• No results found

Klein bouwwerk voor physiologische cultuurproeven

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Klein bouwwerk voor physiologische cultuurproeven"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LABORATORIUM VOOR PLANTENPHYSIOLOGISCH ONDERZOEK, No. 7 K L E I N B O U W W E R K V O O R P H Y S I O L O G I S C H E C U L T U U R P R O E V E N DOOR A. H. BLAAUW ( W I T H A SUMMARY I N E N G L I S H ) I. INLEIDING

Vele vragen omtrent het leven, den groei der cultuurgewassen, in 't bijzonder omtrent den invloed van omstandigheden en het opsporen van. de gunstigste levensvoorwaarden, stellen den onderzoeker vaak voor een moeilijk dilemma. Wil men een of ander probleem grondig en wetenschappelijk aanvatten, zoo is men gewoonlijk gedwongen met een klein aantal planten te werken en liefst met een bepaalde plant van geringe afmeting, die aan allerlei gunstige voorwaarden voldoet.

Alleen dan is 't technisch en financieel mogelijk de groei-omstandigheden eenigszins voldoende te beheerschen om nog op wetenschappelijke nauwkeurigheid aanspraak te kunnen maken.

Richt men 't oog uitsluitend op een physiologisch of wel experimenteel-morphologisch vraagstuk, dan schept men, door technische en financieele eischen sterk gebonden, een totaal van omstandigheden, dät in de praktische cultuur op groote schaal, zelfs bij veel zorg en behoorlijke inrichting niet te verwezen-lijken is, of ook voor de plant als cultuurgewas, b.y. met 't oog op haar produkt en handelswaarde, in 't geheel geen zin zou hebben of zelfs schadelijk zou wezen.

Zoo dekt hetgeen men physiologisch-wetenschappelijk op kleine schaal met veel moeite onder bepaalde voorwaarden als

(2)

( D E E L 25, V E R H . 3) 2

een o p t i m u m voor een zeker proces heeft vastgesteld, nog aller-minst altijd het o p t i m u m , d a t in de praktische c u l t u u r b r u i k b a a r en gewenscht is.

Zoo zal d a n altijd tusschen praktijk en wetenschappelijk onderzoek een tegemoetkomende houding noodig zijn.

Voor zoover nauwkeuriger onderzoek financieel e n technisch gebonden is a a n werken op kleine schaal, a a n strenge voorwaar-den en soms gedwongen is een bepaald proces of processen-complex goed gescheiden in 't oog t e v a t t e n , onafhankelijk v a n verdere vragen o m t r e n t de c u l t u u r p l a n t als geheel, om grondig-wetenschappelijk één s t a p vooruit t e k u n n e n komen, — d a a r zal menigmaal de praktijk zulke r e s u l t a t e n met geduld hebben te a a n v a a r d e n . Zij zal er soms na wijziging voor h a a r omstandig-heden en eischen wellicht eenig n u t v a n k u n n e n t r e k k e n e n moge het verder beschouwen als een vermeerdering v a n de kennis v a n het betreffende cultuurgewas. Maar anderzijds blijkt het ook, d a t de algemeene waarde stijgt n a a r m a t e de onderzoekers financieel in s t a a t gesteld worden de betreffende proefnemingen ruimer op te zetten, o p d a t het beheerschen v a n de levens-omstandigheden bij die proeven o p ruimer schaal en gedurende langer tijd k a n p l a a t s vinden, zoodat de groeivoorwaarden en de u i t k o m s t e n v a n de proefplant tevens v a n meer waarde k u n n e n zijn voor de p l a n t als cultuurgewas. H e t is echter duidelijk d a t bij het beheerschen en constant h o u d e n v a n groeivoorwaar-den de eischen a a n de techniek, dus ook a a n de financiën e n a a n tijd en inspanning v a n het onderzoekend personeel gesteld, in sterke m a t e stijgt, zoodra men de proef m a a r iets ruimer wil inrichten of langduriger wil voortzetten.

Wil men inderdaad bij dergelijke proefnemingen over de levens-voorwaarden hoop koesteren, d a t de resultaten ook voor de c u l t u u r m e t h o d e en voor de kennis v a n de p l a n t als cultuur-gewas resultaat oplevert, d a n moet men bij het beoordeelen v a n aangevraagde subsidies voor dergelijk werk hiermee rekening h o u d e n .

Zuiver wetenschappelijke v r a a g s t u k k e n zijn er voldoende, die op zichzelf veel minder kosten vereischen, m a a r in h u n resul-t a resul-t e n d a n verder v a n de c u l resul-t u u r en heresul-t culresul-tuurgewas zouden verwijderd blijven.

Wanneer ik deze eerste mededeeling uit 't nieuwe laboratorium v a n deze inleiding vergezeld doe gaan, is d a t wel allerminst een klacht. W a n t wij hopen in s t a a t te zijn uit deze en verdere mededeelingen te doen blijken, d a t de Regeering in de afgeloopen j a r e n ons behoorlijk gesteund heeft, om a a n verschillende tech-nische eischen te k u n n e n voldoen. Al zijn deze eischen e n

(3)

af-3 (DEEL 25, VERH. af-3)

metingen door ons nog zeer beknopt gehouden voor 't gestelde doel, wij willen althans deze enkele gelegenheid niet laten voorbijgaan ons voor de inwilliging daarvan tegenover de Begeering erkentelijk te toonen.

De verdere beschouwing van deze inleiding is dan ook veeleer gericht op de jaren, die ons wachten en ter overweging aange-boden, wanneer men van de verschillende krachten aan de Land-bouwhoogeschool onderzoekingsresultaten wil verwachten, die niet alleen wetenschappelijk, maar tevens ook voor de toepassing, voor de cultuur, voor de kennis van het cultuurgewas van eenige waarde kunnen zijn.

In de volgende bladzijden wil ik een korte beschrijving geven van enkele constructies, die voor ons bij het nemen van ver-schillende proeven van belang zijn en die wij aan het einde van den bouw van het nieuwe laboratorium op het omliggend terrein hebben doen aanbrengen. Zij worden hier op zichzelf zonder verdere proefnemingen beschreven, omdat wij in het vervolg bij het meedeelen van proeven eenvoudig naar deze beschrijving kunnen verwijzen, en omdat soortgelijke constructies misschien ook anderen reeds van dienst kunnen zijn. Dit wil niet zeggen, dat zij in den gegeven vorm reeds 't geschiktst zouden zijn. Vooral wanneer men een eenigszins ander doel op 't oog heeft, of bij voorkeur met andere cultuurplanten moet werken, zullen vorm, afwerking, inrichting natuurlijk naar omstandigheden gewijzigd dienen te worden.

Aan dergelijke constructies heeft men naast en buiten een physiologisch laboratorium behoefte als het er om gaat eenigs-zins bruikbare gegevens te verzamelen omtrent het leven van verschillende cultuurplanten.

Zulke proefnemingen staan in tusschen de physiologische proef-nemingen op kleine schaal onder de beter te beheerschen voorwaarden in het laboratorium zelf en de groote cultuur -proeven op uitgebreide terreinen.

Vandaar dat hierboven gesproken wjrd van physiologische cultuurproeven.

I I . D E T E R R A S B A K . (Zie Fig. 1 en 2).

Deze werd gebouwd in 't bijzonder voor 't onderzoek naar den invloed van verschillenden grondwaterstand, meer speciaal

(4)

( D E E L 25, V E R H . 3) 4

Inrichting en gebruik.

H e t geheel is een gemetselde b a k v a n 10 M. lengte en 7 M. breedte, bestaande uit een horizontaal b o d e m v l a k en s t a a n d e muren. Voor steun en eventueele scheiding in proefbedden loopt in 't midden over de breedte een tusschenmuur. Door 5 lengte-muren is ' t geheel overlangs in 6 v a k k e n v a n 70, 90, 90, 90, 90 en 180 c.M. breedte verdeeld. De voormuur is 70 c.M. hoog. De vijf overlangsche muren achtereenvolgens ± 60, 80, 100, 120 en 140 c.M., de a c h t e r m u u r ^ 160 c.M. boven 't b o d e m v l a k ; de zijmuren en de m i d d e n m u u r loopen dus a c h t e r w a a r t s o p . I n de vijf overlangsche muren zijn om den halven meter g a t e n opengelaten op den bodem, 18 c.M. hoog en 10 c.M. breed. H e t voorste v a k (I) is een slootje met een afvoer (links) op de ge-wenschte hoogte, zoodat overtollig regenwater vanzelf afvloeit. I n tijden v a n droogte wordt hier de b a k af en toe bijgevuld; een automatische inrichting hiervoor te m a k e n is geheel over-bodig. De verdere overlangsche v a k k e n (II-—VI) worden gedrai-neerd door grof puin in een laag v a n 20 c.M., gevolgd door grof grind en vervolgens nog fijn grind (samen 10 c.M.,) terwijl d a a r o p of direct op ' t grove grind een zandlaag ligt. Deze drainage werkt uitstekend : het water loopt door de draineerlaag t o t a c h t e r in den b a k en zelfs in een zeer droge periode s t a a t 't w a t e r in 't verste v a k op hetzelfde niveau als in 't slootje.

De laag grof rivierzand, die op ' t grind ligt, k a n van verschil-lende dikte genomen worden, afhankelijk v a n de verdere vulling. Voor ons was een laag v a n 20—40 c.M. geschikt, d a a r hierop het fijnere zand voor de H y a c i n t h e n c u l t u u r volgt.

H e t is v a n belang de draineerlaag met gradueele overgangen te maken, o p d a t niet bij de vulling met water de fijnere teelt-laag direct door de grove draineerteelt-laag k a n zakken. Op deze wijze blijven de lagen goed over elkaar heen liggen. Bij 't vullen v a n een dergelijken b a k moeten om dezelfde reden die lagen m e t zorg worden uitgespreid, waarbij men gaandeweg onder 't vullen het waterniveau doet stijgen, o p d a t niet achteraf inzakkingen p l a a t s hebben.

Met de gewenschte grondsoort worden de v a k k e n I I — V I , dus t o t a a n den r a n d van den n a a r voren gelegen m u u r v a n elk v a k gevuld. De p l a n t e n komen dus in die v a k k e n telkens ± 20 c.M. hooger t e . s t a a n en hebben m. a. w. h u n grondwater telkens

± 20 c.M. dieper. Voor dieper wortelende gewassen of die, welke niet zulk een hoogen g r o n d w a t e r s t a n d behoeven of verdragen kunnen, k a n 't water in den bak, dus in 't slootje (vak I ) , ook veel lager gehouden worden, zoodat de g r o n d w a t e r s t a n d i n I I — V I niet varieert v a n 0 t o t 80 c.M., m a a r bijv. v a n 50—130 c.M.

(5)
(6)

( D E E L 25, V E E H . 3) 6

terwijl draineering en verdere aanvulling d a a r n a a r gewijzigd k a n worden. De draineerlaag zal d a n ook veel lager moeten zijn, w a n t liet men boven de waterspiegel nog veel grind en grof zand aanbrengen, d a n zou er geen voldoende w a t e r in de teelt-laag opstijgen. Wil men dien g r o n d w a t e r s t a n d over den geheelen b a k aldus nog wijzigen kunnen, d a n k a n men in v a k I op ver-schillende diepten uitstroomopeningen doen aanbrengen, terwijl die, welke onder water komen te liggen, dan 't beste met groote r u b b e r s t o p p e n worden afgesloten. Voor een goede afsluiting is 't gewenscht, d a t m e n een looden of ijzeren pijp in het metsel-werk laat bevestigen.

De voorste afdeeling (I), het slootje, is tevens te gebruiken voor waterplanten, wieren enz., w a a r v a n m e n voorbeelden v o o r h a n d e n wil hebben.

Men k a n de linker- en rechterhelft voor verschillend soort w a t e r p l a n t e n gebruiken door den bodem v a n de eene bijv. met zand, de a n d e r met klei te vullen of de eene kalkrijker, de a n d e r humusrijkér t e m a k e n .

Vak I I , w a a r v a n ' t o p p e r v l a k nauwelijks en I I I , d a t slechts ± 20 c.M. boven 't water u i t k o m t , wordt t e n deele gebruikt voor moeras- en veenplanten ; in de linkerhelft v a n I I I is turfstrooisel m e t mest op de zandlaag aangebracht, in de rechterhelft een laag van 20 c.M. klei boven 't zand. Wij gebruiken de afdeeling I V t o t V I t h a n s uitsluitend voor Hyacinthen-culturen met ver-schillenden g r o n d w a t e r s t a n d . Bovendien voor vergelijking v a n verschillende grondsoorten bij eenzelfden w a t e r s t a n d door een der v a k k e n bijv. V m e t schotten nog weer onder te verdeelen. Hierop komen wij echter in een later artikel nog t e r u g .

Eenige bijzonderheden omtrent de constructie.

De meeste gegevens zijn voldoende uit de figuren te zien. De

bak b e s t a a t uit gemetselde steenen (miskleurige klinkers in

P o r t l a n d - c e m e n t ) . De bodem is vijf steenlagen dik, de buiten-m u u r één steen (22 c.M.), de tusschenbuiten-muren een halve steen, terwijl al deze staande muren met versnijdingen (met verbreede voetstukken) op d e n grond rusten en in d e n bodem gemetseld liggen. De lengtemuren v a n 10 M. zijn door den m i d d e n m u u r reeds gesteund, m a a r bovendien nog door steunsels, welke in Fig. 1 en 2 zijn aangegeven. Dit is vooral noodig o m bij het leeg s t a a n v a n den b a k den d r u k v a n den buitengrond over een lengte v a n 5 M. te k u n n e n weerstaan. Alle muren zijn afgedekt m e t een rollaag v a n steenen op h u n k a n t , e n wel v a n genuanceer-den steen in aansluiting met ' t gebouw. Is de b a k gevuld, d a n zijn alleen deze steenen te zien. De geheele bodem en alle w a n d e n

(7)

7 ( D E E L 25, V E E H . 3)

zijn voor de waterdichtheid afgesmeerd met één deel Portland-cement en twee deelen zand, met daarover een laagje van klare Portland-cement tot op ten hoogste 1 M. van den bodem.

Bovendien is de buitenmuur nog rondom afgesmeerd met de-zelfde Portland-cementspecie. De miskleurige klinkers, waaruit de bak is opgemetseld, zijn in 't bijzonder geschikt voor dit doel, daar ze zeer weinig poreus zijn. Over 't algemeen is bij een derge-lijke waterdichte bak wellicht de voorkeur te geven aan con-structie uit steen, daar bij beton indien er in de waterdichte cementlaag eenmaal een scheurtje bestaat, het water door het grind- en ijzerrijke beton naar 't mij voorkomt lichter nog een doorgang vindt.

De bak is thans twee jaar in gebruik en volkomen waterdicht gebleven.

I I I . D E H Y A C I N T H E N B A K E N E E N SCHEMA VOOR E E N H Y A C I N T H E N K A S .

(Zie Fig. 3, 4, 5 en 6).

Na de ervaringen opgedaan bij den terrasbak besloten wij nog een specialen bak voor cultuurproeven met Hyacinthen te doen bouwen. Deze werd ingericht met een vasten grondwaterstand op 60 c.M. beneden het plantoppervlak.

De constructie uit gemetselden steen is voldoende uit de afbeelding te zien en verder in beginsel gelijk aan die van den terrasbak.

De inrichting is nu eenvoudiger. De geheele waterdichte bak is ± 10 M. lang en ruim 3 M. breed ; 2 steenmuren over de breedte en 2 overlangsche muren verdeelen het geheel in een midden-slootje van 50 c.M. breedte en verder 6 perken elk van 3M.lengte en 1 M. breedte. De muren zijn 1 M. hoog, het slootje is tot 40 c.M. hoogte met water gevuld, terwijl een uitstroomopening een te hoogen waterstand verhindert. Intusschen kan 't water desgewenscht ook hooger gezet worden door deze opening met een rubberstop af te sluiten. De verschillende tusschenmuren zijn weer op den bodem van de noodige openingen voorzien, zoodat 't water onder de beddingen kan komen.

Deze zijn gedraineerd met 25 c.M. grof puin en enkele c.M. grof grind en fijn grind, waarop de zandlaag volgt. Bij vorst is 't gewenscht niet alleen de bedden zelf te dekken, maar ook het slootje, daar anders de kou te veel in de muren trekt. Op den bodem van het slootje is bovendien een afvoerbuis met kraan

(8)

( D E E L 25, V E B H . 3) 8

door den s t a a n d e n m u u r aangebracht om het geheel te k u n n e n l a t e n leegloopen.

Dergelijke b a k k e n voor H y a c i n t h e n c u l t u r e n zijn geschikt in hooge streken e n daar, waar men voor proefnemingen zeker wil zijn v a n een v a s t e n g r o n d w a t e r s t a n d . Dezen overigens eenvoudi-gen b a k heb ik hier beschreven o m d a t voleenvoudi-gens dit beginsel in andere formaten b a k k e n zijn te bouwen voor verschillend soort proeven met H y a c i n t h e n , m a a r bovendien o m d a t het een aanwijzing geeft voor kas- of warenhuisculturen met H y a c i n t h e n , wanneer men niet beschikt over een natuurlijken g r o n d w a t e r s t a n d v a n 50—70 c.M. of wanneer men in die kas geheel onafhankelijk wil zijn v a n de wisselingen v a n dien w a t e r s t a n d . D a t laatste zal t o c h noodzakelijk zijn bij een kas v a n eenige behoorlijke con-structie en in 't bijzonder wanneer men de beddingen op wat hooger t e m p e r a t u u r zou willen brengen, en onafhankelijk m a k e n v a n de b u i t e n - b o d e m t e m p e r a t u u r .

Hierbij geef ik in fig. 6 pen schema, hoe een Hyacinthenkas zou k u n n e n worden ingericht. H e t spreekt vanzelf, d a t er aller-lei praktisch a a n veranderd en verbeterd k a n worden, terwijl wij op vereenvoudiging a a n 't slot nog terug komen. Wij hebben ons voorgesteld een kas juist hoog en ruim genoeg om de p l a n t e n te k u n n e n behandelen, m a a r overigens zoo b e k n o p t mogelijk. E r wordt hier alleen een schema v a n een dwars-doorsnee ge-g e v e n ; de lenge-gte v a n de kas, de entree met al of niet een werk-r u i m t e , m è t een stookwerk-ruimte of zóndewerk-r indien men gelegenheid heeft t o t aansluiting a a n de verwarming v a n andere kassen, zal ieder n a a r bevind v a n .zaken inrichten.

De buiten-mantel k a n b e s t a a n uit een steenen m u u r t o t 60 c.M. boven het buitenterrein, — een loodrechte glaswand langs de zijkanten t o t 100 c.M. boven de steenen muren (liefst loodrecht o.a. o m d a t bij schuinen s t a n d het d a k weer hooger zou moeten wezen m e t 't oog op h e t looppad binnenin), — een glazen boven-dak, d a t n a a r de nok toe slechts weinig behoeft o p te loopen t o t 180 c.M. boven h e t terrein. H e t glazen d a k k a n op de b u i t e n - e n binnenmuren door loodrechte T-ijzers zoo veel s t e u n p u n t e n krijgen als noodig is. E r is veel voor t e zeggen de s t a a n d e , zoowel als de liggende glazen w a n d e n geheel of voor een groot gedeelte te l a t e n b e s t a a n uit een g e r a a m t e bijv. v a n hoek- of T-ijzers en verder uit afneembare r a m e n , die in de sponningen op een of andere wijze vast gezet k u n n e n wórden. De bovenste reeks r a m e n k a n met de h o u t e n r a n d e n heengrijpen over 't hout v a n de d a a r o n d e r gelegen r a m e n voor 't afloopen v a n 't regen-water.

(9)

FIG.3

mi IIIIIIIII minim IHJM iiiiiiiiinii i " " " " " " " " " " " " " " »UN I

* - f - B

M 1111 iiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii 'i'i' iiiiiiiiiiiinii iiiiiiniiiii ' " IIIIIIMI IIIIIIIIM Illll

FIG.4 DOORSNEDE fl-B

FIG.5

DOORSNEDE C - D .

Fig. 3—5. Hyacinthenbak met lengte- en dwars-doorsnee. Fig. 6. Schema voor een Hyacinthenkasje in dwars-doorsnee.

(10)

( D E E L 25, V E R H . 3) 10

v a n de kas open te leggen om t è sterke stijging v a n de t e m p e r a -t u u r -te voorkomen. Midden in den zomer, in de volle assimila-tie- assimilatie-periode k a n men d a n desgewenscht door 't afnemen v a n alle r a m e n de c u l t u u r in de vrije lucht voortzetten.

H e t midden v a n de kas wordt ingenomen door een

water-dichten, bak. Men k a n dezen doen metselen zooals hierboven is

aangegeven of ook — om met smaller wanden te k u n n e n vol-s t a a n — v a n beton doen maken. Men zal d a n echter goed doen de verantwoording voor de waterdichtheid en tegen 't o n t s t a a n v a n scheuren gedurende een p a a r j a a r a a n den aannemer bij contract over te laten. Die waterdichte b a k is verder voorzien v a n twee overlangsche muren, die op zich zelf niet waterdicht behoeven te zijn aangestreken. Daardoor wordt ' t geheel ver-deeld in twee beddingen, elk bijv. 150 c.M. breed en een midden-gedeelte, d a t ongeveer 60 c.M. wijd k a n zijn. I n de verschillende w a n d e n v a n de beddingen worden luchtgaten aangebracht, bijv. in 2 rijen op 20 en 40 c.M. v a n af den bovenrand. I k k a n a a n b e -velen deze luchtgaten, evenals wij dit in ons laboratorium bij de t a b l e t t e n hebben gedaan, in vrij groot a a n t a l in betonnen wan-den te doen aanbrengen en wel door in de beton scheefloopende g a t e n te sparen. Die g a t e n loopen d a n v a n u i t 't tablet scheef

naar boven zoodat er nooit aarde n a a r buiten valt (zie de figuur).

H e t middengedeelte v a n 60 c.M. wijdte wordt als een smal

middenpad aangewend. Daarvoor moeten in de beton steunsels

of ijzeren lijsten worden vastgezet op terreinhoogte. Op deze steunsels komen ijzeren roosters of gewapende b e t o n n e n tegels of h o u t e n planken te liggen. De geheele waterdichte bak, be-halve onder dit middenpad wordt weer gedraineerd m e t puin en grind t o t ongeveer 30 à 40 c.M. van den b o d e m ; de twee overlangsche muren zijn op den bodem weer v a n de noodige toestroomopeningen voorzien, ^ 20 c.M. hoog. H e t water wordt toegevoerd in de smalle ruimte onder het middenlooppad, waar-onder dus een slootje zich bevindt, waarin 't water t o t ongeveer 40 c.M. hoogte wordt gehouden. Zijn d a n de t a b l e t t e n verder met zand gevuld, d a n beschikt men dus over een grondwater-stand op ± 60 c.M. diepte beneden de oppervlakte.

I n de figuur zijn tevens eenige buizen aangegeven waarmee de kas verwarmd k a n worden. Men k a n natuurlijk het aantal daar-v a n al n a a r de speciale eischen uitbreiden of daar-verminderen. Wil men de beddingen zelf nog e x t r a verwarmen, d a n kan men h e t beste doen de buizen met het w a r m water niet direct in h e t voch-tige zand te leggen, m a a r ze met een wijdere buis v a n m e t a a l of met rioolpijp te omgeven. I n de meeste gevallen zal echter de omgevende lucht reeds voldoende voor een matige

(11)

verwar-11 ( D E E L 25, V E K H . 3)

ming van de beddingen zorgen, in 't bijzonder wanneer m e n zooals hier de beddingen hoog boven den grond in de kas doet uitsteken en de verwarmingsbuizen ook beneden langs den voet der t a b l e t t e n laat leggen. H e t plaatsen v a n verwarmingsbuizen in de beddingen op vrij groote diepte doet ook veel w a r m t e verloren gaan, terwijl zij hooger geplaatst dus in de zone waar ook de wortels zich ontwikkelen wellicht schade a a n deze toe-brengen .

De zijpaden zijn met opzet ± 20 à 30 c.M. lager gelegd; daardoor toch behoeft h e t glasdak hier niet hooger te zijn, d a n voor de H y a c i n t h noodig is, terwijl men er toch voor de werk-zaamheden nog behoorlijk k a n loopen; m a a r bovendien kan d a n bij het gebruik v a n verwarmingsbuizen de bedding nog beter profiteeren v a n de verwarmde k a s r u i m t e .

Op deze wijze meen ik d a t de kas het meest geschikt is voor ' t nemen v a n proeven en voor meer zorgvuldige behandelingen, die bij de cultuur eveneens voorkomen. Men heeft d a n zooveel mogelijk de groeivoorwaarden in de h a n d , zonder al t e kostbare speciale maatregelen. Men k a n zich natuurlijk afvragen of ' t ge-heel minder kostbaar, met minder materiaal k a n gebouwd wor-den. Zoo zou men b . v . de beddingen direct tegen de b u i t e n m u r e n k u n n e n plaatsen. Veel wint m e n hier niet mee, w a n t voor de behandeling k u n n e n die b u i t e n t a b l e t t e n d a n slechts ± 75 c.M. breed zijn, en voor een zelfde plantoppervlak moeten d a n nog weer een middentablet v a n 150 c.M. breedte en 2 looppaden worden aangebracht. D a a r m e e wordt d a n het waterdichte ge-deelte bovendien vergroot e n m e n heeft 't nadeel, d a t de om-standigheden door den invloed v a n den b u i t e n m u u r en 't dicht plaatsen bij de r a m e n niet zoo goed zijn te beheerschen en niet zoo gelijkmatig verdeeld zijn. Wel zou eenige vereenvoudiging zijn a a n te brengen, wanneer men de t a b l e t t e n afzonderlijk als waterdichte b a k k e n laat construeeren e n m e n de aanvulling v a n 't water voor den v a s t e n g r o n d w a t e r s t a n d niet door middel v a n een gezamenlijk slootje bewerkt, m a a r door op verschillende plaatsen in 't t a b l e t kokers te doen metselen of enkel rioolpij pen te plaatsen t o t tusschen het draineerende puin en daarin het w a t e r geregeld op d e n gewenschten s t a n d te houden. D i t is ook toegepast bij het wortelhuis, zooals uit de volgende beschrijving zal blijken.

Beschikt men over een vrij hoogen natuurlijken w a t e r s t a n d , die niet te veel varieert, bijv. 50—80 c.M. beneden het grond-oppervlak e n is 't niet t e doen om een zeer nauwkeurige beheer-sching v a n w a r m t e en w a t e r s t a n d , d a n k a n ' t geheel natuurlijk eenvoudiger zijn. Men behoeft d a n geen waterdichte beddingen

(12)

( D E E L 25, V E E H . 3) 12

te hebben, en k a n het natuurlijke grondwater bijv. door riool-buizen geregeld doen toevloeien t o t onder in de draineerende laag. H e t zal in dit geval toch gunstig zijn v a n een draineerlaag e n rechtstreeksche watertoevoer v a n buitenaf gebruik t e m a k e n , e n niet zonder deze maatregelen zoo m a a r te vertrouwen, d a t ook bij deze cultuur onder glas het bodemwater, v a n zelf wel zal worden aangevuld evenals bij de hyacinthenbedden buiten, w a n t door de hooge t e m p e r a t u r e n zullen de p l a n t e n zoowel als ' t grondoppervlak door verdamping waarschijnlijk meer water kwijt raken, terwijl de natuurlijke toevoer onder den b u i t e n m u u r en platgetreden p a d e n op den d u u r wel minder gemakkelijk zal plaats vinden.

Beter zal 't dus echter zijn voor een goede beheersching der omstandigheden de kas ongeveer in te richten zooals hierboven werd beschreven, terwijl 't in hooger streken zelfs noodzakelijk is voor dien g r o n d w a t e r s t a n d t e zorgen.

I V . H E T W O R T E L H U I S . (Zie Fig. 7, 8, 9 en 10).

Voor onderzoekingen over den groei en de ontwikkeling van ' t wortelstelsel en voora] voor een overzichtelijke demonstratie d a a r v a n h e b b e n wij een „wortelhuis" doen bouwen, w a a r v a n de beschrijving hier volgt.

Over den periodieken groei v a n een wortelstelsel in den loop v a n 't j a a r en in opeenvolgende jaren is zeer weinig met zekerheid bekend en de gegevens over het jaargetijde, waarin de sterkste groei v a n 't wortelstelsel v a n meerjarige gewassen plaats heeft, loopen zeer uiteen. Terwijl wij ons in dit l a b o r a t o r i u m o. a. bezig houden m e t den periodieken aanleg v a n bladen en bloemen en de periodieke strekking v a n deze organen en v a n de stengels, gevoelen wij, d a t dit werk zeer onvolledig is, en d a t wij geen oordeel k u n n e n vellen over periodiek optredende verschijnselen, zooals 't intreden of ophouden v a n sterken groei of het aanleggen v a n bloem en blad, wanneer wij niets weten o m t r e n t ' t gelijk-tijdig gedrag v a n ' t wortelstelsel, en dus de mogelijke correlatie met ' t wortelstelsel ons geheel o n t g a a t . Hoe belangrijk h e t verder onderzoek v a n 't wortelstelsel k a n wezen, blijkt o.a. uit de nieuwe onderzoekingen van K . Z I J L S T R A , Vers!. Landb.ond.Rijksproei-st. X X V I 1922, waardoor zelfs o m t r e n t de meest elementaire gebeurtenissen v a n h e t wortelstelsel der graangewassen belang-rijke nieuwe gegevens werden a a n 't licht gebracht.

H e t hier ontworpen wortelhuis zal niet voor elk gewas en voor iedere vraag o m t r e n t ' t wortelstelsel geschikt zijn. E r zijn

(13)

ge-M. a > (3 t£ f a ? ° 60 D t* -^ •O u -S.S

•f|y?f

^m^iy

^^BE'~"'^* ^ - i É N ^ * :V ^ . ' J ' % . C ,^ s i ~ fs © « * o S 0 '3 os 5 * O <D - P ce 5 *

(14)

( D E E L 25, V E B H . 3) 14

vallen, waarin waterculturen of geregelde rooiingen de voorkeur verdienen, b.v. wanneer 't wortelstelsel niet geschikt genoeg is om langs den glaswand groeiend, geregeld te worden waarge-nomen. A a n den a n d e r e n k a n t h e b b e n waterculturen voor ons 't bezwaar, d a t 't in de meeste gevallen d a n een onnatuurlijke omstandigheid is, waaronder 't wortelstelsel groeit, zoodat wij de gevonden periodiciteit niet met zekerheid k u n n e n ver-gelijken met die van stengel, blad e n bloem onder normale groeivoorwaarden.

Onderzoek door geregelde rooiingen brengt 't bezwaar mee, d a t deze zeer dikwijls moeten geschieden en met een vrij groot aantal exemplaren om statistisch het gevonden resultaat v a n de opeenvolgende d a t a met eenige v r u c h t te kunnen vergelijken. De tijd waarop groei reeds ophoudt of weer begint, is d a n v a a k zeer moeilijk vast te stellen, zoodat men in de d a t a groote fouten k a n maken, terwijl bovendien de rooiingen t a l v a n voorzorgen en groote moeite en omzichtigheid, vereischen.

Dit bleek ons ook bij een onderzoek over de periode v a n den wortelgroei v a n den K a s t a n j e (Aesculus), d a t de heer P . C. J .

M E Y S , gedurende ruim een j a a r o p 't terrein v a n dit laboratorium uitvoerde en eveneens bij 't vaststellen v a n de groeiperiode der Hyacinthenwortels, waarbij zoowel waterculturen als ge-regelde rooiingen wel t e n deele b r u i k b a a r zijn, m a a r toch ook h u n bezwaren opleveren.

Door deze ervaringen zijn wij er toe gekomen als aanvulling of in sommige gevallen als geheele vervanging voor boven ver-melde proeven e n als demonstratie middel op 't terrein v a n 't la-boratorium in beknopte afmeting een z.g. wortelhuis te bouwen. Collega M A Y E R h a d ons vroeger reeds a t t e n t g e m a a k t op een dergelijke inrichting voor demonstratie v a n wortelgroei bij Prof. K O E R K I C K E te Bonn en op de wenschelijkheid zulk een inrichting t e Wageningen te bezitten. Wij hebben o m t r e n t in-richting e n constructie en afmetingen overigens v a n h e t inwinnen v a n nadere inlichtingen afgezien, d a a r wij toch aangewezen waren op bepaalde eischen voor speciaal onderzoek, en de afmetingen in overeenstemming gebracht moesten worden, met het voor dit doel toegestane crediet.

H e t wortelhuis (zie figuur 7, 8, 9 en 10) werd geconstrueerd v a n gewapend beton. Aan de h a n d v a n figuur 8, die een hori-zontale doorsnee o p de hoogte v a n h e t begin der glaswanden te zien geeft, k u n n e n wij 't geheel beschrijven. H e t b e s t a a t in de Ie plaats uit een toegang (A) 2.10 M. lang en 1.37 M. breed, w a a r v a n de s t a a n d e wanden een weinig schuin n a a r b u i t e n

(15)

F I E . 9

Fig. 8. Horizontale doorsnee van het wortelhuis ± "0 em. boven de vloer. Verklaring in den tekst. Fig. 9. Vertikale doorsnee door een der schoorsteentjes. Fig. 10. Waterdichte constructie van spiegelruit (I) in rubberraam (II) in de sponning van het beton (III), dichtgemaakt met een laag massa (IV) en afgedekt met een strook zink (V). Schaal 1 : 3.

(16)

( D E E L 25, V E R H . 3) 16

hellen, om beter a a n den g r o n d d r u k weerstand te bieden. D e b o v e n k a n t is voor de helft door het gewapend b e t o n gesloten. De andere open helft, door welke men met een t r a p n a a r beneden daalt, k a n door een h o u t e n luik met overspringende r a n d e n en op rails loopend, regenvrij afgesloten worden. Door dezen toegang is men ± 2 M. beneden het omliggend terrein afgedaald. Deze entree is niet voorzien van een betonnen bodem, d a a r 't praktischer is voor 't wegzakken v a n water hier een laag los grind a a n te brengen. D a a r n a k o m t men door een ijzeren deur in een kleine tusschenruimte (B), die vervolgens door een tweede ijzeren deur, welke n a a r binnen opendraait, toegang geeft t o t de eigenlijke werkruimte (C). Zoowel B als C hebben een betonnen bodem. De ruimte C is 3.37 M. lang, 1.37 M. breed en 1.85 M. hoog. De deuren zijn voorzien v a n schuifgrendels, welke zoowel v a n binnen als v a n buiten k u n n e n worden bewogen. Daardoor k a n men in de binnenruimte zijnde, deze toch goed door sluiting der twee deuren v a n de buitenwereld gescheiden houden, met ' t oog op licht of t e m p e r a t u u r , terwijl ' t ook niet mogelijk is, iemand op te sluiten. I n den zolder v a n de r u i m t e C zijn n a a r boven toe drie schoorsteentjes aangebracht, waar-door ' t mogelijk is eventueel voor luchtverversching t e zorgen. Deze openingen k u n n e n tegen regen e n ook tegen de buiten-t e m p e r a buiten-t u u r goed geisoleerd worden, opgevuld door h o u buiten-t e n klossen, bevestigd a a n een m e t asphaltpapier bekleed plankje d a t op en over de r a n d e n v a n het schoorsteentje rust a a n de buitenzijde. Deze k a m e r is bovendien voorzien v a n electriciteit m e t twee lampen, die los bevestigd zijn a a n een h a a k in d e n zolder, zoodat daarmee tevens de wortels achter de glasruiten k u n n e n worden bekeken. Deze looplampen zijn v a n metalen reflectorkapjes voorzien. De zijwanden van de r u i m t e n B en C g a a n t o t een hoogte v a n 65 c.M. recht omhoog. Vervolgens zijn zij hellend onder een hoek v a n ± 2 0 ° binnenwaarts.

A a n de buitenzijde v a n de ruimte C zijn in den linker- e n rechterwand 3 openingen gelaten v a n ongeveer 130 x 100 c.M. Deze openingen zijn voorzien v a n een sponning v a n ongeveer 5 c.M. diepte en 4 c.M. breedte. Daarin rusten op n a d e r te be-schrijven wijze de 6 glasruiten, waarlangs de plantenwortels moeten groeien.

A a n de linkerzijde buiten dit ondergrondsche gebouwtje zijn 4 loodrechte wanden geplaatst, gemetseld uit Bim-cementplaten, welke eveneens loodrecht op de zijwanden v a n 't wortelhuis aansluiten. Door deze afscheidingen zijn 3 v a k k e n D, E en F verkregen, waardoor h e t mogelijk is de t e onderzoeken wortels te doen groeien in verschillende grondsoorten of bij verschillende

(17)

17 ( D E E L 25, V E E H . 3 )

bemesting, terwijl men v a n binnen uit door de glaswanden de eventueele uitwerking op ' t wortelstelsel k a n waarnemen. Overigens zijn deze b a k k e n niet v a n een eigen bodem voorzien, d a a r zij bij grondproeven voldoende diep zijn uit te graven, terwijl wij hier de verdere gesteldheid v a n den bodem zooveel mogelijk gelijk willen houden a a n die v a n ' t omliggend terrein. Maar t o e n wij zoo ver waren en gezien h a d d e n het gunstig resultaat met den t e r r a s b a k voor proeven over verschillenden g r o n d w a t e r s t a n d , rees ook de wensch dit wortelhuis voor nog meer soorten proefnemingen geschikt te m a k e n , zij 't d a n ook op zeer kleine schaal. Daartoe werd a a n 't wortelhuis t e r rechter zijde een stelsel v a n 3 waterdichte b a k k e n aangebouwd, zooals

figuur 8 deze aangeeft, terwijl figuur 9 een verticale doorsnee

laat zien. Deze waterdichte b a k k e n zijn uit gewapend beton gebouwd, terwijl het betonijzer in de wanden van 't wortelhuis verankerd is. De staande wanden hellen weer iets achterover tegen den terreingrond, de b a k k e n zijn 1.54 M. diep, terwijl de bodem, direct op den zandgrond gestort, een weinig onder de glasruiten gelegen is. I n elk dezer b a k k e n is bovendien een betonnen koker in de hoeken ingemetseld, die binnenwerks 30 x 30 c.M. wijd is. Op den bodem zijn in deze kokers elk 2 ruime poortjes gelaten. Terwijl n u de b a k k e n weer gedraineerd worden met een dunne laag grof puin en grind, ter hoogte v a n de bovenzijde v a n deze poortjes, wordt de w a t e r s t a n d in de b a k k e n door bijvoeging op 't gewenschte peil gehouden. Bovendien zijn er 4 openingen in elk der kokers g e m a a k t , door den buiten-wand heen, die weer n a a r gelang van omstandigheden k u n n e n worden afgesloten, terwijl zij o p 30, 50, 70 e n 90 c.M. beneden de terreinhoogte liggen.

H e t verdient aanbeveling bij dergelijke in de beton uitge-spaarde uitstroomopeningen direct uit voerpijpjes te laten metse-len, o m d a t men deze beter m e t een stop k a n afsluiten, dan de oneffen g a t e n rechtstreeks in de beton. H e t is nu mogelijk den g r o n d w a t e r s t a n d in elk der 3 b a k k e n n a a r keuze op 4 verschillen-de hoogten te houverschillen-den terwijl met een weinig moeite en controle wel iedere g r o n d w a t e r s t a n d vanaf den betonbodem is te bereiken.

Wij willen t h a n s t o t slot nog even nader beschrijven de inrich-ting en bevestiging v a n de glaswanden. De waterdichtheid v a n de drie rechtsche b a k k e n ook tusschen het glas en de b e t o n n e n sponningen te verzekeren was nog een speciale moeilijkheid. N a d a t in een vorig j a a r reeds enkele voorloopige proeven waren genomen m e t zwaar draadglas en gehamerd glas, moesten wij er toe geraken veel kostbaarder dikke spiegelruiten a a n t e wenden. Collega T H A L L A R S E N was zoo vriendelijk een

(18)

bereke-( D E E L 25, V E B H . 3) 18

ning te m a k e n bij welke glasdikte de ruiten onder den gegeven hoek en de maximale te verwachten belasting zonder eenigen twijfel weerstand zouden bieden. R u i t e n v a n 2 c.M. dikte zouden d a a r v o o r zeker voldoende zijn.

Wij hebben toen 6 spiegelruiten besteld v a n ± 2J c.M. dikte

(zie fig. 10) en de r a n d e n en hoeken eenigszins doen bijslijpen,

o p d a t zij beter te h a n t e e r e n zijn bij 't inzetten, e n o p d a t zij niet scherp zouden snijden in de rubber, waarin zij gevat werden. Om n.l. deze zware ruiten in de harde en hier en d a a r oneffen b e t o n n e n sponningen te k u n n e n leggen zonder gevaar voor breuken en om met het oog op verschillende uitzetting van beide soorten materiaal bij temperatuurwisseling gevaar te vermijden en toch een goede afsluiting te krijgen werden r a m e n v a n rubber besteld. De firma M E R E N S te H a a r l e m construeerde o p mijn verzoek een raamvormige sponning, welke a a n voor-, buiten- en a c h t e r k a n t o m den glasrand langs alle vier zijden precies aansluitend heengrijpt. Deze r u b b e r r a m e n zijn een halve c.M. dik, behalve n a a r die zijde, waarheen de ruit zijn d r u k uit-oefent. Aan dezen k a n t (zie fig. 10), dus tusschen glas (I) en betonwand ( I I I ) is de rubber (II) \\ c.M. dik. R u i t e n en r a m e n o p die wijze in de b e t o n n e n sponning geklemd, vormen een doel-treffend en zoo noodig iets veerend geheel.

Daarmee was het verband echter a a n de rechterzijde nog niet waterdicht. Om dit te bereiken werden rubber, b e t o n en glas a a n binnen en b u i t e n k a n t langs de 4 zijden met een breede laag w a r m er op gebrachte „ m a s s a " *) (IV) bestreken.

Om een directe aanraking en eventueelen invloed v a n de mastiek op de n a t t e teeltlaag en de plantenwortels tegen te g a a n , werd t e n slotte langs de bovenzijde der glasruiten een zinken r a n d aangebracht, die t o t over den mastiekrand heen-grijpt.

De b a k k e n zijn t h a n s , najaar 1922, met verschillende grond-soorten gevuld, waarbij t e r rechter zijde een zekere grondwater-s t a n d wordt aangehouden. De t e m p e r a t u u r wordt zoowel in het wortelhuis als in den bodem b u i t e n op een bepaalde diepte waargenomen. Uit een vergelijk moet afgeleid worden in hoe-verre in het kouder e n in 't warmer jaargetijde het betonnen gebouwtje e n zijn toegang meer of minder bekleed moét worden, of de bodem bij koud weer meer of minder behoort gedekt te worden, o p d a t een gelijke t e m p e r a t u u r a a n weerszijden v a n de glasruiten en op eenigen afstand in den bodem bij gelijke diepte is te bewerken.

(19)

19 ( D E E L 25, V E R H . 3)

Voor dezen winter zijn langs den b o v e n glasrand H y a c i n t h e n v a n verschillenden leeftijd, T u l p e n , enkele K a s t a n j e s e n een weinig Winterrogge g e p l a a t s t om d a a r m e e de eerste e r v a r i n g e n op t e doen, o m t r e n t de b r u i k b a a r h e i d v a n h e t gebouwtje e n de beste m e t h o d e v a n meting der wortels door h e t dikke glas h e e n .

Over deze wijze v a n m e t e n zullen wij p a s l a t e r bij ' t beschrijven v a n proefnemingen nadere mededeelingen doen.

De t e e k e n i n g e n voor deze publicatie zijn v e r v a a r d i g d door

d e n heer B . J . VAN T O N G E R E N .

De drie hier beschreven constructies zijn uitgevoerd door de a a n n e m e r s H . e n A. H A A R t e Wageningen.

N o v e m b e r 1922.

SMALL B U I L D I N G - C O N S T R U C T I O N S F O R P H Y S I O L O G I C A L C U L T I V A T I O N - E X P E R I M E N T S .

(SUMMARY)

On the. grounds of t h e new Laboratory for Research in Plant-physiolo-gy of t h e Agricultural University a t Wageningen some small construct-ions were erected with a view to experiments which cannot be m a d e in t h e smaller space of a laboratory on such a scale t h a t t h e results would also have a satisfactory value for t h e plant as a cultivation-product. F r o m t h e annexed architectural sketches t h e arrangement a n d intention of those constructions m a y be satisfactorily derived with t h e aid of t h e following short explanation.

A Terrace-cistern (see fig. 1 and 2) h a s been constructed for t h e

research into t h e influence of various heights of t h e ground-Water on special cultivated plants. We particularly t h o u g h t of t h e Hyacinth, which does not thrive b u t a t a great height of t h e ground-water a n d conse-quently cannot be cultivated on high ground for experimental purposes without special provisions. T h e terrace-cistern is a large watertight brick box, divided b y 5 walls placed lengthwise into 6 longitudinal p a r t s . The Walls are getting higher from t h e front to t h e back. At t h e foot t h e Walls are provided with m a n y apertures. I n t h e front p a r t t h e Water rises till 60 c.M. above t h e bottom. The remaining p a r t s (2—6) are being drained with 20 c.M. coarse rubbish, 10 c.M. coarse gravel and next

10 c.M. fine gravel, which is succeeded b y coarse river-sand. The Water is raised to t h e same level as in p a r t 1 u p to t h e end of t h e cistern. Superfluous water flows off through a n outlet in this front division. While p a r t 1 is also used for growing a q u a t i c plants, p a r t 2 a n d 3 m a y be employed for marsh-plants or already for special experiments. The remaining p a r t s are used for cultivation-experiments, in our case t h e y a r e usually planted with Hyacinths. The successive terraces lie 20, 40,

60 a n d 80 c.M. above t h e Waterlevel. The height of t h e Water however m a y also be taken lower b y keeping t h e water in p a r t I on a lower level. Results of experiments will be communicated later on, while with respect t o t h e technical p a r t of these constructions this paper will be referred t o .

The Hyacinth-cistern (fig. 3, 4 and 5) h a s after t h e experiences with t h e Terrace-cistern been constructed for experiments with t h e H y a c i n t h a t a fixed ground-Water-level a t a depth of 60 c.M., which height how-ever can be modified. The cistern is divided in 3 X 2 beds of 1 x 3 M.

(20)

( D E E L 25, V E R H . 3) 20

and, a depth of 1 M. Between t h e three beds to t h e left and to t h e right is a ditch, in which t h e Water is kept up to a fixed mark, while through apertures in t h e walls it can flow back into the draining layer, which is p u t a t t h e b o t t o m of t h e beds in t h e same w a y as with t h e terrace-cistern. The six beds of 1 X 3 M. therefore have t h e same Waterlevel, b u t m a y for instance be filled with different kinds of soil in order t o ascertain their effect on t h e plant in perfectly identical circumstances.

Besides in fig. 6 we give a vertical diagram of a Hyacinth-Hothouse, schematically designed. The illustration satisfactorily shows, how we might imagine t h e culture of Hyacinths for special purposes in a hothouse. According to the same principle t h e y are furnished with t h e fixed and necessary height of the groundwater.

T h a t with such precautions t h e cultivation of H y a c i n t h s succeeds a s well as in t h e special bulb-district, experience with t h e above-mention-ed cisterns h a s provabove-mention-ed us satisfactorily, though on a small scale.

The Root-house (fig. 7—10) was built for t h e observation and demon-stration of t h e groWth of root-systems. This means of measuring t h e growth of roots and stating t h e periodical phenomena of t h e root-system should be considered a supplement of w h a t might be p a r t l y learned from regular diggings or water-cultures. Neither shall all p l a n t s be fit to be studied with respect to their root-systems by having their roots grow against a sloping glass-wall. I n other cases however this way of growing is more normal t h a n in employing Water-oultures. And seeing t h a t in this laboratory we are specially occupied with t h e periodical growth and disposition of leaf, flower and stalk we should also know the simultaneous behaviour of t h e roots if possible in n a t u r a l circum-stances in order to get a proper j u d g m e n t on t h e correlation of these organs.

The root-house is built of ferro-concrete and isolated from t h e outer-world as much as possible by a separate entrance-hall (provided with a shutter) a n d n e x t two iron doors. T h e inside is provided with electric light. Ventilation occurs through three small chimneys, which as a rule are air-tight. The side-Walls of this internal p a r t slope a t an angle of ± 70°, while on either side three plate-glass panes, each measuring 95 e.M. x 130 c.M. rest in r a b b e t s in t h e concrete.

These plate-glass panes »re 2 J c.M. thick, t h e sides are polished ; t h e y are set in rubber frames specially made t o prevent t h e p a n e s from directly touching t h e concrete and fasten t h e m somewhat elastically in t h e concrete rabbets (see fig. 10). To t h e left perpendicular t o t h e outside of t h e Roothouse 4 vertical walls made of cement plates h a v e been placed; consequently there are three separate divisions, each opposite t o one of the plateglass panes. These divisions m a y be filled with different kinds of soil in order to compare their influence. On t h e other side three concrete watertight cisterns have been built connected with t h e root-house. Along t h e edges of t h e panes a broad layer of mastic h a s been p u t on between and over t h e glass, t h e rubber and t h e concrete. I n this w a y t h e cisterns are Waterthight, so t h a t it is possible to m a k e experiments here on t h e influence of different heights of t h e groundwater on t h e root-system, which m a y be measured from t h e inside. These cisterns are drained in t h e same way with rubbish and gravel. The water is kept up t o t h e m a r k by means of a separate square shaft, walled in in t h e corner of each cistern. A zinc border along t h e t o p of t h e panes covers t h e mastic strip, t o prevent a possibly bad influence of this.

This is t h e first time (autumn 1922) we have planted t h e cisterns along t h e upper part of t h e panes with H y a c i n t h s of various ages, with some Tulips, some Horse-Chestnuts and a little Winter-rye. Communications on t h e way of measuring t h e growth of roots will follow after experiments have been made.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

woordvoerder van het bedrijf stelt: “Aangezien een prijsverhoging voor ons bedrijf niet tot de mogelijkheden behoort en de niet-loonkosten per product gelijk blijven, tast

De APV moet gebruiksvriendelijk zijn voor inwoners en een hanteerbaar instrument vormen om de openbare orde, veiligheid en de leefbaarheid van de openbare ruimte te

Subgunningscriteria? Dan wordt uw Inschrijving als onvoldoende beschouwd en leggen wij uw Inschrijving terzijde. U neemt dan geen deel meer aan deze Offerteprocedure. Wij

Hij is boven ons en zegent ons steeds weer, en zegent ons steeds weer.. Zo zegent Hij ons nu en morgen en tot

Wij lopen in licht, schitterend licht, lamp van genade, straal op ons gezicht Liefdevol schijnsel, blijf op ons gericht, Jezus, uw Licht gaat ons voor!. (2x) Hoor, de englen

Het college heeft naar aanleiding van dit rapport aangegeven zich in algemene zijn te herkennen in het rapport en na de bespreking van het rapport met de gemeenteraad een plan

Wij waren dan ook onaangenaam verrast dat uit de brieven van Agrifirm (toegevoegd aan de agenda van deze raadscommissie) naar voren kwam dat de gemeente Welkoop de mogelijkheid

Vlak voor haar grote liefde Sander overleed aan lymfklierkanker, verbrak Lideweij Bosman hun relatie en vertrok naar Hawaï.. De strijd tegen zijn ziekte viel ook