Vraag nr. 90
van 19 december 1996
van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH OCMW-raadsleden – Inzage- en informatierecht Verwijzend naar zijn antwoord op een schriftelijke vraag van de heer Johnny Goos (vraag nr. 248 van 15 juli 1996, Bulletin van Vragen en A n t w o o rden nr. 18 van 20 september 1996, b l z . 1066 – red.), had ik de minister graag volgende bijkomende vragen gesteld.
1. Kan de minister reeds meedelen wanneer het aangekondigde ontwerp van decreet betreffen-de betreffen-de openbaarheid van bestuur, dat ook op betreffen-de OCMW's van toepassing zal zijn, wordt inge-diend ?
2. Wat bedoelt de minister met een "strikte inter-pretatie" van het verbod op inspectie- en infor-matiebezoeken aan inrichtingen van het OCMW door raadsleden van die centra ? 3. Sluit dergelijk verbod elk initiatief van
raadsle-den uit, bijvoorbeeld om een algemene bevra-ging te houden over de bekendheid van de dienstverlening van het OCMW ?
4. Kan de minister verduidelijken wat hij onder "passieve openbaarheid" van (plaatselijke) openbare besturen en van inzage- en informa-tierecht verstaat ?
5. Wordt er terzake een onderscheid gemaakt tus-sen de rechten van burger, gebruiker en raads-l i d ? Hoe kunnen raadsraads-leden hun rechten afdwingen en welke sancties bestaan er bij onwil ?
Antwoord
1. Het is nog niet duidelijk wanneer het ontwerp van decreet betreffende de openbaarheid van b e s t u u r, dat thans wordt voorbereid, bij het Vlaams Parlement zal worden ingediend. 2. Voor het onderscheid tussen een
inspectiebe-zoek en een gewoon plaatsbeinspectiebe-zoek ben ik zo vrij te verwijzen naar punt 1 en 2 van mijn antwoord op de vraag nr. 248 van 20 september 1996 van de heer Johnny Goos.
In essentie komt het onderscheid hierop neer dat een gewoon plaatsbezoek, in tegenstelling tot een inspectiebezoek, niet de mogelijkheid omvat om onderzoeksdaden te stellen. Voor het
verrichten van onderzoeksdaden is een uitdruk-kelijke opdracht van de raad voor maatschappe-lijk welzijn vereist.
3. Het is een raadslid niet toegelaten om op eigen initiatief een algemen bevraging te houden over de bekendheid en/of de kwaliteit van de dienst-verlening van de OCMW. Dit is immers een onderzoeksdaad waartoe alleen door de raad voor maatschappelijk welzijn collegiaal kan worden besloten.
4. Onder "passieve openbaarheid" verstaan we de openbaarheid van overheidsdocumenten op verzoek van de bestuurden. Actieve openbaar-heid daarentegen slaat op de verplichting van de overheid om op eigen initiatief informatie aan de burgers te verstrekken.
In het ontwerp van decreet dat thans wordt voorbereid, zullen de precieze modaliteiten van het inzagerecht van de burger in de bestuursdo-cumenten van het OCMW nader worden omschreven.
5. Het inzagerecht van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn vindt zijn grondslag in artikel 36 eerste lid van de organieke OCMW-wet en is van een andere orde dan het inzage-recht van de gewone burger. Vanuit hun beheersfunctie moeten de raadsleden vlot toe-gang krijgen tot de bestuursdocumenten die het OCMW aanbelangen.
Het is dan ook niet de bedoeling om de uitoefe-ning van het inzagerecht van de raadsleden aan dezelfde procedurevoorschriften te onderwer-pen als het inzagerecht van de burger.
Bij een eventuele weigering van het inzagerecht kan het raadslid klacht indienen bij de toezicht-houdende overheid. Manifeste onwil van de voorzitter of de secretaris van het OCMW kan enkel worden bestraft middels een tuchtproce-dure.