• No results found

Bijlage-BEA-Crossroads.pdf PDF, 19.63 mb

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijlage-BEA-Crossroads.pdf PDF, 19.63 mb"

Copied!
104
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

StedelijkGroen

Bomen Effect Analyse

Crossroads

Groningen

www.stedelijkgroen.com

(2)

Opdrachtgever

Geveke Bouw&Ontwikkeling Machlaan 35

9761 Tk Eelde (Gn)

Contactpersoon: Dhr. M. Visser

Opdrachtnemer Stedelijk Groen bv Meentweg 18 9756 AN Glimmen

Auteur: Luchel Timmer (ETT)

Kenmerk

Geveke M0270619 - BEA Crossroads

Datum 21-10-2019 Versie V3.3

(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding... 4

1.2. Algemeen ... 4

2. Doelstelling ... 5

3. Eigendomsverhoudingen ... 6

4. Inmeten beplanting ... 6

5. Regelgeving en beleid van toepassing op dit project ... 8

6. Inventarisatie ... 13

6.1. Kwaliteit Houtopstand ... 17

7. Plannen ... 19

7.1. Ruimtelijke ingreep ... 19

8. Conflictsituaties bomen/houtopstand nieuwbouw ... 24

8.1. Potentieel monumentale Bomen ... 25

8.2. Toelichting per categorie ... 25

8.3. Toelichting - Vellen wegens ruimtelijke ingreep ... 26

8.4. Te vellen bomen ... 27

8.5. Te vellen houtopstand ... 28

9. Gevolgen ... 28

10. Groenbalans ... 29

10.1. Groencompensatie ... 29

10.2. Beheer te handhaven beplanting ... 30

11. Te realiseren houtopstanden binnen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ... 30

11.1. Nieuw te planten bomen ... 31

11.2. Soortkeuze/groeivoorwaarden nieuw te planten bomen... 31

11.3. Te realiseren groenvlakken ... 33

12. Alternatieven ... 33

13. Wet natuurbescherming ... 35

14. Maatregelen boom- en houtopstandbescherming ... 36

15. Bijlagen ... 40

(4)

1. Inleiding

Deze Bomen Effect Analyse (hierna: BEA) is geschreven in opdracht van Geveke Bouw&Ontwikkeling en heeft betrekking op een perceel gelegen aan het Reitdiep te Groningen. Het terrein was in het verleden in gebruik als ACM-locatie. Het plangebied wordt begrensd door de Friesestraatweg en het Reitdiep, zie ook rood kader op onderstaande afbeelding.

1.2. Algemeen

De ruimtelijke ontwikkeling bestaat uit de realisatie van circa 290 woningen bestaande uit een aantal kadewoningen en appartementen met bijbehorende infrastructuur, parkeergelegenheid en groenvoorzieningen.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is voor het verkrijgen van een “dringende reden” een vastgestelde Bomen Effect Analyse (BEA) vereist. Pas wanneer een dringende reden voor het verwijderen van een houtopstand is verkregen kan de omgevingsvergunning aangevraagd en verleend worden.

Afbeelding 1: Locatie en begrenzing plangebied “Crossroads”

(5)

Herplantplicht

Het college legt voor iedere gevelde houtopstand een herplantplicht op voor een nieuwe houtopstand.

Tenzij de standplaats van de houtopstand vanwege een ruimtelijke ontwikkeling verdwijnt en er binnen het projectgebied of in de nabijheid (in een straal van 500 m) geen geschikte ruimte voor een nieuwe houtopstand is wordt er ter compensatie als bedoeld in artikel 6 in het groencompensatiefonds (zie bijlage) wordt gestort.

Financiële Compensatie

Als door een ruimtelijke ontwikkeling de houtopstand afneemt, legt het college een financiële compensatie op zoals in de groencompensatieregeling is bepaald.

2. Doelstelling

In opdracht van Geveke Bouw&Ontwikkkeing heeft Stedelijk Groen bv deze BEA opgesteld. Deze BEA maakt de effecten van de te realiseren ruimtelijke inrichting op de bestaande bomen en houtopstanden inzichtelijk. De BEA is opgesteld aan de hand van het door Geveke Bouw&Ontwikkeling aangeleverde definitieve ontwerp (DO)

Op basis van de analyse wordt nagegaan welke bomen en houtopstanden gehandhaafd of verwijderd dienen te worden. Binnen de invloedsfeer van het te ontwikkelen project wordt onderzocht of er te verwijderen bomen en/of houtopstanden aanwezig zijn die eventueel verplant kunnen worden.

Daarnaast wordt er met betrekking tot de te handhaven bomen aangegeven op welke manier betreffende bomen duurzaam te behouden zijn. Hiervoor worden zo mogelijk boomvriendelijke alternatieven voorgesteld.

(6)

3. Eigendomsverhoudingen

Deze BEA heeft betrekking op de ruimtelijke ontwikkeling van de kadastrale percelen 8105, 8106, 8107 en de invloed hiervan op de percelen 4408 en 5378. De percelen 8105 en 8107 zijn in eigendom van Geveke Bouw&Ontwikkeling. Beplanting binnen de invloedsfeer van deze ruimtelijke ontwikkeling is gesitueerd op de kadastrale percelen 5378 en 4408. Kadastraal perceel 4408 grenst aan de zuidzijde en is in eigendom van de gemeente Groningen, evenals perceel 8106. Aan de zuidoostzijde grenst kadastraal perceel 5378 aan het te ontwikkelen perceel. Perceel 5378 is in eigendom van Railinfratrust B.V. Aan de noordoostzijde ligt het Reitdiep. (zie afbeelding 1 en 2).

4. Inmeten beplanting

Om inzicht te krijgen in de aard en de status van de beplanting binnen de invloedsfeer van het te ontwikkelen project, is de aanwezige beplanting landmeetkundig ingemeten.

Zowel de bomen als de houtopstanden zijn opgenomen in de aansluitende inventarisatie. Aan de hand van een visuele boombeoordeling (VTA) zijn boomkenmerken als stamdiameter, kroondiameter en conditie

Afbeelding 2: Locatie bomen en houtopstanden binnen de invloedsfeer van het project “Crossroads”

(7)

opgenomen (zie bijlage). De posities van de ingemeten bomen, inclusief boomnummering en kroonprojecties, zijn weergegeven op de tekening in afbeelding 3.

Op basis van de inventarisatiegegevens zijn bomenlijsten en kaartmateriaal (inclusief boomnummering en kroonprojecties) vervaardigd.

Naast deze kwantitatieve beoordeling wordt, daar waar relevant, een kwalitatieve beschrijving van de bomen gegeven.

Naast structurele gebreken als zwamaantastingen kunnen bomen over tijdelijke gebreken beschikken.

Tijdelijke gebreken zijn bijvoorbeeld probleemtakken (dood hout, zuigers, te laaghangende takken) welke doormiddel van snoei te verhelpen zijn. Daarnaast wordt onder meer, voortvloeiend uit de inventarisatie beoordeeld of de boom (potentieel) monumentaal is.

Afbeelding 3: Ingemeten boompunten met kroonprojecties huidige situatie

(8)

5. Regelgeving en beleid van toepassing op dit project

Het project Crossroads wordt getoetst aan regelgeving en beleidsregels zoals deze zijn verwoord in hoofdstuk 15 Bijlagen. Naast de regelgeving en beleidsregels blijkt uit de volgende beleidstukken de grote waarde die (de bestuursorganen van) de gemeente Groningen hecht(en) aan bomen en houtopstanden binnen de bebouwde kom:

• APVG/Beleidsregels APVG Vellen van een houtopstand (2017)

• Nota Bladgoud (2013);

• Groenstructuurvisie ‘Groene Pepers’ (2009);

• Bomenstructuurvisie ‘Sterke Stammen’ (2014);

• Stedelijke Ecologische Structuur (SES) (2014).

Deze beleidsstukken en de regelgeving zijn van toepassing bij het opstellen van deze BEA en te verkrijgen bij de gemeente Groningen (www.gemeente.groningen.nl). In de volgende paragrafen wordt per beleidskader een uiteenzetting gegeven van de relevante regels/normen.

Algemeen Plaatselijke verordening Groningen (APVG)

Om de uitvoering van dit project mogelijk te maken, moeten er bomen en houtopstanden verwijderd worden. De APVG is van kracht, een omgevingsvergunning met activiteit vellen van bomen en houtopstanden is daarom vereist.

Beleidsregels APVG Vellen van een houtopstand

Dit plan betreft een ruimtelijke ontwikkeling. Indien er binnen- of in de directe omgeving van het projectgebied gecompenseerd kan worden door nieuwe bomen en houtopstanden te planten, dan is financiële compensatie niet nodig.

Nota Bladgoud

In de actualisatie ‘Bladgoud’ worden de gegevens van zowel de particuliere- als de gemeentelijke monumentale bomen vergeleken met de gegevens uit voorgaande jaren. In de nota ‘Bladgoud’ is het voornemen gemeld om monumentale bomen op te nemen in bestemmingsplannen, een bijdrageregeling voor particuliere eigenaren in te stellen, een groencompensatie fonds op te richten en alle particuliere eigenaren te informeren over hun bezit.

(9)

Groenstructuurvisie voor Groningen “Groene Pepers"

Volgens de groenstructuurkaart van de gemeente Groningen valt de houtopstand parallel gelegen aan de Friesestraatweg onder de Basisgroenstructuur (afbeelding 4). Hiervoor geldt dat er gestreefd wordt naar versterking van de functionele kwaliteit en completering van de samenhang in het netwerk.

Afbeelding 4: Kaartfragment groenstructuurvisie

(10)

Bomenstructuurvisie ‘Sterke Stammen’

De houtopstand parallel langs de Friesestraatweg valt binnen de invloedsfeer van het te ontwikkelen plangebied en is onderdeel van de bomenhoofdstructuur. De bomen hebben vanuit de Bomenstructuurvisie de status “Bomen in een rij “(afbeelding 5).

Het gemeentelijke beleid richt zich op het behoud en compleet maken van de hoofdbomenstructuur, het opheffen van knelpunten in die structuur en het voorkomen van nieuwe knelpunten door duurzaam boombeheer. Een continuerende bomenstructuur, waarin de bomen op regelmatige afstand van elkaar zijn geplant en gaten in de structuur zijn opgevuld, is dan het uitgangspunt.

Afbeelding 5: Kaartfragment boomstructuurvisie

(11)

Stedelijk Ecologisch Structuur

Het projectgebied is binnen de Stedelijk Ecologische Structuur aan de zuidzijde aangemerkt als “te ontwikkelen/versterken SES-ondersteuning”. Door middel van een Flora en Fauna onderzoek dat is uitgevoerd door het gemeentelijke bureau Stadingenieurs Gemeente Groningen is het te ontwikkelen projectgebied getoetst op knelpunten binnen de Wet Natuurbescherming. Naar aanleiding van het onderzoek is het Flora en Fauna rapport “ir, J. Arisz, Ontwikkeling ACM-locatie 21-09-2017,

Stadsingenieurs Gemeente Groningen ” opgesteld. Daarnaast is het aangrenzende gebied onderzocht waarin de locatie van de in deze BEA omschreven houtopstand zich bevind. Dit onderzoek is

vastgelegd in het document “Heijden, E. van der 2019, Ecologische beoordeling reconstructie Friesestraatweg te Groningen. A&W-notitie 3219 ”. De status van “te ontwikkelen/versterken SES- ondersteuning” houdt automatisch in dat deze BEA door B&W vastgesteld moet worden.

Afbeelding 6: Kaartfragment Stedelijke Ecologische Structuur 2014

(12)

Voor de inrichting van SES-gebieden is het doelsoortenbeleid van de gemeente leidend. Hiermee kent de inrichting van gebieden binnen de SES de volgende uitgangspunten:

• het sluit aan bij de natuurwaarden van aangrenzende SES gebieden.

• het sluit aan bij de huidige natuurwaarden op een locatie.

De planlocatie valt onder het doelsoortenbeleid west. De uitwerking van het doelsoortenbeleid west is reeds uitgewerkt in 2006 (RO/EZ Gemeente Groningen, 2006). Hierbij wordt op basis van biotopen invulling gegeven aan de doelsoorten. Van de onder deelgebied west aangewezen biotopen zijn er vier soorten die aanwezig zijn:

• halfnatuurlijke graslanden

• wilgenstruweel

• pioniervegetatie

• ruigten

In de rapportage staat in hoofdstuk vier omschreven; “Hierbij zijn halfnatuurlijke graslanden, wilgenstruweel en ruigten kwantitatief of kwalitatief niet in belangrijke mate aanwezig. Pioniervegetatie beslaat vrijwel het gehele perceel 8107. Echter doelsoorten zijn op beide percelen niet vastgesteld en ontbreken zeer waarschijnlijk ook.

De omschreven houtopstand binnen deze BEA, valt buiten het Flora en Fauna rapport “Ontwikkeling ACM” locatie. De omschreven houtopstand binnen deze BEA is echter wel in een recenter uitgevoerd onderzoek “Heijden, E. van der 2019, Ecologische beoordeling reconstructie Friesestraatweg te Groningen.

A&W-notitie 3219 ” opgenomen. Uit deze notitie komen de volgende conclusies naar voren:

• Er geen conflict bestaat met de Wet natuurbescherming ten aanzien van amfibieënsoorten.

• Er geen conflict bestaat met de Wet natuurbescherming ontstaat, mits het verstoren van broedende vogels en hun nesten wordt voorkomen.

• Er geen knelpunt met de Wet natuurbescherming ontstaat, mits wordt voorkomen dat foeragerende vleermuizen boven het Reitdiep niet worden verstoord door verlichting.

• Aangezien het niet uitgesloten is dat de houtopstand, genoemd in deze BEA, deel uitmaakt van een vliegroute van vleermuizen, moet er nader onderzoek worden uitgevoerd om na te gaan of deze vliegroute ook werkelijk door vleermuizen wordt gebruikt. In de zomer van 2019 zal hier een nader veldonderzoek voor worden uitgevoerd. (zie afbeelding 7).

(13)

6. Inventarisatie

Om vast te kunnen stellen welke gevolgen de ruimtelijke ontwikkelingen op de bomen en houtopstanden hebben wordt het DO-ontwerp in deze BEA over de kaart met de geïnventariseerde gegevens gelegd. In hoofdstuk 8 worden eventuele conflictsituaties benoemd. Voorafgaand wordt bepaald welke bomen en/of houtopstanden vergunningsplichtig zijn. Hiervoor worden de bomen en de houtopstanden aan de volgende criteria getoetst;

Houtopstand

Eén of meer bomen, hakhout, bosplantsoen, (lint) begroeiing (een mix van bomen en heesters) met een minimale aaneengesloten oppervlakte van 100 m² en een natuurlijke groeihoogte van > 2,00 m. Als verdere uitwerking van het gemeentelijk beleid is de volgende interpretatie gekozen voor een houtopstand:

- een aaneengesloten houtopstand is een houtopstand dat niet wordt onderbroken door wegen zoals aangegeven in de wegenlegger (openbare wegen in het kader van de wegenverkeerswet welke geen uitritten zijn)

Afbeelding 7: Locatie van de boom met potentieel geschikte verblijfplaatsen van vleermuizen en ligging van de potentieel geschikte vliegroute van vleermuizen. (bron; Heijden, E. van der 2019. Ecologische beoordeling reconstructie Friesestraatweg te Groningen.

A&W-notitie 3219)

(14)

- voor het helder en transparant toepassen van de natuurlijke groeihoogte van soorten houtopstanden worden de genoemde hoogtes uit het Darthuizer Vademecum (van 2005, 5de herziene uitgave, uitgever Darthuizer Boomkwekerijen B.V. Leersum aangehouden).

Potentieel monumentale houtopstand(boom):

Binnen het gemeentelijke beleid hebben bomen die voldoen aan de criteria om aangemerkt te worden als potentieel monumentaal een aparte status. Potentieel monumentale bomen die in een houtopstand staan dat voldoet aan bovenstaande definitie vallen beleidsmatig buiten die houtopstand. Voor potentieel monumentale bomen dient derhalve apart een kapaanvraag ingediend te worden. De criteria voor een potentieel monumentale boom zijn binnen het gemeentelijke beleid omschreven als:

Een houtopstand die voldoet aan de hierna te noemen basisvoorwaarden en aan tenminste één van de hierna te noemen specifieke voorwaarden:

1. basisvoorwaarden:

– tussen 35 en 50 jaar oud;

– voldoende conditie; minimaal 10 à 15 jaar nog te leven;

– karakteristiek (moet er uitzien zoals door natuurlijke groeien en snoeiwijze is ontstaan);

2. specifieke voorwaarden:

– onderdeel ecologische infrastructuur;

– onderdeel karakteristieke boomgroep/laanbeplanting;

– onderdeel zeldzame biotoop;

– zeldzaam, gedenkboom;

– bepalend voor de omgeving;

– herkenningspunt;

Bepaling van de leeftijd.

Voor bomen met een stamdoorsnede groter dan 20 cm, geldt de bescherming door de omgevingsvergunning. Om deze bomen te kunnen aanmerken zijn de stamdiameters opgenomen. De diameter van de geïnventariseerde bomen is gemeten op 1,30 meter boven het maaiveld. Dit geldt eveneens voor houtopstanden volgens de definitie gemeentelijk beleid zoals hierboven omschreven.

Om een indicatie van het kiemjaar te krijgen wordt de stamdiameter als indicator gebruikt. De gemiddelde aanwasdikte per groeiseizoen van de stam dient als leidraad voor het bepalen van het kiemjaar. Als gemiddelde aanwasdikte wordt 1 cm per jaar aangehouden. Voor snelgroeiende soorten wordt van 2 cm uitgegaan. Bij groeiremmende factoren zoals verminderde kwaliteit groeiplaats of lichtreductie kan hiervan afgeweken worden. Voor bomen met een stamdoorsnede kleiner dan 20 cm, geldt geen bescherming doormiddel van een omgevingsvergunning. Echter mogen deze bomen alleen gekapt worden met toestemming van de eigenaar.

(15)

0. Goed (normaal) 10 - 15 jaar

1. Voldoende

(verminderd) 5 - 10 jaar

2. Matig (sterk

verminderd) 1 - 5 jaar

3. Slecht (zeer slecht) 0 - 1 jaar Conditiebepaling

De conditie is beoordeeld aan de hand van een inventarisatie. Deze inventarisatie behelst een visuele inspectie conform de VTA-methode (Visual Tree Assessment).

Conform het gemeentelijk beleid is de conditie volgens de methodiek van Roloff bepaald. Professor Dr.

A. Roloff beschrijft met name de verandering van het vertwijgingspatroon bij afname van de conditie.

Bij de conditie van de bomen is gebruik gemaakt van vier classificaties, te weten; goed (0), voldoende (1), matig (2) en slecht (3). In onderstaande figuur wordt de conditiebepaling volgens de methodiek van Professor Roloff toegelicht. In de bomenlijsten is bij de conditieclassificatie de codering 0 (normaal), 1 (verminderd), 2 (sterk verminderd) en 3 (zeer slecht) gehanteerd.

Figuur I: Classificatie conditiebepaling (Roloff,1989)

(16)

In onderstaande tabel wordt dit nader toegelicht.

Conditie

(Indeling en omschrijving volgens beleidsregels APVG vellen van een houtopstand):

Toekomstverwachting

Goed (normaal). De conditie is goed. Op middellange termijn (10-15 jaar) worden geen problemen verwacht. De boom heeft een goed ontwikkelde kroon met een gelijkmatige verdeling van veel fijne twijgen in de

buitenkroon. Er is geen of nauwelijks dood hout aanwezig.

Minimaal 10-15 jaar

Voldoende (verminderd). De conditie is verminderd. Op de korte termijn (< 5 jaar) worden ten aanzien van de fysiologische toestand geen problemen verwacht. De boom heeft een redelijke verdeling van fijne twijgen. Er is weinig dood hout aanwezig.

Minimaal tussen 5-10 jaar

Sterk verminderd. De conditie is duidelijk verminderd. De fysiologische toestand van de boom is slecht, maar herstel van de boom is eventueel mogelijk. De boom heeft weinig fijne vertwijging in de buitenkroon. Er kan redelijk veel dood hout in de kroon aanwezig zijn.

Minimaal tussen 1-5 jaar

Zeer slecht. De conditie en levensverwachting van de boom is minimaal.

De mechanische en/of fysiologische toestand is zo slecht dat herstel niet of nauwelijks mogelijk is

Minder dan 1 jaar

De boom is dood Geen

(17)

6.1. Kwaliteit Houtopstand

Om een beeld van de kwaliteit van huidige houtopstanden te krijgen is een inventarisatie uitgevoerd.

Hierbij zijn de houtopstanden beoordeeld op:

• soort,

• leeftijd,

• stamdikte,

• conditie,

• structuur, gebreken en verzwakkingssymptomen,

• boomhoogte, habitus,

• kroondiameter,

• geschatte doorwortelbare ruimte,

• geschatte toekomstverwachting,

• eigendom,

• verplantbaarheid.

Boom nr. 15, 16, 17, 18 en 19 zijn in eigendom van Railinfratrust B.V. de overige bomen en houtopstand zijn in eigendom van de gemeente Groningen.

Afbeelding 8: Overzicht boomgegevens (zie ook bijlagen)

(18)

Monumentale- of potentieel monumentale status

Vanuit de bomenstructuurvisie ‘Sterke Stammen’ richt de gemeente zich op instandhouding en toename van het aantal monumentale bomen. Wanneer er (potentieel) monumentale bomen binnen het omkaderde gebied of binnen de invloedsfeer van het project aanwezig zijn dan worden deze apart vermeld.

De overige bomen met een stamdiameter > 20 cm welke niet binnen een houtopstand staan, zijn vergunningsplichtig maar hebben geen bijzondere status. De boomvormers binnen een houtopstand, welke niet potentieel monumentaal zijn, maken deel uit van de houtopstand en worden derhalve niet apart benoemd. Deze bomen zijn onderdeel van de houtopstand en worden derhalve opgenomen in het totale oppervlak in m² van de houtopstand.

De boomgegevens uit de inventarisatie zijn als lijst in de bijlage toegevoegd. Uit de inventarisatie komt naar voren dat er in de houtopstand 4 bomen worden aangemerkt als potentieel monumentaal. De overige bomen hebben geen bijzondere status en vervallen door hun standplaats binnen de aanwezige houtopstand conform gemeentelijk beleid tot beplanting van de houtopstand.

De bomen 2, 4, 5, en 11 worden aangemerkt als potentieel monumentaal.

Groeiruimte

Binnen deze BEA zijn van alle bomen de kroondiameters opgenomen. De werkelijke kroondiameters zijn op de tekening DO weergegeven. De werkelijke kroondiameter vermenigvuldigt met 2 meter rondom geeft tegelijkertijd de potentiele doorwortelbare ruimte weer per boom. Doormiddel van het aangeven van de kroondiameters kan bepaald worden of er binnen de groeiruimte van de bomen conflictsituaties met de toekomstige bouwwerkzaamheden plaats gaan vinden.

Naast de nodige ruimte om de gebouwen te realiseren, is er ruimte nodig om de bouw te kunnen realiseren. Er dient rekening mee worden gehouden dat om de bouw uit te kunnen voeren een vrije werkruimte van 5 meter vanaf de buitenkant van de werkelijke kroonprojectie aanwezig dient te zijn.

Afbeelding 9: Overzicht Potentieel monumentale bomen

(19)

Bomen en houtopstanden die zich met hun kronen binnen deze 5 meter bevinden vormen een conflictsituatie. Dit geldt voor de potentieel monumentale bomen met de nummers 4 en 5.

Daarnaast vragen aan te leggen kabel- en leidingentracés de nodige ruimte.

Soorteigenschappen/verplantbaarheid

Indien een boom niet gehandhaafd kan blijven dan wordt bepaald of deze geveld of verplant dient te worden. Of een boomsoort goed, minder goed of slecht verplantbaar is hangt af van een aantal factoren.

De belangrijkste factor is het regeneratievermogen van een boom. Dit vermogen is genetisch bepaald en houdt verband met het vermogen van een boom om zich aan te kunnen passen aan veranderingen.

Daarnaast is de kwaliteit en de compactheid van de wortelkluit bepalend. Vrij uitgegroeide bomen zijn in tegenstelling tot kwekerijbomen niet voorbereid op verplanten. Daarnaast moeten de bomen vrij van gebreken zijn.

7. Plannen

7.1. Ruimtelijke ingreep

De ruimtelijke ontwikkeling bestaat uit de realisatie van circa 290 woningen bestaande uit een aantal kadewoningen en voornamelijk appartementen met bijbehorende infrastructuur, parkeergelegenheid en groenvoorzieningen. In afbeeldingen hierna zijn de huidige situatie en de geplande ruimtelijke ontwikkeling weergegeven.

(20)

Huidige situatie

Afbeelding 10: Beeld van de huidige situatie in vogelvlucht

Afbeelding 11: Beeld van de huidige situatie in vogelvlucht

(21)

Afbeelding 12: Beeld van de huidige situatie in vogelvlucht

(22)

Geplande ruimtelijke ontwikkeling

Afbeelding 14: Beeld van de geplande ruimtelijke ontwikkeling. (bron: Geveke) Afbeelding 13: Kaart DO van de geplande ruimtelijke ontwikkeling.

(23)

De ingang van het hoofdgebouw is gedeeltelijk geprojecteerd voor de houtopstand aan de Friesestraatweg. De gesitueerde ingang en toegang tot het hoofdgebouw in het DO levert een conflict op met de mogelijkheid tot instandhouding van de voorliggende houtopstand. Om het DO van de ruimtelijke ontwikkeling te kunnen realiseren dient een gedeelte van de houtopstand te worden gerooid.

De gevolgen van de geplande situatie zijn verder uitgeschreven in hoofdstuk 8.

Afbeelding 15: Beeld van de geplande ruimtelijke ontwikkeling in vogelvlucht. (bron: Geveke)

(24)

8. Conflictsituaties bomen/houtopstand nieuwbouw

Het definitieve ontwerp levert een conflictsituatie op voor een gedeelte van de houtopstand en een in de houtopstand aanwezige potentieel monumentale boom. De geplande ruimtelijke ontwikkeling heeft als gevolg dat een gedeelte van de houtopstand verwijderd dient worden. De aanwezige bomen en houtopstand zijn hiervoor geprojecteerd op het definitieve ontwerp. Boom 2 als potentieel monumentale boom levert een conflict op met het ontwerp. Boom 2 is onderdeel van een houtopstand van in totaal 430 m². Voor 237 m² houtopstand levert deze situatie eveneens een conflict op.

Om de bouwactiviteiten te kunnen realiseren is er een ruimtelijk conflict met betrekking tot de benodigde werkruimte die nodig is om de bebouwing te realiseren. De potentieel monumentale bomen nr. 4 en 5 en houtopstand vallen binnen de gestelde vrije werkruimte van 5 meter. In de ondergrondse groeiruimte van bomen nr. 4 en 5 is eveneens het HWA-tracé geprojecteerd. Voor aanvang van de werkzaamheden moet in het op te stellen boombeschermingsplan worden opgenomen hoe de te handhaven beplanting duurzaam beschermd wordt.

Vanuit het te realiseren gebouw zijn er geen woningen die direct uitkijken op de te handhaven beplanting. Enkele woningen hebben vanaf boven beperkt uitzicht op de beplanting. De te handhaven beplanting heeft derhalve geen negatieve invloed op het toekomstige woongenot.

Afbeelding 16: Beeld van de zijde van het gebouw dat grenst aan de te handhaven beplanting

(25)

8.1. Potentieel monumentale Bomen

Binnen de invloedsfeer van het projectgebied zijn binnen de houtopstand 4 vergunningsplichtige bomen aanwezig, deze bomen zijn aangemerkt als potentieel monumentaal. De overige bomen voldoen niet aan de criteria die gesteld zijn voor het toekennen van de status “potentieel monumentaal”. Deze bomen krijgen hierdoor geen aparte status en worden aangemerkt als onderdeel van de houtopstand. De status van de houtopstand wordt bepaald door het oppervlak en natuurlijke groeihoogte.

8.2. Toelichting per categorie

Categorie 1 - Behouden wegens geen ruimtelijke ingreep

Binnen de invloedsfeer van het projectgebied zijn er geen bomen die in deze categorie vallen.

Categorie 2 - Behouden middels Boombeschermingsplan

De ontwikkelaar dient middels het definitieve ontwerp en in de fases daarna door een ETT-er (European Tree Technician) aan te laten geven hoe de te handhaven bomen duurzaam in stand te houden zijn. Het betreft 1 potentieel monumentale boom en de te handhaven houtopstand. Voor deze boom en houtopstand, die dicht bij het werkgebied staan en behouden dienen te blijven, dient een boombeschermingsplan te worden opgesteld.

Bij het opstellen van het boombeschermingsplan dient de potentieel monumentale boom en de te handhaven houtopstand dusdanig goed beschermd te worden zodat zij ongestoord kunnen blijven doorgroeien. Hierbij is maatwerk en extra zorg essentieel. In een boombeschermingsplan staat duidelijk omschreven op welke wijze betreffende bomen en houtopstanden ontzien dienen te worden tijdens de verschillende werkzaamheden. Het mogelijk verlagen van de grondwaterstand ten behoeve van de bouw verdient hier extra aandacht. Mocht er bovengronds niet direct een conflictsituatie ontstaan dan is deze mogelijk ondergronds wel aanwezig.

Boom 11 wordt in het op te stellen bomenbeschermingsplan als potentieel monumentale boom apart benoemt en beoordeelt.

Categorie 3 - Verplanten wegens ruimtelijke ingreep

Er zijn geen bomen die binnen deze categorie vallen. (Zie hoofdstuk 13 alternatieven verplantbaarheid)

(26)

Categorie 4 - Vellen wegens ruimtelijke ingreep

Op basis van het DO betreft het hier in totaal 3 vergunningsplichtige potentieel monumentale bomen die binnen de toekomstige ruimtelijke invulling van het terrein staat. Mochten er onvoldoende bomen worden gecompenseerd, dan bestaat de mogelijkheid dat er door de gemeente een financiële compensatie wordt opgelegd.

8.3. Toelichting - Vellen wegens ruimtelijke ingreep

Het handhaven of het verplanten van de bomen is niet mogelijk. Belangrijkste reden om over te gaan tot het vellen van de bomen heeft te maken met de positionering van de bomen en houtopstand binnen het DO ten opzichte van de nieuwbouw of nieuwe terreininrichting.

De te vellen bomen zijn met een rood kruis aangemerkt op de kaart (afbeelding17). Hiermee wordt door middel van de positionering en de aard van de te realiseren herinrichting de conflictsituatie duidelijk gemaakt.

Als gevolg van de voorgenomen bouwplannen dient er 237 m2 houtopstand, inclusief 3 potentieel monumentale bomen geveld te worden (categorie 4), en 1 boom te worden beschermd middels een boombeschermingsplan (categorie 2). Voor de houtopstand geldt de algemene boombeschermende maatregelen (Graafprotocol, algemene beleidsregels en civiel en cultuurtechnische randvoorwaarden).

(27)

8.4. Te vellen bomen

Boom 2 (potentieel monumentaal) moeten binnen het ontwerp gerooid worden in verband met de te realiseren entreeverharding. Boom 4 en 5 (potentieel monumentaal) staan geprojecteerd in de zone die gereserveerd is voor de plaatsing van bouwsteigers en het HWA-tracé. De overige bomen met uitzondering van boom 11 voldoen niet aan de gestelde eisen van potentieel monumentaal en vallen onder het oppervlakte criterium van de houtopstand waar ze in staan. Het verlies van deze boomvormers wordt naar gemeentelijk beleid gecompenseerd in m² houtopstand

Afbeelding 17: Situering te rooien potentieel monumentale bomen (rood kruis)

(28)

8.5. Te vellen houtopstand

Om de verharding, het HWA-tracé en de benodigde werkruimte (steigers) te kunnen realiseren dient 237 m² houtopstand te worden gerooid. In onderstaande afbeelding staat het te rooien oppervlak weergegeven.

9. Gevolgen

Tijdens de analyse is bepaald welke bomen gehandhaafd kunnen blijven, welke bomen verplantbaar zijn en welke bomen geveld dienen te worden. De conflictsituaties zijn doormiddel van het projecteren van de bomen en houtopstand op het DO-ontwerp weergegeven. Hieruit komt naar voren dat 3 potentieel monumentale bomen en 237 m² houtopstand geveld dienen te worden.

De te behouden bomen, mogelijk verplantbare- en te rooien bomen zijn als lijst opgenomen in de bijlagen. De te vellen bomen en houtopstanden zijn omschreven in hoofdstuk 8. In hoofdstuk 10 staan ter verduidelijking de uitkomsten weergegeven in een zogenaamde groenbalans.

Op basis van de status van de houtopstand binnen de SES, de te vellen potentiele monumentale bomen en de vaststelling van de groencompensatie dient deze BEA vastgesteld te worden door het college van B&W van de gemeente Groningen.

Afbeelding 18: Situering te rooien houtopstand (gekleurd vlak/verwijderen groen)

(29)

10. Groenbalans

Het project Crossroads heeft de volgende consequenties voor het bestaande groen:

Er is een omgevingsvergunning vereist voor:

• Vellen boom Ø ≥ 20 cm: 3 stuks (=3 te vellen potentieel monumentale bomen)

• Vellen houtopstanden hoger dan 2,00 m: 237 m²

Resterend te compenseren houtopstand

Binnen het nieuw te realiseren groenoppervlak moet 237 m² ter compensatie ingericht worden als houtopstand.

Aanvullende compensatie bomen

Totaal te vellen (stuks) Nieuw planten conform plan (stuks) Aanvullende compensatie (stuks)

3 6 3

10.1. Groencompensatie

Uitgangspunt is dat bij het verdwijnen van groen door velling, of door onherstelbare schade aan het groen, dit in principe 1:1 gecompenseerd dient te worden. Mocht er niet 1:1 gecompenseerd worden dan dient het verlies van het groen financieel gecompenseerd te worden. In het kader van groencompensatie zal er in eerste instantie een herplantplicht opgelegd worden.

De herplantplicht heeft ten doel om het aandeel groen in de directe omgeving van de te vellen houtopstand op peil te houden. In principe wordt 1:1 herplant opgelegd. Dit houdt in dat voor elke gevelde boom een vervangende boom moet worden teruggeplant. Indien niet voor herplant gekozen wordt, dient een financiële compensatie voldaan te worden, conform gemeentelijk beleid.

De terughoudendheid bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vellen van een houtopstand, wordt ingegeven door de waarde die elke gezonde boom vertegenwoordigt: esthetisch, ecologisch, maar ook in geïnvesteerd kapitaal. De waarde van een boom wordt serieus genomen, vandaar dat bij aanvragen omgevingsvergunning vellen van een houtopstand altijd een herplantplicht wordt meegewogen.

Groenbalans bomen en houtopstanden

Binnen

plangebied

Beplanting Totaal aanwezig Behouden Verplanten Vellen Aanplanten

Bomen (stuks) 4 1 0 3 Minimaal 3

Houtopstanden (m2) 430 193 0 237 Minimaal 237

(30)

Compensatie moet binnen de projectgrens of binnen een straal van 500 m vanaf de projectgrens. Het verschil tussen het te compenseren aantal m² houtopstand en/of stuks bomen en de werkelijk hoeveelheid aan te planten bomen of m² houtopstand op basis van het definitieve ontwerp moet financieel gecompenseerd worden.

Binnen het projectgebied worden 6 bomen geplant. Op het verlies van 3 boom worden 6 bomen gecompenseerd. In het projectgebied wordt binnen de nieuw te realiseren groenvakken minimaal 237 m² houtopstand gecompenseerd. Bij voorkeur binnen de groenvakken 4 en 15.

Na het gereed komen van de ruimtelijke ontwikkeling zal de ruimte die tijdens de bouw vrijgemaakt is van beplanting voor het gebruik van de bouwsteigers en onderdeel is van de oorspronkelijke beplanting opnieuw ingeplant worden. Het betreft hier een oppervlak van 74 m². Hiermee blijft zoveel mogelijk oppervlak van de huidige houtopstand geborgd.

10.2. Beheer te handhaven beplanting

Het vrijstellen van de te handhaven beplanting heeft tot gevolg dat deze te beplanting met een veranderde winddynamiek wordt belast. Dit kan leiden tot een verhoogd risico op windworp en stambreuk. Om als duurzame beplanting te kunnen blijven functioneren zal er met behulp van beheermaatregelen dusdanig gesnoeid en gedund moeten worden dat dit de stabiliteit van de beplanting als geheel ten goede komt. Binnen de te handhaven houtopstand bevinden zich 2 dode boomvormers (boom 7 en 9) en een boomvormer met relatieve zware plakoksels (boom 6). In het kader van de zorgplicht dienen deze bomen veiligheidshalve gerooid te worden uit de houtopstand. Om de overlast te beperken dient de houtopstand rondom gesnoeid te worden om voldoende takvrije ruimte te kunnen garanderen.

Vanuit het te realiseren gebouw zijn er geen woningen met direct uitzicht op de in stand te houden beplanting. Beheertechnisch is er derhalve geen aanleiding om hiervoor beplanting te rooien dat in de toekomst mogelijk invloed heeft op het woongenot. Hierbij wordt gedacht aan beperkte lichtinval en beperking van het uitzicht.

11. Te realiseren houtopstanden binnen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling

Uit de groenbalans komt naar voren dat er minimaal 3 bomen en mimimaal 237 m² houtopstand gecompenseerd dienen te worden. Binnen de projectlocatie is gezocht naar locaties om de groencompensatie te verwezenlijken.

(31)

11.1. Nieuw te planten bomen

Binnen het te ontwikkelen projectgebied zijn 6 nieuw te planten bomen gepland (zie afbeelding 19) Hiervan worden 4 bomen deels in een open groeiplaats gesitueerd en 2 bomen in verharding.

Uitgangspunt is dat deze bomen een groeiplaats meekrijgen die voorziet in groeivoorwaarden van de te kiezen boomsoorten om volwaardig te kunnen uitgroeien. Deze uitgangspunten zijn in lijn met het document “Over Groninger bomen gesproken” dat is opgesteld om een duurzaam bomenbestand op te bouwen binnen de stad Groningen. Dit document is opgesteld in opdracht van de gemeente Groningen en is het onderliggende document voor de inrichting van nieuwe groeiplaatsen en de keuze van boomsoorten binnen deze BEA.

Indien de te handhaven bomen binnen de invloedssfeer van de nieuwbouw en/of nieuw aan te leggen verharding staan (parkeerplaatsen, pleinen, paden, etc.) dan moet voor betreffende bomen een boombeschermingsplan worden opgesteld. Betreffend boombeschermingsplan dient voor aanvang van de werkzaamheden ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het bevoegd gezag. Voor de overige te handhaven bomen geldt de algemene boombescherming (hoofdstuk 14).

11.2. Soortkeuze/groeivoorwaarden nieuw te planten bomen

De opbouw van de groeiplaats (type bodem, situatie bovengrondse- en ondergrondse ruimte) bepaalt de te kiezen boomsoort. Bij het selecteren van een boomsoort zijn de eigenschappen van de standplaats bepalend. De kenmerken en voorkeuren van een boomsoort moeten overeenstemmen met de eigenschappen van de plantplaats.

Afbeelding 19: Beeld van de geplande herplant bomen binnen de ruimtelijke ontwikkeling (rode nummering 1 t/m 6)

(32)

De inrichting van een standplaats van bomen moet voldoen aan bepaalde inrichtingseisen om aan de juiste groeivoorwaarden te voldoen. Om tot de juiste groeiplaats te komen moeten de groeiplaatsen ingericht worden conform het document “Over Groninger bomen gesproken 2004 versie: 2013”

opgesteld door het ingenieursbureau gemeente Groningen. Deze handleiding omschrijft het inrichten van de groeiplaats, het selecteren van het plantmateriaal en het planten van de boom.

Bij het afwijken van gestelde voorwaarden binnen het document dient deze afwijking ter toetsing te worden voorgelegd aan het bevoegd gezag.

Binnen het DO-ontwerp is er ruimte voor de aanplant van 6 nieuwe bomen. Naast een zorgvuldige inpassing van de nieuwe groeiplaatsen moeten boomsoorten gekozen worden die geschikt zijn in het stedelijke klimaat. Bovengronds moet de soort passen binnen het gebruik van de ruimte en binnen de invloedsfeer van de te kiezen soort. De soorteigenschappen moeten aangepast zijn aan de eisen van het stadsklimaat en stedelijke groeiomstandigheden.

Als handleiding voor het kiezen van de juiste boomsoort schrijft deze BEA de publicatie “De juiste boom op de juiste plaats” voor. Dit document is een uitgave van Wageningen University & Research onder eindredactie van J.A. Hiemstra (

https://edepot.wur.nl/214601)

. Uit dit document kunnen boomsoorten gekozen worden met behulp van de overzichtstabel “belangrijkste eigenschappen”.

De bomen uit de geslachten Aesculus en Fraxinus verdienen op voorhand niet de voorkeur. Aangezien beide geslachten gevoelig zijn voor recent opkomende ziektes als Kastanjebloedingsziekte en Essentaksterfte.

(33)

11.3. Te realiseren groenvlakken

Binnen het te ontwikkelen projectgebied wordt er 855,11 m² ingericht als groenvak. Op bovenstaande afbeelding staan de groenvakken genummerd afgebeeld. In de legenda staat achter elk vak de m² vermeld. De vakken met een oppervlak van rond de 100 m² en meer komen in aanmerking als compensatie vak voor de te vellen houtopstand. Hiervoor komen alleen de vakken nr. 4 en 15 in aanmerking. Het totale oppervlak van beide vakken is 330 m². In het Flora en fauna rapport

“Ontwikkeling ACM-terrein” opgesteld door Stadingenieurs Gemeente Groningen worden in hoofdstuk 4 Stedelijk ecologisch beleid inrichtingsvoorstellen gedaan om natuurwaarden in het groenontwerp te integreren. Naar aanleiding hiervan wordt er gekozen voor inheems plantmateriaal met een natuurlijke groeihoogte van meer dan 2 meter. De sortimentskeuze voor vakken 4 en 15 kan bestaan uit de soorten duindoorn (Hippophae rhamnoides) en hondsroos (Rosa canina), meidoorn (Crataegus monogyna), of bijvoorbeeld sleedoorn (Prunus spinosa).

12. Alternatieven

Aangezien deze BEA is geschreven op basis van een DO (Definitief Ontwerp), zijn er geen alternatieve boombesparende ontwerpen aangedragen. Uit het voorliggende ontwerptraject is het huidige ontwerp tot stand gekomen. De gevolgen (hoofdstuk 13 Groenbalans) voor de houtopstanden die voortvloeien uit het uiteindelijke DO worden vastgesteld in deze BEA.

Afbeelding 20: Beeld van de geplande groenvakken binnen de ruimtelijke ontwikkeling (nummering 1 t/m 18 en A en B

(34)

Binnen het DO zijn de te nemen alternatieven om die reden gericht op de mogelijkheden die leiden tot;

• Beperking of voorkoming van negatieve effecten op de levensduur van de boom,

• Verbetering van de kwaliteit van de boom en verlenging van de levensduur,

• Verbetering van de functie of waarde van de boom.

In eerst instantie zijn de te nemen maatregelen binnen deze BEA gericht op het beperken van negatieve effecten op de boom. In hoofdstuk 16 worden de te nemen maatregelen ter bescherming van de bomen en houtopstanden besproken ten tijde van de uitvoer.

Ter verbetering van de kwaliteit, functie, waarde en verlenging van de levensduur worden de volgende inrichtingsalternatieven voorgesteld binnen deze BEA.

Alternatieven inrichting groeiplaatsen van bomen

Het document “Over Groninger bomen gesproken, december 2004” wordt als handleiding gebruikt voor het inrichten van nieuwe groeiplaatsen van bomen binnen de gemeente Groningen. De in dit document gestelde richtlijnen zijn leidend in het zoeken naar groeiplaatsoplossingen binnen deze BEA. In de conflictsituaties waar de handleiding geen oplossing biedt zal een alternatief worden aangedragen. Als bijlage zijn vanuit het document de meest recente tekeningen groeiplaatsinrichting toegevoegd.

Alternatieven inrichting ondergrondse groeiruimte houtopstand.

Door het aanleggen van verharding ten behoeve van de entree van het hoofdgebouw verdwijnt er potentieel doorwortelbare ruimte van houtopstand A. Dit verlies wordt gecompenseerd door de cunetopbouw zo aan te leggen dat dit door de houtopstand te gebruiken is als doorwortelbare ruimte.

Een gedeelte van de opbouw dient om die reden opgebouwd te worden met bomengranulaat. Tekening 3.1.4. Uit de handleiding “Over Groninger bomen gesproken 2004” geeft aan hoe deze opbouw eruit moet zien.

Alternatieven verplantbaarheid.

Door middel van een visuele beoordeling is de verplantbaarheid beoordeelt.

De kans op een succesvolle verplanting van de potentieel monumentale bomen nr. 2, 4 en 5 is op voorhand zeer beperkt. De huidige groeiplaatsomstandigheden, boomsoort en het benodigde tijdspad van voorbereiding verlagen sterk de slagingskans op een succesvolle verplanting van de bomen.

De aard van de huidige groeiplaats (vrije groeiplaats binnen houtopstand) en de soort specifieke oppervlakkige beworteling zijn meegenomen in deze afweging. Een eventuele voorbereiding dient minimaal 3 jaar te zijn. Voorbereidingstijd is noodzakelijk, aangezien een kortere voorbereidingstijd tot conditieverlies leidt. Conditieverlies verhoogt bij boom 2 de vatbaarheid op Essentaksterfte.

(35)

Daarnaast worden de boomsoorten Es en Esdoorn beide aangemerkt als minder goed verplantbaar (zie afbeelding 14)

Door het uit voeren van een verplantbaarheidsonderzoek kan worden aangetoond of de bomen daadwerkelijk niet te verplanten zijn.

13. Wet natuurbescherming

Een omgevingsvergunning voor het vellen van bomen en houtopstanden kan niet worden verleend als er knelpunten zijn in relatie tot de Wet natuurbescherming. De houtopstand inclusief de potentieel monumentale bomen worden binnen de SES aangemerkt als “te ontwikkelen/versterken van de SES- ondersteuning. Zoals genoemd in hoofdstuk 5 (Stedelijke ecologische structuur) is er voor de te ontwikkelen locatie het Flora en Fauna rapport “Ontwikkeling ACM-locatie” opgesteld. Door middel van dit Flora en Fauna onderzoek is er inzicht verkregen in eventuele knelpunten met betrekking tot de Wet natuurbescherming.

Aanvullend ecologisch onderzoek waarbinnen de houtopstand binnen deze BEA valt is omschreven in het rapport “Ecologische beoordeling reconstructie Friesestraatweg te Groningen, A&W-notitie 3219”

In de bovengenoemde rapportages zijn vanuit het onderzoek conclusies getrokken en worden er aanbevelingen gedaan. Deze BEA neemt de conclusies en aanbevelingen van deze rapportages

“Ontwikkeling ACM-locatie” en “Ecologische beoordeling reconstructie Friesestraatweg te Groningen, A&W-notitie 3219” over.

De rapportage “Ecologische beoordeling reconstructie Friesestraatweg te Groningen” beschrijft het onderzoek naar mogelijke aanwezigheid van relevante natuurwaarden van het gebied waarin ook de houtopstand van deze BEA ligt.

Afbeelding 21: Verplantbaarheid van bomen (naar Roberts et al.: Atsma,J en in “t Velt,Y)

(36)

Invulling van het aanvullend onderzoek

Op de datum van het opstellen van deze BEA is het aanvullende onderzoek inmiddels afgerond als aanvulling op de rapportage “Ecologische beoordeling reconstructie Friesestraatweg te Groningen”. Hieruit is naar voren gekomen dat de omschreven houtopstand in deze BEA onderdeel is van een essentiële vliegroute voor vleermuizen. De definitieve rapportage van dit aanvullend onderzoek is echter nog niet gereed. Als gevolg van het aanvullend onderzoek wordt door de projectontwikkelaar samen met een adviseur en het bevoegd gezag (provincie Groningen) bekeken of een ontheffing aangevraagd moet worden in het kader van de Wet natuurbescherming. Als dit het geval is wordt deze ontheffing aangevraagd.

14. Maatregelen boom- en houtopstandbescherming

Voor wat betreft de werkzaamheden rondom de te handhaven bomen die binnen de werkgrenzen van het werk staan, zijn de richtlijnen voor boombescherming van toepassing; zoals die zijn opgesteld door de vereniging Stadswerk Nederland (zie poster bijlage 2).

De civiel- en cultuurtechnische randvoorwaarden zijn van toepassing waarbij rekening gehouden dient te worden met de volgende boomtechnische aspecten:

Afschermen van de bomen en houtopstanden

Teneinde boven- en ondergrondse schade te voorkomen, moeten de bomen voor aanvang van de bouw- en/of sloopwerkzaamheden volledig worden beschermd. Verwondingen vormen invalspoorten voor parasitaire schimmels. De afscherming moet gerealiseerd worden door vaste bouwhekken, of een afrastering met een hoogte van ongeveer 2,0 meter te plaatsen rondom de bomen. Deze mogen gedurende de uitvoering van de werkzaamheden niet verplaatst worden. De afscherming dient op 2 meter buiten de kroonprojectie te worden aangebracht.

Individuele bescherming

Bij zeer beperkte ruimte dient een individueel boombeschermingsplan te worden opgesteld en ter goedkeuring te worden aangeboden aan het bevoegd gezag.

Opslag en bouwverkeer

Binnen de kroonprojectie mogen geen bouwmaterialen worden opgeslagen. Het plaatsen van bouwketen of containers is evenmin toegestaan. Bij een gedeeltelijke of individuele afscherming dienen tot 2 meter buiten de kroonprojectie rijplaten te worden aangebracht, om bodemverdichting en wortelschade door bouwverkeer te voorkomen. De transportroutes worden gesitueerd op de toekomstige ontsluitingswegen. Om bodemverdichting ter hoogte van de bestaande te handhaven bomen te voorkomen moeten de transportroutes voor het bouwverkeer in de nabijheid van bomen voorzien worden van bijvoorbeeld: wegenbouwdoek, hydraulische menggranulaat en rijplaten.

Daarnaast dienen de te handhaven bomen voorzien te worden van deugdelijke stambescherming in de vorm van houten planken met afstandhouders.

(37)

Graafwerkzaamheden

Wortels mogen niet worden beschadigd of verwijderd. Wanneer dit toch gebeurt, kunnen de wortels een invalspoort vormen voor schimmelaantastingen die de boom aantasten, waardoor de stabiliteit en omlooptijd verminderd. Wortels kleiner dan 5 centimeter dienen in geval van overlast of conflictsituaties te worden afgeknipt of afgezaagd met scherp gereedschap. Hierdoor wordt verdere inscheuring (tot de stamvoet), als gevolg van graafwerkzaamheden, voorkomen. Het verwijderen of afknippen/afzagen van wortels tot 5 cm mag alleen uitgevoerd worden door een ter zake kundige (ETW-er/ETT-er).

Bij het herbestraten van de verharding adviseren wij u binnen de kroonprojectie niet te ontgraven. Ook is het niet gewenst om dichtere verhardingstypen te gebruiken, bijvoorbeeld de parkeerplaatsverharding om te zetten in een asfaltverharding. De zuurstof- en vochttoetreding tot de bodem vermindert hierbij sterk. Voor het gemeentelijke graafprotocol wordt verwezen naar bijlage 3.

Verdichting

In het kader van duurzaam behoud van de aanwezige bomen is het niet toegestaan om binnen het bereik van de kroonprojectie + 2 meter maatregelen uit te voeren die de bodem verdichten. Hierbij denkt men aan het storten van grond, het rijden met zwaar materieel, het opslaan van bouwmaterialen etc. Door verdichting ontstaat zuurstofgebrek in de bodem, waardoor wortelsterfte en conditieverlies optreden. Wanneer verdichting plaatselijk niet te vermijden is, dienen de effecten hiervan zo snel mogelijk bestreden te worden door middel van geforceerde beluchting van de bodem (bodeminjectering). Bij reconstructie de bodem niet zwaarder verdichten dan 1,5 MPa/cm².

Ophogen

De bodem onder de kroonprojectie mag niet worden opgehoogd. Indien hiervan toch sprake is dient de ophoging vooraf ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te worden voorgelegd. Toelichting: Door ophogen wordt de uitwisseling van bodemgassen en zuurstof met de ondergrond belemmerd, waardoor zuurstofgebrek in de bodem optreedt. Hierdoor treedt wortelsterfte en conditieverlies op en de bomen kunnen sterven.

Bemalen

Wanneer gebruik wordt gemaakt van een bronbemaling in de periode tussen maart en oktober dient de vochtvoorziening ten behoeve van de bomen kunstmatig op peil te worden gehouden. Dit is mogelijk door handmatige watergift, een beregeningsinstallatie in de kroon of een druppelsysteem op de wortelvoet van de boom. Voor het bepalen van de watergift is het monitoren van het vochtgehalte in de bodem gewenst. Het toedienen van verontreinigd of zuurstofarm water is niet toegestaan.

Om het vochtaanbod te kunnen controleren, moet de grondwaterstand gedurende de bronnering dagelijks worden gemeten. De verkregen meetgegevens dienen vergeleken te worden met de referentiepeilbuis buiten de invloedsfeer van de bronbemaling.

(38)

Tevens dient iedere 2 dagen het bodemvochtpercentage (verdroging) van de bodem binnen de wortelzone gemeten worden. Deze gegevens dienen wekelijks gerapporteerd te worden aan de bomenwacht en de gemeente Groningen.

Indien het verwelkingspunt bijna bereikt wordt, dient dit gemeld te worden aan de aannemer en de gemeente Groningen. Er dient binnen 24 uur water gegeven te worden met oppervlaktewater.

Benodigde watergiften dienen gelijkmatig via het maaiveld te worden toegediend middels oppervlaktewater (geen bronbemalingswater in verband met zuurstofloosheid en grote temperatuurverschillen).

Retourbemaling (op ruime afstand, maar minimaal 50 meter buiten de kroonprojectie) vermindert de grondwaterstandverlaging in de directe omgeving van de bemaling, doordat het bemalingswater onder het grondwaterstandniveau wordt teruggepompt. Belangrijk hierbij is dat de grondwaterstand niet mag toenemen, aangezien dit eveneens zeer schadelijk is voor bomen. Retourbemaling is een goedkoper alternatief voor een gesloten bronbemaling. Indien nodig moet dit uitgevoerd worden in combinatie met individueel water geven.

Toezicht houden

De gemeente Groningen is zuinig op bomen en ander groen. Om graafwerkzaamheden in een vroeg stadium af te stemmen met de groeiplaats van bomen is de ‘Procedure graven bij bomen’ opgesteld (zie ook bijlage 3). Een hierbij te gebruiken CROW-publicatie (280) is ‘Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen’. Voor het begrijpen van de ‘Procedure graven bij bomen’ is het belangrijk te weten dat boomwortels meestal groeien tot 2 meter buiten de kroonprojectie; de meeste haarwortels, welke de boom voorzien van vocht en voedingsstoffen, bevinden zich in de nabijheid van de druiplijn (rand kroonprojectie).

De ervaring leert dat er tijdens of direct na oplevering van de nieuwbouw conflicten optreden indien er dichter dan 5 meter van de bomen gebouwd wordt; genoemde conflicten kunnen dan vaak alleen opgelost worden ten koste van de aanwezige bomen. In dit kader dient er conform een richtlijn van de gemeente Groningen er tussen rand kroon en de gevels (van de nieuw te bouwen woningen) een afstand van 3 tot 5 m te zitten. Indien men tijdens de werkzaamheden buiten de boven- en ondergrondse zones van respectievelijk 3 tot 5 en 2 m blijft, kan er probleemloos gewerkt worden.

Indien men binnen genoemde zones wil werken dan dient bij de kapvergunningaanvraag een aangepast plan aangeleverd te worden waaruit blijkt dat de bomen duurzaam behouden kunnen blijven. Tijdens werkzaamheden in de nabijheid van bomen welke binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden liggen, wordt geadviseerd om een ‘bomenwacht’ in te zetten. Een door de gemeente geaccepteerde

‘bomenwacht’ controleert in een van tevoren bepaalde frequentie de betreffende bomen op beschadigingen, veranderingen in het groeiproces van de boom en overige gerelateerde zaken. De resultaten worden verwerkt in een logboek.

De bescherming van de te behouden bomen dient voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk vastgelegd en ondertekend te zijn door alle betrokken partijen.

Verantwoordelijkheden en sancties dienen eveneens in dit stuk te worden opgenomen. Dit boombeschermingsplan dient ter goedkeuring aan het bevoegd gezag aangeboden te worden. Voor alle werkzaamheden die in dit schrijven genoemd worden geldt dat deze in samenspraak en onder toeziend oog van een bomenwacht (gecertificeerd ETW-er/ETT-er) worden uitgevoerd.

(39)

Voor aanvang van de werkzaamheden dient de inzet (tijd/momenten), rol en beslissingsbevoegdheid van deze bomenwacht duidelijk afgekaderd te zijn. De bomenwacht dient aangewezen te worden door de gemeente Groningen. De bomenwacht controleert de aannemer op:

• juiste uitvoering van de maatregelen opgesteld in deze BEA,

• juiste uitvoering van de resultaatverplichtingen opgesteld in het bestek.

De bomenwacht rapporteert de resultaten van de controle wekelijks aan de opdrachtgever, de Gemeente Groningen, afdeling Stadsingenieurs.

Cultuurtechnische randvoorwaarden

Het plantwerk van de nieuw te planten bomen moet ook de ondergrondse groeiplaatsinrichting voldoen aan de cultuurtechnische randvoorwaarden zoals omschreven in het document “Over Groninger bomen gesproken 2004”. Dit geldt eveneens voor het plantwerk van de nieuw te planten houtopstanden.

(40)

15. Bijlagen

Bij deze Bomen Effect Analyse behoren de volgende bijlagen:

Algemeen:

1. Algemene beleidsregels

2. Boombescherming op bouwlocaties 3. Graafprotocol (procedure graven bij bomen) 4. Inventarisatielijsten (d.d. 04-06-2019)

5. Over Groninger bomen gesproken 2004; versie 2013 Tekeningen:

6. Tekening boominventarisatie en houtopstanden DO

7. Groeiplaatstekeningen conform document “Over Groninger bomen gesproken” 3.1. plantgaten bomen 11-02-2019

(41)

1. Beleid en Regelgeving algemeen

Op deze Bomen Effect Analyse zijn de volgende vastgestelde documenten van toepassing:

• De Algemeen Plaatselijke Verordening Groningen (APVG)

• Beleidsregels vellen van een houtopstand

• Groenstructuurvisie voor Groningen “Groene Pepers”

• Boomstructuurvisie “Sterke Stammen”

1.1. De Algemeen Plaatselijke Verordening Groningen (APVG)

Om houtopstanden in de stad te bewaren heeft de gemeente een aantal beleidsregels vastgesteld in de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen, de APVG. In de APVG is vastgelegd hoe houtopstanden bewaard moeten worden en welke regels er gelden als een houtopstand geveld moet worden. In artikel 2 staat dat het college een omgevingsvergunning toetst op het belang voor het behoud van de houtopstand en op het belang voor het verwijderen van de houtopstand. De APVG, afdeling 3, het bewaren van houtopstanden bestaat uit 11 artikelen. Eén daarvan, de belangrijkste, is: Artikel 4:9 Velverbod Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen.

1.2. APVG en beleidsregels APVG vellen van een houtopstand In deze beleidsregels zijn opgenomen:

• Artikel 1: Definities,

• Artikel 2: Toetsing aanvraag omgevingsvergunning,

• Artikel 3: Eisen aan een Boom Effect Analyse,

• Artikel 4: Herplantplicht

• Artikel 5: Handhaving Bomen met een stamdoorsnede dikker dan 20 cm en houtopstanden worden door de APVG beschermd. Voor deze bomen en houtopstanden geldt: “er wordt niet geveld tenzij………..

Uit de motivering van de verleende omgevingsvergunning moet blijken dat er een zorgvuldige belangenafweging is gemaakt. Dat betekent dat in de aanvraag en BEA “vellen” moet worden gemotiveerd en dat aangegeven moet worden dat er geen alternatieven mogelijk zijn, waarmee de houtopstanden gepaard kunnen worden. In de Beleidsregels zijn toetsingscriteria opgenomen waaraan een aanvraag omgevingsvergunning en een BEA moet voldoen. Eén daarvan is dat de aanvraag bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden ingediend met een Boom Effect Analyse. In deze beleidsregels APVG vellen van een houtopstand is in artikel 6 de financiële compensatieregeling uiteengezet.

(42)

Artikel 4: Herplantplicht

Het college legt voor iedere gevelde houtopstand een herplantplicht op voor een nieuwe houtopstand tenzij de standplaats van de houtopstand vanwege een ruimtelijke ontwikkeling verdwijnt en er binnen het projectgebied geen geschikte ruimte voor een nieuwe houtopstand is.

1.3. Groenstructuurvisie voor Groningen “Groene Pepers”

In de groenstructuurvisie wordt een overkoepelende visie op het groen gegeven. Deze visie begint met een samenvatting. “Deze groenstructuurvisie Groene Pepers doet uitspraken over de kwaliteit, kwantiteit en de betekenis van het groen in de stad; het gaat om een waardeoordeel ten aanzien van functioneel gebruik, biodiversiteit, volksgezondheid, beleving en economie. Op basis van dat oordeel onderscheiden wij als college van burgemeester en wethouders een kwalitatief hoogwaardige basisgroenstructuur voor de hele stad als onderdeel van het groenblauwe netwerk waar de gemeente zich in eerste instantie verantwoordelijk voor weet”. Uitgangspunt van de groenstructuurvisie is dat de intensivering van het stedelijk gebied die is voorzien in de structuurvisie “Stad op scherp” niet zal leiden tot een substantiële afname van het groen areaal. Wanneer als gevolg van planvorming de basisgroenstructuur op een locatie wordt aangetast, wordt het groen kwalitatief en waar mogelijk in oppervlakte (fysiek) gecompenseerd in of nabij het plangebied.

1.4. Bomenstructuurvisie “Sterke Stammen”

Aan de hand van een viertal structuurelementen is de bomenhoofdstructuurvisie tot stand gekomen.

Deze structuurelementen zijn:

• cultuurhistorie,

• water,

• hoofdwegen,

• parken en pleinen.

Alle vier structuurelementen gecombineerd in één tekening geven als eindresultaat de tekening

“Bomenstructuurvisie Groningen Hoofstructuur 2014”. Er wordt gestreefd naar een zo’n compleet mogelijke boomstructuur. Bomen moeten wel op de juiste plek worden aangeplant en de kans krijgen oud te worden. De bomenstructuurvisie vormt zowel een inspirerende leidraad als een toetsingskader bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen in de stad.

De uitgangspunten zijn:

1. Behoud en compleet maken van de hoofdbomenstructuur 2. Duurzame aanplant

3. Meer monumentale bomen

(43)

Omschrijving van de begrippen

In deze BEA worden begrippen gebruikt die hieronder omschreven worden:

Bomen Effect Analyse: Een rapportage waarin beschreven is welke effecten een ruimtelijke ontwikkeling op de bomen en houtopstanden heeft, op welke wijze de te verwijderen bomen en houtopstanden gecompenseerd worden en of er alternatieven zijn die duurzaam behoud van bomen en houtopstanden mogelijk maken.

Ruimtelijke ontwikkeling: Een ruimtelijke ontwikkeling veroorzaakt een ingrijpende functionele verandering in een gebied. Bij ruimtelijke ontwikkelingen (zowel gemeentelijke, andere overheden, als dat van een projectontwikkelaar) is een vastgestelde BEA het toetsingskader. Het college stelt zelf een BEA vast als het groenbestand door een ruimtelijke ontwikkeling afneemt, en/of als er groen geveld wordt uit de Stedelijke Ecologische Structuur (SES) en/of als er sprake is van het vellen van een monumentale houtopstand. Het college maakt zelf een zorgvuldige afweging tussen behoud, herplant of financiële compensatie. Een neutrale of positieve groenbalans wordt niet meer in het college vastgesteld, tenzij er sprake is van bovenstaande uitzonderingen. De afdeling VTH stelt de overige BEA’s vast. Alle door het college vastgestelde BEA’s worden ter kennisname aan de raad aangeboden. Een vastgestelde BEA geldt als motivatie voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen (door overheden of projectontwikkelaars) komt het voor dat binnen een plangebied alle houtopstand moet wijken. Het gaat hierbij om (bos)percelen waar veel bomen en struiken staan waarbij het erg lastig is om iedere individuele houtopstand in te meten. In een dergelijk geval is het mogelijk om een omgevingsvergunning aan te vragen voor het betreffende gebied waarbinnen de houtopstand geveld moeten worden. Het totaalaantal m2 te verwijderen houtopstand wordt in beeld gebracht. Door middel van een omkadering zal duidelijk gemaakt moeten worden wat de begrenzing van het gebied is zodat geen verwarring kan ontstaan welke houtopstand wel of niet onder de omgevingsvergunning valt. Een inventarisatie van het aanwezige groen maakt deel uit van het projectvoorstel van de betreffende ruimtelijke ontwikkeling. Wanneer een (potentieel) monumentale boom binnen het omkaderde gebied aanwezig is, moet deze apart worden vermeld.

Boom: Een houtig gewas, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

(44)

Grootte van Boom

Boomsoorten zijn gerangschikt in grootte. De uiteindelijk verschijningsvorm, het eindbeeld, bepaald deze rangschikking.

• 1ste grootte: ˃ 12,00 m.

• 2de grootte: 6,00-12,00 m.

• 3de grootte: ˂ 6,00 m.

Houtopstand

Eén of meer bomen, hakhout, bosplantsoen, (lint) begroeiing (een mix van bomen en/of heesters) met een minimale aaneengesloten oppervlakte van 100 m² en een natuurlijke groeihoogte van > 2,00 m. Als verdere uitwerking van het gemeentelijk beleid is de volgende interpretatie gekozen voor een houtopstand:

• Een aaneengesloten houtopstand is een houtopstand dat niet wordt onderbroken door bijvoorbeeld gras of wegen uit de wegenlegger (openbare wegen in het kader van de wegenverkeerswet welke geen uitritten zijn),

• Indien een plantvak tussen de 0-25% bedekking van beplanting heeft met een natuurlijke groeihoogte van meer dan 2,00 m. dit plantvak niet op te nemen als houtopstand (is niet vergunningsplichtig).

Bij de leeftijdsbepaling wordt uitgegaan van het kiemjaar en niet van het plantjaar. Bij het determineren van de boomsoorten is in een aantal gevallen het boek “Nederlandse Dendrologie” van Dr. B.K. Boom geraadpleegd. Voor het helder en transparant toepassen van de natuurlijke groeihoogte van soorten houtopstanden worden de genoemde hoogtes uit het Darthuizer Vademecum (van 2005, 5de herziene uitgave, uitgever Darthuizer Boomkwekerijen B.V. Leersum aangehouden.

Monumentale boom

Een monumentale boom moet voldoen aan de volgende basisvoorwaarden:

• leeftijd: 50 jaar of ouder;

• conditie: redelijke, minimale levensverwachting van 10 a 15 jaar;

• habitus: karakteristiek en voldoen aan één van de volgende specifieke voorwaarden:

• onderdeel van de ecologische infrastructuur;

• onderdeel van karakteristieke bomengroep/laanbeplanting;

• onderdeel zeldzaam biotoop;

• zeldzaam, gedenkboom;

• bepalend voor de omgeving;

• herkenningspunt.

(45)

Potentieel monumentale boom

Een potentieel monumentale boom moet voldoen aan de volgende basisvoorwaarden:

• leeftijd tussen 35 en 50 jaar oud;

• voldoende conditie, minimaal 10-15 jaar nog te leven;

• karakteristiek (moet er uitzien zoals door natuurlijke groei- en snoeiwijze is ontstaan en voldoen aan één van de volgende specifieke voorwaarden:

o onderdeel ecologische infrastructuur

o onderdeel karakteristieke boom groep/laanbeplanting o onderdeel zeldzaam biotoop

o zeldzaam, gedenkboom o bepalend voor de omgeving o herkenningspunt.

(46)

2. Boombescherming op bouwlocaties

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit betekent concreet dat er binnen het kader van deze Bomen Effect Analyse voor een belangrijk deel van de aanwezige bomen en houtopstanden geldt dat gestreefd moet worden

Het plangebied behoort niet tot de Stedelijk ecologische structuur, maar door de planontwikkeling zal aan de Pop Dijkemaweg een aantal bomen in de hoofdbomenstructuur en de

Bomen Effect Analyse: Een rapportage waarin beschreven is welke effecten een ruimtelijke ontwikkeling op de bomen en houtopstanden heeft, op welke wijze de te

Een omgevingsvergunning voor het vellen van bomen en houtopstanden kan niet worden verleend als er knel- punten zijn in relatie tot de wet natuurbescherming. Er wordt hiervoor

Aanleiding voor de Boom Effect Analyse is dat op deze ontwikkellocatie 26 bomen aanwezig zijn die vallen binnen de invloedssfeer van de nieuwbouw.. Zes bomen

Voor wat betreft de werkzaamheden rondom te handhaven bomen die binnen de werkgrenzen van het werk staan zijn de richtlijnen voor boombescherming van toepassing, zoals die

Nevengroenstructuur = Overige openbare ruimte, vooral op het niveau van buurt en straat, waar nadruk- kelijk gestreefd wordt naar medeverantwoordelijkheid en participatie

Inaemoursbureaii Gemeente (ironingen 14-12-15.. Boom Effect Analyse Slimme Routes naar Zernike, fietspad park Selwerd.. 7.5. Boomstructuurvisie &#34;Sterke