een prenteboek voor brave kinderen
bron
De genoegens van het landleven. Z.p. 1860-1870
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_gen002geno01_01/colofon.php
© 2010 dbnl
3
[De genoegens van het landleven]
L a a t ons den tuin ingaan.
Zeggen deze klanten.
Om te harken en te sp n.
Boom en bloem te planten.
Struiken z e t t e n wij er bij.
Die eens vruchten d r a g e n . Opdat 't groote vreugde zij.
Als we er ons a a n laven.
De genoegens van het landleven
K a r e l komt bij zijne moeder Zeer verheugd, doch stil:
Ziet h o e zij het middag-v o e d e r A a n de kippen g e v e n wil.
Kiep! Kiep! roept hij, komt toch hier Zoowel haan als hennen.
Nu juicht hij met veel pleizier.
Als hij ze zoo ziet rennen.
De genoegens van het landleven
7
Men brengt de paarden naar't wed Jn't z o m e r -a v o n d -uur.
Dit is voorwaar een groote pret.
Als de arbeid valt zuur.
Het bad bekomt den paarden goed Men ziet het aan deez beiden.
Het geeft tot werken nieuwen moed En schenkt weer vreugd na lijden.
De genoegens van het landleven
H o u d uw h a n d j e n i e t t e r u g , G e e f grootv a d e r o o k e e n b r a k j e Va n dien a p p e l , k o m , w a t v l u g , An d e r s t r e k i k u b i j 't r o k j e . L e e r r e e d s in uw kindertijd.
't S c h u w e n v a n d e g i e r i g h e i d .
De genoegens van het landleven
10
Kom hanen, h o e n d e r s a l l e , kom.
De kleine k u i k e n t j e s r o n d o m , Ook d' een den en de duiven schaar.
Ik strooi u voedsel altegaar;
Pikt wat gij kunt naar hart e l u s t W a n t d' a v o n d valt men gaat ter rust.
De genoegens van het landleven
De herder h e e f t veel vreugd Deez' kindren a a n g e d a a n : Nu b r e n g e n ze hem verheugd.
Een boek met m o o j e b l a a n Terwijl de schapen weiden.
L e e s t h i j d e n kindren voor.
Die opgetogen b e i d e Zijn g e h e e l o o g en oor.
De genoegens van het landleven
14
Als de zon h a a r stralen Jn uw bed laat dalen
Kinders! komt er schielijk uit Of men noemt u: luije g u i t .
De genoegens van het landleven
Lieve zuster! sprak de broeder, L a a t ons zaam naar't beekje gaan.
Daar heb ik de h e n g e l r o e d e Reeds geheel in orde staan.
Spoedig is bereid de kleine:
Weldra zijn ze aan's beekjes rand.
En nu brengt de hengellijne Menig vischje in hun hand.
De genoegens van het landleven
18
D a a r ginds in de w e i d e An de b r e e d e b e e k . Zijn de lieden blijde Met 't hooijen gereed.
Nu g a a n zij roeijen.
De jongens en m e i d e n kuisch:
En zonder zich te vermoeijen.
Varen ze't hooi naar huis.
De genoegens van het landleven