• No results found

Arbeidsmarkttrajecten van vrouwen met een migratie-achtergrond voor en na de geboorte van een eerste kind

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Arbeidsmarkttrajecten van vrouwen met een migratie-achtergrond voor en na de geboorte van een eerste kind"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ouderschap (Brewster & Rindfuss, 2000; Ghysels & Van Lancker, 2009; Neels & Theunynck, 2012).

Het bestaande onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van migranten was tot nu toe meer gefocust op mannen dan op vrouwen (Rubin et al., 2008). Omdat vaak gebruik wordt gemaakt van cross-sectione- le data, zijn de resultaten met be- trekking tot het effect van ouder- schap op de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen met een migratie-achtergrond evenmin eenduidig (Bevelander & Groeneveld, 2006, 2012; Holland &

de Valk, 2013; Rubin et al., 2008). De longitudinale data van de Kruispuntdatabank en het Rijksregister maken het echter mogelijk om het verband tussen de transitie naar ouderschap en arbeidsmarktparti- cipatie na te gaan voor vrouwen van verschillende herkomstgroepen in België. In deze bijdrage ver- gelijken we eerst patronen van arbeidsmarktparti- cipatie voor en na de geboorte van een eerste kind bij vrouwen met een migratie-achtergrond (Zuid- Europa, Oost-Europa, Turkije en Marokko). We onderscheiden daarbij vrouwen die in het buiten- land geboren zijn en degenen die in België werden geboren maar van migrantenherkomst zijn (eerste versus tweede generatie) en vergelijken hun ar- beidsparticipatie met die van autochtone vrou- wen. Ten tweede stellen we ons de vraag of de

Arbeidsmarkttrajecten van vrouwen met een migratie-achtergrond voor en na de geboorte van een eerste kind

Kil, T., Neels, K., Van den Berg L., & de Valk, H.A.G. (2015). The ethnic gradient of maternal employment and leave uptake: contextualizing variation across origin groups and migrant generations in Belgium (Paper presented at the ’Equal is not Enough’-conference, Antwerp, Belgium, 4-6 February 2015).

Hoewel de werkzaamheid van moeders in België relatief hoog ligt, is dit voor moeders met een migratie-achtergrond vaak niet het geval. Aan de hand van longitudinale data van de Kruispuntbank en het Rijksregister wordt onderzocht hoe arbeidsmarkttrajecten rond de geboorte van een eerste kind verschillen naargelang de herkomst van de moeder, en of de transitie naar ouderschap een groter effect heeft op de werkzaamheid van vrouwen met een migratie-achtergrond dan het geval is bij Belgische vrouwen.

Situering

Gezien de vergrijzing en de toenemende etnische diversiteit van de Belgische samenleving, wordt de arbeidsmarktdeelname van migranten steeds belangrijker voor de economische groei en het behoud van de verzorgingsstaat (Coleman, 2006;

Eurostat, 2011; Holland & de Valk, 2013). De werk- zaamheid van niet-Europese migranten ligt in Bel- gië, ondanks deze demografische realiteit, veel lager dan de werkzaamheid van de autochtone bevolking en vooral de arbeidsmarktpositie van vrouwen met een migratie-achtergrond is precair (Corluy, 2014; Rubin et al., 2008). Tegelijkertijd weten we dat de werkzaamheid van mannen in België en andere Noord- en West-Europese samen- levingen grotendeels stabiel blijft doorheen de le- vensloop, terwijl die van vrouwen varieert in func- tie van levenslooptransities zoals de transitie naar

(2)

arbeidsparticipatie en werkzaamheid van vrouwen met een migratie-achtergrond sterker beïnvloed wordt door de transitie naar ouderschap dan het geval is bij Belgische vrouwen.

Achtergrond

De Turkse en Marokkaanse gemeenschap vor- men de grootste niet-Europese migrantengroepen in België. Turkse en Marokkaanse migranten (met name mannen) werden in de jaren zestig gerekru- teerd om laaggeschoolde jobs uit te oefenen in België. Na de migratiestop van 1974 werden ge- zinsvorming en gezinshereniging de enige overblij- vende legale opties om naar België te migreren.

Veel Turken en Marokkanen die nu in België leven, maakten gebruik van deze mogelijkheid om hun partner en kinderen naar België te laten overkomen en ook een groot deel van de tweede generatie vindt nog steeds een partner in het herkomstland.

Deze nauwe band tussen gezinsvorming en migra- tie is grotendeels afwezig bij de migrantengroepen uit Zuid-Europa (Italië) en de meer recente mi- granten uit Oost-Europa (Polen). Hoewel ook deze beide migrantengroepen voornamelijk naar België kwamen vanwege tewerkstellingskansen, waarbij de eerste groep al sinds de jaren vijftig arriveerde terwijl de Oost-Europese migratie vanaf de late ja- ren negentig op gang kwam (CGKR, 2014).

Migrantengroepen hebben in België over het al- gemeen een relatief zwakke arbeidsmarktpositie.

Vooral bij de niet-Europese migrantengroepen ligt de tewerkstellingsgraad erg laag en is er sprake van een oververtegenwoordiging in armoede (Corluy, 2014). Er zijn verschillende redenen voor deze on- gunstige positie. Voor eerste generatie migranten zijn een gebrek aan kennis van de Nederlandse of Franse taal, een gebrek aan Belgische diploma’s of een gebrek aan werkervaring belangrijke ver- klarende factoren (Phalet, 2007). Verder worden individuele hulpbronnen (Pichler, 2011; van Tu- bergen, Maas & Flap, 2004), discriminatie op de arbeidsmarkt (Hermansen, 2013; Safi, 2010) en een gebrek aan sociaal kapitaal of institutionele kennis (Verhaeghe, Li, & Van de Putte, 2013) in de litera- tuur aangehaald als verklaringen voor de zwakke arbeidsmarktpositie van migranten van zowel de eerste als de tweede generatie (Heath, Rothon, &

Kilpi, 2008).

Arbeidsmarktposities van vrouwen hangen echter ook sterk samen met levenslooptransities, zo laat onderzoek onder vrouwen van de meerderheids- bevolking zien. De transitie naar ouderschap heeft vaak een negatief effect op de arbeidsmarktparti- cipatie en werkzaamheid van vrouwen (Gutierrez- Domenech, 2005; Kil et al., 2015; Shapiro & Mott, 1994; Wood, Neels, & De Wachter, 2014). Voor vrouwen van Turkse en Marokkaanse afkomst geldt bovendien dat zij gekenmerkt worden door een transitie naar huwelijk en ouderschap op re- latief jonge leeftijd in vergelijking met Belgische vrouwen (Corijn & Lodewijckx, 2009). Een moei- lijke start op de arbeidsmarkt in combinatie met een vroege start van gezinsvorming kan er ech- ter voor zorgen dat vrouwen huwen en een eer- ste kind krijgen nog voor ze een stabiele positie op de arbeidsmarkt hebben verworven. Vrouwen van Turkse en Marokkaanse herkomst huwen in België bovendien vaak met partners van dezelfde herkomst (Corijn & Lodewijckx, 2009), wat in som- mige gevallen wellicht de bestendiging van eerder traditionele genderrollen betekent (Hooghiemstra, 2001; Kalmijn, 1998). Volgens Nederlands onder- zoek hebben Turkse en Marokkaanse migranten vaker traditionele ideeën over genderrollen op vlak van betaald werk, huishoudelijk werk en zorgtaken (Merens, Keuzenkamp, & Das, 2006).

Ondanks het feit dat vrouwen met een migratie- achtergrond vaak worden gekenmerkt door een zwakkere socio-economische positie en mogelijk meer traditionele attitudes ten aanzien van ge- zinsvorming, werd de link tussen de transitie naar ouderschap en arbeidsmarktparticipatie voor deze groepen vooralsnog niet longitudinaal onderzocht.

Gegevens

We bestuderen eerst hoe patronen van arbeids- marktparticipatie rond de geboorte van een eerste kind eruitzien voor eerste en tweede generatie vrou- wen van Zuid-Europese, Oost-Europese, Turkse en Marokkaanse afkomst, vergeleken met vrouwen van Belgische afkomst. We vragen ons verder af of de arbeidsmarktparticipatie van deze vrouwen ster- ker wordt beïnvloed door de geboorte van een eer- ste kind dan het geval is bij vrouwen van Belgische afkomst. Om deze vragen te beantwoorden maken we gebruik van data van het Belgisch Administratief

(3)

Socio-Demografisch Panel dat samengesteld is op basis van longitudinale data van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en het Rijksregister. Het panel is representatief voor vrouwen van 15 tot 50 jaar die legaal in België verbleven tussen 1999 en 2010, en het bevat gedetailleerde informatie over huishoudenssamenstelling en arbeidsmarktpositie op kwartaalbasis. De steekproef is disproportio- neel gestratificeerd naar nationaliteit en omvat data over het geboorteland van de steekproefpersonen, ouders en grootouders, waardoor een grote groep migranten van zowel de eerste als de tweede gene- ratie kan worden geïdentificeerd.

De analyse van de vrouwelijke tewerkstelling maakt gebruik van gegevens voor 11 429 vrouwen tussen de 18 en 50 jaar oud die een eerste kind kregen tus- sen 2000 en 2010. Voor elk van deze vrouwen start de observatie uiterlijk één jaar voor de geboorte van het eerste kind en loopt de observatie verder i) tot het eerste kind vier jaar oud is, ii) tot twee kwar- talen voor de geboorte van een tweede kind, iii) tot de moeder de leeftijd van 50 jaar bereikt, iv) tot het einde van de observatieperiode in 2010, of v) tot het moment van emigratie of sterfte. De analyse onderscheidt 8359 Belgische vrouwen, 288 Oost-Europese vrouwen (van de eerste generatie), 841 Zuid-Europese vrouwen (227 van de eerste en 614 van de tweede generatie), 528 Turkse vrouwen (314 van de eerste en 204 van de tweede generatie) en 1413 Marokkaanse vrouwen (821 van de eerste generatie en 390 van de tweede generatie).

Resultaten

Beschrijvende analyse

Figuur 1 schetst de evolutie van de arbeidsmarktpo- sitie van moeders naar herkomstland en generatie.

Er worden vijf verschillende posities onderscheiden:

voltijds werkend, deeltijds werkend,1 gebruik van tijdskrediet (TK) of loopbaanonderbreking (LOB),2 werkloosheid en inactiviteit. In de figuren worden vrouwen opgevolgd van maximaal twee jaar voor- afgaand aan de geboorte van een eerste kind tot drie jaar na de geboorte van een eerste kind. Van de Belgische moeders is zo’n negentig procent ac- tief op de arbeidsmarkt één jaar voor de geboorte van het kind. Activiteitsgraden nemen af tijdens het laatste kwartaal voor de geboorte maar bereiken

opnieuw het niveau van negentig procent in het tweede kwartaal na de geboorte. Belgische moe- ders blijven dus sterk verbonden met de arbeids- markt, maar het karakter van arbeidsmarktactiviteit verandert. Het werkloosheidsniveau neemt licht toe: waar één jaar voor de geboorte zes procent van de Belgische moeders werkloos was, is dit na de geboorte toegenomen tot tien procent. De transitie naar ouderschap veroorzaakt de grootste verande- ringen in voltijdse versus deeltijdse arbeidspartici- patie. Terwijl 68% van de vrouwen voltijds werkte voor de geboorte, werkt slechts 46% voltijds na de geboorte van het eerste kind. Het niveau van voltijd- se arbeidsparticipatie herstelt nauwelijks naarmate de leeftijd van het jongste kind in het huishouden toeneemt. De terugval in voltijdse participatie gaat initieel gepaard met een toename van het gebruik van ouderschapsverlof in de kwartalen volgend op de geboorte van het eerste kind. Na verloop van tijd daalt het gebruik van ouderschapsverlof echter en neemt de deeltijdse arbeidsparticipatie toe. Een jaar voor de geboorte van het eerste kind maakt circa 1% van de vrouwen gebruik van verlofstelsels, terwijl één tot twee jaar na de geboorte van het kind respectievelijk 16% en 10% van de moeders hier ge- bruik van maken. Bovendien is deeltijds werk toe- genomen van 17% voor de geboorte van het eerste kind tot 20% en 22%, respectievelijk één tot twee jaar na de geboorte van het eerste kind.

Voor bijna alle migrantengroepen observeren we de- zelfde loopbaanpatronen rond de geboorte van het eerste kind: werkloosheidsniveaus nemen toe, vol- tijdse participatie neemt af en deeltijdse participatie en het gebruik van ouderschapsverlof nemen toe.

We merken wel grote verschillen op in de absolute posities voor ouderschap. Een jaar voor de geboor- te van het eerste kind zijn Oost-Europese (41%), Zuid-Europese (67%) maar vooral Turkse (27%) en Marokkaanse (31%) vrouwen van de eerste genera- tie minder actief op de arbeidsmarkt in vergelijking met autochtone vrouwen. De activiteitsgraden van migranten van de tweede generatie daarentegen, leunen wel dicht aan bij die van vrouwen van Belgi- sche afkomst. Respectievelijk 88%, 85% en 82% van de Zuid-Europese, Turkse en Marokkaanse tweede generatie is actief op de arbeidsmarkt één jaar voor de geboorte van het eerste kind.

Waar de activiteitsgraad van vrouwen met een migratie-achtergrond – vooral in het geval van de

(4)

Figuur 1.

Arbeidsmarktposities van vrouwen van de eerste en tweede generatie van Belgische, Zuid-Europese, Oost-Europe- se, Turkse en Marokkaanse afkomst die hun eerste kind kregen tussen 1999 en 2000

Figuur 1.1.

Belgische vrouwen (n = 8359 personen)

Figuur 1.2.

Oost-Europese vrouwen van de eerste generatie (n = 288 personen)

0%

20%

40%

60%

80%

100%

-2 -1 0 1 2 3 0%

20%

40%

60%

80%

100%

-2 -1 0 1 2 3

Figuur 1.3.

Zuid-Europese vrouwen van de eerste generatie (n = 227 personen)

Figuur 1.4.

Zuid-Europese vrouwen van de tweede generatie (n = 614 personen)

0%

20%

40%

60%

80%

100%

-2 -1 0 1 2 3 0%

20%

40%

60%

80%

100%

-2 -1 0 1 2 3

Figuur 1.5.

Turkse vrouwen van de eerste generatie (n = 314 per- sonen)

Figuur 1.6.

Turkse vrouwen van de tweede generatie (n = 204 personen)

0%

20%

40%

60%

80%

100%

-2 -1 0 1 2 3

0%

20%

40%

60%

80%

100%

-2 -1 0 1 2 3

Figuur 1.7.

Marokkaanse vrouwen van de eerste generatie (n = 821 personen)

Figuur 1.8.

Marokkaanse vrouwen van de tweede generatie (n = 390 personen)

0%

20%

40%

60%

80%

100%

-2 -1 0 1 2 3

0%

20%

40%

60%

80%

100%

-2 -1 0 1 2 3

Inactief Werkloos TK/LOB Deeltijds werkend Voltijds werkend Bron: Belgisch Administratief Sociaal-Demografisch Panel 1999 – 2010 (eigen bewerking)

(5)

eerste generatie – lager ligt dan bij Belgische vrou- wen, ligt de proportie werklozen in alle herkomst- groepen en generaties steevast hoger dan bij Belgi- sche vrouwen, en dit zowel voor als na de geboorte van het eerste kind. Van de Oost-Europese vrouwen en de Zuid-Europese vrouwen van de eerste en de tweede generatie die één jaar na de geboorte actief zijn op de arbeidsmarkt is respectievelijk 27%, 26%

en 20% werkloos, vergeleken met 11%van de Belgi- sche vrouwen. De cijfers liggen echter nog hoger bij de Turkse en Marokkaanse vrouwen. Van de Turkse vrouwen die actief zijn op de arbeidsmarkt één jaar na de geboorte van het eerste kind is zo’n 49% werk- loos, ongeacht de generatie waartoe ze behoren. Bij de Marokkaanse vrouwen gaat het om circa 52%.

Vrouwen met een migratie-achtergrond maken tot slot minder gebruik van verlofstelsels. Dit heeft op het eerste zicht vooral te maken met de hogere in- activiteits- en werkloosheidsgraden. Het recht op ouderschapsverlof is immers gebonden aan het hebben van werk.

Multivariate analyse

Om na te gaan of het effect van gezinsvorming op de arbeidsmarktpositie varieert in functie van herkomstland en generatie, werd een ‘multino- mial multilevel logit’ model geschat dat aangeeft hoe de arbeidsmarktpositie van vrouwen varieert

in functie van herkomst, generatie, kwartaal sinds eerste geboorte, leeftijd bij de eerste geboorte, huishoudtype, gewest en arbeidsmarktpositie voor de geboorte. De resultaten van de analyse werden samengebracht in tabel 1, die de arbeidsmarkt- positie van Belgische vrouwen en vrouwen met een migratie-achtergrond (naar herkomstgroep en generatie) schetst, twee jaar na de geboorte van het eerste kind. De geobserveerde kansen (obs.) schetsen voor elke herkomstgroep en generatie de reële verdeling van arbeidsmarktposities die in de steekproef wordt aangetroffen. De geschatte kan- sen (pred.) controleren daarentegen voor boven- vermelde kenmerken en weerspiegelen voor elke herkomstgroep en generatie de kans op voltijds werk, deeltijds werk, gebruik van ouderschapsver- lof of tijdskrediet, werkloosheid en inactiviteit, voor een vrouw die één jaar voor de geboorte voltijds werkte, 28 jaar was toen ze haar eerste kind kreeg en gehuwd samenwoont in Vlaanderen.

Na controle voor huishoudtype, gewest, leeftijd bij eerste geboorte en arbeidsmarktpositie een jaar voor de geboorte van het eerste kind (pred.) zijn de verschillen in arbeidsmarktpositie tussen de her- komstgroepen veel kleiner dan voordien (obs.). De kans om voltijds te werken na de geboorte van het eerste kind bedraagt respectievelijk 61%, 62% en 62% bij Zuid-Europese, Turkse en Marokkaanse vrouwen van de tweede generatie die ook voltijds werkten vóór de geboorte van hun eerste kind,

Tabel 1.

Geobserveerde kans (obs.) en geschatte (pred.) kans om voltijds te werken, deeltijds te werken, tijdskrediet of loopbaanonderbreking op te nemen (TK/LOB) en werkloos te zijn, vrouwen, twee jaar na de geboorte van een eerste kind

  Voltijds werk Deeltijds werk TK/LOB Werkloos Inactief

Obs. Pred.* Obs. Pred.* Obs. Pred.* Obs. Pred.* Obs. Pred.*

BE 0,49 0,66 0,22 0,13 0,10 0,15 0,10 0,02 0,09 0,04

O-EU1 0,22 0,54 0,17 0,18 0,01 0,12 0,10 0,03 0,50 0,12

Z-EU1 0,28 0,55 0,20 0,14 0,05 0,15 0,17 0,04 0,30 0,12

Z-EU2 0,36 0,61 0,21 0,14 0,07 0,16 0,23 0,04 0,13 0,05

TU1 0,05 0,47 0,08 0,11 0,02 0,16 0,14 0,04 0,71 0,22

TU2 0,24 0,62 0,18 0,11 0,02 0,15 0,33 0,06 0,23 0,06

MA1 0,12 0,46 0,10 0,13 0,01 0,13 0,14 0,05 0,63 0,23

MA2 0,26 0,62 0,16 0,09 0,03 0,18 0,37 0,06 0,18 0,05

Noot: De kansen werden op basis van een multinomial multilevel logit model berekend voor een referentiepersoon die voltijds werkte één jaar voor de geboorte, 28 jaar was bij de eerste geboorte, gehuwd samenwoont en in Vlaanderen woont.

Bron: Belgisch Administratief Socio-Demografisch Panel 1999 – 2010 (eigen bewerking)

(6)

vergeleken met 66% bij Belgische vrouwen met de- zelfde kenmerken (tweede kolom tabel 1). Na con- trole voor de arbeidsmarktpositie vóór de geboorte van het eerste kind, is de daling in werkzaamheid bij vrouwen van de tweede generatie dus nauwe- lijks groter dan het geval is bij Belgische vrouwen.

Bij vrouwen van de eerste generatie met dezelfde kenmerken ligt de kans op voltijds werk na de ge- boorte van het eerste kind echter wel lager: respec- tievelijk 54%, 55%, 47% en 46% voor eerste gene- ratie vrouwen van Oost-Europese, Zuid-Europese, Turkse en Marokkaanse afkomst.

Na controle voor huishoudtype, gewest, leeftijd bij eerste geboorte en de arbeidsmarktpositie één jaar voor de geboorte van het eerste kind zijn de ge- schatte kansen op deeltijds werk en de geschatte kansen op tijdskrediet en loopbaanonderbreking gelijkaardig voor alle herkomstgroepen (respectie- velijk 11 à 14 procent en 15 à 16 procent), met uitzondering van de Oost-Europese vrouwen en Marokkaanse vrouwen van de tweede generatie.

De geschatte kansen op deeltijds werk en het ge- bruik van tijdskrediet of loopbaanonderbreking van Oost-Europese vrouwen bedragen respectievelijk 18% en 12%. Zij maken dus in mindere mate ge- bruik van verlofstelsels en participeren meer deel- tijds op de arbeidsmarkt. Bij Marokkaanse vrouwen van de tweede generatie zien we een omgekeerd patroon. Zij participeren minder deeltijds op de ar- beidsmarkt (9%) en maken meer gebruik van tijds- krediet of loopbaanonderbreking (18%).

Voor vrouwen die voltijds werkten voor de ge- boorte van hun eerste kind en een leeftijd van 28 jaar hadden bij de geboorte van hun eerste kind, verschilt de geschatte kans op werkloosheid twee jaar na de geboorte van het eerste kind veel minder naar herkomstgroep en generatie, dan het geval is bij de geobserveerde werkloosheidscijfers. De pre- caire arbeidsmarktpositie na ouderschap weerspie- gelt ook hier grotendeels de verschillen die reeds aanwezig waren vóór ouderschap. Voor inactiviteit worden wel verschillen vastgesteld: ook na con- trole voor huishoudtype, gewest, leeftijd bij eerste geboorte en de arbeidsmarktpositie één jaar voor de geboorte van het eerste kind, ligt de kans op in- activiteit hoger bij Zuid-Europese en Oost-Europe- se vrouwen van de eerste generatie (beiden 12%) en vooral Turkse en Marokkaanse vrouwen van de eerste generatie (respectievelijk 22% en 23%).

Conclusie

In deze bijdrage werd eerst onderzocht hoe ar- beidsmarkttrajecten rond de geboorte van een eer- ste kind verschillen naargelang de herkomst van de moeder en daarna keken we of de transitie naar ouderschap een groter effect heeft op de werk- zaamheid van vrouwen met een migratie-achter- grond dan het geval is bij Belgische vrouwen. De resultaten tonen aan dat vrouwen met een migra- tie-achtergrond in België gekenmerkt worden door een lagere activiteitsgraad, en vooral een lagere werkzaamheid dan Belgische vrouwen, en dit zo- wel vóór als ná de geboorte van een eerste kind.

Er blijkt evenwel sprake van sterke heterogeniteit onder vrouwen met een migratie-achtergrond: de activiteitsgraad van vrouwen van de tweede ge- neratie leunt in alle herkomstgroepen nauw aan bij de situatie van autochtone vrouwen, hoewel tweede generatie Turkse en Marokkaanse vrou- wen steeds worden gekenmerkt door een fors ho- gere werkloosheidsgraad dan Belgische vrouwen.

Voor de eerste generatie liggen de activiteitsgraden reeds vóór ouderschap aanzienlijk lager dan het geval is bij Belgische vrouwen (vooral bij vrouwen van Turkse en Marokkaanse origine) en dit ver- schil houdt aan na de transitie naar ouderschap.

De arbeidsmarktpositie van vrouwen met een mi- gratie-achtergrond en Belgische vrouwen ná de geboorte van een eerste kind blijkt steeds sterk te worden bepaald door de arbeidsmarktpositie van deze vrouwen vóór ouderschap. Na controle voor verschillende kenmerken, blijkt dat met name vrou- wen van de eerste generatie na de geboorte van hun eerste kind vaker uitstromen naar inactiviteit in vergelijking met Belgische vrouwen. Vooral bij eerste generatie Turkse en Marokkaanse vrouwen is deze kans relatief groot. Verschillende redenen zouden aan de basis hiervan kunnen liggen. Ten eerste kan een uitgebreid sociaal netwerk cruci- aal zijn om gezin en werk efficiënt te combineren.

Aangezien eerste generatie vrouwen niet zijn opge- groeid in België kunnen ze mogelijk minder vaak een beroep doen op vrienden en familie die hen wanneer nodig bijstaan in hun zorgverantwoorde- lijkheid. Ten tweede kan een zwakke arbeidsmarkt- positie in termen van jobonzekerheid, een tijdelijke contract of een hoog werkloosheidsrisico drempel- verlagend werken naar uittrede toe. Wanneer voor- uitzichten op de arbeidsmarkt ongunstig zijn, is de

(7)

keuze om zich voltijds toe te leggen op de rol van ouder mogelijk aantrekkelijker. Verder is de grotere kans op inactiviteit bij eerste generatie Turkse en Marokkaanse vrouwen mogelijk gelieerd aan tradi- tionele attitudes ten aanzien van genderrollen bin- nen het gezin. Bijkomend onderzoek is op dit punt vereist om onderscheid te maken tussen toegang tot en gebruik van formele opvangvoorzieningen, inactiviteitsvallen en vooral differentiële preferen- ties van deze vrouwen ten aanzien van gezin en werk ten opzichte van Belgische vrouwen.

Voor moeders van de tweede generatie is nauwe- lijks sprake van een sterkere uittrede naar inactivi- teit dan bij Belgische vrouwen. Voor tweede gene- ratie vrouwen – net als bij eerste generatie vrouwen – zien we echter wel dat het risico op werkloosheid in sterkere mate toeneemt na de geboorte van een eerste kind dan bij Belgen. Mogelijk is het voor ou- ders die in de werkloosheid terecht komen moeilij- ker om een nieuwe job te vinden die te verenigen valt met de zorg voor een kind. Zeker voor vrou- wen die reeds vóór ouderschap beschikten over een laag inkomen, weegt een inkomen uit arbeid met de bijkomende financiële en organisatorische kosten verbonden aan de combinatie van gezin en werk mogelijk niet op tegen een vervangingsinko- men. Ook hier is verder onderzoek aangewezen naar de toegang en het gebruik van opvangvoor- zieningen en het optreden van werkloosheidsval- len, waarbij wordt gedifferentieerd naar de inko- menspositie van vrouwen en huishoudens vóór ouderschap.

De arbeidsmarktpositie van vrouwen met een mi- gratie-achtergrond wint aan belang in een context gekenmerkt door bevolkingsveroudering en een toenemende etnische diversiteit van de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Dit onderzoek geeft aan dat de arbeidsmarktposities van moeders met een migratie-achtergrond sterk samenhangt met de ar- beidsmarktpositie van deze vrouwen vóór ouder- schap. Het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van moeders met een migratie-achtergrond is in dat opzicht niet enkel een kwestie van gelijke toegang tot voorzieningen die de combinatie van werk en gezin ondersteunen – en daaraan gekoppeld het reduceren van inactiviteits- en werkloosheidsvallen – maar ook en in de eerste plaats een kwestie van arbeidsmarktbeleid dat de intrede van deze groep op de arbeidsmarkt ondersteunt. Verder onderzoek

is aangewezen om zicht te krijgen op differentiële toegang tot en gebruik van opvangvoorzieningen door vrouwen met een migratie-achtergrond, het optreden van inactiviteits- en werkloosheidsval- len naar inkomen vóór ouderschap en differentiële preferenties van deze vrouwen ten aanzien van ge- zin en werk. Aan de hand van de administratieve gegevens die in dit onderzoek werden gebruikt, is het echter niet mogelijk om de effecten van bijvoor- beeld opleidingsniveau, jobonzekerheid of attitu- des op vlak van genderrollen te bestuderen. Verder werd in onze analyses enkel rekening gehouden met de drie jaren volgend op de geboorte van een eerste kind, terwijl ook de langetermijneffecten van ouderschap op arbeidsmarkttrajecten mogelijk ver- schillen naargelang herkomst. In verder onderzoek zou het dan ook interessant zijn om te kijken welk effect een tweede of derde geboorte heeft op de arbeidsmarktpositie en hoe deze verschilt naar mi- gratie-achtergrond.

Tine Kil Karel Neels Layla Van den Berg

Universiteit Antwerpen, Centrum voor Longitudinaal en Levenslooponderzoek

Helga de Valk

Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut Vrije Universiteit Brussel, Interface Demography

Noten

1. Voltijds werk wordt van deeltijds werk onderscheiden door 80% van het normaal aantal werkuren voor een voltijdse betrekking in de betreffende sector als grens te nemen.

2. Het was niet mogelijk om het gebruik van ouderschapsver- lof te onderscheiden van het gebruik van andere verlofstel- sels. Het gebruik van verlofstelsels verwijst daarom naar alle soorten tijdskrediet (TK) en loopbaanonderbreking (LOB). Onderzoek (Desmet & Glorieux, 2007) toont echter aan dat de meerderheid van de Belgische vrouwen die ge- bruik maken van dergelijke verlofstelsels dit doen om meer tijd door te brengen met hun kinderen. Aangezien de fo- cus in deze bijdrage ligt op het gebruik van verlofstelsels tijdens een levensfase waar jonge kinderen deel uitmaken van het huishouden, kunnen we verwachten dat de meeste moeders die tijdskrediet of loopbaanonderbreking opne- men, dit doen in het kader van ouderschapsverlof.

(8)

Bibliografie

Bevelander, P., & Groeneveld, S. (2006). Patterns of Tran- sition: Female Native Dutch and Ethnic Minority Em- ployment Patterns in the Dutch Labour Market, 1991 and 2002. Journal of Ethnic and Migration Studies, 32(5), 785-807.

Bevelander, P., & Groeneveld, S. (2012). How many hours do you have to work to be integrated? Full-time and part-time employment of native and ethnic minority women in the Netherlands. International Migration, 50, e117-e131.

Brewster, K. L., & Rindfuss, R. R. (2000). Fertility and women’s employment in industrialized nations. An- nual Review of Sociology, 26, 271-296.

Coleman, D. (2006). Immigration and ethnic change in low-fertility countries: a third demographic transition.

Population and Development Review, 32(3), 401-446.

Corijn, M., & Lodewijckx, E. (2009). De start van de ge- zinsvorming bij de Turkse en Marokkaanse tweede generatie in het Vlaams Gewest. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

Corluy, V. (2014). Labour market outcomes and trajecto- ries of immigrants in Belgium. (Doctoral disseration).

Antwerp: University of Antwerp.

Desmet, B., & Glorieux, I. V., J. (2007). Wie zijn de loop- baanonderbrekers? Socio-demografische kenmerken, motivaties en arbeidshouding van loopbaanonderbre- kers. Brussel: TOR.

Eurostat. (2011). Migrants in Europe – A statistical portrait of the first and second generation. Luxembourg: Publi- cations Office of the European Union.

Ghysels, J., & Van Lancker, W. (2009). Emancipatie in twee snelheden opnieuw bekeken: laaggeschoolde vrouwen in België en Europa. Antwerpen: Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck.

Gutierrez-Domenech, M. (2005). Employment after moth- erhood: a European comparison. Labour Economics, 12(1), 99-123.

Heath, A. F., Rothon, C., & Kilpi, E. (2008). The second generation in Western Europe: Education, unemploy- ment, and occupational attainment. Annual Review of Sociology, 34, 211-235.

Hermansen, A. S. (2013). Occupational Attainment Among Children of Immigrants in Norway: Bottlenecks into Employment-Equal Access to Advantaged Positions?

European Sociological Review, 29(3), 517-534.

Holland, J. A., & de Valk, H. (2013). The employment of turkish second generation women in Europe in com- paritive perspective. Brussels: European Commission.

Hooghiemstra, E. (2001). Migrants, partner selection and integration: Crossing borders? Journal of Comparative Family Studies, 32(4).

Kalmijn, M. (1998). Intermarriage and homogamy: Causes, patterns, trends. Annual Review of Sociology, 24, 395- 421.

Kil, T., Wood, J., Vergauwen, J., de Wachter, D., Van den Berg, L., & Neels, K. (2015). Arbeidsparticipatie en gebruik van ouderschapsverlof bij moeders in Vlaan- deren: een longitudinale analyse. In L. Vanderleyden

& M. Callens (Eds.), Arbeid en gezin: een paar apart.

Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

Merens, A., Keuzenkamp, S., & Das, M. (2006). Combina- tie van arbeid en zorg. In A. Merens & S. Keuzenkamp (Eds.), Sociale atlas van vrouwen uit etnische minder- heden. Den Haag: SCP.

Neels, K., & Theunynck, Z. (2012). Gezinsvorming en vrouwelijke arbeidsparticipatie: de opleidingsgradiënt van voltijds werk en attitudes ten aanzien van gezin en werk in 10 Europese landen. Tijdschrift voor Sociolo- gie, 33(3-4), 428-461.

Phalet, K. (2007). Down and out: The children of im- migrant workers in the Belgian labor market. In A.

Heath & S.-Y. Cheung (Eds.), Unequal chances: ethnic minorities in Western labour markets. Oxford: Oxford University Press.

Pichler, F. (2011). Success on European Labor Markets:

A Cross-national Comparison of Attainment between Immigrant and Majority Populations. International Mi- gration Review, 45(4), 938-978.

Rubin, J., Rendall, M. S., Rabinovich, L., Tsang, F., Janta, B., & van Oranje-Nassau, C. (2008). Migrant women in the EU labour force. Summary of findings. Cambridge:

Rand Corporation.

Safi, M. (2010). Immigrants’ Life Satisfaction in Europe:

Between Assimilation and Discrimination. European Sociological Review, 26(2), 159-176.

Shapiro, D., & Mott, F. L. (1994). Long-term employment and earnings of women in relation to employment be- havior surrounding the 1st birth. Journal of Human Resources, 29(2), 248-275.

van Tubergen, F., Maas, I., & Flap, H. (2004). The eco- nomic incorporation of immigrants in 18 western so- cieties: Origin, destination, and community effects.

American Sociological Review, 69(5), 704-727.

Verhaeghe, P. P., Li, Y. J., & Van de Putte, B. (2013). So- cio-economic and Ethnic Inequalities in Social Capital from the Family among Labour Market Entrants. Euro- pean Sociological Review, 29(4), 683-694.

Wood, J., Neels, K., & De Wachter, D. (2014). Family formation and labour force participation. A decom- position of eductional differences in maternal employ- ment (Paper presented at the Annual Conference of the Britisch Society for Population Studies, Winchester, 8-10 September 2014).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Hoe gaan we om bij kinderen die geen achternaam krijgen (op basis van hun nationale recht hebben ze een naamsketen of de kinderen met een Nederlandse nationaliteit die

Meestal wordt de echo van de nieren en blaas 3 tot 5 dagen na de geboorte gemaakt.. Dit onderzoek kan namelijk pas gedaan worden als uw kind

Bron: FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie – EAK –module 2 de kwartaal 2008 (Bewerking Departement WSE/ Steunpunt

In de monitor brengen we onder meer in kaart welke maatregelen door het kabinet zijn getroffen, voor wie ze bedoeld zijn, door wie ze worden uitgevoerd en wat bekend is over

In hoofdstuk 3 kwam ter sprake dat de gemeente Hengelo met projecten gericht op sociale zelfredzaamheid van allochtone oudere laagopgeleide vrouwen wil bereiken dat vrouwen hun

Het Nicis Institute heeft het Verwey Jonker Instituut gevraagd een onderzoek te ontwerpen waarbij in interactie met de gemeenten Enschede, Hengelo en Almelo kennis zou

 Voor erkenning met naamskeuze van het eerste gezamenlijke kind komt u beide in persoon langs..

Ook in dit geval werd specifieke toestemming verleend om zijn lichaam naar zijn vaders huis in de Weipoort te brengen, waar het werd geschouwd en de dood door verdrinking