• No results found

Natuur.oriolus 2011-2 2010, een najaar met veel Sperwergrasmussen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.oriolus 2011-2 2010, een najaar met veel Sperwergrasmussen"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voorkomen in najaar 2010

In het najaar van 2010 werd in Vlaanderen een zeer hoog aantal Sperwergrasmussen Sylvia nisoria genoteerd. In totaal werden minstens 21 exemplaren in het veld gevon- den, alle in de West-Vlaamse kuststrook (www.waarnemingen.be). Daarmee was het een recordjaar voor veldwaarnemingen in Vlaanderen. Het overgrote deel (81%) van de in het veld gevonden vogels werd vastgesteld aan de Oostkust in het noorden van de pro- vincie West-Vlaanderen, en dan nog wel uit- sluitend in de omgeving van de Voorhaven van Zeebrugge (grondgebied Zeebrugge en Heist) (W). In dit laatste gebied werden niet minder dan tenminste 17 verschillende vogels geno- teerd! Dit gebied geldt als één van de beste gebieden in Vlaanderen om in het najaar zeld- zame zangvogels te vinden. Het hoge aantal gevonden exemplaren in dit gebied mag wor- den geacht beïnvloed te zijn door het hoge aantal waarnemers dat hier gericht op zoek is naar zeldzame zangvogels zoals Sperwergrasmus. Buiten het Zeebrugse havengebied waren er nog veldwaarnemin- gen te Nieuwpoort–Ideeëntuin op 30 augus- tus, te Koksijde–Doornpanne op 31/08 (hier werd dezelfde dag nog een andere vogel geringd), te Koksijde-Schipgatduinen op 2 september en te Oostende–Achterhaven op 4 september.

Sperwergrasmussen worden in ons land in belangrijke mate vastgesteld door vogelrin- gers, die deze soort als toevallige bijvangst in de netten krijgen tijdens het ringen van ande- re soorten zangvogels. In het najaar van 2010 was dat niet anders: bovenop de veldwaar- nemingen werden in totaal 19 vogels gevan- gen en van een wetenschappelijke ring voor- zien (gegevensdatabank van het Belgisch Ringwerk, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen). Dit aantal heeft betrekking op heel België. Op het moment van schrijven was het nog niet mogelijk om een gedetailleerde analyse van alle ringvang- sten te kunnen doen, dus er kon niet worden bepaald hoeveel van deze ringvangsten in Vlaanderen plaatsvonden. Opvallend is dat een belangrijk deel van de ringvangsten in het binnenland plaatsvonden, tot in het noorden van de provincie Limburg. Dit is een opval- lend verschil met de veldwaarnemingen, die allemaal in de kuststrook gesitueerd waren.

Hoewel 19 vogels een flink stuk boven het gemiddelde aantal geringde vogels ligt voor de periode 1964-2010 was het geen record.

In deze periode waren er immers zes najaren waarin meer dan 20 Sperwergrasmussen wer- den gevangen in België.

Het is duidelijk dat het reële aantal Sperwergrasmussen dat in 2010 ons land heeft aangedaan aanzienlijk moet zijn geweest. Hoewel enkel aan de kust vogels in het veld werden gevonden doet het aantal ringvangsten in het binnenland vermoeden dat ook daar nogal wat vogels onopgemerkt moeten zijn gepasseerd. Dat is niet verwon- derlijk voor een soort die zich vaak moeilijk laat vinden in dicht struikgewas.

De timing van de waarnemingen viel binnen het gebruikelijke patroon voor Sperwergras- mus: de eerste waarneming betrof een ring- vangst te Koksijde-Doornpanne op 10 augus- tus; de laatste observatie vond plaats aan de Oostdam te Heist op 8 oktober. Tabel 1 toont een overzicht van de veldwaarnemingen per decade. Tien van de 21 veldwaarnemingen (47%) vond plaats in de eerste decade van september. Voor de 17 veldwaarnemingen in het Zeebrugse Voorhavengebied werd onder- zocht hoe lang de verschillende vogels ter plaatse bleven. Tien vogels werden pleister- den slechts één dag. Telkens drie vogels ble- ven respectievelijk twee en drie dagen ter plekke, en één vogel werd gedurende vijf dagen waargenomen (pers. med. J. Buckens).

Als leuke wetenswaardigheid meldt Johan

Buckens dat van de zes of zeven vogels die hij zelf waarnam te Zeebrugge hij slechts één vogel twee maal na elkaar hoorde roepen, en dat op meerdere uren waarnemingstijd bij al deze vogels. Johan meldt tevens dat pleiste- rende Sperwergrasmussen vaak opvallend trouw bleven aan een klein groepje struiken.

Zoals steeds waren alle Sperwergrasmussen die in 2010 werden vastgesteld vogels in hun eerste kalenderjaar. Tot op heden werd nog nooit een adulte Sperwergrasmus in Vlaanderen of België waargenomen (De Smet 2004, De Smet et al. 2005).

Behalve een hoog aantal Sperwergrasmussen bracht het najaar van 2010 nog een andere bijzonderheid mee: op 3 oktober werd er in Antwerpen een leucistische Sperwergrasmus gevangen en geringd (zie foto)! Dit blijkt een uniek gegeven te zijn want in de literatuur wordt geen melding gemaakt van dergelijke kleurafwijkingen bij deze soort (BWP, Shirihai et al. 2001).

Het vroegere voorkomen in Vlaanderen Het eerste geval in België dateert pas van 4 september 1964 te Ampsin (Lg) (ringvangst).

Het eerste Vlaamse geval, eveneens een ring- vangst volgde op 25 augustus 1969 te Knokke (W) (De Smet 2004). Na zes gevallen in de jaren ’60 ging het vanaf de jaren ’70 duide- lijk crescendo met het aantal gevallen van

2010, een najaar met veel Sperwergrasmussen

W

OUTER

F

AVEYTS

OPMERKELIJK VOGELNIEUWS

Natuur.oriolus 77(2): 72-75

72

Tabel 1. Spreiding in de tijd van veldwaarnemingen van Sperwergrasmus Sylvia nisoria in Vlaanderen in het najaar van 2010.

Tabel 1. Number of visual observations of Barred Warblers Sylvia nisoria in Flanders per decade, Autumn 2010.

(2)

Sperwergrasmus in België: in de twee vol- gende decennia werd de soort slechts in vier jaren niet vastgesteld (1974, 1976, 1981 en 1984). In de periode 1964-2009 werden in België in totaal 342 Sperwergrasmussen geringd. Het aantal geringde vogels varieert van vijf (1998) tot 25 exemplaren (1994 en 2006) per najaar (gemiddeld 9,45 per najaar) (gegevensdatabank van het Belgisch Ringwerk, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, De Smet 2004). Zie figuur 1 voor een overzicht van het aantal ringvangsten in België per jaar vanaf 1964.

Hieruit blijkt dat het tot het einde van de jaren

’80 steeds om erg lage aantallen ging, met een plotse stijging vanaf 1989. Deze stijging wordt verklaard door het feit dat vanaf deze periode onder ringers de praktijk om ’s nachts geluid af te spelen algemeen gangbaar werd.

In het bijzonder het afspelen van het geluid van algemene grasmussoorten zoals Zwartkop Sylvia atricapilla en Tuinfluiter Sylvia borin heeft geresulteerd in een toena- me van het aantal Sperwergrasmussen als ‘bij- vangst’ (med. W. Roggeman). Vanaf dan wor- den jaarlijks sterk wisselende aantallen Sperwergrasmussen geringd in België (5-25 per jaar), met al bij al een vrij stabiele trend.

Opvallend is dat het tot 1988 wachten was op de eerste Belgische en Vlaamse veldwaar- nemingen: dat jaar waren er in de periode van 6 tot 12 september drie waarnemingen langs de kust (Bredene, Zeebrugge en Heist). Tot halverwege de jaren ’90 bleef het aantal veld- waarnemingen zeer laag, en pas vanaf 1996 werd jaarlijks Sperwergrasmussen in het veld genoteerd (De Smet 2004). Meer specifiek ging het vanaf 1988 tot en met 2009 in Vlaanderen om 51 Sperwergrasmussen in het veld, op enkele na allemaal in de kuststreek.

Dit aantal kwam tot stand op basis van de gegevens in De Smet (2004) voor de periode 1988-2000, de waarnemingen in de sei- zoensoverzichten van Natuur.oriolus voor de periode 2001-2008 en de waarnemingen ingevoerd op www.waarnemingen.be voor 2009-2010. Er mag worden van uit gegaan dat dit cijfer zo goed als correct is, maar voor de jaren 2004 en 2005 bestaat een beperkte onzekerheid in welke mate het in de sei- zoensoverzichten van Natuur.oriolus al dan niet om veldwaarnemingen ging. Mogelijk ging het om 1-2 vogels meer, maar het totaal- cijfer wordt daardoor niet significant beïn- vloed. Uitgaande van een totaal van 51 veld- exemplaren voor de periode 1988-2009 komen we uit op een gemiddelde van 2,3 Sperwergrasmussen per jaar. Het beste jaar was 2009 met zeven vogels, gevolgd door twee jaren met zes vogels (1999 en 2005). In figuur 2 is een overzicht te zien van het aan- tal veldwaarnemingen van Sperwergrasmus Sperwergrasmus Sylvia nisoria eerste winter. 12 september 2010. Heist (W)

(Foto: Johan Buckens).

De soort is een echter ‘skulker’, die zich uitstekend kan wegstoppen in dicht struikgewas. De meeste veldwaarnemingen in 2010 werden verricht in enkele goed onderzochte bosjes in het havengebied van Zeebrugge. Elders wordt deze soort ongetwijfeld gemist door de verborgen

levenswijze en onopvallend verenkleed.

OPMERKELIJK VOGELNIEUWS

Natuur.oriolus

77(2): 72-75 73

Figuur 1. Veldwaarnemingen van Sperwergrasmus Sylvia nisoria in Vlaanderen in de periode 1988- 2010.

Figure 1. Visual observations of Barred Warblers Sylvia nisoria in Flanders (1988-2010).

Figuur 2. Ringvangsten van Sperwergrasmus Sylvia nisoria in België in de periode 1964-2010.

Figure 2. Ringing captures of Barred Warblers Sylvia nisoria in Belgium (1964-2010).

(3)

in Vlaanderen doorheen de jaren. Deze infor- matie onderstreept dat het najaar van 2010, met maar liefst 21 veldwaarnemingen, erg uitzonderlijk was. Van alle geregistreerde veld- waarnemingen in de 23 jaren vanaf 1988 (72) vond 29% plaats in 2010.

Het BAHC besliste in 2005 dat veldwaarne- mingen van Sperwergrasmus in België vanaf 1998 met terugwerkende kracht niet langer aan homologatie onderworpen waren. Deze beslissingen was ingegeven doordat de voor- bije decade ruim 100 exemplaren waren vast- gesteld (merendeel ringvangsten weliswaar) en er slechts in twee jaren minder dan toen vogels waren gemeld. Ringvangsten werden al vanaf 1995 enkel geregistreerd maar niet meer beoordeeld door het BAHC (De Smet et al. 2005).

Status in Europa en daarbuiten

Als broedvogel komt de Sperwergrasmus voor van Centraal-Europa tot in Centraal-Azië (Altai-Gebergte en westelijk Mongolië). De westelijke, Europese grens van het broedge- bied loopt van Zuid-Zweden via Midden- Duitsland naar Noord-Italië. De soort komt voor in open, structuurrijk bosgebied met vrij warme zomers. Het is een lange afstands- trekker, waarvan de volledige populatie over- wintert in Acacia- en gelijkaardige bostypes in Oost-Afrika (met name Soedan, Kenia, Oeganda en Tanzania). In het najaar trekt de soort via het Arabisch Schiereiland; in het voorjaar wordt een iets westelijker koers aan- gehouden om de Europese broedgebieden weer te bereiken (Hagemeijer & Blair 1997,

Shirihai et al. 2001). De Europese populatie wordt door BirdLife International (2004) als vrij stabiel ingeschat. Aan eerder marginale broedgebieden aan de rand van het versprei- dingsgebied worden weliswaar afnames vast- gesteld (o.a. Finland, Noorwegen, Zweden, Duitsland), maar de meeste populaties, waar- onder de voornaamste in landen zoals Polen, Hongarije, Roemenië en Oekraïne werden in de periode 1990-2000 als stabiel of toene- mend beschouwd. Voor de meest recente sta-

tus van de soort: zie BirdLife International, 2011.

Sperwergrasmussen duiken jaarlijks in zeer klein aantal op in Noord-West-Europa, in de tegenovergestelde richting van de Arabische route naar de wintergebieden. Dergelijke dwa- lende vogels hebben zelfs al Noord- Atlantische en Arctische eilanden zoals IJsland, de Faeröer en Jan Mayen bereikt (Shirihai et al. 2001). Het voorkomen in Nederland is gelijkaardig aan dat in

OPMERKELIJK VOGELNIEUWS

Natuur.oriolus 77(2): 72-75

74

Sperwergrasmus Sylvia nisoria eerste winter. 20 augustus 2010. Houthulst (W) (Foto: Miguel Demeulemeester) Let op het forse formaat (inclusief de snavel) en de lange staart. De dekveren en de tertials vertonen bleke zomen.

Sperwergrasmus Sylvia nisoria leucistische eerste winter. 3 oktober 2010. Antwerpen (A) (Foto:

Gie Goris)

Een opmerkelijk exemplaar! Ondanks het ontbreken van verenkleedkenmerken zijn grootte en bouw en snavelvorm en –kleur doorslaggevende kenmerken voor de soort. De iriskleur verraadt

dat het om een eerste wintervogel gaat.

(4)

Samenvatting – Abstract - Résumé

In het van 2010 werden in Vlaanderen opvallende aantallen Sperwergrasmussen Sylvia nisoria vastgesteld. Er was een record- aantal veldwaarnemingen (n: 21). Het aantal ringvangsten (n: 19) was veel hoger dan gemiddeld, maar het ging niet om recordaan- tallen. Alle zichtwaarnemingen waren traditioneel geconcentreerd in de kuststrook, terwijl ringvangsten ook diep in het binnenland werden opgetekend. Opvallend was de vangst van een leucistische vogel op 3 oktober 2010 te Antwerpen. Ook in buurlanden (Nederland, Groot-Brittannië) werden veel Sperwergrasmussen genoteerd. Het voorkomen in Vlaanderen is de voorbije jaren vrij stabiel, met sterk wisselende aantallen van jaar tot jaar.

2010, an Autumn with many Barred Warblers

Remarkable numbers of Barred Warblers Sylvia nisoria were seen in Flanders in 2010. There was a record number of observations (21). The number of ringing captures (19) was higher than aver- age but not at record levels. All visual records were concentrated as is traditional in the coastal region, whereas ringing captures also occurred deep inland. Notable was the capture of a leucistic bird on 3rd October 2010 in Antwerp. In neighbouring countries (The Netherlands, Great Britain) many Barred Warblers were observed

too. The occurrence in Flanders has been pretty stable in recent years but with highly variable numbers from year to year.

2010, un automne plein de Fauvettes épervières

L’automne 2010, on a enregistré des nombres considérables de Fauvettes épervières Sylvia nisoria en Flandre. Il y a eu un record d’observations sur le terrain (21). Le nombre de captures (19) fut plus élevé que la moyenne, mais on n’a pas battu de record.

Toutes les observations sur le terrain étaient traditionnellement concentrées dans la frange côtière mais en même temps on rele- vait des observations bien à l’intérieur du pays. La capture d’un individu leucistique, le 3 octobre 2010 à Anvers, était exception- nelle. Nos pays voisins (les Pays-Bas, la Grande-Bretagne) ont eux aussi enregistré beaucoup de Fauvettes épervières. La pré- sence de cette espèce en Flandre est assez stable, avec des nombres variant d’année en année.

Referenties

Van den Berg A.B. & C. Bosman 1999. Zeldzame vogels in Nederland. GMB Uitgeverij, Haarlem

BirdLife International. 2004. Birds in Europe: population estimates, trends and conservation status. Cambridge, UK. BirdLife International (BirdLife Consevation Series No. 12) BirdLife International (2011) Species factsheet: Sylvia nisoria. Geraadpleegd via http://www.birdlife.org op 10/02/2011

De Smet G. 2004. Voorlopige Lijst van Belgische Vogels. Niet-gepubliceerd

De Smet G., P. Adriaens, M. Vandegehuchte en de leden van het BAHC. 2005. Zeldzame zangvogels in België in 1998-2003. Eénendertigste rapport van het Belgisch Avifaunistisch Homologatiecomité. Natuur.oriolus. 71(2): 37-47

Hagemeijer W.J.M. & M.J. Blair 1997. The EBCC Atlas of European Breeding Birds. Their distribution and abundance. T&AD Poyser, London Newton I. 2008. The Migration Ecology of Birds. Academic Press

Shirihai H., G. Gargallo & A.J. Helbig 2001. Sylvia Warblers. Princeton University Press, Princeton Slaterus R. & V. van der Spek 2010a. Recente meldingen. Dutch Birding. 32(5): 348-357 Slaterus R. & V. van der Spek 2010b. Recente meldingen. Dutch Birding. 32(6): 423-436

Wernham C.V., M.P. Toms, J.H. Marchant, J.A. Clark, G.M. Siriwardena & S.R. Baillie (eds.). 2002. The Migration Atlas: movements of the birds of Britain and Ireland. T. & A.D. Poyser, London

Vlaanderen en België, maar opmerkelijk is wel dat daar, in tegenstelling tot bij ons, in totaal reeds vijf voorjaarsgevallen bekend zijn (april- mei), waaronder een geval uit 1860 dat moge- lijk op een broedgeval betrekking zou hebben gehad (van den Berg & Bosman 1999).

Het proces dat er voor zorgt dat deze en ande- re vogelsoorten als dwaalgasten opduiken in Noord-West-Europa vanuit hun oostelijke herkomstgebieden wordt ‘reverse migration’

of ‘omgekeerde trek’ genoemd. Dit is een feno- meen waarbij vogels wegtrekken in de omge- keerde richting dan normaal het geval zou moeten zijn (Newton 2008). In de literatuur wordt Sperwergrasmus genoemd als een voorbeeld dat vogels die in het najaar als dwaalgast opduiken buiten het normale ver- spreidingsgebied in staat zijn om zich te her- oriënteren en alsnog de juiste trekrichting te vinden. Dit wordt gestaafd door terugmel- dingen in voormalig Joegoslavië en Syrië van

vogels die oorspronkelijk waren geringd in respectievelijk Schotland en Zweden (Shirihai et al. 2001, Newton 2008). Dat verhaal blijkt echter te moeten worden genuanceerd voor wat de Schotse vogel betreft want er wordt getwijfeld aan de authenticiteit van de Joegoslavische terugmelding omdat die dateert uit de maand februari (Wernham et al. 2002).

De influx van 2010 werd ook in andere lan- den in Noord-West-Europa genoteerd. In Nederland werden langs de kust in totaal 63 Sperwergrasmussen geringd, een zeer hoog aantal. Daarnaast waren er ook nog een aan- tal veldwaarnemingen (Slaterus & van der Spek 2010a en 2010b). In Groot-Brittannië werden in de maanden augustus, september en oktober respectievelijk 55, 165 en 45 exemplaren gemeld (Birding World, jaargang 23, nummers 8, 9 en 10).

Dankwoord

Een woord van dank aan Johan Buckens, Miguel Demeulemeester, Geert Spanoghe, Bram Vogels, Gie Goris en Walter Roggeman.

Een bijzonder woord van dank aan Gerald Driessens (Natuurpunt Studie) voor het aan- leveren van de ruwe data uit www.waarne- mingen.be, aan Marieke Berkvens voor het aanmaken van de figuren en aan Didier Vangeluwe en het Belgisch Ringwerk, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuur- wetenschappen (Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid) en alle vrijwillige mede- werkers-ringers die gegevens verzamelen en een bijdrage leveren voor de financiering van het systeem.

Wouter Faveyts, Watermuntweg 10, B- 9820 Merelbeke

OPMERKELIJK VOGELNIEUWS

Natuur.oriolus

77(2): 72-75 75

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit hoofdstuk verkrijgt u inzicht in de begrotingsafwijkingen van januari 2010 tot en met augustus 2010 ten opzichte van de programmabegroting 2010 en wordt het effect daarvan

MIDDELSTE JAGER: Er waren gespreid over het najaar veel waarne- mingen van Middelste Jagers Stercorarius pomarinus, met op 22 okt zelfs 299 vogels langs De Panne, goed voor een

Een uit- gebreid artikel over deze waarnemingen van Grote Trap verscheen reeds in Oriolus 77:1,

(…) Hoe ver zuidelijk en zuidwestelijk zich de buitengewone gaaien- trek van 1910 heeft uitgestrekt, is mij niet bekend.(...) Alleen weet ik dat in het Departement du Gard

Er waren opvallend veel waarnemingen van Grijze Wouw Elanus caeruleus: op 4 aug 2009 was een ex kortstondig aanwezig te Brecht-Groot Schietveld (P. Symens), ver- volgens waren er in

Op maandag 11 oktober 2010 maakten in Falsterbo (Zweden) 10.071 Buizerden Buteo buteo de oversteek naar Denemarken, een dagrecord voor deze gerenommeerde telpost. Dit leidde

Langdurig pleiste- rende vogels werden gezien in de omgeving van Kieldrecht (twee exemplaren), in de IJzervallei en te Outgaarden (resp. één en twee vogels).. Over Lichtaart vloog

De algemene conclusie is: Velsen staat er goed voor en heeft zich goed voorbereid op de toekomst, omdat al wordt voor- uitgewerkt met Visie op Velsen 2025.. Ondanks