• No results found

Wie de wet past, trekke hem aan!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wie de wet past, trekke hem aan! "

Copied!
103
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wie de wet past, trekke hem aan!

Een onderzoek naar het effect van regelgeving op het concurrerend vermogen van unit-linked verzekeringen met garanties

Door: Daniëlle Valkink

kpmg

(2)

Wie de wet past, trekke hem aan!

Een onderzoek naar het effect van regelgeving op het concurrerend vermogen van unit-linked verzekeringen met garanties

Door: Daniëlle Valkink

Datum: 30 augustus 2003 Plaats van uitgave: Amstelveen

Studentnummer: 1065033 Eerste begeleider universiteit: Dr. Ir. Marjolein Achterkamp

Tweede begeleider universiteit: Prof. Dr. Ir. F.P.J. Kuijpers Begeleiders KPMG: Tina M. Hansen en Maarten de Regt

kpmg

(3)

Voorwoord

Voor u ligt dan mijn scriptie! Een scriptie waar veel tijd, moeite en energie in is gestoken.

Een scriptie ter beëindiging van mijn studie Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Een scriptie geschreven binnen het cluster Business Development.

Zo’n acht maanden lang heb ik mogen vertoeven in het prachtige gebouw van het hoofdkantoor van KPMG in Amstelveen. Het mogen schrijven van je scriptie op een prachtige locatie, waar een groep ambitieuze mensen werkt en waar alles goed voor elkaar is, beschouw ik nog steeds als een groot voorrecht.

Het onderwerp waar ik mij gedurende al die maanden mee bezig heb gehouden, was zeker niet makkelijk. Doorbijten was uiteindelijk het motto. Al snel heb ik me erbij neergelegd dat een verzekering nou eenmaal niet een product als een tafel is, die bestaat uit een tafelblad, vier poten en wat schroefjes. Daarnaast zijn er in mijn persoonlijke situatie de nodige zaken voorgevallen waardoor mijn wereld op zijn kop kwam te staan.

Terugkijkend op deze periode kan ik stellen dat ik naast veel geleerd te hebben over de verzekeringsmarkt en advieswereld, ook op persoonlijk vlak een flinke sprong heb gemaakt.

De scriptie die er nu ligt, had ik niet kunnen schrijven zonder de hulp van velen om mij heen. Een aantal van hen wil ik hier persoonlijk bedanken.

Sacha, Maarten, Dina dank voor het geven van de mogelijkheid om binnen KPMG BAS FS mijn scriptie te kunnen schrijven.

Tina, dank voor de directe begeleiding, het geven van vertrouwen en de tijd die je voor mij nam als ik het persoonlijk even moeilijk had.

Marjolein en Frans, dank voor de kritische houding. En hierbij wil ik Marjolein beloven mijn uiterste best voor de toekomst te doen!

Karolien, tsja wat had ik zonder jou gemoeten? Jouw vakkundigheid en kennis zijn een schaarste! Dank overigens ook alle andere geïnterviewden.

En bedankt ook “roomy’s” van kamer F312 en F311 (Harold, Robert, Wouter, Sander en Sandra) voor alle gezelligheid die ik met jullie mocht hebben.

En tot mijn naaste omgeving, papa, mama, Harry, Tim, Alexandra, Sanne, Marco, Jeroen en vrienden bedankt voor de continue steun!!!

Amstelveen, 30 augustus 2003,

Daniëlle Valkink.

(4)

Samenvatting

De financiële sector wordt momenteel geconfronteerd met veel nieuwe regelgeving. De regelgeving heeft met elkaar gemeen dat ze dient voor een betere bescherming van de consument. Aan de ene kant dwingt de regelgeving af dat financiële instellingen een beter inzicht krijgen in de door hen te lopen risico’s, aan de andere kant probeert regelgeving te zorgen voor meer transparantie voor de consument.

Voor KPMG BAS FS is onderzoek gedaan naar het effect van een aantal van deze stukken regelgeving, te weten de International Accounting Standards, Solvency II, de Financiële Bijsluiter, Gedragscode Informatieverstrekking Dienstverlening Intermediair (GIDI) en de Wet Financiële Dienstverlening (Zorgplicht) op het concurrerend vermogen van unit-linked verzekeringen met garanties.

Om een oordeel te vellen over de impact van regelgeving op het concurrerend vermogen van unit-linked verzekeringen met garanties is gekeken naar:

1. Effect van de regelgeving op de performance vanuit het oogpunt van de consument (verhouding tussen prijs die een consument betaalt voor een zeker verwacht rendement bij een zeker te lopen risico)

2. Effect van regelgeving op de vergelijkbaarheid van unit-linked verzekeringen onderling en met soortgelijke producten in de financiële sector

3. Effect van regelgeving op de mate waarin vergeleken wordt door intermediairs en consumenten

Onder druk van IAS Insurance/IAS 39, Solvency II en GIDI kan de performance van unit-linked verzekeringen met garanties achteruit gaan. Er bestaat nog onduidelijkheid over het daadwerkelijke effect van de Financiële Bijsluiter, GIDI en de Wet Financiële Dienstverlening (Zorgplicht) op de vergelijkbaarheid van deze producten en de mate waarin vergeleken wordt.

Op de korte termijn zal het concurrerend vermogen nog niet in gevaar komen. De levensverzekeraar zal echter moeten nagaan in hoeverre haar gestelde prijs genoeg dekkend is voor de kosten die er voor dit product worden gemaakt en in hoeverre zij haar marges moet stellen. Kosten kunnen als gevolg van IAS Insurance/IAS 39 en Solvency II omhoog gaan omdat extra voorzieningen moeten worden opgenomen en als gevolg van GIDI kunnen verkoopkosten omhoog gaan.

Op de lange termijn zal het concurrerend vermogen, indien de regelgeving doorzet zoals zij bedoeld is, wel in gevaar kunnen komen. De levensverzekeraar zal moeten nagaan hoe zij het doet ten opzichte van haar concurrenten en potentiële concurrenten, om daar vervolgens acties op te ondernemen.

KPMG BAS FS kan met diensten op het vlak van Business Performance Services, Risk Management Services, Excellence in Finance en Accounting Advisory Services inspringen op zowel de ontwikkelingen op korte als lange termijn.

(5)

Inhoudsopgave

Inleiding 8

Deel I: Vooronderzoek 11

Inleiding vooronderzoek 12

Hoofdstuk 1: Regelgeving in de financiële sector 13

1.1 Inleiding 13

1.2 International Accounting Standards 13

1.2.1 Totstandkoming IAS 13

1.2.2 Doel IAS 14

1.2.3 Werking: IAS Insurance 14

1.2.4 Werking: IAS 39 16

1.3 Solvency II 17

1.3.1 Totstandkoming Solvency II 17

1.3.2 Doel Solvency II 18

1.3.3 Werking Solvency II 18

1.4 Bazel II 19

1.4.1 Totstandkoming Bazel II 19

1.4.2 Doel Bazel II 19

1.4.3 Werking Bazel II 20

1.5 De Financiële Bijsluiter 20

1.5.1 Totstandkoming Financiële Bijsluiter 20

1.5.2 Doel Financiële Bijsluiter 21

1.5.3 Werking Financiële Bijsluiter 21

1.6 Gedragscode Informatieverstrekking Dienstverlening Intermeiair (GIDI) 23

1.6.1 Totstandkoming GIDI 23

1.6.2 Doel GIDI 23

1.6.3 Werking GIDI 24

1.7 Wet Financiële Diensten 24

1.7.1 Totstandkoming Wet Financiële Diensten 24

1.7.2 Doel Wet Financiële Diensten 25

1.7.3 Werking Wet Financiële Diensten 25

Hoofdstuk 2: Het afbakenen van de onderzoekseenheid 27

2.1 Inleiding 27

2.2 De afbakening tot unit-linked verzekeringen met garanties 27

Hoofdstuk 3: Unit-linked verzekeringen met garanties 30

3.1 Inleiding 30

3.2 Unit-linked verzekeringen algemeen 30

3.3 Het beleggingselement binnen de unit-linked verzekering 30 3.4 Het verzekeringselement binnen de unit-linked verzekering 32

3.5 De garantie bij de unit-linked verzekering 32

Hoofdstuk 4: Afleiding weergave gecombineerd effect van regelgeving 34

4.1 Inleiding 34

4.2 De afleiding tot de variabele concurrerend vermogen 34

(6)
(7)

Deel II: Onderzoek 39

Inleiding onderzoek 40

Hoofdstuk 5: Introductie KPMG BAS FS 42

5.1 Inleiding 42

5.2 De plaats van BAS FS binnen KPMG Nederland 42

5.3 Producten van BAS FS 42

Hoofdstuk 6: Probleemstelling 45

6.1 Inleiding 45

6.2 Doelstelling 45

6.3 Conceptueel model 45

6.4 Vraagstelling 46

6.5 Deelvragen 47

6.6 Randvoorwaarden onderzoek 47

Hoofdstuk 7: Methodologisch kader 49

7.1 Inleiding 49

7.2 Soort onderzoek en onderzoeksmethode 49

7.3 Data verzameling 49

Hoofdstuk 8: Concurrerend vermogen 52

8.1 Inleiding 52

8.2 Concurrerend vermogen: de theorie 52

8.2.1 Concurrentie 52

8.2.2 Bronnen van concurrentie 52

8.3 Concurrerend vermogen: geoperationaliseerd voor unit-linked verzekeringen met garantie 54

8.3.1 Performance 57

8.3.1.1 Prijs 58

8.3.1.2 Rendement 59

8.3.1.3 Risico dat de klant loopt 59

8.3.2 Vergelijkbaarheid 60

8.3.2.1 Vergelijkbaarheid van unit-linked verzekeringen onderling 60 8.3.2.2 Vergelijkbaarheid met soortgelijke producten in de financiële sector 61

8.3.3 Mate waarin vergeleken wordt 61

8.3.3.1 Intermediairs 62

8.3.3.2 Consumenten 62

Hoofdstuk 9: Diagnose 63

9.1 Inleiding 63

9.2 Werking regelgeving op het concurrerend vermogen unit-linked verzekeringen met garantie 63

9.2.1 Effect op performance 64

9.2.1.1 Effect op prijs 65

9.2.1.2 Effect op rendement 67

9.2.1.3 Effect op risico polishouder 68

9.2.1.4 Conclusie effect op performance 68

9.2.2 Effect op vergelijkbaarheid 68

9.2.2.1 Effect op vergelijkbaarheid van unit-linked verzekeringen onderling 69 9.2.2.2 Effect op vergelijkbaarheid met soortgelijke producten in de financiële sector 70

(8)

9.2.2.3 Conclusie effect op vergelijkbaarheid 72

9.2.3 Effect op mate waarin vergeleken wordt 72

9.2.3.1 Effect op mate waarin vergeleken wordt door intermediairs 73

9.2.3.2 Effect op mate waarin vergeleken wordt door consumenten 73 9.2.3.3 Conclusie effect op mate waarin vergeleken wordt 74 9.3 Oordeel over wijzigingen in het concurrerend vermogen 74 9.4 De betekenis van de effecten van de regelgeving voor de levensverzekeraar 74

Hoofdstuk 10: De stappen die de levensverzekeraar moet zetten en de link

met de dienstverlening van KPMG BAS FS 77

10.1 Inleiding 77

10.2 De stappen voor de levensverzekeraar naar aanleiding van de regelgeving 77

10.3 De mogelijkheden voor KPMG BAS FS 78

10.3.1 Het invoeren van de regelgeving 78

10.3.2 Het nagaan in hoeverre de regelgeving daadwerkelijk invloed heeft 78

10.3.3 Het treffen van maatregelen 79

Deel III: Aanbevelingen KPMG BAS FS, een uitstapje naar verdere

mogelijkheden 81

Inleiding aanbevelingen 82

Hoofdstuk 11: Aanbevelingen voor KPMG BAS FS 83

11.1 Inleiding 83

11.2 De issues volgend uit het onderzoek 83

11.3 De mogelijkheden voor de gebieden van dienstverlening 84 11.3.1 De mogelijkheden voor Risk Management Services 84 11.3.2 De mogelijkheden voor Business Performance Services 84 11.3.3 De mogelijkheden voor Excellence in Finance 85 11.3.4 De mogelijkheden voor Accounting Advisory Services- Conversion 85

Conclusie 86

Reflectie op het onderzoek 89

Literatuurlijst 91

Bijlagen 93

Bijlage I: Opdracht

Bijlage II: De mogelijke three pillar approach for insurance undertakings Bijlage III: Organogram KPMG Nederland, de plaats van BAS FS Bijlage IV: Dataverzameling

(9)

Inleiding

Om te beginnen wil ik u een vraag voorleggen. Telt u 1 en 1 bij elkaar op. Wat krijgt u dan? Hoogstwaarschijnlijk zal u als antwoord op dit ogenschijnlijk simpele sommetje 2 antwoorden. Maar stel nou dat we het ene effect bij een ander effect optellen. Het eerste effect zou het tweede effect kunnen verergeren of verbeteren, en ook het tweede effect zou het eerste effect kunnen beïnvloeden. Daarmee zou de optelsom van deze twee effecten wel eens meer of minder kunnen zijn dan die van de twee effecten los. 1 + 1 hoeft in praktijk dus niet altijd 2 te zijn…

De financiële sector is momenteel onderhevig aan veel nieuwe regelgeving en voor de toekomst ligt nog meer regelgeving in het verschiet. De meeste regelgeving heeft tot doel de transparantie te verbeteren en uniformiteit tussen financiële instellingen te bewerkstelligen.1 Sommige regelgeving bestaat nog slechts uit een framework, andere regelgeving is nog niet concreet, en over weer andere regelgeving bestaat nog veel onzekerheid.

Alhoewel de regelgeving los van elkaar zal worden ingevoerd, zal het van belang zijn om na te gaan of de verschillende stukken regelgeving bij elkaar meer effect hebben dan de optelsom van de effecten van alle stukken regelgeving los. Het wordt daarmee dan ook interessant om voor KPMG BAS FS te kijken in hoeverre de regelgeving effect in gecombineerde vorm impact heeft op de financiële sector en of zij met haar diensten op mogelijke nieuwe ontwikkelingen kan inspringen.

De financiële sector krijgt onder andere te maken met IAS Insurance, IAS 39, Solvency II, Bazel II, de Financiële Bijsluiter, Gedragscode Informatievoorziening Dienstverlening Intermediair (GIDI) en de Wet Financiële Diensten (Zorgplicht).2

In deel I van dit verslag wordt een beschrijving gegeven van het vooronderzoek dat is gedaan. De opdracht die bij aanvang van het onderzoek is gegeven, was te breed om te onderzoeken. Het vooronderzoek is gedaan om tot een afgebakende onderzoekseenheid te komen en om een manier te vinden om een mogelijk gecombineerd effect van de regelgeving hierop te kunnen weergeven. De keuzes die in het vooronderzoek worden gemaakt dienen als input voor de totstandkoming van de probleemstelling en daarmee voor het verdere onderzoek.

In hoofdstuk 1 wordt een beschrijving van IAS Insurance, IAS 39, Solvency II, Bazel II, de Financiële Bijsluiter, GIDI en de Wet Financiële Diensten (Zorgplicht) gegeven.

In hoofdstuk 2 wordt op basis van de regelgeving afgebakend tot unit-linked verzekeringen met garanties, de productsoort waarop de meeste regelgeving verwacht wordt impact te hebben.

In hoofdstuk 3 wordt een nadere beschrijving gegeven van unit-linked verzekeringen met garanties.

1 KPMG Financial Services STARS, 2003: 0

2 Door de opdrachtgever is gevraagd om deze stukken regelgeving mee te nemen in het onderzoek.

(10)

In hoofdstuk 4 wordt gekeken hoe de impact van de regelgeving op unit-linked verzekeringen met garanties kan worden weergegeven en wordt de variabele concurrerend vermogen geïntroduceerd. Met de variabele zal worden gemeten of de winstgevendheid van unit-linked verzekeringen als gevolg van de regelgeving achteruit zal gaan.

Deel II van dit verslag handelt over het onderzoek dat gedaan is. De doelstelling die mede door het vooronderzoek tot stand is gekomen luidt:

Het geven van aanbevelingen aan KPMG BAS FS ten aanzien van een mogelijk gecombineerd effect van IAS 39, IAS Insurance, Solvency II, de Financiële Bijsluiter, GIDI en de Wet Financiële Diensten (Zorgplicht) op het concurrerend vermogen van unit-linked verzekeringen met garanties en de mogelijkheden die dit voor de business van KPMG BAS FS biedt.

De bij deze doelstelling horende vraagstelling is:

Welke aanbevelingen kunnen aan KPMG BAS FS worden gegeven ten aanzien van het besluit om al dan niet business te genereren met advies over een mogelijk gecombineerd effect van IAS 39, IAS Insurance Contracts, Solvency II, de Financiële Bijsluiter, GIDI, en de Wet Financiële Diensten (Zorgplicht) op het aanbieden van unit-linked verzekeringen met garanties door te kijken naar de invloed die de regelgeving heeft op het concurrerend vermogen van unit-linked verzekeringen garanties?

In hoofdstuk 5 zal allereerst worden ingegaan op KPMG BAS FS en de diensten die zij aanbiedt. KPMG BAS FS is de opdrachtgever van het onderzoek. Om aanbevelingen te kunnen geven over wat KPMG BAS FS moet doen met een mogelijk gecombineerd effect van regelgeving, zal bekend moeten zijn op welke gebieden haar dienstverlening zich nu richt.

In hoofdstuk 6 zal nader worden ingegaan op de probleemstelling. De probleemstelling valt uiteen in de doel- en vraagstelling, de deelvragen en de randvoorwaarden van het onderzoek.

Het methodologisch kader zal aan bod komen in hoofdstuk 7. Hierin zal uiteengezet worden hoe het onderzoek zal worden aangepakt en hoe de benodigde data zal worden verzameld.

In hoofdstuk 8 zal het concurrerend vermogen worden geoperationaliseerd, opdat de daadwerkelijke effecten van de regelgeving gemeten kunnen worden.

In hoofdstuk 9 volgt de diagnose. Het effect dat regelgeving heeft op het concurrerend vermogen van unit-linked verzekeringen met garanties zal hier worden gemeten.

Hoofdstuk 10 zal ingaan op wat de effecten op het concurrerend vermogen precies voor de levensverzekeraar inhouden en welke diensten KPMG BAS FS hierop kan laten aansluiten.

(11)

In deel III (hoofdstuk 11) zal op basis van de uitkomsten uit het onderzoek dieper worden ingegaan op specifieke diensten die KPMG BAS FS kan aanbieden. Daarnaast zullen de effecten van de regelgeving breder worden getrokken. Dit deel vormt een uitstapje ten opzichte van de conclusies gegeven in hoofdstuk 10.

(12)

Deel I: Vooronderzoek

(13)

Inleiding vooronderzoek

Het onderzoek binnen KPMG BAS FS is begonnen met de volgende opdracht3:

“Identificeer hoe veranderingen in regelgeving in de markt voor financiële dienstverlening impact hebben op het productontwerp.”

Het idee achter de opdracht is dat financiële instellingen los bezig zijn of gaan met de invoering van de diverse regelgeving, maar daarmee (nog) geen rekening houden met de strategische impact die deze regelgeving wel eens in combinatie met elkaar zou kunnen hebben. De nadruk in deze opdracht ligt dan ook op het kijken naar de mogelijkheid of regelgeving een gecombineerd effect kan genereren. BAS FS zou hier, indien een gecombineerd effect wordt geconstateerd, met haar diensten op in kunnen inspelen.

Er zijn twee aspecten die onderzoek naar deze opdracht bemoeilijken. Het eerste aspect is het feit dat het om “het productontwerp in de financiële sector” gaat. Dit is heel breed.

Banken, verzekeraars, pensioenfondsen en beleggingsinstellingen maken allemaal deel uit van de financiële sector. Productontwerpen van deze instellingen kunnen nogal uiteenlopen en daarmee kan er niet over één productontwerp worden gesproken. Er zal dus moeten worden afgebakend. Het tweede aspect heeft betrekking op het mogelijk gecombineerde effect van de regelgeving. Er moet gezocht worden naar een manier om dit mogelijk gecombineerd effect te kunnen weergeven.

Beide aspecten belemmeren zogezegd de totstandkoming van de probleemstelling van het onderzoek. Het doel van het vooronderzoek luidt dan ook:

“Het komen tot een onderzoekbare probleemstelling door het zodanig af te bakenen van de beginopdracht dat er een onderzoekbare eenheid is en een manier waarop een mogelijk gecombineerd effect van de regelgeving kan worden aangetoond.”

De meeste keuzes worden genomen op basis van de regelgeving. Daarom komt in hoofdstuk 2 allereerst de regelgeving aan bod. Vervolgens zal in hoofdstuk 3 op basis van regelgeving de onderzoekbare eenheid unit-linked verzekeringen met garanties worden afgeleid. Hoofdstuk 4 geeft een nadere uiteenzetting van unit-linked verzekeringen met garanties. In hoofdstuk 5 zal gekeken worden op welke wijze een mogelijk gecombineerd effect van regelgeving op unit-linked verzekering met garanties kan worden weergegeven.

3 De beginopdracht is opgenomen in bijlage I.

(14)

Hoofdstuk 1: Regelgeving in de financiële sector

1.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal een beschrijving worden gegeven van de regelgeving die vanuit BAS FS is aangedragen, om mee te nemen in het onderzoek. Vele keuzes, die later in het onderzoek zullen worden genomen, worden gebaseerd op de kennis van de hieronder beschreven regelgeving.

De opbouw van de paragrafen, handelend over de International Accounting Standards, Solvency II, Bazel II, de Financiële Bijsluiter, Gedragscode Informatieverstrekking Dienstverlening Intermediair (GIDI) en de Wet Financiële Diensten (Zorgplicht) is steeds hetzelfde. Eerst zal gekeken worden naar de totstandkoming van de regelgeving, vervolgens zal het doel van de regelgeving worden besproken en tot slot komt de werking van de regelgeving aan bod. De International Accounting Standards (IAS) behelzen echter zoveel afzonderlijke thema’s, dat voor de werking slechts zal worden gekeken naar de werking van IAS Insurance en IAS 39.

1.2 International Accounting Standards4 1.2.1 Totstandkoming IAS

De International Accounting Standards Committee (1973-2001) is de voorganger van de huidige International Accounting Standards Board (IASB). In 1973 werd het International Accounting Standards Committee (IASC) opgericht als resultaat van een overeenkomst tussen de accountancy organen van Australië, Canada, Frankrijk, Duitsland, Japan, Mexico, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en de Verenigde Staten. Deze landen vormden op dat moment het bestuur van het IASC. 5

De IASB is een onafhankelijk, privaat gefinancierde organisatie die accounting standaarden opstelt. Zij heeft haar basis in Londen. De leden van de Board komen uit negen verschillende landen. De Board committeert zich aan het ontwikkelen van een eenduidige set van kwalitatief hoogstaande, begrijpelijke en af te dwingen ‘global accounting standards’ die transparante en vergelijkbare informatie in verslagen voor algemeen gebruik kunnen afdwingen. De Board werkt samen met nationale setters van accounting standaarden om te komen tot convergentie van alle accounting standaarden over de hele wereld.6

In 2005 gaan de regels opgesteld onder de International Financial Reporting Standards (IFRS) gelden ter uniformering van de accountingregels. Voor verzekeringsmaatschappijen wordt een speciale accountingstandaard ontwikkeld (IAS Insurance), maar deze laat nog op zich wachten en zal dan ook nog niet in 2005 ingaan.

4 De International Accounting Standards zijn ondertussen veranderd in International Financial Reporting Standards (IFRS). Hier wordt voor het gemak IAS aangehouden.

5 http://www.iasc.org.uk/cmt/0001.asp?n=90&s=9405215&sc={8F34AF74-220B-4022-805D- EA21CFFF1AA9}&sd=318722665

6 http://www.iasc.org.uk/cmt/0001.asp?n=57&s=9405215&sc={8F34AF74-220B-4022-805D- EA21CFFF1AA9}&sd=801785558

(15)

Een aantal IAS-regels gelden echter vanaf 2005 wel al voor verzekeringsmaatschappijen.

In de Draft Statement of Principles wordt een definitie gepresenteerd van een verzekeringscontract. Voor de producten die voldoen aan deze definitie zal IAS Insurance gelden. Bepaalde verzekeringsproducten zullen echter niet meer als verzekeringscontract worden geclassificeerd en zullen daarmee onder IAS 39 (Financiële Instrumenten7) komen te vallen. IAS 39 zal al vanaf 2005 al ingaan.8

Figuur 1: Tijdschema IAS Insurance9

1.2.2 Doel International Financial Reporting Standards

Doel van de IASB is om met de IFRS te komen tot een geheel van daadwerkelijk mondiaal toepasbare verslaggevingstandaarden, in eerste instantie vooral bedoeld voor ondernemingen die beursnotering hebben op één van de mondiale kapitaalmarkten.10 1.2.3 Werking: IAS Insurance

Het werk van de voormalige International Accounting Standards Committee (IASC) ter ontwikkeling van een internationaal geldende accounting standaard voor verzekeringscontracten begon in 1997. Een stuurgroep van het IASC leverde in november 1999 de Issues Paper op met daarbij de vraag om reacties. 138 Antwoorden werden

7 Het begrip financiële instrumenten is ruim gedefinieerd in de verslaggevingliteratuur en in de IAS-bundel.

Het omvat zowel primaire financiële instrumenten zoals vorderingen, obligaties, aandelen en liquide middelen als derivaten, zoals swaps, termijn contracten en opties. (Hoogendorn e.a., 2001 I: 644) In de bundel van de International Accounting Standards 2002 wordt een financieel instrument gedefinieerd als: A financial instrument is any contract that gives rise to both a financial asset of one enterprise and a financial liability or equity instrument of another enterprise. (IAS 39-16)

8 Gesprek Karolien Melody

9 KPMG Cursus relatiebeheerders PVK, 2002

10 http://www.ey.nl/?pag=823&nieuws_id=1468

Phase 2 (Final solution) Phase 1

(Interim solution)

2005 2007

2002: IASB decides on Phase 1 2001: Draft Statement of Principles

1999: Issues paper 1997: Start project

(16)

ontvangen. Na een analyse hiervan begon het opstellen van de Draft Statement of Principles (DSOP). De stuurgroep werkte naar een fair value methode toe met daarbij de veronderstelling dat voor financiële instrumenten zo’n zelfde benadering zou worden aangenomen.11

Interim Standard (Phase 1) 12

Aangezien het niet langer realistisch bleek om te veronderstellen dat een volledige standaard over presentatie, waardering en toelichting van verzekeringscontracten voor 2005 zou zijn ingevoerd, heeft de IAS Board onderzocht in hoeverre het mogelijk zou zijn om specifieke onderdelen van het Insurance-project te vertalen in een standaard die wel vanaf boekjaar 2005 zal gelden, zonder dat dit de voortgang van het volledige project in gevaar brengt. Omdat de eerste uitkomsten van dit onderzoek positief waren, is gekozen om zo snel mogelijk een interim standaard (Phase I) uit te brengen die in Phase II zal worden aangevuld om te komen tot de definitieve standaard.

Inmiddels heeft de Board aangekondigd dat, met uitzondering van het verbod op een paar praktijken die duidelijk in tegenspraak zijn met het IAS denkraam (zoals de egalisatie- en de catastrofevoorziening), de interim-standaard geen aanwijzingen zal bevatten over de verantwoording van verzekeringstechnische posten. In plaats daarvan zal in Phase I de nadruk worden gelegd op:

- de definitie van verzekeringscontracten;

- de verantwoording van verzekeringscontracten die in het kader van de jaarverslaggeving niet als dusdanig worden aangemerkt en daarom als financiële instrumenten (IAS 39 ) moeten worden uitgewerkt;

- presentatie en toelichting

Verzekeraars die in 2005 op basis van IAS rapporteren zullen moeten voldoen aan deze interim-standaard alsmede aan alle andere dan van toepassing zijnde standaarden. De verzekeringstechnische posten mogen op dat moment op basis van de eigen nationale verslaggevingregels worden verantwoord. Verzekeraars kunnen echter ook opteren voor de regels die in een ander land, zoals de Verenigde Staten (US GAAP), van toepassing zijn. Uiteraard moeten de bepalingen van het gekozen stelsel wel volledig worden gevolgd.

Definitie verzekeringsrisico13

Om een onderscheid te kunnen maken tussen verzekeringscontracten en financiële instrumenten, zal de interim standaard een definitie van verzekeringscontracten bevatten.

De IAS Board heeft al aangegeven hiervoor de definitie te zullen hanteren die in de DSOP voor het eerst is gepresenteerd. Voorop staat dat de polishouder een financieel

11http://www.tillinghast.com/tillinghast/publications/publications/emphasis_on_mgmt/Eom_Special_Editio n/eom_11_01_developments.pdf

12 KPMG Financial Services STARS, 2003: 79

13 KPMG Financial Services STARS, 2003: 79, 80

(17)

nadeel (meestal een premie of koopsom) moet hebben ondervonden waarvoor hij op grond van de verzekeringsovereenkomst wordt gecompenseerd. Vervolgens zal men moeten bepalen of er op het contractniveau sprake is van voldoende verzekeringsrisico.

Hierbij moet zowel gekeken worden naar de relatieve omvang van het financieel verlies voor de verzekeraar en de kans dat dit verlies zal optreden.

De IAS Board heeft niet het voornemen om een nadere invulling te geven aan het begrip

“voldoende” verzekeringsrisico. Deze werkwijze is consistent met andere richtlijnen waarbij men de praktische invulling overlaat aan de praktijk. Bij twijfel wordt vooralsnog voorgesteld om de rubricering als verzekeringscontract aan te houden.

Verantwoording niet-verzekeringscontracten14

Verzekeringscontracten die onvoldoende verzekeringsrisico in zich hebben zullen, afhankelijk van de kenmerken van het product, of als financieel instrument of als dienstverleningscontract in de jaarrekening worden verantwoord.

Bij classificatie als financieel instrument, mogen deze producten na implementatie van de Improvements tegen amortisatiewaarde of tegen reële waarde worden verantwoord. De IAS Board overweegt de volgende nadere aanbevelingen inzake waardering:

- Als er sprake is van unit-linked verzekeringen waarbij de polishouder eenheden in interne beleggingsfondsen verwerft, wordt de verplichting gewaardeerd als het product van het aantal toegekende eenheden maal de prijs van de eenheden. De eventuele bid-offer spread wordt over de verwachte looptijd van het contract geamortiseerd.

- Beleggingen die toegerekend worden aan unit-linked verplichtingen worden tegen reële waarde gewaardeerd, tenzij de relevante IAS standaard zich hiertegen verzet. In dit tweede geval, brengt de verzekeraar de waardering van de verplichting in overeenstemming met de boekwaarde van de activa.

- Asset management fees worden over de looptijd van het contract verantwoord en leiden dus niet bij het afsluiten van het contract tot resultaatneming.

“De definitie van een verzekeringscontract is van belang aangezien IAS 39 al in 2005 zal ingaan en de verzekeraar dus voor een aantal producten IAS 39 moet gaan toepassen.”15 1.2.4 Werking: IAS 39

In december 1998 is IAS 39 Financial Instruments: Recognition and Measurement gepubliceerd door de IASB.

In de conceptversie van het rapport uitgebracht door KPMG Financial Services STARS16 worden de belangrijkste wijzigingen die de standaard teweeg zal brengen ten opzichte van de huidige praktijk weergegeven, deze zijn:

14 KPMG Financial Services STARS, 2003: 80

15 Gesprek Karolien Melody

(18)

De opname van alle derivaten17 in de balans en de waardering ervan op reële waarde.

De waardering van meer financiële activa dan thans op reële waarde. Reële waarde geldt voor de categorie “Handel” en “Beschikbaar voor verkoop”. Voor de laatste categorie geldt een eenmalige keuzemogelijkheid voor de verwerking van wijzigingen in de reële waarde van deze volledige groep van activa, namelijk ofwel in de winst- en verliesrekening dan wel in het eigen vermogen.

Bij verwerking via het eigen vermogen geldt dit totdat het actief wordt verkocht of om andere redenen niet langer in de balans wordt verwerkt, dan wel zich een duurzame waardevermindering voordoet. Bij verkoop of duurzame waardevermindering dient het desbetreffende bedrag naar de resultatenrekening te worden overgeboekt

Het stellen van uitgebreide eisen aan de toepassing van hedge accounting waarvoor drie modellen worden gegeven. De modellen zijn het fair value-hedge model voor afdekkingen van wijzigingen in de reële waarde van in balans opgenomen posities het cash flow-hedge model voor afdekkingen van toekomstige kasstromen en het hedgemodel voor een netto-investering in een buitenlandse deelneming. De modellen gaan alle uit van de waardering op reële waarde van het derivaat dat voor een afdekking van een risico wordt gebruikt.

1.3 Solvency II18

1.3.1 Totstandkoming Solvency II

In het kader van de beoordeling van hun financiële positie moeten verzekeraars een toereikendheidstoets uitvoeren om aan te tonen dat de door hen getroffen voorzieningen toereikend zijn en daarnaast een solvabiliteitsvermogen aanhouden. De regels op basis waarvan het solvabiliteitsvermogen wordt beoordeeld bestaan sedert een tiental jaren. Op basis van de omvang van de verzekeringsactiviteiten wordt het vereiste vermogen vastgesteld.

De huidige rekenregels zijn relatief eenvoudig maar hebben als nadeel dat ze geen rekening houden met alle risico’s die de verzekeraar loopt. Daarnaast zijn de normen nooit geïndexeerd, waardoor solvabiliteitseisen ten opzichte van het verleden relatief lichter zijn geworden. Daarom wordt in EU verband hard gewerkt aan een herziening van de relevante richtlijnen.

Op korte termijn worden de bestaande solvabiliteitseisen verzwaard, maar blijft het huidige rekenstelsel in grote lijnen bestaan. Dit project staat bekend als Solvency I. Op de langere termijn moet er een geheel nieuw stelsel komen dat vergelijkbaar is met de eisen die aan andere instellingen zoals banken worden gesteld: Solvency II. Tot slot zijn dit jaar ook regels voor verzekeringsgroepen van kracht geworden. Voorheen werd solvabiliteit voor elke juridische entiteit afzonderlijk beoordeeld.

16 2003: 67

17 Naast ‘stand alone’derivaten kunnen derivaten ook zijn begrepen in andere instrumenten. IAS 39 spreekt in dit verband van ‘embedded derivatives’. (Hoogendorn e.a., 2001 I: 646)

18 KPMG Financial Services STARS, 2003: 29-31

(19)

Solvency I

In maart 2002 heeft de Europese Commissie richtlijnen uitgebracht om de EU – richtlijnen met betrekking tot de solvabiliteitsbeoordeling bij verzekeraars te verzwaren.

Bestaande berekeningsmethoden blijven in grote lijnen gehandhaafd, maar de te hanteren factoren en percentages zijn in sommige gevallen gewijzigd. Voor ziektekostenverzekeringen die op analoge wijze als levensverzekeringen worden beheerd en voor flexibele beleggingsverzekeringen verandert ook de berekeningsmethode.

Daarnaast is het garantiefonds voor alle branches verhoogd en geïndexeerd

De EU-landen moeten de Solvency I richtlijnen in de loop van 2003 verwerken in de locale regelgeving, zodat ze in boekjaar 2004 van toepassing kunnen worden. Locale toezichthouders kunnen verzekeraars 5 jaar uitstel geven. De Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK) heeft tot op dit moment nog geen aankondigingen inzake Solvency I gedaan.

Solvency II

Zoals hiervoor is aangegeven, richt Solvency I zich met name op verbetering van de bestaande regels voor de berekening van de solvabiliteitsmarge. In een tweede door de Europese Commissie gestart project (Solvency II) wordt gewerkt aan een nieuw model waarin rekening wordt gehouden met alle risico’s en overige factoren die voor een verzekeraar van belang kunnen zijn bij de bepaling van de solvabiliteit, zoals de berekeningsmethode van de technische voorzieningen, de waardering van de activa die worden aangehouden om aan de verplichtingen te kunnen voldoen.

1.3.2 Doel Solvency II

De doelstelling die de Europese Commissie nastreeft met het Solvency II project is om de solvabiliteitseisen beter te laten aansluiten op de werkelijke risico’s die een verzekeringsmaatschappij kan lopen. Het project is tevens bedoeld om verzekeraars aan te moedigen om verbetering aan te brengen in het onderkennen en monitoren van de risico’s die zij lopen.

1.3.3 Werking Solvency II

KPMG heeft op verzoek van de Europese Commissie een onderzoek uitgevoerd ter ondersteuning van het verkrijgen van voldoende achtergrond informatie en updates op het gebied van marktontwikkelingen in de verzekeringsbranche. Een van de conclusies die volgt uit het rapport van KPMG is dat ter beoordeling van de solvabiliteit een zogenaamd 3-pillar model19 dient te worden geïntroduceerd.

Dit model is gebaseerd op dezelfde uitgangspunten als het pillar model conform Bazel II dat vanaf 2007 voor banken zal gaan gelden. De drie pillars woren geacht elkaar in werking te versterken en kunnen als volgt worden omschreven.

19 In bijlage II staat de door KPMG voorgestelde ‘tree pillar approach’ opgenomen.

(20)

- Pillar 1 behandelt de minimale kapitaaleisen, welke dienen te worden bepaald op basis van daartoe opgestelde risicomodellen. Hierbij wordt met name ingegaan op de kapitaaleisen voor operationeel en beleggingsrisico.

- In Pillar 2 wordt ingegaan op het gedragstoezicht door de toezichthouder. De doelstelling hier is vast te stellen dat de instelling interne processen heeft geïmplementeerd die aangeven dat het kapitaal in overeenstemming is met de risico’s van de onderneming.

- In Pillar 3 wordt ingegaan op marktsdiscipline waarbij eveneens eisen worden gesteld aan disclosurevereisten in de jaarrekening. Men verwacht dat door vergroting van het inzicht van stakeholders in het risicoprofiel en het risicomanagement van de instelling de “tucht van de markt” wordt bevorderd.

Solvency II is op dit moment aanzienlijk minder ver uitgewerkt dan Bazel II. Het tijdspad waarbinnen Solvency II geïmplementeerd zal gaan worden is moeilijk in te schatten.

Momenteel bevindt men zich in de onderzoeksfase, waarvan wordt ingeschat dat die fase voor de zomer van 2003 kan worden afgerond, zodat een eerste conceptrapport in 2004 kan worden opgeleverd.

1.4 Bazel II20

1.4.1 Totstandkoming Bazel II

In 1988 publiceerde het Bazel Comité van de Bank for International Settlements (BIS) het kapitaalakkoord.

Doelstelling van dit kapitaalakkoord was dat banken kapitaal zouden aanhouden dat zou dienen als buffer voor het opvangen van financiële tegenslagen. Meer dan honderd nationale regelgevers (de centrale banken) hebben dit akkoord destijds opgenomen in de nationale regelgeving.

Het oorspronkelijke kapitaalakkoord hield onvoldoende rekening met differentiatie in risico’s in het bankbedrijf. In 1999 heeft het Comité een voorlopig voorstel gedaan om de bestaande regelgeving aan te passen, in januari 2001 gevolgd door de publicatie van het officiële oorstel. Het voorstel omvat een risicogevoeliger raamwerk voor de bepaling van de daadwerkelijke risico’s die een financiële instelling loopt. Het akkoord geeft hernieuwde richtlijnen voor de berekening van het kapitaalbeslag, alsmede de wijze van toezicht op en rapportage aan toezicht- en aandeelhouders. De veranderingen in de richtlijnen hebben vooral betrekking op de behandeling van kredietrisico en operationeel risico.

1.4.2 Doel Bazel II

De doelstelling van de introductie van de nieuwe richtlijnen is het solvabiliteitstoezicht beter te laten aansluiten bij het risicoprofiel van de instelling en haar wijze van risicomanagement. De wijze van opbouw van de voorschriften en kapitaalberekening is

20 KPMG Financial Services STARS, 2003: 19,20

(21)

er uiteindelijk op gericht de instelling een extra ‘incentive’ te bieden om de beheersing van haar risico’s te optimaliseren. In opzet wordt de instelling beloond voor verbetering van haar risicomanagement door lagere kapitaalkosten.

1.4.3 Werking Bazel II

In de nieuwe Bazel II-richtlijnen wordt een driedeling geïntroduceerd, de zogenaamde

‘pillar’-benadering. De drie ‘pillars’ worden geacht elkaar in werking te versterken.

Pillar 1 behandelt de minimale kapitaaleisen. In Bazel II wordt hierbij met name ingegaan op de nieuwe methodes ter bepaling van de kapitaaleisen voor kredietrisico en operationeel risico. De voorschriften voorzien in een aantal varianten van kapitaalberekeningsmethoden voor respectievelijk kredietrisico en operationeel risico. De varianten per risicocategorie hebben een oplopende mate van geavanceerdheid. De instelling heeft onder voorwaarden de mogelijkheid haar eigen niveau te kiezen. Van grote internationaal actieve instellingen wordt verwacht dat zij op termijn de meest geavanceerde kapitaalberekeningsmethoden zullen adopteren. Aan de keuze voor een toepassing van de verschillende kapitaalberekeningsmethoden waaraan het risicomanagement binnen de instelling moet voldoen zijn verschillende kwalitatieve eisen gekoppeld. In opzet is het de bedoeling dat meer geavanceerde methoden tot een lager kapitaalbeslag leiden. Dit kan echter per instelling variëren.

In Pillar 2 wordt ingegaan op het gedragstoezicht door de toezichthouder. De doelstelling van Pillar 2 is vast te stellen dat de instelling interne processen heeft geïmplementeerd die aangeven dat het kapitaal in overeenstemming is met de risico’s van de onderneming. De toezichthouder is verantwoordelijk voor de beoordeling van de kwaliteit die de instelling bij de beoordeling van haar risico’s in relatie tot haar kapitaal heeft gemaakt.

In Pillar 3 wordt ingegaan op marktdiscipline waarbij eveneens eisen worden gesteld aan de disclosurevereisten in de jaarrekening. Men verwacht dat door vergroting van het inzicht van stakeholders in het risicoprofiel en het risicomanagement van de instelling de

‘tucht van de markt’ wordt bevorderd.

Samen met de publicatie van het kapitaalakkoord in januari 2001 en nadien zijn tevens enkele working papers uitgebracht die meer diepgaand ingaan op enkele relevante onderwerpen onder Bazel, waaronder een behandeling van geavanceerde operational-risk modellen en een uitwerking van de behandeling van securitisaties.

1.5 De Financiële Bijsluiter

1.5.1 Totstandkoming Financiële Bijsluiter

Sinds 1 juli 2002 zijn financiële instellingen verplicht om bij het aanbieden van complexe financiële producten21 een Financiële Bijsluiter te verstrekken. De Autoriteit Financiële

21 Om gekwalificeerd te worden als complex financieel product moet aan twee voorwaarden worden voldaan. Ten eerste moet het product uit minstens twee productsoorten bestaan. Ten tweede moet één van deze productsoorten een beleggingskarakter hebben. (www.definancielebijsluiter.nl)

(22)

Markten heeft voor het uitvoeren van het toezicht op de Financiële Bijsluiter een team geformeerd van 6 medewerkers, die incidentele en periodieke controles uitvoeren bij instellingen naar de aanwezigheids-, kwaliteits- en distributievereisten van de Nadere Regeling FB 2002. Ook is het mogelijk dat er op verzoek van instellingen FB’s worden beoordeeld.22

De bijsluiter staat niet op zich maar is een uitvloeisel van een, inmiddels al jarenlange route langs bij wet opgelegde bepalingen en zelfregulering vanuit de branche. Diverse evaluaties hebben in het verleden plaatsgevonden, die steevast uitmondden in aanpassingen en verbeteringen van deze wettelijke bepalingen en zelfregulering. Ook de evaluatie van de Financiële Bijsluiter staat inmiddels op de agenda: in de loop van 2003, ongeveer een jaar na de ingangsdatum van de verstrekkingsplicht. Een toekomstige verbetering ofwel aanvulling op de bijsluiter is ook al bekend: de risico-indicator.23 1.5.2. Doel Financiële Bijsluiter

De Autoriteit Financiële Markten heeft met het instellen van de Financiële Bijsluiter het doel om de informatievoorziening aan de consument te verbeteren. Daarbij is het primaire doel het geven van een beeld van een product, zodat de consument zich realiseert wat de hoofdkenmerken zijn van het product dat hij overweegt te kopen, secundair het vergelijkbaar maken van verschillende producten van een zelfde soort en tertiair het mogelijk maken van afwegingen tussen verschillende soorten producten.24

1.5.3 Werking Financiële Bijsluiter

Op grond van de Financiële Bijsluiter moet de verzekeraar informatie verstrekken over de volgende aspecten:

- Wat houdt het product '[naam van het product]' in?

- Wat zijn de financiële risico's van '[naam van het product]'?

- Waartoe verplicht je je financieel als je '[naam van het product]' koopt?

- Voorbeelden van rendementen en kosten

- Kun je uit '[naam van het product]' stappen en wat zijn de gevolgen?

- Wat gebeurt er bij overlijden?

- Welke informatie is van belang voor de inkomstenbelasting?

- Hoe handel je bij klachten?

- Is een wettelijke garantie stelsel van toepassing op '[naam van het product]'?

- Wie houdt toezicht op de Financiële Bijsluiter van '[naam financiële onderneming]'?

- Heb je bedenktijd?

- Welke informatie moet je aan een financiële onderneming verstrekken?

- Het toepasselijk recht

- Toetsing en registratie bij het Bureau Krediet Risico (BKR)

22 KPMG Financial Services STARS, 2003: 16

23 ASLI-werkgroep, 2002: 7

24 www.definancielebijsluiter.nl

(23)

- Hoe kun je verdere informatie verkrijgen?

- Overige informatie25

Voor beleggingsproducten worden in de Financiële Bijsluiter voorbeeldwaarden opgesteld van de uitkering bij afkoop en uitkering op de einddatum. Deze voorbeeldwaarden worden op basis van de volgende drie rendementspercentages vastgesteld:

1. Het pessimistisch rendement 2. Bruto rendement van 4%

3. Historisch rendement26

In het rapport van de ASLI-werkgroep Financiële Bijsluiter27 staat een nadere definitie van de voorbeeldrendementen weergegeven, deze zullen hieronder worden toegelicht.

Pessimistisch rendement

Het pessimistisch rendement is een bruto rendementspercentage. De hoogte van het pessimistisch rendement is afhankelijk van:

- aard van de beleggingen - valuta risico

- aantal jaren waarover de berekening wordt gemaakt. Dit betekent dat voor de berekening van de voorbeeldwaarden ieder jaar een ander pessimistisch percentage moet worden gebruikt.

Voor berekening van de voorbeeldwaarden moet het pessimistisch rendement worden gecorrigeerd met:

- kosten die voor het betreffende fonds in rekening worden gebracht (fondskosten)28

- kosten van de betreffende verzekeringsvariant (verzekeringskosten)29

Het netto rendement op de premies dat bij het pessimistisch rendement hoort, is dan gelijk aan:

Bruto pessimistisch rendement -/- fondskosten -/- verzekeringskosten

25 www.definancielebijsluiter.nl

26 ASLI werkgroep Financiële Bijsluiter, 2002: 11

27 ASLI werkgroep Financiële Bijsluiter, 2002: 11,12

28 Onder fondskosten kan worden verstaan: beheerskosten van het fonds (onder andere management fee, bewaarloon, inhouding op beleggingsrendement ten behoeve van verzekeraar/fondsbeheerder), aan- en verkoopkosten van het fonds, bid-/offerspread (bij het vaststellen van de dagelijkse koers kan een opslag of een afslag op de intrinsieke waarde worden gehanteerd, afhankelijke van de omstandigheid of er meer vraag dan wel aanbod is), overige kosten van het fonds (marketingvergoeding, bankkosten, accountantskosten, commissarissen etc.)

29 Een eenduidige definitie van verzekeringskosten is niet te geven. Deze kosten zijn immers per verzekeringsproduct en per aanbieder verschillend. Wel is een indeling in categorieën mogelijk: eerste kosten, doorlopende kosten, administratiekosten, beheerskosten van de polis, risicopremie voor de overlijdensdekking, risicopremies voor de aanvullende verzekeringen (Bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid)

(24)

Brutorendement

Het brutorendement van 4% is een rendementspercentage voor aftrek van verzekerings- en fondskosten. Voor berekening van de voorbeeldwaarden moet het brutorendement van 4% worden gecorrigeerd met de fonds- en verzekeringsksoten.

Het netto rendement op de premies dat bij het bruto rendement op 4% hoort is dan gelijk aan:

Bruto rendement op 4% -/- fondskosten -/- verzekeringskosten Historisch rendement

Het historisch rendement is een netto fondspercentage dat gebaseerd is op het gemiddelde rendement over de laatste 20 jaar van het betreffende fonds. Als het fonds nog geen 20 jaar bestaat, moeten de rendementen worden aangevuld met rendementen van vergelijkbare fondsen. Het historisch rendement wordt door de maatschappij zelf vastgesteld.

1.6 Gedragscode Informatieverstrekking Dienstverlening Intermediair (GIDI) 1.6.1 Totstandkoming GIDI30

In het kader van de verbetering van de informatieverstrekking aan consumenten omtrent financiële dienstverlening heeft het Verbond van verzekeraars (Verbond) in samenwerking met de Nederlandse Bond voor Assurantiebemiddelaars (NBVA) en de Nederlandse Vereniging van Makelaars in Assurantiën en Assurantie Adviseurs (NVA) de Gedragscode Informatieverstrekking Dienstverlening Intermediair (GIDI) ontwikkeld.

Ondertekening van de GIDI is met ingang van 1 januari 2002 verplicht voor leden van de NBVA en NVA. Niet-aangesloten intermediairs zullen door het recentelijk door het Verbond van Verzekeraars opgerichte implementatie bureau worden benaderd met het verzoek GIDI in te voeren. De tussenpersonen die de GIDI onderschrijven zullen uiterlijk per 1 januari 2003 aan de volgende drie voorwaarden voldoen:

- Het hebben van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering - Aansluiting bij het klachteninstituut Verzekeringen

- Verstrekken van een zogenaamde Advieswijzer.

1.6.2 Doel GIDI31

NBVA, NVA en het Verbond van Verzekeraars achten het van belang dat klanten een goed inzicht krijgen in de dienstverlening die het assurantie-intermediair hen biedt.

Zowel de klant als het intermediair hebben baat bij een realistisch verwachtingspatroon, waarin wederzijdse verwachtingen van de klant en het intermediair op elkaar aansluiten.

30 KPMG Financial Services STARS, 2003: 28,29

31 Gedragscode Informatieverstrekking Dienstverlening Intermediair kan onder andere worden gevonden op: http://www.verbondvanverzekeraars.nl/smartsite.dws?id=43&mainpage=19

(25)

Om de gewenste informatieverstrekking door het intermediair te bevorderen, hebben genoemde partijen deze code opgesteld en zich daaraan verbonden.

1.6.3 Werking GIDI32

Op grond van de GIDI moet het intermediair vooraf bepaalde informatie aan zijn klant verstrekken voordat beiden tot overeenstemming komen over het aangaan van een relatie.

Deze informatie moet worden opgesteld conform de zogeheten “Advieswijzer” en heeft betrekking op de, bij advisering of bemiddeling te verwachten werkzaamheden van het intermediair.

De advieswijzer moet worden opgesteld volgens een vaststaand stramien, dat is overeengekomen tussen NVA, NBVA en het Verbond van Verzekeraars. Het bestaat uit tien in een vaste volgorde gestelde vragen waarop het kantor in haar eigen bewoordingen antwoord geeft:

- Beroepsverenigingen waarbij aangesloten, inclusief vermelding GIDI - Diensten van het kantoor

- Verwachtingen omtrent de relatie met de cliënt - Bereikbaarheid

- Premie (betalingswijze en frequentie, gevolgen ingebreke blijven cliënt) - Aard relatie kantoor met verzekeraars

- Beloningsstelsel - Kwaliteit van het kantoor - Beëindiging relatie - Klachtenprocedure

1.7 Wet Financiële Diensten: De Zorgplicht 33 1.7.1 Totstandkoming Wet Financiële Diensten34

In de zomer van 2001 heeft een consultatie plaatsgevonden over de nota “Bemiddeling in financiële diensten”. Toen werd geconstateerd dat de noodzaak van een wettelijk kader voor het toezicht op financiële bemiddeling door de geconsulteerde partijen (marktpartijen, brancheorganisaties, consumentenorganisaties, toezichthouders) breed werd onderschreven.

Op 16 april 2002 werd in een brief aan de Kamer aangekondigd dat de resultaten van deze consultatie verwerkt zullen worden in nieuwe regelgeving. Inmiddels is dit wetsvoorstel gereed. Op 18 oktober 2002 heeft de SER over de kabinetsvoornemens geadviseerd. De aanbevelingen van de SER zijn in het wetsvoorstel verwerkt. In het wetsvoorstel worden minimale kwaliteitskenmerken vastgesteld voor financiële dienstverlening. Dit betreft eisen op het gebied van deskundigheid, betrouwbaarheid, zorgvuldig behandeling van consumenten, goede bedrijfsvoering en financiële zekerheid.

32 KPMG Financial Services STARS, 2003: 29

33 Wet Financiële Diensten

34 http://www.nivra.nl/index.asp?nieuws/financien170203.asp

(26)

Op 15 februari 2003 heeft het ministerie van Financiën een consultatie over het wetsvoorstel financiële dienstverlening gehad. De wet vervangt onder meer de Wet op het consumentenkrediet (Wck) en de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf (Wabb).

1.7.2 Doel Wet Financiële Diensten

Het wetsvoorstel is bedoeld om de verantwoordelijkheden van de financiële dienstverleners, en daarmee ook die van de consument, te markeren en toezicht daarop mogelijk te maken. Het wetsvoorstel is daarbij gebaseerd op de gedachte dat het voor de bescherming die een consument wordt geboden in principe niet moet uitmaken via welk distributiekanaal hij een product aanschaft – het uitgangspunt van distributieconsistentie – noch in welke financiële sector het betreffende product zijn oorsprong heeft – het uitgangspunt van cross-sectorconsistentie. Ter verwezenlijking van deze uitgangspunten zijn niet alleen bemiddelaars maar ook aanbieders en adviseurs onder de reikwijdte van het wetvoorstel gebracht.

De uitgangspunten van distributie- en cross-sectorconsistentie zijn niet alleen gericht op het creëren van een coherent beschermingsniveau van consumenten. Deze uitgangspunten geven ook invulling aan het speelveld waarop de financiële dienstverleners actief zijn en waarborgen dat dit speelveld zoveel mogelijk ‘gelijk’ is en verstoring van de concurrentie zoveel mogelijk wordt voorkomen.35

1.7.3 Werking Wet Financiële Diensten

De belangrijkste elementen van de Wet Financiële Diensten staan hieronder vermeld.

In het wetsvoorstel worden de kwaliteitskenmerken van een hoogwaardig distributiekanaal voor financiële diensten (deskundigheid, betrouwbaarheid, zorgvuldige behandeling van consumenten, goede bedrijfsvoering en financiële zekerheid) verankerd, in de vorm van algemene zorgplichten. In het wetsvoorstel staat centraal dat het voor de bescherming die een consument wordt geboden niet moet uitmaken via welk distributiekanaal hij een product aanschaft, noch in welke financiële sector het betreffende product zijn oorsprong heeft. Om die reden zijn niet alleen bemiddelaars, maar ook aanbieders van financiële producten en bepaalde adviseurs onder de reikwijdte van het wetsvoorstel gebracht.36

In de Wet financiële diensten staat in afdeling 3.2 eens stuk over de financiële dienstverlening. Met name in het oog springend is artikel 3.2.3 (informatieverplichtingen bemiddelaar) en dan punt 2.

“ Indien de bemiddelaar de consument adviseert op grond van een onpartijdige analyse, baseert hij zijn advies op een analyse van een toereikend aantal op de markt verkrijgbare vergelijkbare producten, zodat hij in staat is het financiële product aan te bevelen dat aan de behoeften van de consument voldoet.”

35 Memorie van Toelichting op de Wet Financiële Dienstverlening,

36 www.minfin.nl/default.asp?CMS_ITEM=CFF4B93184F54BC9A32C9F27D9356396X1X50694X96

(27)

Het is nog niet bekend of en zo ja welke mate van straf staat op het niet nakomen van deze regel. En ook is nog niet bekend wie er voor verantwoordelijk voor zal zijn als deze regel niet wordt nageleefd.

(28)

Resumé: Regelgeving

In dit hoofdstuk is een beschrijving gegeven van IAS Insurance, IAS 39, Solvency II, Bazel II, de Financiële Bijsluiter, Gedragscode Informatieverstrekking Dienstverlening Intermediair en de Wet Financiële Diensten (Zorgplicht). De in het kader van het onderzoek meest belangrijke zaken zullen hier nogmaals worden weergegeven.

IAS Insurance stelt dat verzekeringscontracten waar geen verzekeringsrisico door de verzekeraar wordt gelopen niet langer onder IAS Insurance vallen, maar onder IAS 39.

IAS 39 gaat in tegenstelling tot IAS Insurance al werken vanaf 2005. Onder IAS 39 (Financiële Instrumenten) moeten meer zaken dan nu worden opgenomen en gewaardeerd.

Rendementsgaranties, die worden gegeven op een niet langer als verzekeringscontract geclassificeerd product, moeten als embedded derivatives worden opgenomen op de balans tegen reële waarde.

Onder Solvency II (voor zover bekend) moeten meer risico’s (waaronder ook operationele risico’s) worden meegenomen in de berekening van het kapitaalbeslag.

Onder Bazel II moet in het kapitaalbeslag een betere afspiegeling worden gegeven van de daadwerkelijke risico’s die door de bank worden gelopen.

De Financiële Bijsluiter probeert de consument de mogelijkheid te geven om financieel complexe producten met elkaar te vergelijken.

Onder GIDI moeten intermediairs meer vermelden over hun dienstverlening en over de reden waarom zij een bepaald verzekeringsproduct aan een bepaalde klant verkopen.

Onder Wet Financiële Diensten moet de onafhankelijke tussenpersoon een analyse geven op basis van een toereikend aantal op de markt verkrijgbare vergelijkbare producten.

(29)

Hoofdstuk 2: Het afbakenen van de onderzoekseenheid

2.1 Inleiding

In de inleiding is aangegeven dat initiële opdracht zal moeten worden afgebakend om tot een onderzoekbare probleemstelling te kunnen komen. In dit hoofdstuk zal getracht worden om op basis van de regelgeving, zoals weergegeven in hoofdstuk 1, het productontwerp in de financiële sector af te bakenen tot een onderzoekseenheid waar wel wat over gezegd kan worden.

De onderzoekseenheid zal afgebakend worden op basis van de regelgeving. Gekozen wordt om te kijken naar die eenheid waar de meeste regelgeving effect op kan hebben.

Hier had ook gekozen kunnen worden om te kijken naar een eenheid waar het meeste omzet wordt geboekt. Maar om te kunnen demonstreren waar regelgeving allemaal invloed op kan uitoefenen, zal het eerste criterium worden aangehouden. Deze keuze maakt het dus mogelijk om te demonstreren hoe regelgeving kan werken. Bepaalde effecten kunnen ook voor andere eenheden gelden.

2.2 De afbakening tot unit-linked verzekeringen met garanties

Met name het stuk “het productontwerp in de financiële sector” maakt het moeilijk om de invloed van regelgeving te kunnen linken. Dit zal moeten worden ingekaderd. Om te bepalen wat de te onderzoeken eenheid wordt, zal gekeken worden welke eenheid (producten van een soort aanbieder, bepaalde productsoort etc.) wordt beïnvloed door de meeste van de spelende regelgeving. In de diagnose zal vervolgens worden gekeken naar welke impact de regelgeving daadwerkelijk heeft. Er wordt hier dus expliciet gekozen voor die eenheid waarop het meeste effect van de meeste regelgeving wordt verwacht.

Ook had gekozen kunnen worden voor de eenheid die qua omzet het grootst is. Maar hier wordt dus gekozen voor het product waar de meeste regelgeving invloed op heeft zodat optimaal kan worden gedemonstreerd hoe de regelgeving kan doorwerken.

Keuze 1: Bancaire sector of verzekeringssector

Allereerst moet een keuze gemaakt worden tussen de bancaire sector of de verzekeringssector. Gegeven de regelgeving opgenomen in de opdracht kan gesteld worden dat Bazel II en Solvency II ongeveer hetzelfde doel hebben en daarmee geen doorslag geven voor een keuze tussen sectoren. De Financiële Bijsluiter geeft die doorslag ook niet omdat zowel in de bancaire als verzekeringssector financieel complexe producten bestaan. IAS zal met name de doorslag moeten geven. Aangezien onder IAS Insurance sommige verzekeringscontracten niet meer als zodanig worden gekwalificeerd en ze daarmee als financieel instrument onder IAS 39 komen te vallen. In tegenstelling tot IAS Insurance gaat IAS 39 al in 2005 in. De verzekeraar zal zich dus al eerder moeten aanpassen aan IAS. Gekozen wordt dan ook om vanwege deze ontwikkelingen in ieder geval de focus te leggen op de verzekeringssector.

Met de keuze voor de verzekeringssector hoeft vervolgens niet verder te worden gekeken naar Bazel II.

(30)

Keuze 2: Schadeverzekeraars of levensverzekeraars

De verzekeringssector bestaat uit schadeverzekeraars en levensverzekeraars. Er zal dus ook een keuze moeten worden gemaakt tussen deze twee. Onder IAS Insurance moeten contracten waarbij het risico bij de polishouder ligt en waarbij de verzekeraar geen verzekeringsrisico loopt, dus al in 2004 (in 2005 wanneer IAS ingaat moeten cijfers van het jaar daarvoor ook al zijn opgenomen ter vergelijking) onder IAS 39 opgenomen. De mogelijkheid dat het risico door de polishouder wordt gelopen speelt zich alleen af bij levensverzekeringen. En daarmee is dan ook gekozen om verder te gaan kijken naar levensverzekeringen.

Is het kijken naar levensverzekeringen in zijn algemeen dan een goede onderzoekseenheid. Het antwoord luidt: nee. De verschillende regelgeving heeft nog niet eenduidig betrekking op deze onderzoekseenheid. Immers zoals hiervoor al gesteld komt IAS 39 te gelden voor die verzekeringscontracten waar voor de verzekeraar geen verzekeringsrisico in zit. En daarnaast zijn niet alle levensverzekeringen een financieel complex product.

Keuze 3: Productsoort

Aangezien Solvency II niet voor een specifiek product geldt, en de GIDI en de Wet Financiële Diensten met name betrekking hebben op de wijze waarop producten worden afgezet, zal de beslissing voor een specifieke productsoort wederom gebaseerd worden op basis van IAS en de Financiële Bijsluiter.

De verzekeringscontracten die zeker onder IAS 39 komen te vallen37 en daarmee niet meer onder IAS Insurance zijn38:

1. unit-linked verzekeringen met garanties 2. collectieve contracten met winstdeling

Met de Financiële Bijsluiter zal een keuze moeten worden gemaakt tussen de twee hier genoemde producten. De Financiële Bijsluiter is een document dat een individuele consument krijgt bij de aankoop van een financieel complex product. Collectieve contracten worden niet door een individuele consument afgesloten. De Financiële Bijsluiter geldt dan ook niet voor dit soort producten. Nogmaals gesteld dat gekeken wordt naar waar de meeste regelgeving het meeste effect kan hebben, zal hier dus gekozen worden voor unit-linked verzekeringen met garanties39.

37 Tijdens het onderzoek stond de definitie van wat wel dan al niet als verzekeringscontract kan worden geclassificeerd nog niet geheel vast, daarom is, om tot de keuze van een productsoort te komen, gekeken naar welke producten dusdanig weinig verzekeringsrisico (maar financieel risico) in zich hebben, zodat ze zeker onder IAS 39 komen te vallen.

38 Gesprek met Karolien Melody en gesprek met Karolien Melody en Tina Hansen.

39 Unit-linked verzekeringen met garanties voldoen aan de criteria van een financieel complex product zoals gesteld in de Financiële Bijsluiter. Aan de ene kant zit er een beleggingscomponent in, aan de andere kant bestaat het product uit twee verschillende componenten, te weten een beleggingscomponent en een (mogelijk) verzekeringscomponent

(31)

Aangezien de Financiële Bijsluiter gericht is op de consument (en niet op partijen die collectieve contracten afsluiten), zal gekeken worden naar unit-linked verzekeringen met garanties.

In hoofdstuk drie zal een nadere uiteenzetting worden gegeven van unit-linked verzekeringen in zijn algemeenheid en garanties in het bijzonder.

Resumé: Het afbakenen van de onderzoekseenheid

Op basis van de regelgeving die mee is genomen in het onderzoek is gekozen om in het onderzoek naar unit-linked verzekeringen met garanties te kijken, omdat de verwachting is dat de meeste regelgeving hier (gecombineerd) invloed op uitoefent.

(32)

Hoofdstuk 3: Unit-linked verzekeringen met garanties

3.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is als onderzoekseenheid een unit-linked verzekering met garantie afgeleid. In dit hoofdstuk zal dieper op unit-linked verzekeringen met garanties worden ingegaan. Voordat effecten kunnen worden toegedicht aan deze productsoort zal immers iets over deze productsoort bekend moeten zijn.

Eerst zal worden ingegaan op unit-linked verzekeringen in het algemeen, vervolgens zal gekeken worden naar het beleggingselement binnen de unit-linked verzekering

respectievelijk het verzekeringselement van de unit-linked verzekeringen. Tot slot zal op de garantie die bij een unit-linked verzekering kan worden gegeven, worden ingegaan.

3.2 Unit-linked verzekeringen algemeen

“Een unit-linked verzekering is in veel opzichten hetzelfde als een traditionele verzekering, echter met als belangrijkste onderlinge verschil dat het beleggingsrisico bij een unit-linked verzekering geheel bij de polishouder ligt.” 40

“Het is een beleggingsverzekering waarbij de belegging van de spaarpremies plaatsvindt in een specifiek aangeduide beleggingsportefeuille. Het aandeel van de polishouder in de beleggingsportefeuille wordt uitgedrukt in beleggingseenheden of units. De beleggingen worden op individueel niveau toegewezen aan verzekeringen waardoor de polishouder ook op individueel niveau kan bepalen waarin de door hem betaalde spaarpremies moeten worden belegd.” 41

Onder invloed van de beursmalaise in 2001 is de verkoop van unit-linked verzekeringen fors afgenomen. Het brutopremie-inkomen uit individuele polissen waarbij het beleggingsrisico voor rekening van de polishouder is, is 6,8 (7,2) mld. Euro. Dit is gelijk aan 34,5% (2001) van de particulier markt, tegen nog 44,4% in het jaar (2000) eerder.

Het verloren marktaandeel is voornamelijk toe te schrijven aan de beleggingskoopsommen. De unit-linkedpolissen tegen periodieke premie zorgen voor een omzet van 4,9 (4,5) mld Euro ofwel een stijging van 8,1% (20,4%).42

3.3 Het beleggingselement binnen de unit-linked verzekering

Kenmerkend voor de unit-linked verzekering is, dat de verzekeringnemer zelf kan (en moet) aangeven op welke wijze de door hem betaalde spaarpremie moet worden belegd.

De aangeboden beleggingsfondsen kunnen zowel eigen huisfondsen zijn, als zelfstandig opererende of door andere financiële instellingen beheerde beleggingsfondsen.43

Tijdens de looptijd van de verzekering kan de verzekeringsnemer wisselen van fonds, het zogenoemde switchen. Door enige tijd voor de expiratiedatum over te gaan tot het

40 http://www.mercerrfi.nl/index.asp?http://www.mercerrfi.nl/comment/publicaties/arteve001.html

41 Oosenbrug, 1999: 219,220

42 AM Signaal, 2002-2003: 6

43 Oosenbrug, 1999:220

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het college is bij de beoordeling van het onderhavige tariefvoorstel nagegaan of de voorwaarden voor andere SPMs, die SMS berichten via het terminating model of via het

(hierna: KPN) het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) goedkeuring gevraagd voor een tariefvoorstel (2003-U-00221-RvB) inzake

De Regiegroep constateert dat een aantal functionaliteiten die wenselijk worden geachte vanuit kwaliteitsborging niet aanwezig zijn in de DSO-LV. Zo wordt momenteel in de

Maar zo spijtig ook, dat ze niet meer met elkaar heb- ben kunnen spreken, want ze hadden elkaar door omstandig- heden lang niet gezien.’?.

Het betreft het aanwijzen van werkzaamheden waarbij een verklaring omtrent gedrag volstaat voor de screening, het aanwijzen van werkzaamheden die een verhoogd risico vormen voor de

Onze gemeenteraad geeft een positieve zienswijze af op de jaarrekening 2015 inclusief voorgestelde resultaatbestemming met de volgende aanbeveling: Het bestuur wordt verzocht om

Voor het overige wordt een positief advies afgegeven ten aanzien van de jaarrekening 2014.. De raad neemt kennis van de

Zoals jullie wellicht al weten hebben wij interviews gehouden met een verpleegkundige die lang, middel lang en relatief kort op de afdeling werkt. Naar aanleiding van