• No results found

Victory · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Victory · dbnl"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Victory

bron

Victory. Van den Bergh's Fabrieken (Blue Band-maatschappij), Rotterdam ca. 1930

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_vic001vict01_01/colofon.php

© 2012 dbnl

i.s.m.

(2)

t.o. 2

Victory

(3)

t.o. 3

....en in 't midden van die gouden vlek stond een gracieus schepseltje... blz. 5.

Victory

(4)

3

Victory.

't Was stil in de kamer, waarin mevrouw Harders het avondblad las. Alleen het getik-tak van de pendule en af en toe het geritsel van dor papier, dat door een slanke hand werd bewogen, verbraken de rust, die het vertrek vulde.

En toch was nog maar kort geleden deze zelfde kamer vol heftig beweeg en onrust geweest.

Met een glimlach dacht de lezeres daar aan, als ze een oogenblik haar lectuur terzij legde. Eerst het ietwat luidruchtige afscheid van Frits, die met den avondtrein naar Den Haag was afgereisd, adspirantwinnaar, zooals hij zichzelf droomde, van een personeelen prijs in een kegelwedstrijd.

Een heele week zou hij wegblijven! Zonder zorg, maar toch met eenige goede raadgevingen, had ze hem laten vertrekken. Zonder zorg, want wat kon hem

overkomen, nu hij zichzelf onder de hoede had gesteld van zuster Ida en haar man?

't Kegelen zelf was vrij ongevaarlijk, dat wist ze.

En toen was het tijd geworden, dat Miep, Gert en Teun naar bed

Victory

(5)

4

gebracht werden. Dat ging altijd gepaard met uitbarstingen van verontwaardiging en hevige protesten.

Dezen avond hadden de kleuters zelfs het recht geëischt langer op te blijven,

‘omdat pa niet thuis was.’

Maar nu lagen ze onder de dekens, sliepen misschien al, en mevrouw zelf had een paar uurtjes rust.

Rust om te lezen.

Ze nam haar krant weer op en speurde opnieuw naar dingen, die haar interesseerden.

Het viel haar op, evenals zoo dikwijls te voren, hoe telkens, als ze in eenzaamheid neerzat, het nieuws van heden zich verbond met 't geen in haar jeugd was

voorgevallen. Een paar regels, waar haar aandacht op viel, riepen beelden uit het verleden te voorschijn, die in stralende schoonheid tot haar kwamen.

Ook dezen avond, vooràl dezen avond!

Terwijl haar oogen staarden op een advertentie, waarin margarine en melanges werden aangeboden, wiekten haar gedachten terug naar haar lief, oud thuis; naar de boerderij, welke door haar energieken vader tot grooten bloei was gebracht. En ze zag opnieuw den kloeken man

Victory

(6)

5

zich weren, als de oogst te velde lag; of haar moeder, een echte boerin nog, die in het karnhok zwoegde, om de rijpende boter tot een volmaakt product te bereiden.

Dàt te kunnen was haar glorie geweest!

Maar nu maakten de boerinnen geen boter meer, nu kochten ze die van de fabrieken, en dikwijls zelfs gebruikten ze er margarine naast. Zij niet! Zij duldde in haar huis alleen natuurboter. Evenals haar moeder. Want zij was van boerenafkomst en H.B.S.

noch huwelijk hadden dit inzicht kunnen veranderen.

‘Wat een boer niet kent, dat eet hij niet!’

Zij gèèn margarine!

De felle schijn der lamp verschemerde, tot er slechts een sprookjesachtige glans van overbleef. Op de tafel teekende zich een lichtkring af en in 't midden van die gouden vlek stond een gracieus schepseltje, een fantasie van guitige bekoorlijkheid, gehuld in blauw-omrande witte stof.

‘Wie zijt ge?’ vroeg mevrouw Harders, en verwondering doortrilde haar stem.

Victory

(7)

6

‘Noem mij Victory!’

Het was een melodieuse en nochtans vaste stem, die het antwoord gaf.

‘Victory, Victory, ik heb u nooit te voren gezien!’

‘En toch ben ik dikwijls bij u geweest! Denk aan den tijd, toen gij op het tennisveld verstrooiing zocht. Toen hebt ge mij gevraagd tot u te komen en ik kwam. En later, op de examendagen, toen uw hart ineenkromp van vreeze, heb ik u niet verlaten.

Nietwaar, ik wàs er toch?’

‘Ge waart er, ja, maar ik heb u niet in de gestalte gezien, waarin ge u thans vertoont.’

‘Gestalte.... gestalte.... ik kom tot de menschen in duizenderlei gestalte, ook zonder deze. Dat ik mij thans aan u vertoon komt, omdat ge mij noodig hebt en toch uw deuren voor mij sluit. Welnu, zoekt gij mij niet, dan zoek ik u. Ge zult mij vergezellen over bergen en zeëen heen....’

‘Waar wilt ge mij heen voeren, Victory?’

‘Naar Indië zullen wij gaan, gij en ik, en luisteren naar den zang van de palmen, als de avondwind door hun kruinen strijkt.’

Victory

(8)

7

Tusschen de palmen.

Samen zaten ze onder den donkeren trillenden sterrenhemel van Java.

Overal rondom bloeide de stilte als een blauw fluweelen bloem.

Toen dook de wind op uit zee en neuriede zijn lied in de palmen-toppen.

De boomen bogen hun hoofden naar elkaar toe en fluisterden: ‘Wind, lieve wind, die komt aanblazen over de groote zee, wat zingt ge toch? Vertel ons van de dingen, die gij hebt gezien; wij zijn aan onze plaatsen gebonden, wij kunnen niets, wij weten niets, wij bloeien en dragen vruchten, dat is alles....’

‘Luistert,’ zei de wind, en hij begon:

‘Dèwi Tisna, de schoone godendochter, droeg zooveel leed in haar hart, dat ze niet langer leven kon. Voor ze stierf, sprak ze het verlangen uit, niet in den hemel maar op de aarde te worden begraven. Want de menschen hadden haar geen droefheid gebracht, doch de goden zeer veel.

Dèwi Tisna's wensch werd vervuld.

Victory

(9)

8

Doch toen ze in de aarde lag, sierden de goden haar graf. Allerlei planten schoten er uit omhoog en daaronder waren vele vruchtboomen. Ook de kelapa (kokospalm), die uit het hoofd van Dèwi Tisna ontsproot en door wiens kruin zangen ruischten ter eere van de schoone hemelinge.

De goden lieten hem in 't bezit van de menschen en hij vermenigvuldigde zich en vormde tuinen over geheel de wereld, waar deze door heete zon beschenen wordt.

Maar waar het koud is, daar kwijnt hij en sterft, als iemand hem heeft overgeplant.

Gij houdt immers van den brandenden zonnegloed, nietwaar?’

Even verstilde de wind, alsof hij op antwoord wachtte.

‘Ja,’ ruischten de palmen, ‘zonder zon kunnen wij niet leven.’

‘De menschen waren dankbaar voor het geschenk der goden,’ ging de wind voort.

‘Zij gebruikten het hout van de palmen, de wortels en de bladeren; ze plukten de rijpe vruchten, maakten weefsels van de vezels, die de pit omhullen, aten het blanke vleesch en dronken het klapperwater.

Ook raspten zij de witte kern, kookten die en schepten er het

Victory

(10)

9

vet af, dat er in een dikke laag bovenop dreef. Dat alles deden zij, tot op dezen dag.

De blanda's, die den weg over zee hadden gevonden, zagen welk een rijkdom van vet er in de klappernoot verborgen zat. O, ze zijn slim deze menschen met hun witte gezichten! Ze laten de noten plukken, het vleesch in stukken snijden en leggen dat in de zon te drogen, zoolang tot het donker en hard is geworden. Copra noemen ze het dan. Schepen vol voeren ze weg....’

‘Waarheen?’ vroegen de palmen haastig.

‘Naar het land, waarin ze geboren zijn; waar het vreeselijk koud is, als hier de natte moesson heerscht; waar de zon haar aangezicht verbergt achter wolken, die dagenlang niet willen wijken.’

Een zucht van teleurstelling ging door de boomtoppen.

‘En wat gebeurt er dan?’

‘Dat heb ik nooit kunnen ontdekken’, zei de wind. ‘Maar er loopen geruchten, dat de copra in een stad, die de blanda's Rotterdam noemen, verandert van gedaante, en dat ze als een heerlijke, voedzame spijs over geheel de wereld wordt uitgezonden.’

‘Ook naar hier?’

Victory

(11)

10

‘Oòk naar hier! Zoo heb ik hooren beweren. Maar weten doe ik het niet.’

‘Het is als een sprookje,’ ruischten de palmen. ‘Een verloren kind, dat terugkeert...’

‘En beter terugkeert, dan het heengegaan is,’ zei de wind. ‘Maar nu heb ik geen tijd meer. Nog even zal ik je wiegen, dan ga ik!’ Forsch bewoog hij de boomtoppen een oogenblik heen en weer, en de rijpe noten vreesden, dat ze dezen speelschen aanval niet zouden kunnen weerstaan.

‘Wind, lieve wind,’ vroegen ze, ‘zijn we haast zwaar genoeg om te worden geplukt?

Gij voelt immers ons gewicht!’

‘Velen uwer zie ik misschien niet meer terug,’ antwoordde de wind.

‘Ik vermoed, dat ik u morgenavond niet opnieuw zal kunnen wiegen.’

‘En zouden we dan naar Rotterdam gaan?’

‘Dat weet ik niet. Maar als gij 't gaarne wilt, hoop ik het voor u. Goede reis dan, goede reis!’

En suizend stoof hij voort, nieuwe klappertuinen tegemoet.

Victory

(12)

11

Naar Amerika.

Den volgenden avond zat mevrouw Harders weer alleen in de huiskamer en las en peinsde.

‘Nog nooit heb ik een droom gehad van zòò groote helderheid, als gisteren,’ dacht ze. ‘Victory, Victory, als ik niet wist, dat je een kind was van nachtelijke verbeelding, zou ik je roepen, zou ik je vragen mij nog een keer mee te nemen. Waar zou je me dan brengen? Wat zou je me dan laten zien?’

Toen verflauwde, evenals den vorigen avond, het licht tot een geheimzinnige, glanzende schemering, waaruit een blank figuurtje kwam aanzweven.

‘Welnu, hier ben ik, wilt ge u nogmaals aan mijn leiding toevertrouwen?’

‘Dus toch! Ge zijt toch gekomen! Ge bestaat!’

Victory lachte met vroolijke, speelsche geluidjes.

‘Natuurlijk besta ik. Ge ziet mij immers! Zijt ge gereed, dan gaan we!’

‘Waarheen?’

Victory

(13)

12

‘Naar Amerika.’

‘En wat zult ge mij daar laten zien?’

‘Nieuwsgierigheid, uw naam is vrouw,’ spotte Victory. ‘Geduld, geduld. Want beter dan mijn woorden zullen uw oogen antwoord geven op deze vraag.’

Toen suisden ze weg, over de krijtbergen van Engeland heen, die mat glansden in de stralen van de scheidende maan; over den oceaan, die zijn ruischend golvenspel speelde ver beneden hen. Korten tijd later zetten ze zich neer op een heuveltop. ‘Hier zullen we den dag afwachten,’ zei Victory.

De zonnewagen reed over een weg van goud de wereld binnen en verbleekte de schaduwen van den nacht tot ijle sluiers. Door de stilte van den jongen dag klonk af en toe het geluid van een rund, klagelijk en weemoedig. Uit de verte werd het beantwoord, soms van drie, vier kanten tegelijk. Donkere gestalten rezen van den bodem op en staken haar ruggen uit boven den nevel. Het waren koeien, die hongerig na den vasten slaap, zich grazend gingen voortbewegen over de prairie. Want de wijde vlakte, die lag aan den voet van den heuvel, was een

Victory

(14)

13

schier eindelooze steppe, zooals in Texas nog vele zijn. De zon rees, groot en rood-gloeiend. Ze trok den laatsten nevel omhoog en toen zagen de reizigsters op den heuvel een aantal koeien voor zich, dat niet geteld kon worden.

‘Wat zijn er veel,’ zei mevrouw Harders.

‘Zie toe,’ waarschuwde Victory, ‘daar komende bewakers van de kudde. Eenige cow-boys kwamen aangereden. Vroolijk dartelden hun kleine, sterke paarden voort.

Nu eens wierpen ze de achterpooten omhoog, dan weer stonden ze met den kop hoog opgeheven en de voorpooten als tot slaan gereed; of ze trippelden terzij uit met snel beweeg van hun sterke hoeven. Want ze waren jong en van krachtig bloed en hun meesters gedoogden een oogenblik, dat lust in den jongen dag hen van overmoed deed springen en brieschen. Als half-goden zaten de cow-boys te paard. Lenige, slanke kerels waren het, gekleurd door de zon, die dag aan dag de prairie in fellen gloed zette. Den romp even voorover gebogen, de teugels achteloos in de hand, zoo deinden ze op en neer met den beweeglijken mustang, die onder hen danste. Het kostte hun geen moeite te rijden, al hun aandacht konden ze geven aan wat om hen was. Zóó gevoelig waren ze, zóó geoefend in de rijkunst, dat hun lichaam

Victory

(15)

14

zonder dat ze het wilden, elk oogenblik de juiste houding aannam. De koeien schrokken op en draafden weg, langzaam, niet geneigd te gaan. Soms wendde een van den troep zich om, boog den kop, als tot aanvallen gereed en hield even stand.

Maar weldra, verontrust door de aanstormende paarden, het dreigende geroep van de cow-boys, het gesuis van de lasso's, die ze zoo zeer vreesden, gaven ze hun verzet op en holden opnieuw met de kudde mee. Prachtige, sterke dieren waren het, gehard in weer en wind en kerngezond. In snellen draf, want ze kònden loopen, gingen ze voort, een sterke palissadenomheining tegemoet. De meeste koeien liepen zonder aarzeling naar binnen, maar een paar oude stieren, alsof ze gevaar vreesden, weigerden verder te gaan. Dreigend kromden ze den nek, de pooten werden wijd uit gezet; zoo wachtten de leiders van de kudde den aanval af. Maar toen de cow-boys nader kwamen met dreigend armgezwaai, met verbijsterende stemgeluiden, toen verloor een van de beide stieren toch den moed en hij vluchtte, met den stroom mee. Maar de andere ging niet.

Heete adem wolkte uit zijn neusgaten en zijn loerende oogen waren rood. Eensklaps stortte hij zich vooruit, en als het geoefende paard niet bliksemsnel opzij was gesprongen, dan zouden de reusachtige

Victory

(16)

t.o. 14

Samen zaten ze onder den donkeren trillenden sterrenhemel van Java... blz. 7.

Victory

(17)

t.o. 15

Toen suisde eensklaps een lasso door de lucht... blz. 15.

Victory

(18)

15

horens van het getergde rund zijn flanken hebben verscheurd. Maar gewend als hij was aan dit gevaar, week de mustang op het juiste oogenblik uit.

Toen suisde eensklaps een lasso door de lucht; de lus viel neer, over de horens van den stier heen om den forschen hals. Verschrikt wierp het dier den kop omhoog en zette zich schrap om tegenstand te bieden. Maar zijn verzet baatte niet: de cow-boy klemde z'n knieën om z'n paard, dat een sprong deed en den hals van den stier dichtsnoerde. Met een dreunenden slag viel het rund ter aarde. Toen was zijn verzet gebroken; langzaam stond de stier op, gluurde nog eenmaal naar zijn vijand en zette zich daarna in draf, tot hij, zooals de anderen hadden gedaan, de omheining die hem wachtte, binnenglipte.

De reizigsters stonden op en zweefden voort, het oosten tegemoet. Na weinig tijds kwamen ze in streken, waar zich prachtige weiden uitstrekten, veel beter dan de steppen van Texas. Overal speurde men den arbeid van den mensch, die de gaven van de natuur tot volmaking had trachten te brengen. Dicht bij een groote boerderij met tal van bijgebouwen zette Victory zich neer op een boom. Ver konden ze in

Victory

(19)

16

den omtrek rond zien en overal bemerkten ze koeien, die met loome bewegingen door het malsche gras gingen. En uit vele stallen klonk de roep van vastgehouden runderen naar buiten, waar de vrijheid was en de zonneschijn.

‘Ze hebben het niet zoo prettig als de runderen in Texas’, zei Victory. ‘Maar ze worden beter gevoed; zie maar eens naar die heerlijke weiden! Die herinneren mij aan Holland’, antwoordde haar gezellin.

‘Ik geloof niet, dat het alleen voordeel voor ze is’, zei Victory en haar stem had een ernstigen klank. ‘Ginds, ver weg, ligt Chicago....!’

Korten tijd later zweefden ze voort, het oosten in, ver over den blinkenden oceaan, die zijn weemoedige zangen in hun ooren ruischte.

‘En komt ge nu morgen opnieuw tot mij, Victory?’

‘Morgen en vele andere dagen zult ge mij niet zien. Toch zal ik bij u zijn en u naar Rotterdam voeren. Daar zult ge een deel van wat palmboomen en runderen den mensch geven, zien verwerken tot een kostelijk product. Den zachtklagenden roep van de koe noch het wonderlijke geruisch van den palmboom zult ge er hooren, maar het lied van den arbeid zal uw ooren vullen. Doch de arbeid is geen sprookje!’

Victory

(20)

17

Ontmoeting en onrust.

Meneer Harders was gauw uitgekegeld.

‘Ik had niet gedacht, dat er zulke sterke spelers waren’, bekende hij aan de familieleden, die hem huisvestten. ‘Ik schei er mee uit.’

‘Geen kansje wagen op den poedelprijs?’ vroeg zijn zwager ondeugend. ‘Zelfs dàt niet! Ik ga Den Haag bekijken.’

Hij ging, den zelfden middag nog.

En terwijl hij nu door de straten van de residentie rondzwierf, kruiste het Avontuur zijn pad.

Plots zag hij een gedaante, een gezond vroolijk gezicht....

‘Hé.... dat is.... dat is.... dat lijkt Van Dalen wel.... ik geloof wezenlijk.... Hij is het, geen twijfel aan.’

Hij sprong naar voren, klopte den ander op den schouder, stak lachend zijn hand uit. ‘Wel Van Dalen, ben jij daar? Kerel, hoe gaat het?’ Verrast keek de aangesprokene op.

Toen, herkennend, vloog er een lach van genoegen over zijn gezicht. ‘Harders, jij? Kijk, dat is nou nog eens een prettige ontmoeting! Wat hebben wij elkaar in langen tijd niet gezien!’

Victory

(21)

18

Zij schudden elkaar de hand, keken elkaar in de oogen. En daarin glansde bij beiden een zoo groote blijdschap, dat zij, jeugdvrienden, zich opnieuw als jongens gevoelden, die een prettigen middag tegemoet gingen.

‘Ik dacht, dat je nog altijd in Amerika zat, Van Dalen.’

‘Nee, dat 's geweest. Ik ben nou al drie jaar in Holland terug. En waar hang jij uit?

Nog altijd candidaat?’

‘Nee, nee, notaris. In H... je kent het wel.’

‘Of ik! Weet je, dat we d'r nog eens samen op schaatsen geweest zijn? En nou ben jij daar notaris! Had je toen niet gedacht, zeg!’

‘Nee, dat had ik toch niet! En hoe is het jou in Amerika gegaan?’ ‘Nu, dat had beter, maar ook slechter gekund. In elk geval heb ik er veel geleerd, hetgeen me nu te pas komt. Maar zeg, ga mee naar m'n huis. Ik woon in Voorburg en met een trammetje zijn we zóó thuis. Dan vertellen we elkaar van de laatste vijftien jaren.

Ga mee!’

En meneer Harders ging mee.

‘Wat doe je tegenwoordig?’ vroeg hij zijn vriend onderweg.

‘'k Ben bij Van den Bergh's fabrieken in Rotterdam.’

‘Goeie betrekking?’

Victory

(22)

t.o. 18

Daarna liepen ze samen voort... blz. 21.

Victory

(23)

t.o. 19

De scheikundige boog tot dank voor deze vleiende woorden... blz. 26.

Victory

(24)

19

‘Heel goed! Iets voor altijd.’

‘Een rustig slot dus na een woelig leven.’

‘Wat je rustig noemt. Kom maar eens bij ons kijken, dan zul je daar wel anders over denken!’

Mevrouw Van Dalen was alleraardigst.

Meneer Harders moest blijven eten, dat kòn niet anders. En toen moest hij ook des nachts blijven, dan konden de beide vrienden nog eens echt hun hart ophalen aan herinneringen....

‘Zeg, weet je nog, Frits....!’

‘En toen dien keer, Piet, dat jij....!’

Meneer Harders kòn niet blijven. Maar meneer Harders blèèf toch. En er ging een jongen met een briefje naar de Groothertoginnelaan, dat meneer Harders in veilige haven was geland en dat men hem morgen thuis kon verwachten. De jongen vond een verkeerd nummer en een gesloten huis. Waar hij het briefje in de bus wierp.

Daardoor kwam het, dat meneer Harders avonturier werd, dat hij des nachts niet in het huis van zijn bloedverwanten vertoefde en dat zijn vrouw den volgenden dag een schokkend telegram ontving:

Victory

(25)

20

F. spoorloos verdwenen. Is hij thuis?

Een uur later zat mevrouw Harders in den trein, die naar Den Haag voerde.

Het werd een moeilijke reis vol opwinding.

Nu eens hoopte ze, dan weer vreesde ze. Maar hoe meer ze Den Haag naderde, hoe sterker de vrees in haar begon te leven. In het laatst zag ze haar man overreden door een auto, gestort met een vliegmachine, verminkt onder een tram....

Wat kan een vrouw, die in angst zit, al niet bedenken!

Zij was de eerste, die den trein verliet, ze stoof andere reizigers voorbij, ze sprong met levensgevaar in een juist vertrekkende tram....

En toen, terwijl ze daar zat, met moeite haar tranen bedwingende en haar zakdoek ineen frommelende, zag ze door de ruit heen plots haar man, die in gezelschap van een onbekende vroolijk lachend voortliep. Als geveerd rees ze omhoog, sprong ze naar den uitgang, wipte ze uit den wagen. Een oogenblik later stond ze voor den vermiste.

‘Frits.... gelukkig.... o jongen....!’

Meer kon ze niet zeggen. Ze barstte in tranen uit en meneer Harders,

Victory

(26)

21

die op dat oogenblik de meest verwonderde en verschrikte wandelaar in Den Haag was, had heel wat moeite haar tot bedaren te brengen. ‘De kinderen.... is er wat met ze gebeurd?’ vroeg hij gejaagd.

‘Nee, nee.... maar jij....!’

Het raadsel, dat onrust had gebracht naar beide zijden, werd natuurlijk opgelost.

Mevrouw droogde eindelijk haar tranen, meneer vond z'n lach terug, z'n vriend putte zich uit in verontschuldigingen, dat hij, zonder het te willen, zooveel consternatie had verwekt.

Daarna liepen ze samen voort, naar de Groothertoginnelaan, om ook daar de onrust, die er heerschte, weg te nemen. Zonder dat ze het merkten, liepen ze voorbij een paar winkels, die aan hun muren een geemailleerde plaat droegen. En het was juist, alsof het blonde kopje, dat er op prijkte, hen nakeek met een glans van voldoening in de oogen. Het kopje van Victory.

Toen meneer Van Dalen een uur later ten huize van de familieleden afscheid van meneer en mevrouw Harders nam, had hij de belofte gekregen, dat deze den volgenden dag te Rotterdam zouden komen om de fabrieken van Van den Bergh in oogenschouw te nemen.

Victory

(27)

22

Rotterdam.

Des morgens al vroeg bracht de electrische trein den heer en mevrouw Harders naar het station Delftsche Poort. En toen ze nu weinig tijds later door de oude Rottestad tramden, kwam er een gevoel van trots in hun harten.

Dit was nu Rotterdam, de stad van geringe beteekenis toen Middelburg, Dordrecht, Vere, Stavoren en Amsterdam reeds middelpunten van een bloeienden handel waren;

de stad met een wereldnaam, nu Vere en Stavoren dommelden in vergetelheid, Middelburg en Dordt een deel van hun bloei hadden ingeboet.

Ze was Amsterdam voorbij gestreefd; ze had zelfs de steden der Hanzeaten (Hamburg en Bremen) achter zich gelaten, Antwerpen overtroffen....

Ze was de eerste geworden op heel het Europeesche vasteland, en die gedachte was het, welke vooral meneer Harders met trots vervulde.

Want was Rotterdam niet zijn stad, straalde niet een deel van haar glorie op hem als Nederlander af?

Victory

(28)

23

Ze gingen langs den Coolsingel.

‘Kijk, dat is het nieuwe stadhuis!’ en meneer wees zijn vrouw het monumentale gebouw. ‘En er naast staat het postkantoor.’

‘Prachtgebouwen,’ vond mevrouw.

‘Dat stadhuis heeft ook maar eventjes 8 millioen gulden gekost! Ja, wie het breed heeft....’ en meneer haalde met een gebaar van toestemmende berusting zijn schouders op.

Weldra zagen ze 't water van de mooie, oude Leuvehaven blinken, daarna kwamen ze aan de Boompjes, den boord van de Nieuwe Maas.

Overal heerschte bedrijvigheid en leven, overal lagen schepen, welke geladen of gelost werden.

Stoomfluiten gilden, met driftig geluid, sirenen, melodieus van toon, zongen er door heen.

‘'t Is geen Den Haag,’ zei mevrouw. ‘Lang zoo mooi niet.’

‘Ook geen Amsterdam,’ stemde meneer toe. ‘Maar zie dat water, dat prachtige water! Dat heb je toch niet in Den Haag.

En dan, dat gaan en komen, dat gezwoeg om de schepen ledig te maken, dat daverende gerucht van den arbeid.... je voelt, dat hier

Victory

(29)

24

alles leeft, dat alles zich inspant, dat je in een omgeving bent, waarin de kloekheid en de ondernemingsgeest van Oud Holland sterk naar voren komt. Dat geeft een bijzondere schoonheid aan Rotterdam.’

‘Veel lofs,’ lachte mevrouw, ‘maar ze lijkt me wel verdiend.’

Zwijgend reden ze nu een oogenblik voort, over de Willemsbrug, welke naast de groote spoorbrug de Maas overspant.

‘Kijk,’ wees meneer even daarna, ‘daar heb je nu, wat men terecht een wonder der techniek noemt, de nieuwe hefbrug. Zie je die beide torens aan weerszij? 70 Meter zijn ze hoog! Tusschen hen in hangt de brug, welke opgeheven kan worden, zoodat zelfs de grootste schepen er onder door kunnen varen.’

‘Wat grappig,’ zei mevrouw, ‘dat er op de torens een reclame staat van de fabrieken, waar wij juist heen gaan! Blue Band! Nu 't is een uitgezocht plaatsje voor een reclame.’

‘Dacht ik ook,’ stemde haar eega toe.

De tram stopte, de Nassaukade was bereikt en de Harders stapten uit.

Victory

(30)

25

Het einddoel van de reis lag voor hen, een geweldig complex van gebouwen.

‘Nou, nou!’ zei mevrouw.

‘Ja, ja,’ knikte meneer.

Toen stapten ze even naar den waterkant, waar een boot ontladen werd.

Groote vaten en fusten rolden er uit en vonden een plaatsje op de kade.

‘Wat zit daar in?’ vroeg meneer aan een werkman.

‘Allemaal vet voor de fabriek, meneer’.

‘En wordt dat gebruikt om er margarine van te maken?’

‘Jawel, mevrouw.’

De werkman ging voort met zijn arbeid, vond dat hij genoeg gedaan had om de weetgierigheid van een paar wandelaars te bevredigen.

Meneer en mevrouw Harders stapten den hoofdingang van de fabrieksgebouwen binnen en enkele minuten daarna stonden ze tegenover hun vriend Van Dalen, die hun een opgewekt ‘welkom’ toeriep.

Victory

(31)

26

Een stukje historie.

Met z'n drieën zaten ze in de ontvangkamer en meneer Van Dalen vertelde. Iets uit de geschiedenis der margarine-bereiding. Z'n stem had een sonoren klank en drong zacht maar overtuigend in de ooren van z'n hoorders. Plots scheen het mevrouw Harders, alsof die stem won aan zachtheid en welluidendheid, alsof ze van verre tot haar kwam. Dat was, dat was.... En toen wist ze het: Victory sprak tot haar, en zij, als in droomtoestand, hoorde toe. Of was het moeheid, welke haar overviel, na een dag van hevige emoties en een korten nacht? Het was laat geworden gisteravond, tè laat... Neen, dat was het toch niet! Victory, onzichtbaar, sprak werkelijk tot haar.

Van den derden Napoleon verhaalde ze, die den scheikundige Mège Mouriès ten hove ontbood.

‘Meneer Mouriès, u hebt zich zoo verdienstelijk gemaakt ten opzichte van de Fransche volks- en legervoeding....’ De scheikundige boog tot dank voor deze vleiende woorden... ‘dat ik u een nieuwe opdracht wensch te geven, en ik hoop van ganscher harte, dat u haar aanvaarden zult.’ ‘Mijn geringe krachten staan Uwe Majesteit gaarne ten dienste.’

‘Ik hoopte op dat antwoord; ik verwachtte het van u, die zoo'n goed patriot zijt.

Welnu, de zaak is deze. Ik zou willen, dat u onderzocht,

Victory

(32)

27

of het mogelijk is koeboter te vervangen door een even smakelijke, maar veel goedkoopere vetstof. Frankrijk zou er zeer mede gebaat zijn, als het u gelukte zoo iets te vinden. Mijn boerderij te St. Cloud staat ter uwer beschikking.’

Mège Mouriès aanvaardde de opdracht, toog naar St. Cloud en bestudeerde de vraag, hoe de boter zich vormde in de uiers van de koe. Hij vond, dat ze afkomstig was van het lichaamsvet. Hieraan werd door de levensverrichtingen van het rund, door de verbranding vooral, de stearine onttrokken. Wat er overbleef noemde de geleerde oleo-margarine en dàt ging naar de uiers van het rund, waar het door den invloed van een eiwitachtige stof, de z.g. pepsine, veranderde in melk. En uit die melk kon de boter weer afgescheiden worden.

De onderzoeker smolt nu rundvet, haalde er door kristallisatie de stearine uit, perste daarna het olieachtige vet nog eens uit bij 25° C. en had nu, door de afloopende vloeistof op te vangen, het eerst noodige voor kunstboterbereiding: de oleo-margarine.

Deze mengde hij in verhouding van 30:25:25 met koemelk en water, voegde er fijn verdeelden koeuier aan toe en karnde daarna het mengsel gedurende een paar uren.

Het werd een dikke room, welke zich in koud water verhardde en daarna gekneed en gezouten een smakelijk product gaf.

Victory

(33)

28

De stem van den verhaler zweeg. Mevrouw Harders kwam tot de werkelijkheid terug.

Victory's stem was uit haar ooren verdwenen en meneer Van Dalen zat daar en was gereed haar vragen te beantwoorden. ‘En gebruikt u hier nu ook oleomargarine?’

‘Zeker! Rundvet is nog steeds één van de beste grondstoffen. Het komt in groote massa's uit Amerika. Daar is het uitgesmolten en dan gebruiken wij het. Premier Jus wordt het genoemd. En uit deze Premier Jus kan door uitpersing van de stearine oleomargarine worden bereid. Maar we gebruiken ook varkensvet en dan allerlei planten-oliën. In Schiedam hebben we eigen opslagplaatsen. Zeeschepen brengen het daarheen: rundvet, varkensvet, cocosolie, palmpittenolie, katoenzaadolie, sesamolie en grondnotenolie.’

‘Cocosolie? Daar heb ik van gedroomd.... en ook van de Amerikaansche koeien en de cow-boys.’

Meneer Van Dalen lachte vroolijk. ‘Of onze zaak u dus na aan 't hart ligt,’

veronderstelde hij.

‘Toch niet. Misschien komt dat nog. Maar vreemd is het, dat ik een paar keeren voor ik uw fabrieken bezoek, zulke droomen had.’

‘Er gebèuren vreemde dingen,’ besloot meneer Harders wijsgeerig.

Victory

(34)

29

De stille vuren en het hart.

Overal tusschen de verschillende gebouwen liepen smalle gangen, waarnaast de muren hoog oprezen. Daardoor leek het den heer en mevrouw Harders, toen ze de bezichtiging van Blue Band's geboortehuis waren begonnen, alsof ze zich in een doolhof bevonden. Door die gangen liepen mannen in druk bewegen, af en toe kwam een meisje te voorschijn, en overal waren ramen, waarachter het leven der fabriek in geklop, getik, geratel en gegons opbruiste.

Eerst gingen ze naar ‘de vuren’.

Een wachter trok een deurtje open en de hevige, stille gloed werd zichtbaar; elke oven leek een lange smalle baan van rood vuur, waarop ijle zwarte streepjes lagen, als een begin van dooving.

‘Dit zijn de oude ovens,’ zei meneer Van Dalen. ‘We hebben er ook nieuwe; komt maar eens mee!’

Een oogenblik later stonden ze in een ander lokaal, opnieuw voor ovens.

De hitte straalde naar hen toe als een benauwenis, zoodat ze onbewust even achteruit deinsden.

Victory

(35)

30

‘Dit is wit vuur,’ vertelde de geleider, ‘en u mag het alleen met beschermde oogen zien’.

Meteen reikte hij elk van zijn gasten een handspiegelvormig stuk hout toe met een stuk gekleurd mica er in. Ze keken er door, nadat een paar kleine kleppen aan de ovens waren geopend.

Fel en stil lag het vuur voor hen, zóó fel, dat het een verschrikking leek, welke onwillekeurig de gedachte opwekte, dat men daar in zou kunnen vallen.

Af en toe sputterde een dunne, doorzichtige vlam uit de kolenlaag omhoog, knapperde uiteen en viel neer, rees weer op en kromp opnieuw in.

‘Dat is een ontzettende gloed,’ zei meneer Harders eindelijk.

‘Om van te rillen, al lijkt het een dwaze uitdrukking,’ vond mevrouw. Nog even blikten ze in het vuur, nog even huiverden ze; toen sloot meneer Van Dalen de ovenkleppen en bracht z'n bezoekers naar de machinekamer.

‘Dit is nu “het hart” van het bedrijf,’ vertelde hij.

En hij nam zijn hoed af, alsof hij onbewust uiting gaf aan den eerbied, dien hij voor deze afdeeling koesterde.

Victory

(36)

t.o. 30

En vet zijn je glanzende koeien.... blz. 36.

Victory

(37)

t.o. 31

De karnzaal met zijn moderne karns... blz. 38.

Victory

(38)

31

In de ruime, lichte zaal stonden drie machines, één groote en twee kleinere, naast elkaar.

‘Die groote is onze oudste stoommachine, die renteniert,’ zei de machinist, die te voorschijn kwam. ‘De twee andere, hoewel kleiner van omvang, zijn van veel grooter capaciteit; het zijn z.g.n. stoomturbines, zooals u ziet, allebei van 't zelfde type. De middelste drijft nu de fabriek, de andere dient voor reserve. Ja, we zitten niet gauw verlegen: drie machines, welke elk alleen voldoende zijn voor wat van ze gevraagd wordt. Zij wekken de electriciteit op, die we noodig hebben, want alles gaat hier electrisch. En mochten de stoommachines, ondanks onze voorzorgen, toch te kort schieten, dan kunnen we den gemeentelijken electrischen stroom nog transformeeren.’

‘Dat zal wel nooit gebeuren,’ zei meneer Harders.

‘Vermoedelijk niet. Maar een bedrijf als het onze, met een paar duizend werkende menschen, mag niet aan risico onderhevig zijn.’

Dàt waren de bezoekers met hem eens.

‘En evenmin mag de stroom van producten, die uit onze fabriek de wereld in gaat, onderbroken worden,’ vulde meneer Van Dalen aan. ‘Ook dàt niet!’ stemde meneer Harders vol overtuiging toe.

Victory

(39)

32

De grondstoffen.

In de smelterij stonden de kuipen vol vet. In sommige was het vloeibaar en liet het zich aanzien als een onbewogen, diep water.

Geen rimpeltje, geen opborrelende luchtbel verbrak de oppervlakte.

In andere was de smelting pas begonnen en groote brokken blank vet staken puntig boven deze kuipen uit.

‘Hier ziet u nu onze grondstof,’ zei meneer Van Dalen. ‘Straks zult u ze ook nog op een andere plaats vinden, in de karnzaal, waar ze in de karns wordt uitgestort.’

‘Gebruikt u alleen vaste vetten of ook vloeibare oliën?’ vroeg meneer Harders.

‘Allebei, maar in hoofdzaak vaste vetten.’

‘Grondnotenolie is toch vloeibaar, meen ik.’

‘Ja, en katoenzaadolie en sesamolie ook. Maar we kunnen ze eerst harden.’

‘Door ze koud te maken?’ vroeg mevrouw naïef.

‘Dat zou weinig baat geven, mevrouwtje,’ lachte Van Dalen. ‘Want

Victory

(40)

33

als de boter in den handel kwam, zou een geringe verhooging van temperatuur den boel al bederven. Nee, dat gaat heel anders; daar is geen ijskast voor noodig.’

‘Hoe gaat het dan?’ vroeg ze vasthoudend.

De vriendelijke geleider wreef zich een paar keeren langs de kin. ‘Het valt niet mee om dat duidelijk te maken,’ zei hij. ‘Is u op de H.B.S. geweest?’

‘Diploma van de vijfjarige, hoor!’ lachte ze en er klonk triomf in haar stem.

‘O, dan is er geen kou aan de lucht. Kijk, het groote verschil tusschen oliën en vetten is vooral, dat de vetzuren in de eerste minder verzadigd zijn dan in de laatste.

Wanneer men nu waterstof op die onverzadigde zuren laat inwerken, dan verandert deze toestand.

Dat “inwerken” geschiedt bij hooge temperatuur door middel van een katalysator, dat is een stof, die de chemische werking bevordert, in ons geval nikkel.

Die brengt de waterstof in de onverzadigde vetzuren en de olie krijgt daardoor een hooger smeltpunt.

Victory

(41)

34

Hoe langer het proces volgehouden wordt, hoe vaster de olie wordt.

De katalysator dient alleen als koppelaarster, zelf blijft ze onaangetast.

Wij harden onze oliën in Zwijndrecht; daar hebben we er een fabriek voor.’

‘Hm, hm,’ kuchte meneer Harders, ‘ik geloof, dat m'n chemische kennis begraven ligt onder acten en testamenten.’

‘Hindert niet, beste kerel,’ lachte z'n vriend. ‘Daarom kun je onze

margarinebereiding even interessant vinden. Ik zou er niet eens over gesproken hebben, als mevrouw het niet gevraagd had.’

Mevrouw zei niets; ze piekerde er een oogenblik over, dat ook haar scheikundige kennis grootendeels gevlogen was.

‘De oliën moeten natuurlijk ook gezuiverd worden,’ vervolgde meneer Van Dalen.

‘Ze moeten reukloos, smaakloos en kleurloos zijn, voor we ze kunnen gebruiken. U merkt dus, dat er nog al wat te doen is, voor de eigenlijke margarine-fabrikatie kan beginnen.

Victory

(42)

t.o. 34

Die multiplexwals was een eigenaardig werktuig... blz. 43.

Victory

(43)

t.o. 35

De melkschat is wekelijks 200.000 tot 300.000 Liter... blz. 37.

Victory

(44)

35

In onze laboratoria, we hebben er drie en u kunt ze straks wel even bekijken, is men voortdurend bezig.

Daar worden de vetten onderzocht, daar wordt de melk onderzocht, daar wordt zelfs het perkament, waarin de margarine is verpakt, onderzocht.

En alles, wat daar gevonden wordt en tot betere uitkomsten of meer verfijnd product kan leiden, wordt practisch toegepast in de fabrieken zelf.

En dan onze monsterkamer! Elken morgen komt daar van alle karns een kistje boter, met de grondstoffen, die ervoor gebruikt werden, er bij.

De Directie en de karnmeesters, echte fijnproevers, onderzoeken den smaak en zoodra ze maar iets bemerken, dat niet in orde is, wordt de fout opgespoord.

Gewoonlijk vinden ze die al heel gauw, want hun routine in het keuren van de margarine is zóó groot, dat ze oogenblikkelijk bemerken, welk deel der grondstof niet aan de gestelde eischen voldoet.

Maar komaan, we hebben nu lang genoeg in deze smeltende vetten gestaard; een kijkje in de karnzaal is wel zoo aardig.’

Victory

(45)

36

De melk.

Holland, ze zeggen:

je grond is zoo dras - Maar malsch zijn je weiden

en puik is je gras

En vet zijn je glanzende koeien....

Hollands vee is een deel van z'n rijkdom, een deel van z'n glorie ook.

In de malsche weiden van z'n klei- of laagveengronden en op de weivlakten van z'n kunstmatig vruchtbaar gemaakten zandbodem grazen meer dan twee millioen runderen, wier goede kwaliteiten tot in Rusland, Canada en Rhodesia bekend en gewaardeerd zijn.

En bijna nergens binnen de landsgrenzen vindt men schooner koeien dan op de bloeiende Zuid-Hollandsche eilanden, die liggen ten zuiden van Rotterdam.

Victory

(46)

37

Van deze eilanden wordt de melk aangevoerd, die in Van den Bergh's Fabrieken dient tot bereiding van Blue Band of andere smakelijke merken.

De koeien staan onder geregelde contrôle van een veearts en de mogelijkheid, dat melk van zieke of minderwaardige koeien binnen de muren der fabriek zou komen, is dan ook volkomen uitgeschakeld.

De melkschat - wekelijks 200.000 tot 300.000 Liter - wordt bij aankomst gecentrifugeerd en gepasteuriseerd.

Bij de laatste bewerking wordt ze tot 85° Celsius verhit, teneinde ziektekiemen, indien deze onverhoopt aanwezig mochten zijn, te dooden.

En door de centrifuge worden room en ondermelk gescheiden. Van den room wordt natuurboter gekarnd, welke weer dient tot bereiding van melanges, en de ondermelk is na het vet de voornaamste grondstof voor de fabricatie van margarine.

Victory

(47)

38

De karnzaal.

De karnzaal met d'r moderne karns, d'r vele buizen en stangen, d'r groote koeltrommels en d'r bedrijvige werklieden was een gezellige plaats. ‘Dat is wat anders dan bij jou thuis,’ zei meneer Harders tot z'n vrouw. ‘Ja, onze karnkamer was zoo groot niet,’

stemde ze nederig toe.

‘En ook wat eenvoudiger ingericht.’

‘Ook dàt!’

‘En toch,’ zei de vriendelijke geleider, ‘hoe samengesteld u dit deel van ons bedrijf ook lijken mag, toch vindt u hier terug, wat u thuis eenmaal had. Maar het paard, dat bij u geblinddoekt rondliep en een gangpad in de bevloering liep, is hier vervangen door een motor. Elke karn heeft er een, gemonteerd op het deksel. De pols met gaten, die bij u op en neer danste, heeft hier plaats gemaakt voor twee groote van openingen voorziene vleugels, welke tegen elkaar indraaien. En de karn zelf is dubbelwandig en heeft een anderen vorm dan die, welke u kende. Maar drijfkracht, pols, karn, geroomde melk, tot zelfs het boterkleursel toe, alles is er, even als vroeger.’

Een werkman sloeg het deksel van een der karns open. Ze was leeg.

Victory

(48)

39

Maar even daarna stroomde door een aanvoerbuis met ruischend geluid de melk naar binnen en vulde een groot deel van de open ruimte.

‘En nu het vet, Jansen!’

Uit een andere opening viel nu als een kleine waterval een stroom doorzichtig vocht omlaag en verdween in de melk.

‘En nu het kleursel!’ Even later was dat in geringe hoeveelheid aan melk en vet toegevoegd; de motor werd aangezet, de vleugels begonnen te wentelen en brachten het nu roomkleurig geworden mengsel in hevige beroering.

‘Nu karnt u,’ zei mevrouw. ‘Gemakkelijker en beter dan mijn moeder indertijd, maar toch bijna evenzoo. Hoe lang duurt dat nu?’

‘Ongeveer twintig minuten.’

‘En dan?’

‘Laten we een paar stappen verder gaan, dan kunt u 't zien’.

Het karnen was daar juist afgeloopen en een dikke op slagroom gelijkende emulsie vloeide door den uitloop uit de karn en werd meteen bespoten door een krachtigen straal ijswater. Daardoor kristalliseerde ze en in parelvormige bolletjes vloeide ze met het ijswater in groote bakken. ‘Ziet u den vorm van de kristalletjes?’ vroeg meneer Van Dalen.

Victory

(49)

40

‘Precies pareltjes, nietwaar! Daaraan heeft de margarine haar naam te danken.’

Mevrouw Harders keek hem vragend aan.

‘Margarine is gevormd van margaritite, dat is: versteende parel.’

‘O, nu begrijp ik het!’

Het ijswater was intusschen weggevloeid en als een korrelig duin bleef de reeds op boter gelijkende massa liggen. Korten tijd slechts! Want even later zonk de bodem van het reservoir weg en het duin stortte naar beneden. Het werd opgevangen in een transportwagen en naar een koelkamer gebracht.

‘Wat gaat dat allemaal toch mechanisch!’ merkte meneer Harders op. ‘Van begin tot eind machine, machine. Die is koning, en de werkman is de nederige dienaar van deze majesteit.’

‘Ja, de werkman mag de grondstoffen, nadat ze gezuiverd zijn, zelfs niet aanraken.

Hier niet en later bij 't inpakken evenmin. De zindelijkheid en de hygiëne worden hier uitgebuit. Je zult gemakkelijk begrijpen, dat het noodzakelijk is.’

Meneer Harders knikte.

‘Wat zijn dat voor groote dingen?’ vroeg hij.

Victory

(50)

41

‘Dat? O, dat zijn koeltrommels. Die worden afgekoeld tot minus 18° en draaien dan door een bak, waarin de emulsie uit de karns is gepompt. Ze nemen een dun laagje mee, dat dadelijk kristalliseert en aan de andere zijde wordt afgeschrapt. Die trommels doen dus denzelfden dienst als het ijswater van zoo pas.’

‘Nog één vraag,’ zei mevrouw.

‘Tien als u wilt.’

‘Straks misschien de andere. Maar waarom hebben die karns een dubbelen wand?

Dat was bij ons thuis toch niet het geval.’

‘Natuurlijk was de oude manier van karnen primitiever. Om een smakelijk product te krijgen, is het gewenscht, dat de emulsie onder 't karnen steeds dezelfde temperatuur heeft. Dat bereiken we met een dubbelen wand. Daar wordt stoom tusschen geperst van een constanten warmtegraad, zeer eenvoudig, zooals u merkt.’

Mevrouw lachte.

‘Ja, ja, per slot van rekening is alles eenvoudig,’ zei ze, ‘maar met zulke eenvoudigheid hebt u een prachtinrichting gekregen.’

Meneer Van Dalen boog beleefd, gevleid door het compliment, doende toch, alsof hij er slechts scherts in speurde.

Victory

(51)

42

Laatste bewerking.

Verscheiden transportwagens waren, loopende over rails, in groote koele lokalen te zamen gebracht. Elk ervan droeg een gouden vracht van margarine in wording.

‘Hoe lang blijven die hier nu staan?’ vroeg meneer Harders.

‘Zes à acht uren.’

‘En waarvoor dient dat?’

‘Wel, het aroma van de melk moet de margarine goed doordringen. Daar is tijd voor noodig. Straks wordt het overbodige vocht er uitgeperst, voor een groot deel tenminste, terwijl de geur en de smaak in het vet blijven, dat daardoor de natuurboter zeer nabij komt.’

Plots begonnen een paar witgekielde mannen een wagen voort te duwen.

‘Laten we meegaan’, stelde Van Dalen voor, ‘dan maakt u de lotgevallen van de margarinekristallen mee.’

Ze volgden den wagen, die naar een andere zaal gereden en daar in een lift opgeheven werd tot dicht bij het plafond. Daarlangs bewoog hij

Victory

(52)

43

zich mechanisch tot hij boven den inlaat van een z.g. multiplexwals kwam. Als met gulzige kaken ontving deze den geheelen inhoud van den wagen.

Die multiplexwals was een eigenaardig werktuig. Ze bestond uit een drievoudige opeenvolging van een lang, vijzelvormig stuk hout, dat door Van Dalen een ‘worm’

genoemd werd, en een paar rollen, de wals, waartusschen de boter gekneed moest worden. Aldus:

inlaat worm wals worm wals worm wals uitlaat.

De eerste worm wentelde al kronkelend de margarine naar boven, waar ze door de rollen van de wals werd opgevangen en geducht gekneed. Daarna kwam ze binnen 't bereik van den tweeden worm, die deed, wat z'n voorganger had gedaan.

Met belangstelling volgden meneer en mevrouw Harders de bewerking.

‘'t Lijkt nu al precies boter’, zei mevrouw.

‘Ja, 't is ook bijna zoover. De walsen hebben de massa niet alleen gekneed, maar er ook het overtollige vocht uitgeperst. Margarine mag,

Victory

(53)

44

evenals natuurboter, niet meer dan 16% vocht bevatten; grooter hoeveelheid zit er dan nu ook niet meer in.’

Ze volgden den gelen stroom, die hen naar een andere wals voerde, de tafelwals.

Dat was een groote, draaiende, naar de kanten iets afloopende schijf, die zich onder een van veel houten schoepen voorziene rol langs bewoog.

De schoepen, precies boterspaantjes, wentelden door de margarine heen, die aldus voor den laatsten keer gekneed werd. Tegelijkertijd werd ze gezouten.

‘Nu gaat ze naar de koelkamers.’

‘Naar moeders kelder,’ zei mevrouw en een lach vloog over haar gezicht.

‘Juist, naar moeders kelder, en daar blijft ze, tot ze verpakt moet worden.’

Meneer Van Dalen nam een mes, sneed een klein stukje margarine af en bood het z'n buurdame aan.

‘Denk aan je principes,’ waarschuwde haar eega. ‘Wat een boer niet kent....’

‘Dat eet hij niet,’ vulde ze aan. ‘Maar dit ken ik nu; dit heb ik zien

Victory

(54)

45

worden van begin tot eind en dit éét ik. En als we thuiskomen, eet jij het ook; zooveel wil ik je nou al wel vertellen.’

Het stukje margarine verdween in haar mond.

‘En?’ vroeg meneer Van Dalen.

‘'t Smaakt heerlijk,’ antwoordde ze. ‘Even goed als moeders eigen boter, die het summum van deugd en goeden smaak was.’

‘Maar nu de naastliggende vergelijking. Moeders boter zou nu f 1.30 per pond kosten en deze margarine.... welk merk is het?’ vroeg hij, zich omwendende, aan den werkman, die naast hem stond.

‘Blue Band, meneer! En daar hebt u ons nieuwste fabrikaat: Marva.’

‘Welnu, deze Blue Band kost u f 0,60 per pond en die Marva f 0.50. Als u ze koopt, wint u dus meer dan den halven prijs. En als u ze in de keuken gebruikt, waarvoor ze zich bijzonder eigent, dan verdwijnt elk verschil in smaak, dat er voor

overgevoelige tongen nog mocht bestaan.’

‘Als we thuis zijn, zul je d'r over kunnen oordeelen, Frits,’ lachte mevrouw.

‘Ik ben tot alles bereid,’ zei meneer laconiek.

Victory

(55)

46

Een verrassende aanblik.

Toen de reizigers na veel omzwervingen in het nijvere rijk van het Blue Band-meisje eindelijk de grootste der verpakkingszalen binnentraden, kwam een golf van verrassing hun tegemoet.

Nooit hadden ze een plaats gezien, waar gezelligheid en arbeid zoo wèl te zamen waren gevoegd.

Honderden jonge meisjes, allen gekleed in hagelwitte jassen, het hoofd gedekt met een muts van dezelfde kleur, waren bezig de bekende Blue Band-margarine te verpakken, eerst in papier, daarna in kartonnen doozen of houten kistjes.

De adem van het werk ruischte door de zaal, overal tikte en tokkelde en klopte het; kleine machines deden jachtend haar plicht; de glijband slierde weg, beladen met kostbare vracht; de stemmen der verpaksters klonken door den vroolijken roezemoes heen.

En door al die geluiden en tusschen de vele machines bewogen zich of stonden de jonge lenige werksters in haar blanke omhulsels.

‘Kijk, kijk’, zei meneer Harders, ‘dat is interessant.’

Victory

(56)

t.o. 46

Een verrassende aanblik... blz. 46.

Victory

(57)

t.o. 47

....dat schalksche blondje spijkerde in één dag de zijwanden van 2400 kistjes.... blz. 54.

Victory

(58)

47

‘Een eenig gezicht,’ vond mevrouw, ‘al dat drukke gedoe, dat vele van menschen en voorwerpen.’

‘Een schilderij, vrouw.’

‘Nee, een schilderij vind ik het niet.... dàt niet.... 't is.... 't is.... ik kan het niet juist zeggen, maar als ik hóórde wat ik hier zie, zou ik een lied van den arbeid in mijn ooren hebben. Leven, krachtig, bruisend leven is het voor me.’

Van Dalen lachte.

‘U wordt dichteres, mevrouw.’

‘Dank u. Maar u hebt ongelijk. De inspiratie ligt hier wel, maar het kunnen ontbreekt helaas.’

‘Ziet u wel, dat hier alleen machinaal verpakt wordt? Geen hand komt er aan de margarine, de machine doet alles.’

Ja, zoo'n machine, lang en smal, was een wonder van vinding. Boven in werd de margarine gestort; ze daalde en vormde een hoekig stuk; ze ging opnieuw een trapje lager en een mes sneed het stuk in halve ponden; elk half pond viel op een blad bedrukt papier, dat weer iets naar beneden, juist op tijd er onder schoof; twee kleine armpjes vouwden daarna het papier dicht, waarna het, geheel

Victory

(59)

48

ingepakt nu, door het meisje, dat de machine bediende, werd opgenomen en gewogen.

Want het gewicht van elk stuk werd gecontroleerd!

Zeventig halve ponden leverde elke machine per minuut af!

‘Wat een vaardigheid moeten zulke meisjes hebben!’ vond meneer Harders.

‘Routine!’ zei z'n vriend, alsof dat woord alles verklaarde. En voor hem bestond er ook niets anders dan dat, want geheel het bedrijf, wat de werklieden betrof, berustte daarop. Routine en specialisatie van den arbeid vormden werkkrachten van zeer groote, zij het dan ook eenzijdige productiviteit.

De gewogen stukjes Blue Band kwamen dadelijk in kistjes, die, als ze gevuld waren, machinaal werden dichtgespijkerd. De glijband bracht ze vervolgens naar de plaats, waar ze voor de verzending werden opgeslagen.

Later gingen ze op dezelfde wijze door een tunnel, die onder de Nassaukade doorliep, naar de haven, waar schepen voor het vervoer gereed lagen.

In een kleine zaal werden andere merken dan Blue Band met de handen

Victory

(60)

49

verpakt. Maar geen van de meisjes raakte ooit de margarine met de handen aan.

Zoo groot was de vaardigheid van deze paksters, dat het mevrouw Harders toeleek, alsof ze weinig minder presteerden dan de machines, die ze even te voren hadden gezien. Dat was natuurlijk verbeelding.

Maar de vlugheid van de meisjes bereikte in die verbeelding toch een groote waardeering.

‘Het is een schilderij,’ zei meneer Harders, toen hij, voordat hij de zaal verliet, nog eens omkeek.

‘Een gedicht,’ beweerde mevrouw.

‘Ieder, die hier komt, vindt het aardig,’ merkte meneer Van Dalen nuchter op.

Voor hem was de poëzie, die er school in dit deel van het groote bedrijf, bijna onvindbaar geworden.

Victory

(61)

50

Nevenbedrijven.

Allerlei nevenbedrijven hadden de gasten, al rondgaande, in werking gezien.

In de groote smederij botsten daverende hamerslagen tegen muren en zoldering op; boren wentelden haar fijne stalen punten door dikke ijzeren staven heen; zagen sneden het metaal, of het hout was; het vuur van de smidse vonkte; een blauwe steekvlam ruischte.

Elk machine-onderdeel kon hier worden hersteld.

In den timmerwinkel werden o.a. wormen gemaakt, zooals elke multiplex-wals er drie had.

Op een andere plaats aanschouwden de Hardersen de fabricatie van ijs.

Onder een aantal luiken liep een stroom van tot beneden het vriespunt afgekoelde pekel. IJzeren vormen, volgepompt met leidingwater, werden er heel langzaam doorgetrokken en verscheidene meters verder weer opgehaald. Het water was veranderd in ijs, vastgevroren aan den vorm.

Victory

(62)

t.o. 50

Drukkerij... blz. 55.

Victory

(63)

t.o. 51

...met een schichtige uitdrukking in haar oogen... blz. 59.

Victory

(64)

51

Een onderdompeling in warm water was echter voldoende om de blanke staaf van haar omhulsel los te maken.

In de afdeeling voor de cartonnage werden stukken bordpapier zoo spoedig herschapen in doozen, dat het leek, alsof een onafgebroken stroom van de haastige handen der werksters afvloeide.

Een andere zaal huisvestte eenige mannen en vele meisjes, die de blikken bussen gereedmaakten, waarin de margarine naar de tropen wordt verzonden.

Elk had hier maar een klein onderdeel van het werk te doen; de een knipte lange reepen blik in stukken, heel den lieven dag; de tweede boog ze rond, om een vorm heen; de derde laschte den naad....

‘Die virtuositeit....,’ begon meneer Harders. ‘Elke werkkracht is

bewonderenswaardig, maar de arbeid zelf.... Het lijkt me vreeselijk toe, zoo uur na uur te moeten knippen of soldeeren. Ik zou het niet kunnen doen.’

‘Gewoonte,’ zei de geleider. ‘Heb je wel eens aan je klerken gedacht?’ ‘Ja.... nee....

wat bedoel je met die vraag?’

‘Wel, die zitten den heelen dag op hun kruk en maken letters, niets

Victory

(65)

52

dan letters. Van negen tot tien, en van tien tot elf. Des zomers en des winters, of de regen bij stroomen uit de lucht valt, dan of de zon aan den hemel lacht. Deze meisjes en mannen zouden met jouw klerken niet graag willen ruilen. Schrijven, letters vormen, dag in dag uit! ‘Dank je wel,’ zouden ze zeggen, ‘laat ons liever bussen maken.’

Mevrouw lachte van ganscher harte.

‘Die heb je te pakken, man!’ spotte ze.

‘'t Is ad rem,’ antwoordde meneer. ‘Het blijkt al weer, dat wij menschen de zaken te veel van één kant beschouwen. Maar, Van Dalen, dit zul je me toch moeten toegeven, dat het handwerk vroeger mooier was dan nu.’

‘Dat ben ik met je eens,’ was 't antwoord. ‘Maar de industrie heeft zoo'n vlucht genomen, dat ver doorgevoerde splitsing van het ambacht noodig is geworden. We leven niet meer in de 17e of 18e eeuw. Ongetwijfeld hebben we, als we naar den ouden tijd kijken, iets verloren.

Maar.... ook veel gewonnen; denk maar eens aan Blue Band, die was er toen niet.’

En Van Dalen knipoogde even, een guitigen trek om z'n mond.

Victory

(66)

53

Het blondje.

‘Het blondje’ was den anderen de baas. Een opzichter vertelde het en meneer en mevrouw Harders wilden het gaarne gelooven.

Het blondje was een jong, fijn meisje met heldere oogen en rappe handen. Evenals vele anderen stond ze naast een machine, die de vier zijplankjes aaneen spijkerde, waaruit de Blue-Bandkistjes zouden ontstaan. Deze plankjes schoven naar haar toe.

Op een andere plaats waren ze op maat gesneden, daarna waren ze bedrukt met merk en firmanaam. En nu lagen ze daar gereed voor haar zoekende handen.

Ze moest ze opnemen en zorgen, dat de bedrukte kant buiten kwam; ook moest ze haar aandacht schenken aan de inkepingen, die in twee der plankjes zaten en die een vaste plaats hadden. Viermaal moesten ze daarna onder de machine worden gehouden, die met zwaren druk de hoeken vernagelde.

Meneer Harders rekende uit, hoe lang hij werk zou hebben om al deze bewegingen uit te voeren en hij bevond, dat er vijf minuten mee heen zouden gaan.

Victory

(67)

54

Zij deed het vlugger. ‘Routine!’

Dat kittige ding, dat schalksche blondje, spijkerde in één dag de zijwanden van 2400 kistjes.

De opzichter vertelde het, vol trots, dat hij zoo'n werkster had.

Het blondje glunderde.

Meneer Harders rekende uit: in acht uren 2400, dat was per uur 300, per minuut 5 stuks....

Vol verbazing keek hij naar haar rustig beweeg.

Hij één in vijf minuten.... zij vijf in één minuut! Er was een rekenkunstige opgave van te maken!

Routine! Wat méér toch ook nog.

Toen vloog er een glimlach over z'n gezicht en hij zei: ‘Vrouw, weet je wat ik wou?’

Vragend keek ze hem aan.

‘Dat jij zóó'n dienstmeisje had.’

Toen schoot het blondje, dat onder de spiedende oogen een rood kleurtje op haar wangen had gekregen, in een hartelijken lach.

De spijkermachine rustte even en als dien dag de 2400 stuks niet bereikt zijn, dan was dat de schuld van een geestdriftigen bezoeker.

Victory

(68)

55

De drukkerij.

Het laatst van al bezochten ze de drukkerij.

Voor hun geest zweefde een visioen van een klein, duister lokaaltje met een paar mannen er in, die zwoegden naast een ouderwetsche drukpers. Maar ze vonden heel wat anders.

Een aantal groote, lichte, ineenloopende lokalen met tal van de meest moderne persen, waarop drukwerk vervaardigd werd, dat zelfs het hart van een verfijnden kenner kon verrukken. Ze zagen ze te voorschijn komen: blanke vellen papier met opschriften in twee- en driekleurendruk. Tal van boekjes en brochures werden hun getoond. Ook platen, waaronder er waren van groote schoonheid.

‘Victory!’ riep mevrouw Harders, toen ze plots een wonderschoone afbeelding zag.

‘Victory?’ vroeg meneer Van Dalen en er lag verbazing in zijn stem. ‘Hoe komt u aan dien naam? Het is het Blue Band-meisje. Overigens is ze naamloos.’

‘O, maar voor mij niet! Wij kènnen elkaar, nietwaar Victory?’

En toen - neen mevrouw Harders verbeeldde 't zich niet - toen vloog

Victory

(69)

56

plots een lach als een lichtschijn over 't lieve kopje. Niemand zag dien glans, dan zij alleen. Tòch verbeelding dus!

‘Is die plaat hier ook gemaakt?’ vroeg meneer Harders.

‘Zeker, en deze ook, het Marva-meisje, het tienjarige zusje van mejuffrouw Blue Band. Dat kleine verkoopstertje in haar aardig Schotsch japonnetje kunt u

tegenwoordig overal ontmoeten: in allerlei dag- en weekbladen, in duizend-en-een winkels, op aanplakborden en.... in uw brievenbus. Door de blauwe Schotsche verpakking kunt u de margarine gemakkelijk herkennen. Wel een aardige plaat, hé?

De cliché's voor zulke afbeeldingen maken we zelf ook.’

‘Maar dan hebben jullie een van de best ingerichte drukkerijen van ons land!’

‘Dat hebben we ook!’ Kalm en overtuigd kwamen die woorden er uit, alsof het vanzelf sprak, dat bij al het uitstekende, dat zich binnen de muren der fabrieken bevond, ook dit gevoegd werd.

‘En dat alleen om reclame te maken?’

‘Daarvoor niet alleen. Voor een bedrijf als het onze is heel veel drukwerk noodig.

Denk alleen maar eens aan de verpakkingen. Drie machines doen dag in dag uit niets anders dan de Blue-Bandverpakking

Victory

(70)

57

drukken. En vergeet niet, dat onze boter over geheel Nederland en Indië wordt verspreid. Bovendien hebben we in bijna alle Europeesche landen zusterinrichtingen, waarvan sommige de fabrieken te Rotterdam overtreffen.’

‘Kolossaal, kolossaal,’ zei meneer Harders en z'n hoofd wiegde heen en weer.

‘Eén ding,’ zei mevrouw, ‘zou ik nu nog willen weten. Is margarine even voedzaam als natuurboter?’

‘Even voedzaam,’ antwoordde Van Dalen en z'n bevestiging was, wat den toon betrof, onaanvechtbaar. ‘Maar of ik dat zeg, dat geeft u niet veel....’

‘O, maar ik geloof u dadelijk.’

‘Dank u! Maar er zijn vele Thomassen, die moeten zien voor ze gelooven. Voor die lui hebben we een brochure samengesteld, waarin de voedzaamheid van margarine vergeleken wordt met die van natuurboter. Niet door òns, maar door wetenschappelijke menschen. Hier hebt u er een, dan kan u die thuis eens op uw gemak doorlezen.’

En hij stopte z'n gast een dun boekje in handen.

§)

§) Zie aanhangsel.

Victory

(71)

58

De laatste vesting valt.

De Hardersen waren sinds eenige dagen teruggekeerd. Meneer passeerde den avond reeds in z'n gezellige kegelclub en mevrouw zat, nu de kinderen naar bed waren gebracht, in den rossen schijn van een schemerlamp te peinzen.

En zie, plots kwam het figuurtje aangezweefd, dat ze nu reeds zoo goed kende.

‘Ha, Victory, komt ge nog eenmaal tot mij?’

‘Ik ben altijd bij u geweest! Ik heb u vergezeld naar Den Haag en Rotterdam; ik was het ook, die u in angstige spanning bracht en die u dwong uw kinderen achter te laten onder de hoede van een ander.’

‘En waarom dat allemaal?’

‘Om den wille van den naam, dien ik droeg. Uw vooroordeel tegen iets, dat ge niet kendet, is immers overwonnen?’

‘Gij hebt het gezegd. Maar wat baat zoo'n overwinning? Gisteren ben ik naar moeder geweest en warm heb ik gepleit voor het gebruik van Blue Band. Maar denkt ge, dat het iets gegeven heeft? Moeder schudde

Victory

(72)

59

d'r hoofd en zei: “Alles goed, maar ik houd me aan natuurboter.” Ge kunt toch moeilijk iedereen naar Rotterdam voeren....’

‘Kom mee, dezen éénen avond nog,’ zei Victory.

Samen zweefden ze weg.

Een spanne tijds daarna bevonden ze zich voor de woning van mevrouw Harders' ouders, waarvan de muren doorzichtig waren als glas.

De oude vrouw was druk bezig in de keuken. Ze had de deur dicht gedaan; telkens keek ze er naar met een schichtige uitdrukking in haar oogen. Elk van haar

bewegingen getuigde van geheimzinnigheid.

‘Moeder gaat het avondeten verzorgen,’ zei mevrouw Harders. ‘Vreemd, dat vader en zij elken avond gebakken aardappelen moeten hebben. Die ouderwetsche gewoonte willen ze maar niet laten varen.’ Vol belangstelling keek ze naar het gebeuren, dat ze toch zoo goed kende.

De schaal met aardappelen werd gereed gezet: de pan stond er naast, wachtende op de kluit boter, die weldra de kleine ruimte met een heerlijken braadgeur zou vervullen.

Victory

(73)

60

En toen gebeurde het ongedachte!

De oude vrouw legde luisterend even haar oor tegen de deur, alsof ze bang was dat ‘vader’ haar in heur bezigheid zou overvallen.

Toen tastte ze in de diepte van de kast en haalde een pakje te voorschijn.

Wit papier, waardoor de goudgele inhoud zichtbaar was.... wit papier met blauwe strepen en letters....

Blue Band!

Ze sneed er een stuk af en weldra siste het vroolijk in de pan. Haastig borg ze het overgeschoten deel weg....

‘Welnu?’ vroeg Victory.

Haar metgezelle beantwoordde de vraag niet: haar verwondering was te groot.

In de huiskamer zat vader.

Moeder zette de gebakken aardappelen voor hem neer en hij snoof begeerig den prikkelenden geur op.

‘Dat zal smaken!’ meende hij.

‘'t Kon je wel eens tegenvallen,’ beweerde zij.

Ze schoven aan en zij at met heel kleine beetjes. Traag gingen haar

Victory

(74)

61

tanden, want ze proefde de margarine. En telkens keek ze hem aan, of hij z'n vork haast ontstemd zou neerleggen, of hij eindelijk zou verklaren, dat het niet smaakte.

Hij hàd zoo'n fijne tong!

Maar hij at door, vol graagte.

Toen kon ze zich niet meer bedwingen. ‘Vader,’ vroeg ze ‘smaakt het je goed?’

‘Uitstekend!’ getuigde hij.

‘Vind je niet, dat er een vreemde smaak aan de aardappels zit?’

‘Vreemd, wat je vreemd noemt! Ze smaken vanavond héél lekker. Ik denk, dat je den boterpot goed hebt aangesproken.’

‘Ik verbeeld me toch, dat er iets niet deugt.’

‘Och kom,’ zei de oude man korzelig, ‘wat zou er niet deugen? Verbeelding is erger dan de derde-daagsche koorts. Ik neem nog een beetje.’

Even was het nu stil.

‘Vader,’ begon zij weer, ‘ik denk, dat ik het toch eens met die margarine, waar Suze van sprak, zal probeeren.’

‘Met die Blue Band?! Ben je!! Dat proeven wij toch dadelijk! Nee, nee, jij houdt je maar aan natuurboter. Suze mag praten, wat ze wil,

Victory

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met ProRail wensen wij samen met de loka- le omgeving, belanghebbenden en belangenverenigingen na te gaan of er veiligheidsmaatregelen voor deze bewaakte overwegen mogelijk zijn en

Aan: Rita Kleijwegt (Gemeente Arnhem); Thor Smits (Gemeente Arnhem); Jan van Dellen (Wethouder Arnhem) Onderwerp: RE: Reactie en spoed verzoek

Hierbij delen wij u mede dat wij gezien de complexheid en de omvang van het verzoek helaas niet tijdig de stukken aan u kunnen overhandigen.. Het Wob-verzoek is op 15 december

Wij verzoeken u het eerste punt van uw Wob verzoek - alle communicatie waaronder (maar niet beperkt tot) de brieven, memo's, e-mails, rapporten, voorstellen en besluiten die u bij

De verkiezingen van 2010 hadden een stap naar een politieke oplossing kunnen zijn, maar meer dan 400 kandidaten werden uitgesloten van deelname omdat ze actief waren geweest in

Heel nauw ben ik met Julien Schreyen niet verbonden geweest de langste tijd van zijn leven – maar in de begintijd, de jaren op het seminarie en vooral nadien in Leuven, zijn nog goed

Om zeker te stellen dat deze ruimte ook daadwerkelijk beschikbaar komt voor de grensoverschrijdende proefstortingen verzoeken wij u om de vergunde stortcapaciteit van de

Van Deún is één van hen, in zijn brief schrijft hij: "De klachten gaan alleen wel onverminderd door en ik ervaar dat veel collega-raadsleden en de inwoners niet het idee