• No results found

Naar een bredere kring van handhavers van bestuursrechtelijke normen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Naar een bredere kring van handhavers van bestuursrechtelijke normen?"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NEDERLANDS JURISTENBLAD − 19-1-2018 − AFL. 3 173

Vooraf

Reageer op njb.nl/njblog op het Vooraf

138

Naar een bredere kring van handhavers van bestuursrechtelijke normen?

van twee op 13 december 2017 in Leiden met succes ver- dedigde proefschriften. Het ene boek, van de hand van René Hage, heeft als titel Handhaving van privaatrecht door toezichthouders. Het andere boek is getiteld De bescherming van concurrentiebelangen in het bestuurs- recht en is geschreven door Jaap Wieland.

Hage laat zien dat publiekrechtelijke toezichthou- ders, mede onder invloed van Europees recht, in toene- mende mate worden belast met het toezicht op belangrij- ke onderdelen van het privaatrecht. Zo is aan de ACM opgedragen de handhaving van privaatrechtelijke normen in het telecommunicatierecht en het consumentenrecht.

De AFM houdt zich op haar beurt bezig met toezicht op de naleving van dergelijke normen in het financiële recht.

Eén van de onderwerpen die Wieland behandelt, is de juist afnemende rol van private partijen bij de hand- having van bestuursrechtelijke normen. Oorzaak daarvan is het sinds 2013 in het bestuursrecht geldende relativi- teitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:69a Awb. Op grond daarvan kan de bestuursrechter een besluit niet vernietigen wegens strijd met een rechtsnorm wanneer deze kennelijk niet strekt tot bescherming van degene die zich daarop beroept. Dit heeft, bijvoorbeeld, tot gevolg dat een supermarkt de komst van een concurrerende supermarkt die niet voldoet aan bepaalde veiligheidsnor- men wegens de nabijheid van een gevaarlijke fabriek in rechte niet met een beroep op deze normen kan tegen- houden. Dat geldt ook voor normen op andere terreinen, zoals flora- en faunabescherming. Buiten de sfeer van concurrenten kunnen burgers die naast een dergelijke supermarkt wonen de komst daarvan op hun beurt in rechte niet blokkeren op grond van, bijvoorbeeld, staats- steunrechtelijke normen. Zij kunnen in beginsel evenmin met succes een beroep doen op natuurbeschermings- recht. Er geldt weliswaar net als in het privaatrecht een correctie op het bestuursrechtelijke relativiteitsvereiste, maar een beroep daarop slaagt zelden.

Hoofddoel van de wetgever met de invoering van het relativiteitsvereiste was een slagvaardiger bestuursrecht.

Niet ‘Jan en Alleman’ zou met succes beroep moeten kun- nen instellen tegen een besluit met alle vertraging van dien. Daarnaast speelde het tegengaan van oneigenlijk gebruik van het procesrecht een rol: het zou niet aangaan wanneer bewoners van een naastgelegen villawijk de komst van een asielzoekerscentrum kunnen tegenhouden met de beroepsgrond dat in dat centrum geluidsnormen worden overschreden omdat het naast een drukke spoor- lijn is gepland. Wieland stelt op basis van diverse onder- zoeken (vgl. Nijmeijer/Schueler e.a., Evaluatie artikel 8:69a en artikel 6:22 Awb, Den Haag 2015) vast dat in ieder geval het hoofddoel niet is behaald. Invoering van het relativi- teitsvereiste heeft niet geleid tot duidelijk minder beroe- pen en effectievere geschilbeslechting.

Hoe dit laatste ook zij, de handhaving van bestuurs- rechtelijke normen ligt na de invoering van het relativiteits- vereiste dus meer op het bord van het betreffende vergun- ningverlenende gezag evenals van publiekrechtelijke toezichthouders. De rol van private partijen is beperkt, actie- ve belangenorganisaties met de juiste doelstelling daargela- ten. Dat staat in contrast met de ontwikkeling in het privaat- recht waar juist niet op één paard wordt gewed en naast de betrokken private partijen (waaronder nadrukkelijk ook con- currenten) eveneens publiekrechtelijke toezichthouders wor- den ingezet. Reden daarvoor is dat een dergelijke combinatie de kans groter maakt dat deze normen worden nageleefd.

Waarom dan in het bestuursrecht private handhavers van publiekrechtelijke normen de voet dwars zetten met het relativiteitsvereiste? Is het niet juist (kosten)effectief wan- neer een concurrent (op eigen kosten) de naleving van een veiligheidsnorm ten aanzien van een andere supermarkt afdwingt en er daarvoor niet louter op publiekrechtelijk toe- zicht hoeft te worden vertrouwd? En is het niet positief te waarderen wanneer een burger er voor zorgt dat die super- markt er niet kan komen als er sprake is van strijd met het natuurbeschermingsrecht? Met andere woorden: hebben we bij de invoering van het relativiteitsvereiste met de casus van het asielzoekerscentrum in het achterhoofd niet te veel gekeken naar de negatieve aspecten van het beroep van pri- vate partijen op dergelijke normen en het theoretische argu- ment van de subjectivering van het bestuursprocesrecht?

Die laatste vraag moet bevestigend worden beant- woord en nu, zoals aangegeven, uit onderzoek tevens blijkt dat de belangrijkste doelstelling van het relativiteitsvereis- te (een slagvaardiger bestuursrecht) niet wordt behaald, is het tijd om heel kritisch te bezien of het niet maar beter weer kan worden afgeschaft. Afschaffing zou ook passen bij het streven naar het waar mogelijk beperken van de rol van de overheid en het bieden van instrumenten aan de samenleving om voor het algemeen belang op te komen.

En het zou eveneens de rechter de vaak ingewikkelde en tijdrovende exercitie besparen om uit te maken welke belangen een norm al dan niet beschermt.

In dat verband is het van belang (empirisch) te onder- zoeken of en zo ja in hoeverre de invoering van het relativi- teitsvereiste er in de praktijk toe heeft geleid dat bestuurs- organen zich bij hun besluitvorming minder gelegen laten liggen aan wettelijke normen. Dit in de wetenschap dat de naleving daarvan in vele casusposities bij de rechter toch niet kan worden afgedwongen door betrokken private partij- en en publieke toezichthouders niet in staat zijn adequaat toezicht te houden op de vele besluiten die worden geno- men. De hypothese dat er als gevolg daarvan sprake is van verminderde wetsnaleving zou nog wel eens kunnen klop- pen. Mocht het bedoelde onderzoek dit bevestigen dan zou dat een extra reden zijn serieus de afschaffing van artikel 8:69a Awb te overwegen en aldus de kring van handhavers van bestuursrechtelijke normen weer te verbreden.

Tom Barkhuysen

3

Zijn we op de goede weg als het gaat om wie te betrekken bij de handhaving van bestuursrech- telijke normen? Deze vraag kwam op bij lezing

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Ongeveer driekwart geeft aan de GBA in alle relevante werkprocessen te gebruiken.De gemeenten die nog niet in alle relevante werkprocessen de GBA gebruiken (28%), geven daarvoor de

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding ontvangt regelmatig meldingen van leerlingen en ouders die problemen hebben om op school redelijke aanpassingen

Omdat artikel 13 lid 4 Zvw niet toestaat dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wordt gedifferentieerd naar de financiële draagkracht van de individuele verzekerde, zal

A microgrid is an electric power system consisting of distributed energy resources (DER), which may include control systems, distributed generation (DG) and/or distributed

This investigation of the phylogeny was indeed preliminary, as more samples and genes still need to be incorporated and the results interpreted in combination with the

2.4.3 Participation in project activities Participation in project activities as a quantitative indicator includes areas of association of project groups formed, attendance rates