die ik ontdekt heb. Hoe ver wil je gaan voor nieuws? Toen ik eens op weg naar een interview getuige was van een ongeluk en mijn eerste twee vragen waren ‘weet de digitale redactie dit al & hoe kom ik nu in vredesnaam op tijd voor m’n afspraak?’ en ik daarna pas dacht aan het slachtoffer dat z’n leven was verloren, zei Rob: ‘Aha, dan ben je nu je journalistieke gevoel aan het ontwikkelen!’ Het leverde me een ethisch dilemma op: wat is nou écht belangrijk? Maar bovenop het nieuws, dat zat ik wel, ja.

Ik wil hoe dan ook niet cynisch worden en een vertekend, negatief wereldbeeld krijgen. Het leerde me dat journalistiek mooi is en nieuws jagen ook, maar dat het aan jezelf is waar je de grens trekt. Waar voel jij je prettig bij? Dat is de belangrijkste vraag. Niet hoe je collega’s, bazen of lezers willen dat de krant gevuld is.

4.3 Stageplan

Voordat ik aan mijn stage begon, leverde ik een stageplan in met daarin een viertal doelstellingen voor mezelf. Achteraf bezien kan ik zeggen dat ik, in ieder geval een deel daarvan, volbracht heb. Hieronder volgt een kleine reflectie daarop.

Graag wil ik, zoals dat bij ons op de opleiding vaak genoemd wordt, ‘newsier’ leren schrijven. Ik heb me, zeker het afgelopen jaar, veelal toegelegd op achtergrondverhalen en human interest. Nu zou ik graag beter worden in het schrijven met de 5W’s, en het scherp en kort en bondig op papier krijgen van het laatste nieuws.

Zoals ik eerder in dit stageverslag aangaf, is nieuws nog steeds niet mijn sterkste onderdeel.

Ik heb nou eenmaal een grote liefde voor reportages, mensen en eindeloos uitweiden. Ik kan echter wel zeggen dat ik het nieuws beter heb leren opschrijven: ik kan hoofd- en bijzaken beter scheiden, heb me leren conformeren aan het aantal regels dat voor een verhaal staat (en

(14)

14 waarmee je het maar gewoon hebt te doen) en kan een helder verhaal maken. De

nieuwsverhalen die ik gemaakt heb, zijn over het algemeen dan ook best aardig gelukt. Een nieuwsjager ben ik echter nog steeds niet, al heb ik mijn oren en ogen altijd open als ik in Groningen ben. Maar misschien komt met een groeiend netwerk dat nieuws vanzelf wel aanwaaien.

Ik zou het heel mooi vinden om tijdens mijn stage ook een langere reportage te kunnen schrijven. DvhN-journaliste Inki de Jonge is daarin mijn grote voorbeeld: zij is voor mij de koningin van het menselijke verhaal, mijn favoriete genre.

Lange verhalen heb ik zeker gemaakt. Twee keer een genreverhaal en ook nog een aantal grotere reportages. Het bevestigde mij in het idee dat dit is wat ik het allerliefste doe. Met Inki heb ik niet samengewerkt, al lees ik haar verhalen nog steeds met liefde.

Ik wil tijdens mijn stageperiode graag assertiever worden: niet me de kaas van het brood laten eten, maar mijn mannetje staan. Hier hangt mee samen dat ik graag mijn perfectionisme en onzekerheid achter me wil laten. Gewoon in het diepe springen, die telefoon oppakken, een interview regelen en schrijven: doorwerken en niet twijfelen. Kortom: na drie maanden hoop ik meer zelfvertrouwen te hebben.

Ik denk dat ik hierboven al uitvoerig op dit punt ben ingegaan. Achteraf is deze ontwikkeling voor mij persoonlijk het meest waardevol geweest: ik ben echt veel zelfverzekerder. Weet wat ik wil. Kan schrijven en interviewen. Mijn collega’s hebben vertrouwen in mij. Bovendien:

tijd voor onzekerheid en perfectionisme was er niet altijd. Je moest altijd opschieten, bellen en op tijd een verhaal leveren. Altijd in het diepe springen dus. Op die manier is onzekerheid snel afgeleerd.

Ik hoop samen met mijn mede-stagiaire Thereza Langeler de redactie Groningen Stad en Groningen Noord te kunnen afwisselen. Het lijkt me echt heel tof van beide kanten geproefd te hebben en ik denk ook zeker dat ik aan beide redacties wat toe te voegen heb.

Van tevoren dacht ik dat het het idee was dat we het eerste deel van de stage op de ene redactie, en het tweede deel van de stage op de andere redactie stage zouden lopen. Dit bleek niet het geval: we fungeerden als vliegende keep en zagen zo alle uithoeken van de provincie.

Overigens ben ik er überhaupt heel blij mee hoe Thereza en ik met elkaar zijn omgegaan. Er bestaan van die schrikverhalen over hoe stagiaires elkaar naar het leven staan, maar daar was bij ons echt geen sprake van. We steunden elkaar, sparden met elkaar, gunden elkaar wat en hebben zelfs samen een aantal hele mooie verhalen gemaakt. En ook collega’s gingen heel prettig met ons om: we werden volstrekt gelijk behandeld. Tot slot denk ik dat we beide op de redactie daadwerkelijk wat toe te voegen hadden: doordat we nog jong zijn, andere interesses hebben en nog met een half been in het studentenleven staan, hadden we tijdens de stage met enige regelmaat originele verhaal ideeën of invalshoeken die voor de wat oudere collega’s nieuw waren.

(15)

15

Conclusie en aanbevelingen

Achteraf kan ik concluderen dat mijn stage bij Dagblad van het Noorden op allerlei vlakken een succes is geweest. Ik heb me vanaf de eerste dag thuis gevoeld op de redactie, was meteen onderdeel van het team en waardeerde de gezelligheid en de eerlijke feedback van m’n

collega’s. Het feit dat ik vanaf de eerste dag in het diepe werd gegooid, is heel leerzaam geweest: ik heb er meer zelfvertrouwen door gekregen, had nooit een tekort aan ideeën of aan werk en heb de mooiste plekken gezien en de leukste mensen ontmoet. Bijna elke dag schreef ik een artikel: een prima score. Ook van mijn stageplan is veel terecht gekomen, zowel op persoonlijk als op professioneel vlak. Het is ook heel hard werken en je conformeren naar een nieuwe levensstijl: eentje waarin werken op onzekere tijden voorop staat. Op zich geen probleem, mits je je daar aan overgeeft. Ik heb geleerd wat het is om van de journalistiek je werk te maken en kan alleen maar zeggen: dit wil ik voor altijd!

Hoewel ik het ‘gebrek aan begeleiding’ vanuit het Dagblad nooit als vervelend heb ervaren, denk ik dat het voor toekomstige stagiaires toch goed zou zijn als er een soort van

tussenevaluatie plaatsvindt: het is altijd goed om concreet te horen welke dingen er goed gaan, maar met name ook welke dingen er beter kunnen. Als je dat na ruim een maand hoort, heb je ook nog ruim een maand om daar aan te werken en dat te verbeteren. Of, in het geval van een uitmuntende beoordeling, om op dezelfde voet door te gaan natuurlijk. Ik heb nooit getwijfeld aan het oordeel dat ze bij het Dagblad over me hadden, in het vertrouwen dat als het echt mis zou zijn, ik dat wel zou horen. Toch denk ik dat het voor een stagiaire leerzaam is om iets vaker te horen hoe de zaken ervoor staan, in plaats van alleen voorin de stage te bespreken wat de plannen zijn en na de stage te horen hoe je het gedaan hebt.

De master Journalistiek zou ik willen meegeven om studenten nog meer dan nu allround op te leiden: daar ligt toch de toekomst. Tijdens mijn stage had ik graag betere filmpjes gemaakt of mooiere online producties weggezet. Iets wat ik nu een beetje kan, maar niet heel goed. Door het curriculum voor iedereen breder te trekken, worden er journalisten opgeleid die in de volle breedte zijn opgeleid voor het journalistieke werkveld.

(16)

04 mei 2017 , pag. 2

Op de fiets naar Feyenoord

NOORTJE VAN DER LEEK

Rob de Waard (61) begint vanoch- tend aan een driedaagse fietstocht van Groningen naar Rotterdam. Hij hoopt daar de kampioenswedstrijd en huldiging van ‘zijn’ Feyenoord mee te maken.

Hoe is het idee voor deze fietstocht, toch gauw zo’n 250 kilometer, ont- staan?

„Feyenoord voetbalt een ongekend goed seizoen. Hoe verder het sei- zoen vorderde, hoe meer ik dacht:

‘zal het na 18 jaar echt weer eens van een kampioenschap komen?’ Een tijdje terug heb ik heel stoer geroe- pen: ‘Als we kampioen worden, ga ik op de fiets naar de Coolsingel!’ Mijn zoons en vriendin hebben me daar aan gehouden en bij Feyenoord zeg- gen we niet voor niets‘geen woor- den, maar daden.’

Welke route gaat u afleggen?

„Ik heb de tocht in drie etappes ver- deeld. Elke dag 85 kilometer. Van- avond hoop ik in Emmeloord te arri- veren, morgen aan de rand van het Groene Hart en zaterdag in Rotter- dam. Dan heb ik alle tijd om van de sfeer in de stad te genieten en het feest mee te maken. Ik fiets alleen, al heb ik via Facebook genoeg aanbie- dingen gehad om samen op te trek- ken. Maar ik vind het heerlijk: lekker

in m’n eigen tempo, met muziek op.

Mijn fiets is 19 jaar oud, een jaar ou- der dan het laatste Feyenoord-kam- pioenschap dus. Eenmaal in Rotter- dam maak ik er met mijn zoons en vriendin een hopelijk feestelijk weekend van.”

U bent directeur van het Huis voor de Sport Groningen. Accepteren ze u daar als Feyenoord-fan?

„Bij ons werken mensen die fan zijn van alle mogelijke clubs. Dat zorgt

op maandagochtend altijd voor pes- terijtjes, maar verder gaat het uitste- kend. Ik was een jaar of 7 toen ik voor het eerst met mijn vader en oom in De Kuip kwam. Sindsdien ben ik ver- kocht. Mijn zoons en ik hebben een seizoenskaart, dus we zijn er nog al- tijd elke thuiswedstrijd bij.”

Hoe groot acht u de kans op het kampioenschap dit weekend?

„Tussen de 90 en 100 procent. Het moet ze lukken tegen Excelsior!’’

Rob de Waard fietst in drie etappes naar Rotterdam. FOTO CORNÉ SPARIDAENS

(17)

05 april 2017 , pag. 24

Relaxen met katten als leermeesters

Hebben katten een rustgevende werking op men- sen? Bij kattenca- fé Poeslief onder- vonden twaalf vrouwen dat gis- teravond aan den lijve.

NOORTJE VAN DER LEEK

I

n kattencafé Poeslief heerst een serene rust. Twaalf vrou- wen liggen op yogamatjes op de grond, met de ogen dicht, te luisteren naar hun eigen ademha- ling.

Op de achtergrond klinkt gespin van katten. Af en toe miauwt er een, een enkele keer springt een kat bo- venop een mediterende vrouw. Die probeert dan geen kik te geven: dat is het hele idee van deze oefening.

De vrouwen zijn gisteravond in het café in Groningen voor een eer- ste proefles ‘catfulness’. Het con- cept: een les in de meditatievorm mindfulness, maar dan met katten erbij.

„Katten zijn onze leermeesters.

Zij ‘zijn’ gewoon, leven altijd in het hier en nu, maken zich nooit ergens druk om. Daar kan een mens nog wat van leren”, legt mindfulnessdo- cent Karst Tjoelker uit.

Die katten moeten in het begin nog even wennen aan al die dames.

‘Het werd wel zwaar toen een kat bovenop me ging liggen’

Hun voederbakjes zijn aan de kant geschoven en hun speelveld is ern- stig ingekrompen. Bovendien zijn yogamatjes heerlijk om mee te spe-

len: waarom zou je erop gaan liggen als je er ook onderdoor kan kruipen?

Ze werken ook nog eens beter dan een gemiddelde krabpaal.

Dat leidt, onder het mediteren, af en toe tot de nodige hilariteit. „Het werd wel zwaar toen een kat boven- op me ging liggen”, lacht Tineke. Ze vond het wel schattig. „Thuis heb ik ook twee katten, dus ik ben wel ge- wend aan hun aanwezigheid.”

Annemieke, gehuld in een kat- tenshirt, is het met Tineke eens: „Ik

hoorde de katten om me heen, maar vond dat totaal niet storend. Juist voor die katten kom je hier, toch?”

Het aaien en het waarnemen van de katten lijkt zo een rustgevend ef- fect te hebben op de cursisten. Dat zorgt bij Tjoelker voor enige opluch- ting: zijn les is geslaagd. „Katten la- ten zich totaal niet regisseren, die doen wat ze zelf willen. Gelukkig bleek er sprake van een wisselwer- king. Zo zie je maar weer: als jij re- laxed bent, is een kat dat ook.”

De zeven katten van kattencafé Poeslief lopen, spelen en eten ongestoord tussen de mediterende vrouwen door. FOTO’S CORNÉ SPARIDAENS

(18)

13 april 2017 , pag. 26

Ludieke acties uit het aardbevingsgebied

NOORTJE VAN DER LEEK

MIDDELSTUM De nieuwe actie- groep Van Graan Naar Banaan wil een positief geluid uit het aardbevingsgebied laten horen.

,,Dat geeft nieuwe energie.’’

,,We willen op geen enkele manier de ellende van anderen bagatelli- seren”, zegt Elke Meiborg van Van Graan Naar Banaan (VGNB).

„Maar wij merken zelf dat het heel relativerend werkt om af en toe een grap te maken. Waar moge- lijk: blijf positief. Dat houdt ons op de been.”

Al tijden komen zes vrienden uit Middelstum bij elkaar over de vloer, vertelt Meiborg. Allemaal hebben ze aardbevingsschade aan hun huis. En allemaal kennen ze de dramatische verhalen van buren en bekenden. Wat doe je dan?Nou, dan richt je een actiegroep op. Niet voor nieuws of informa- tie. ,,Want daar zijn er immers al genoeg van’’, zegt Meiborg. „En goede ook.” Maar wel om een an- der geluid te laten horen.

De website van VGNB laat na- melijk geen onduidelijkheid over hun missie bestaan: ‘VGNB wil op een ludieke, positieve en montere manier strijd voeren voor het stopzetten van de gaswinning en een ruimhartige financiële com- pensatie’, staat er. Wat is er zoal op te vinden?

De website van VGNB heeft on- der andere een ‘flora-en-fauna- hoekje’, waar dieren uit het ge- bied geportretteerd worden. Ook is er een zogeheten NAM shame list te vinden, waar mensen ver- halen kunnen posten ‘waar de NAM zelf het schaamrood van op de kaken mag krijgen’.

Er is een fotogalerij waarop alle

acties omtrent de aardbevingen in beeld worden gebracht. En ook de naam is niet voor niks gekozen natuurlijk: ‘financiële belangen en ondoorzichtige constructies zijn belangrijker geworden dan onze burgers’, valt er te lezen.

Wat wil de actiegroep de ko- mende tijd bereiken? Meiborg valt even stil. „Eerlijk gezegd zijn we nog ongelofelijk aan het brain- stormen. Daarom hebben we de website ook opgezet: om met zo- veel mogelijk mensen in contact te komen. Zodat mensen zin krij- gen om iets te doen. Weet je wat het is? Van iets doen krijg je posi- tieve energie, terwijl deze ellende juist zoveel energie kost.”

Een ding staat al gepland: op 16 augustus is het vijf jaar geleden dat de beving bij Huizinge plaats- vond. „Hoe mooi zou het zijn dat heel Groningen dan een zwarte vlag halfstok hangt? Wij gaan door, alles om die gaskraan dicht te krijgen. We zijn dan wel positief ingesteld, maar ook voor ons is dat de enige oplossing.”

www.vangraannaarbanaan.wixsi- te.com/vgnb. Wordt binnenkort:

www.vangraanaarbanaan.nl De afbeelding VGNB op Twit- ter. ONTWERP PWAD.NL

(19)

25 april 2017 , pag. 22

Groningen wil Tesla, Tesla wil Groningse pizza-automaat

NOORTJE VAN DER LEEK

GRONINGEN Het pizza-imperium van Jordi Hillenga (20) uit Hooge- zand breidt zich steeds verder uit.

Zijn pizza-automaten zijn binnen- kort ook in Zuid-Afrika te vinden.

„Groningen probeert Tesla naar het Noorden te halen, en Tesla belt mij of ze een pizza-automaat in hun kantine in Amsterdam kunnen krij- gen.” Jordi Hillenga (20) uit Hooge- zand kan er wel om lachen.

Sinds hij vier jaar geleden de eer- ste ideeën voor een pizza-automaat ontwikkelde, is het hard gegaan met de jonge ondernemer. Tesla, de NS, Shell en een supermarktketen in Zuid-Afrika staan in de rij voor zijn pizza-automaat.

Volgende week maandag presen- teert hij een exemplaar op het Zerni- kecomplex in de stad. „Eens zien wat studenten ervan vinden.” Dagblad van het Noorden mocht alvast even proeven op locatie.

Het leven van een topsporter, maar dan als ondernemer. Zo om- schrijft Hillenga het leven dat hij leidt. Gedisciplineerd en druk is hij.

Elke ochtend nog voor zeven uur in de sportschool ‘om de dag fris te be- ginnen’. Daarna constant aan het werk. Succes komt niet vanzelf.

Toen hij vier jaar geleden de auto- maat bedacht, had hij niet durven dromen nu aan de vooravond van internationaal succes te staan. De NS heeft hij zelf benaderd. Hij deed ‘ge- woon een presentatie voor de men- sen achter de balie van het hoofd-

kantoor’ en toen mocht hij zo door- lopen naar de retailafdeling. De su- permarktketen uit Zuid-Afrika mailde hem. Hij gaat er in oktober 150 exemplaren afleveren.

Over vijf jaar hoopt Hillenga ‘heel West-Europa veroverd te hebben.’

Dat betekent echter niet dat hij ooit uit Groningen weg wil: „In Gronin- gen heb je als ondernemer alle kan- sen om je te ontwikkelen. Ik wil daar graag iets voor terugdoen en ik hoop met mijn bedrijf de provincie nog meer op de kaart te zetten. ‘Made in Groningen.’ Dat is toch vet?”

Op het Zernike stromen ondertus- sen de eerste nieuwsgierigen toe. Ze staan verbaasd te kijken naar ‘de ro- de doos’. Maar het smaakt ze duide- lijk wel: ,,Ik had niet verwacht dat

het zo krokant zou zijn.” Jordi Hillenga bij zijn pizza-automaat. FOTO DUNCAN WIJTING

(20)

15 maart 2017 , pag. 28

‘Studenten, stem je helemaal de moeder!’

NOORTJE VAN DER LEEK

GRONINGENDe Stembus, een initia- tief van BNN-presentator Tim Hof- man om jongeren aan het stem- men te krijgen, kwam gisteren langs op het Zernikecomplex.

‘Feestje!’

„Stemmen is een voorrecht, dus la- ten we er een feestje van maken!

Neem vrij en stem je morgen hele- maal de moeder! Heb je al een flyer?

Ga alsjeblieft ook stemmen!”

Zo snel als ze er waren, zo snel wa- ren ze ook weer weg: leden van De Stembus 2017 brachten gisteroch- tend een flitsbezoek aan Zernike Campus in Groningen. Doel: zoveel mogelijk studenten overhalen om

vandaag te gaan stemmen.

De Stembus 2017 is een jongeren- collectief, ontstaan na een Twitter- gesprek over de vraag hoe jongeren aan het stemmen te krijgen. Tim Hofman is de aanjager van het pro- ject. Op sociale media en met een bustoer door het land probeert hij jongeren enthousiast te maken.

Tim ontbreekt dinsdagochtend.

Er zijn zeven andere jongeren die onder de luide klanken van onder andere de Spice Girls onverwacht de Van OlstToren op het Zernikecom- plex binnenstormen.

Maxime, Bo en Nicky, gehuld in BNN-tenues, leggen vanachter grote zonnebrillen en met felgestifte lip- pen het belang van stemmen door en voor jongeren uit. „Jongeren

moeten ook invloed uitoefenen, an- ders wordt er beslist over ons. Onze stem is echt heel belangrijk. We ho- pen dat met een feestje duidelijk te maken.”

Ondertussen slaan zonnende stu- denten de feestende massa rustig gaande. „Goed dat ze hier aandacht aan besteden, al was ik toch al van plan te gaan stemmen”, zegt een jonge Fries. „Je toekomst hangt er wel vanaf.” „Wat, roepen ze op om morgen vrij te nemen? Wat een uit- stekend idee”, grapt een ander.

Een klein rondje onder studenten leert dat wat hen betreft D66 of GroenLinks vandaag wint. Maxime, Bo en Nicky maken dat niet meer mee: die zijn allang onderweg naar

Zwolle, nog meer stemmen winnen. Leden van De Stembus lopen over het Zernikecomplex en roepen studenten op te gaan stemmen. FOTO SIESE VEENSTRA

(21)

13 mei 2017 , pag. 20

Wie wordt kinderburgemeester?

De stad Groningen zoekt een kinderburgemeester. Zeven jonge Stadjers heb- ben zich verkiesbaar gesteld. Wie zijn ze? En wat zijn hun plannen?

TEKST NOORTJE VAN DER LEEK / FOTO’S CORNÉ SPARIDAENS EN GEERT JOB SEVINK

Verkiezingen

Groningen is op zoek naar een kinder- burgemeester. Hij of zij helpt burge- meester en wethouders bij afspraken en activiteiten. Daarnaast mag de kinderburgemeester zelf een evene- ment organiseren om de plannen die hij of zij heeft te realiseren. Na een selectiedag vorige maand zijn zeven kinderen geselecteerd voor de functie.

Van maandag 15 mei tot en met vrij- dag 19 mei kan iedere inwoner van de stad Groningen stemmen op de kinder- burgemeester van zijn of haar keuze.

Dit kan via de website van de gemeen- te: www.gemeente.groningen.nl Op zaterdagmiddag 20 mei kan er ook in de stad gestemd worden, bij een kraampje Tussen Beide Markten.

Diezelfde zaterdag wordt de winnaar bekend. De kinderburgemeester treedt in september aan en blijft een school- jaar lang in functie.

Seles, 11 jaar, groep 7 de Starter

„Ik wil me voor ouderen in bejaarden- tehuizen en voor kinderen inzetten.

Ouderen zijn soms heel eenzaam, dan is het toch leuk om activiteiten voor ze te organiseren? En ik vind het heel erg als kinderen in armoede opgroei- en. Door sponsorlopen te organiseren wil ik ze helpen. Door met m’n klas flyers uit te delen en posters op te hangen, hoop ik zoveel mogelijk stemmen te krijgen.”

Anouk, 10 jaar, groep 6 GSV

„Ik vind het heel jammer dat kinderen zoveel binnen spelen. Daarom wil ik als kinderburgemeester meer speel- tuinen voor kinderen aanleggen, die veilig zijn en waar geen hondenpoep ligt. Ik vind het heel belangrijk dat er een kinderburgemeester in de stad komt: kinderen hebben vaak betere ideeën dan volwassenen, toch? Zo kunnen we mooi samenwerken en goede plannen bedenken.”

Marije, 10 jaar, groep 7 CBS AquaMarijn

„Ik wil heel graag kinderburgemeester worden, omdat ik de stad graag pest- vrij wil maken en mensen wil leren naar elkaar te luisteren en voor elkaar open te staan. Zo wil ik voorlichting gaan geven om pesten tegen te gaan.

Weet je wel hoe erg dat is? Als burge- meester lijkt vergaderen met alle grote mensen me nog wel spannend, maar als ik mezelf blijf, komt het vast goed.”

Rosalyn, 9 jaar, groep 6 Borgmanschool

„Ik wil heel graag meebeslissen over wat er in de stad speelt. Het is toch cool om straks ook met zo’n ketting om te lopen en dat mensen dan naar je luisteren? Ik wil graag dat er meer aan pesten wordt gedaan, bijvoor- beeld door erover te praten en dat er meer speeltuinen komen. Zeker voor kinderen met een beperking: die kunnen nu vaak niet meespelen. Ik word er nu al enthousiast van!”

Javano, 11 jaar, groep 7 Karrepad

„Kinderen moeten meer bewegen. Als kinderburgemeester wil ik daar voor zorgen. Bovendien vind ik dat veel kinderen zeuren over school. Kunnen we dat niet leuker maken voor ieder- een? Kinderen zijn de toekomst, dus we moeten zorgen dat ze niet ziek worden en veel leren. Ik heb net t-shirts laten drukken met mijn foto erop en heel veel posters opgehan- gen. Zo wil ik veel stemmen krijgen.”

Rosa, 10 jaar, groep 6 de Pendinghe

„Ik merk dat sommige kinderen ach- terblijven op school terwijl ze er zelf niks aan kunnen doen. Bijvoorbeeld doordat hun ouders verslaafd zijn, of weinig geld hebben. Voor die kinde- ren wil ik als kinderburgemeester extra begeleiding regelen, zodat ze goede hulp krijgen en goed hun huis- werk kunnen doen. Ik wil graag extra voor ze opkomen. Alles aan deze baan lijkt me leuk.”

Lotte, 11 jaar, groep 7 GSV

baan

„Meer muziek en Engels op de basis- school vind ik belangrijk. Daarnaast vind ik dat kinderen meer verkeersles moeten krijgen: ik vind het altijd zo gevaarlijk als ze met een mobieltje in de hand fietsen. Tot slot wil ik kinde- ren graag helpen in een veilig gezin op te groeien, zonder geweld enzo. Het lijkt me heel leuk om met de burge- meester op stap te gaan en hem te helpen bij allemaal activiteiten.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

organiseren. Het doel hiervan is verbinding te leggen tussen de buitenlandse werknemers en de Kraggenburgers. Op deze manier kunnen we kennis maken, en bekender worden met de

(er liggen in beide groepje evenveel) Geef één kind drie voorwerpen en één kind vijf voorwerpen. Wie heeft

Maar tegen iedereen die hier komt wonen zeg ik: ‘We zetten een streep door het verleden en kijken naar de toekomst.”. De bewoners moeten zich aan de

„Ik heb op je gewacht!”, klinkt anders wanneer een leerkracht het zegt tot een leerling die te laat de les binnenkomt.. Of wanneer een ambtenaar het zegt tot zijn collega met

In Veenendaal waren zijn adviesbureau en Pius Floris Boomverzorging praktisch buren en voor de vestigingen Veenendaal, Leiderdorp en Deventer bleef De Groot vanuit zijn eigen bureau

Vu: Erik Decoo – Dienst Sectoren ACLVB – Boudewijnlaan 8 te 1000 Brussel.. Vrije Visie

Gaat hij er weer kopje onder, of slaat hij terug en trekt hij straks als favoriet naar zijn eigen thuisfeestje op Silverstone, waar op racezondag ook weer liefst 140.000 man

In zijn brief van 21 maart, 1953, aan Endt geeft Van Geel het fragment uit de brief van Nescio als volgt weer: ‘Nescio die me vroeg een huisje te zoeken voor hem [voor zomer-huur