VRAGEN
door de leden van de raad gesteld overeenkomstig artikel 42 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Groningen.
2012 – Nr. 39.
VRAGEN van de PvdA van mevrouw E. van Lente en de heer R. van der Schaaf betreffende zorgen over Groningse kinderen.
(Binnengekomen: 25 mei 2012.)
Het college beantwoordt de vragen als volgt:
Groningen, 12 juni 2012.
1. Hoe kijkt het college aan tegen de conclusies en bevindingen van de
Kinderombudsman? Welke daarvan ziet het college als het meest relevant voor Groningen en op welke wijze zouden deze vraagstukken aangepakt kunnen worden of worden deze vraagstukken al aangepakt?
Uit de Kinderrechtenmonitor blijkt dat ongeveer 85% van de kinderen zonder grote problemen opgroeit. Nederland scoort op tal van internationale lijstjes positief;
Nederlandse kinderen zijn gemiddeld genomen gelukkig en leven in welvaart.
Anderzijds heeft de Kinderombudsman bij een aantal groepen (kwetsbare) kinderen zorgen over de (dreiging van) schendingen van kinderrechten. Genoemd wordt de mishandeling van kinderen, het gegeven dat veel kinderen opgroeien in armoede, veel aanvragen van kinderen om zich te herenigen met hun ouders in Nederland worden afgewezen, 25% van de scholen voor speciaal onderwijs (zeer) zwak scoren en 16- en 17-jarigen in Nederland onder het volwassen strafrecht worden berecht.
Voor ons zijn de gegevens over de kindermishandeling, het aantal kinderen dat opgroeit in armoede en het aantal (zeer) zwakke scholen voor speciaal onderwijs het meest relevant. Als lokale overheid kunnen we ons, in samenwerking met andere partijen, inzetten voor het verbeteren van de situatie.
Wat betreft de kindermishandeling baseert de Kinderombudsman zich op cijfers van het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Van 6,4 op de 1000 kinderen wordt een melding gedaan bij het AMK, anders gezegd 1 op de 156 kinderen.
Binnen ons jeugdbeleid is een veilige omgeving voor kinderen om op te groeien één van de vijf beleidsvelden. Het zo snel mogelijk signaleren en aanpakken van kinder- mishandeling is daar een onderdeel van. Bij de beantwoording van vraag 5 gaan we daar dieper op in.
Ook in Groningen groeit een groot aantal kinderen op in armoede. Meer dan gemiddeld zelfs. Met ons armoedebeleid gaan we daar specifiek op in. Met ons nieuwe armoedebeleid leggen wij de focus op het gezin en daarmee indirect op de kinderen. Verder subsidiëren wij op dit moment een aantal projecten dat zich richt op de ondersteuning van kinderen die opgroeien in armoedesituaties, zoals het
Mentorenproject van Humanitas, Stichting Urgente Noden, Stichting Leergeld en het
2
Jeugdsportfonds. En daarnaast hebben wij de PC-regeling voor minima, waarbij kinderen die opgroeien in een gezin dat van een minimum moet rondkomen, in de overgang naar het voortgezet onderwijs in aanmerking kunnen komen voor een computer of een vergoeding voor de internetkosten. Daarnaast kunnen ouders een beroep doen op een tegemoetkoming voor de ouderbijdrage voor een schoolfonds en gebruik maken van de Stadjerspas.
Wat betreft het aantal (zeer) zwak scorende scholen voor speciaal onderwijs geldt dat de situatie in Groningen er beter uitziet dan het landelijk gemiddelde. Er is in de stad één school, van de vijftien scholen voor speciaal onderwijs, die zwak scoort. Deze school werkt onder intensieve begeleiding van de Inspectie voor het Onderwijs aan de verbetering van deze situatie.
2. De Kinderombudsman geeft aan dat er weinig bekend is over gehandicapte kinderen. Een eerste onderzoek leidt tot een cijfer van 12% van de ouders die aangeeft een kind te hebben met een langdurige ziekte, lichamelijke aandoening of beperking. Deze informatie is cruciaal om invulling te geven aan de
bepalingen van artikel 23 van het kinderrechtenverdrag met betrekking tot het verzekeren van de waardigheid van het kind, het bevorderen van zijn
zelfstandigheid en het vergemakkelijken van zijn actieve deelname aan het gemeenschapsleven. Weet het college hoe veel kinderen in Groningen gehandicapt zijn en hoe het staat met de naleving van artikel 23 van het kinderrechtenverdrag in Groningen?
Wij weten niet exact hoeveel kinderen in Groningen gehandicapt zijn. We hebben op termijn een indicatie van het aantal kinderen met een verstandelijke beperking met de uitgevoerde inventarisatie naar de extramurale AWBZ-begeleiding en het onderzoek dat we op dit moment uitvoeren naar het huidige gebruik van de jeugdzorg. Wij zullen uitzoeken in hoeverre een indicatie te geven is van het aantal kinderen met een
lichamelijke beperking. We gaan er vanuit dat we op dit moment met ons Integraal Jeugdbeleid doen wat in ons vermogen ligt om uitvoering te geven aan artikel 23 van het Kinderrechtenverdrag.
3. Het artikel van het Dagblad van het Noorden stelt dat er naar schatting ruim 500 kinderen in de Provincie Groningen een ‘jeugd zonder wegwijzers’
doormaken. Weet het college hoeveel kinderen in de gemeente Groningen in die omstandigheid opgroeien? Zo ja, om hoeveel kinderen gaat het en wat doet het college om deze kinderen te ondersteunen? Zo nee, is het college bereid te onderzoeken hoe veel kinderen in de gemeente Groningen in deze omstandigheid opgroeien?
We weten niet hoeveel kinderen in de gemeente Groningen een “jeugd zonder wegwijzers” doormaken. Op dit moment valt deze groep onder de
verantwoordelijkheid van heel veel andere partijen. We hebben instellingen gevraagd of zij weten om hoeveel kinderen het gaat in de stad. Zij bleken niet in staat om onze vraag te beantwoorden.
3
4. De Kinderombudsman wijst in zijn rapport op artikel 27, lid 3 van het Kinderrechtenverdrag. De overheid moet op grond van dit artikel passende maatregelen treffen om ouders of verzorgers indien nodig materiële bijstand en ondersteuning te bieden, vooral wat betreft voeding, kleding en huisvesting.
Kan het college aangeven hoe hier in Groningen invulling aan gegeven wordt?
Het Kinderrechtenverdrag is afgesloten tussen Staten. Dat betekent dat de
Nederlandse nationale overheid zich met ratificatie van het Verdrag heeft verplicht zorg te dragen voor kinderen. Dat heeft zij gedaan in diverse wetten als Zvw, AWBZ.
Anw en WWB. Lokale overheden zijn verplicht om nationale wetgeving uit te voeren voor zover van toepassing.
In de Wet werk en bijstand (WWB) zijn (basis)normen voor (éénouder)gezinnen opgenomen. Deze normen worden door de wetgever voldoende geacht om te kunnen voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Hieronder vallen onder andere kosten voor kleding, voeding en huisvesting van de gezinsleden.
Daarnaast kunnen gemeenten in individuele gevallen voor noodzakelijke kosten bijzondere bijstand verstrekken.
Voor de materiele ondersteuning van kinderen (en hun ouders of verzorgers) op het gebied van kleding en schoeisel hebben we verder in Groningen een noodfonds: het Fonds Armoede en Gezondheid. Medewerkers van de JGZ kunnen in schrijnende situaties op het snijvlak van armoede en gezondheid een beroep doen op dit fonds voor bijvoorbeeld de aanschaf van een winterjas of schoenen. Er is jaarlijks voor dit doel 5 duizend euro beschikbaar.
Sinds 7 juni 2012 is in Groningen de Stichting Urgente Noden Groningen opgericht.
Deze stichting versterkt vanuit fondsen financiële hulp aan inwoners van Groningen, die in een urgente financiële noodsituatie verkeren.
5. De PvdA is tevreden over de inzet van het Integraal Jeugdbeleid in Groningen maar maakt zich gelet op de inhoud van het rapport van de Kinderombudsman en het artikel in het Dagblad van het Noorden wel degelijk zorgen over de kinderen in Groningen. Deelt het college deze zorg van de PvdA? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze stelt het college voor extra aandacht te besteden aan kinderen in Groningen?
Het college deelt de zorg over het relatief hoge aantal kinderen dat in Groningen in armoede opgroeit. Ook delen wij uw zorg over de kindermishandeling.
Het hoge aantal kinderen dat in armoede opgroeit is één van de redenen om ons armoedebeleid opnieuw onder de loep te nemen. In juni 2012 wordt de visienota voor het nieuwe armoedebeleid aan de raad voorgelegd. Ons integraal jeugdbeleid is erop gericht dat alle kinderen in onze stad optimale ontwikkelingskansen krijgen om uiteindelijk goed beslagen de arbeidsmarkt te betreden. Daarbij gaat het om talenten ontplooien, actief en gezond opgroeien, participeren en ook om het opgroeien in een veilige omgeving. Helaas is dat niet voor alle kinderen weggelegd. Onze inspanningen zijn gericht op het tijdig signaleren van kindermishandeling. Jaarlijks trainen we daarvoor professionals van instellingen die deelnemen aan de verwijsindex Zorg voor Jeugd. Ook ondersteunen we de instellingen die deelnemen aan de verwijsindex bij de invoering van het handelingsprotocol huiselijk geweld en kindermishandeling.
4
De CJG’s grijpen in bij een vermoeden van kindermishandeling. Vervolgens is de Raad voor de Kinderbescherming aan bod. Aanvullend hierop subsidiëren we gerichte hulp aan kinderen om de negatieve gevolgen van huiselijk geweld tegen te gaan.