• No results found

Asserweg 15, Hooghalen gemeente Midden-Drenthe (DR).

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Asserweg 15, Hooghalen gemeente Midden-Drenthe (DR)."

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Laagland Archeologie Rapport 163

Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase

Asserweg 15, Hooghalen gemeente Midden-Drenthe

(DR).

mei 2018 Versie 1.1 (concept)

In opdracht van:

AgriPlaza Bouwadvies Industrieweg 4F 9482 TT Tynaarlo

(2)

Colofon

Laagland Archeologie Rapport 163

Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase Asserweg 15 te Hooghalen, gemeente Midden-Drenthe (DR)

Auteur: E.W. Brouwer

In opdracht van: AgriPlaza Bouwadvies

Foto’s en tekeningen: Laagland Archeologie

Status rapport: Versie 1.1 (concept)

Controle: J.A.M. Oude Rengerink Autorisatie: J.A.M. Oude Rengerink

ISSN 2468-4759

Laagland Archeologie V.O.F Virulyweg 21F

7602 RG Almelo

E-mail: info@laaglandarcheologie.nl KvK-Nummer: 60294418

© Laagland Archeologie V.O.F, Almelo, mei 2018

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Laagland Archeologie V.O.F. aanvaardt geen

aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

(3)

Laagland Archeologie heeft in mei 2018 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Asserweg 15 te Hooghalen. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure vanwege het

voornemen op het terrein een nieuwe loods te bouwen. De bouw gaat gepaard met grondwerkzaamheden, waardoor eventuele archeologische resten in de bodem kunnen worden aangetast. Om de archeologische potentie van het gebied inzichtelijk te maken is een bureauonderzoek uitgevoerd. Op grond van de geïnventariseerde gegevens kan aan het plangebied een hoge verwachting op archeologische resten uit de periode mesolithicum – bronstijd worden toegekend. Voor wat betreft latere perioden is sprake van een lage verwachting. Het verwachtingsmodel is getoetst en aangevuld door middel van een karterend booronderzoek. Tijdens het booronderzoek is een overwegend intact bodemprofiel aangetroffen. Archeologische indicatoren zijn echter niet opgeboord. De verwachting kan daarom worden bijgesteld naar ‘laag’ voor alle archeologische

perioden. Vervolgonderzoek wordt niet aanbevolen. De implementatie van dit advies is in handen van de bevoegde overheid, de gemeente Midden-Drenthe. Mocht tijdens de uitvoer van de grondwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan dient onmiddellijk contact te worden opgenomen met de gemeente.

Samenvatting

(4)

Samenvatting ____________________________________________________ 5

1

Inleiding _____________________________________________________ 7

1.1 Aanleiding onderzoek ________________________________________________ 7 1.2 Afbakening plan- en onderzoeksgebied __________________________________ 7 1.3 Administratieve gegevens _____________________________________________ 8 1.4 Huidige situatie en toekomstig gebruik __________________________________ 9 1.5 Geplande verstoring _________________________________________________ 9 1.6 Gemeentelijk beleid _________________________________________________ 9 1.7 Onderzoeksdoel ____________________________________________________ 9 2

Inventarisatie _________________________________________________ 11

2.1 Inleiding _________________________________________________________ 11 2.2 Landschappelijke ontwikkeling ________________________________________ 11 2.3 Archeologie _______________________________________________________ 14 2.3.1 Bekende archeologische waarden ___________________________________ 14 2.3.2 Waarnemingen __________________________________________________ 14 2.3.3 AMK-terreinen __________________________________________________ 15 2.3.4 Eerder archeologisch onderzoek ____________________________________ 15 2.4 Historie __________________________________________________________ 16 3

Conclusie ____________________________________________________ 20

4

Verwachtingsmodel ____________________________________________ 21

5

Veldonderzoek ________________________________________________ 22

5.1 Beschrijving onderzoeksmethodiek ____________________________________ 22 5.2 Vraagstelling ______________________________________________________ 22 5.3 resultaten: lithologie, lithogenese en bodemontwikkeling ___________________ 23 5.4 Resultaten: archeologie _____________________________________________ 23 6

Conclusie en verwachting _______________________________________ 24

7

Selectieadvies ________________________________________________ 26

literatuur ______________________________________________________ 27

BIJLAGE 1 AMZ-cyclus ___________________________________________ 28

BIJLAGE 2 Archeologische perioden _________________________________ 29

BIJLAGE 3 Geomorfologische kaart _________________________________ 30

BIJLAGE 4 Actueel Hoogtebestand Nederland _________________________ 31

BIJLAGE 5 Gemeentelijke archeologische verwachtingskaart _____________ 32

BIJLAGE 6 Bodemkaart __________________________________________ 33

BIJLAGE 7 Waarnemingen, AMK-terreinen en onderzoeksmeldingen _______ 34

BIJLAGE 8 Boorpuntenkaart veldonderzoek __________________________ 35

BIJLAGE 9 Boorstaten veldonderzoek _______________________________ 36

(5)

7

HOOFDSTUK

De aanleiding voor het onderzoek vormt de geplande bouw van een nieuwe schuur aan de Asserweg 15 te Hooghalen, gemeente Midden-Drenthe (DR). Hiertoe is een

bestemmingsplanwijziging vereist. De gemeente Midden-Drenthe heeft een eigen archeologiebeleid. Op basis van het bestemmingsplan dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden om aan te tonen dat eventueel aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad door de geplande

bouwactiviteiten.

Het plangebied betreft de Asserweg 15 in Hooghalen, gemeente Midden-Drenthe (DR), zie onderstaande afbeelding.

Afbeelding 1. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied.

1 I NLEIDING

1.1 A

ANLEIDING ONDERZOEK

1.2 A

FBAKENING PLAN

-

EN ONDERZOEKSGEBIED

(6)

8 Het plangebied heeft een omvang van ongeveer 1500 m2. Voor een beter begrip van de bodemkundige omstandigheden en de archeologie van de planlocatie is een groter gebied bestudeerd. Een zone van 500 m rondom het plangebied wordt voldoende geacht om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen. Deze zone wordt aangeduid als ‘onderzoeksgebied’.

ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Provincie Drenthe

Gemeente Midden-Drenthe

Plaats Hooghalen

Toponiem Asserweg 15

Laagland Archeologie projectnummer

HOAS1801

Datum conceptrapportage 2 mei 2018 Datum definitief rapport

XY-coördinaten 232859/551582

232906/551582 232859/551554 232906/551554 Oppervlakte/lengte

plangebied

1500 m2

Kaartblad 17B

Datering neolithicum - late middeleeuwen

Complextype nederzetting

Onderzoeksmeldingsnr 4597223100

AMK-terrein n.v.t.

Vondstmeldingsnr. n.v.t.

Type onderzoek Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase

Opdrachtgever AgriPlaza Bouwadvies contactpersoon: J. Akkerman Bevoegde overheid gemeente Midden-Drenthe Adviseur namens bevoegde

overheid

gemeente Midden-Drenthe Beheer documentatie Bibliotheek RCE

archief Laagland Archeologie vof

Uitvoerder Laagland Archeologie V.O.F.

Virulyweg 21F 7602 RG Almelo 06 51 95 35 53

Projectleider E.W. Brouwer

erwin.brouwer@laaglandarcheologie.nl Tabel 1. Objectgegevens.

1.3 A

DMINISTRATIEVE GEGEVENS

(7)

9 Het plangebied is momenteel in gebruik als paardenbak. In de nabije toekomst is een nieuwe loods voorzien. Deze krijgt afmetingen van 50 x 30 m. De loods wordt op staal gebouwd. Een deel wordt onderkelderd (mestkelder). Onderstaande afbeelding toont een doorsnede.

Afbeelding 2. Doorsnede van de loods.

De ingrepen vinden plaats binnen het plangebied. De diepte van de geplande verstoring reikt vermoedelijk overwegend niet dieper dan ongeveer 100 cm –mv. De mestkelder reikt tot 2 m –mv.

Op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidskaart ligt het plangebied in een zone met een middelhoge archeologische verwachting (Waarde – Archeologie 2).

Conform art. 33 in het bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen groter dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm.

De omvang van de geplande verstoringen overschrijdt de vrijstellingsgrenzen zoals die in het vigerende gemeentelijk archeologiebeleid zijn aangegeven.

Het uitgevoerde onderzoek behoort tot de eerste fasen in het huidige archeologische onderzoeksproces (zie bijlage 1). Het bureauonderzoek heeft tot doel een archeologisch

1.4 H

UIDIGE SITUATIE EN TOEKOMSTIG GEBRUIK

1.5 G

EPLANDE VERSTORING

1.6 G

EMEENTELIJK BELEID

1.7 O

NDERZOEKSDOEL

(8)

10 verwachtingsmodel op te stellen aan de hand van bestaande bronnen, en te bepalen of en zo ja welke delen van het plangebied in aanmerking komen voor vervolgonderzoek.

Het verwachtingsmodel wordt getoetst en zo nodig aangevuld door middel van een verkennend booronderzoek. Op grond van de resultaten van dit onderzoek kan worden beoordeeld of en zo ja, welke vorm van vervolgonderzoek nodig is om de

archeologische waarde van het gebied te kunnen vaststellen.

Voor realisering van de doelstelling wordt de volgende vraagstelling gehanteerd:

Wat is de fysisch-geografische situatie van het gebied?

Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog intact? Wat is de invloed van de geomorfologische en bodemkundige aspecten van het

plangebied op bewoning en gebruik in het verleden?

Welke bekende archeologische waarden (complextype, archeologische periode) bevinden zich in het plan- en onderzoeksgebied?

Wat is bekend over het historisch gebruik van het plangebied in het verleden?

Wat is de specifieke verwachting van het plangebied ten aanzien van archeologische waarden? (datering, complextype, omvang, diepteligging, gaafheid en conservering, locatie, uiterlijke kenmerken (artefacten en type indicatoren), mogelijke

verstoringen)

(9)

11

HOOFDSTUK

In dit hoofdstuk worden de relevante landschappelijke ontwikkeling en huidige bodemkundige situatie beschreven. Tevens wordt ingegaan op de bekende

archeologische waarden in de omgeving van het plangebied en de historische situatie.

Voor wat betreft de in de tekst genoemde archeologische perioden wordt verwezen naar bijlage 2.

Tegen het einde van de laatste ijstijd (Weichselien, 116.000 – 11500 voor heden) werd in het plangebied – net als elders in grote delen van Nederland – een dik pakket dekzand afgezet door de wind (Formatie van Boxtel). In het plangebied en haar omgeving is dit pakket vermoedelijk tamelijk dun of zelfs niet aanwezig (afbeelding 3).

Aan of dicht onder het maaiveld ligt keileem (grondmorene), behorende tot de Formatie van Drenthe, Laagpakket van Gieten. Deze afzetting is onder het landijs gevormd gedurende de voorlaatste ijstijd (het Saalien, 238.000 – 126.000 voor heden). Aan het maaiveld liggen antropogene afzettingen (10-20 cm dik). In dit geval gaat het

waarschijnlijk om een bouwvoor.

2 I NVENTARISATIE

2.1 I

NLEIDING

2.2 L

ANDSCHAPPELIJKE ONTWIKKELING

(10)

12 Afbeelding 3. Raaiprofiel op basis van de dichtstbijzijnde geologische boringen uit DINO- loket.

(11)

13 Het plangebied is voor zover bekend gedurende het Holoceen nooit met veen begroeid geraakt, al naderde het veen het plangebied tussen 1500 en 500 voor Chr. tot bijna 100 m. De situatie waarbij de omgeving van het plangebied als een schiereiland temidden van een veengebied lag, handhaafde zich tot in de nieuwe tijd.

Afbeelding 4. Paleogeografische situatie rond 1500 voor Chr (links) en 500 voor Chr.

(rechts). Het plangebied is met rood aangegeven, het onderzoeksgebied met een blauw gestreepte lijn en de gemeentegrens met een zwarte lijn (naar Vos e.a., 2013).

Op de geomorfologische kaart (bijlage 3) ligt het plangebied op een grondmorene- welving (3L11). Deze is vrij vlak en hoofdzakelijk ontstaan door glaciale processen tijdens het vroeg- en midden-Pleistoceen. De grondmorenewelving ligt temidden van een grondmorenevlakte (2M11), op vergelijkbare wijze ontstaan tijdens dezelfde periode. In de omgeving komen zones met meanderruggen en –geulen voor (3L42).

Deze zijn in de loop van het Holoceen ontstaan door fluviatiele processen.

Samenhangend daarmee komen langgerekte dalvormige laagten gevuld met veen voor (beekdalbodems, 22R42). Deze zijn eveneens gevormd door fluviatiele processen, maar hebben hun vroegste oorsprong in het vroeg- en midden-Pleistoceen. In dit deel van Drenthe komen daarnaast veel laagten met randwal (pingo-ruïnes, 3N21) voor. Ook deze eenheden hebben een Pleistocene oorsprong

Op het AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland), zie bijlage 4 zijn in de omgeving van het plangebied diverse (vermoedelijke) pingoruïnes zichtbaar (A – G). Het plangebied ligt niet in of in de directe omgeving van een pingo-ruïne. Op onderstaande kaart toont een ingezoomd AHN. Hierop is te zien dat ter plaatse van de bebouwing sprake is van ophoging en ook het plangebied lijkt opgehoogd. De grondeigenaar gaf aan dat het plangebied wat opgehoogd is.

(12)

14 Afbeelding 5. Detailopname van het plangebied op het AHN.

Bodemkundig (bijlage 6) ligt het gebied in een gebied met sterk lemige veldpodzolen, waarbij keileem binnen 120 cm –mv voorkomt. Deze zone ligt als een eiland temidden van moerige en venige gronden (aVz, vWzx) en eerdgronden (pZg23x), waarbij keileem meestal steeds ondiep voorkomt. Dit beeld correspondeert met de geomorfologische situatie, het AHN-beeld en de paleogeografische kaarten, waarin de zone met het plangebied steeds als een relatief hooggelegen gebied in beeld komt.

Bijlage 7 toont de locaties van de bekende archeologische waarden en de uitgevoerde archeologische onderzoeken in de omgeving van het plangebied. In het plan- en onderzoeksgebied zijn geen bekende waarden geregistreerd. Daarbuiten zijn diverse vondsten geregistreerd. Deze zijn in onderstaande tabel kort beschreven.

2.3 A

RCHEOLOGIE

2.3.1 B

EKENDE ARCHEOLOGISCHE WAARDEN

2.3.2 W

AARNEMINGEN

WAARNEMINGS- NUMMER

DATERING COMPLEXTYPE/BESCHRIJVING

22086 mesolithicum bewoning, onbepaald/ diverse vuursteenafslagen, wrijfsteen en kooksteen.

22087 mesolithicum onbekend/divers bewerkt vuursteen

(13)

15 Tabel 2. Waarnemingen in de omgeving van het onderzoeksgebied.

Het meeste vondstmateriaal is afkomstig uit het mesolithicum. De vondsten wijzen op de aanwezigheid van (kleine) jachtkampjes. Het overige materiaal is hoofdzakelijk afkomstig uit het neolithicum en de bronstijd. Mogelijk gaat het hier om votiefgiften, opzettelijk gedeponeerd in het toenmalige veengebied.

AMK-terreinen ( = Archeologische Monumentenkaart) zijn terreinen waarvan bekend is dat zich archeologische resten in de grond bevinden. Het archeologisch belang daarvan is bovendien gewaardeerd. Zo zijn er AMK-terreinen van archeologisch belang, hoog, zeer hoog archeologisch belang en wettelijk beschermde AMK-terreinen van zeer hoog archeologisch belang).

AMK-nummer 9008. Terrein van hoge archeologische waarde. Betreft een zandkop aan een beekdalrand met daarin twee mesolithische en/of neolithische

vuursteenvindplaatsen.

AMK-nummer9022. Terrein van archeologische waarde. Betreft een zandkop aan een beekdalrand met daarin twee mesolithische vuursteenvindplaatsen (zie waarneming 22087 en 214604)

In de omgeving van het plangebied hebben eerder archeologische onderzoeken

plaatsgevonden. De onderzochte locaties zijn afgebeeld in bijlage 7. Onderstaande tabel geeft de belangrijkste resultaten/conclusies van de uitgevoerde onderzoeken.

214379 midden-bronstijd onbekend/bronzen hielbijl 214407 laat-neolithicum onbekend/ stenen hamerbijl

214587 mesolithicum bewoning, onbepaald/divers bewerkt vuursteen

214588 mesolithicum bewoning, onbepaald/divers bewerkt vuursteen

214589 paleolithicum – nieuwe tijd

onbekend/ slijpsteen

214600 paleolithicum – nieuwe tijd

onbekend/ slijpsteen

214604 mesolithicum bewoning, onbepaald/divers bewerkt vuursteen

214605 mesolithicum bewoning, onbepaald/divers bewerkt vuursteen

402110 laat-mesolithicum – neolithicum

onbekend/stenen bijl

2.3.3 AMK-

TERREINEN

2.3.4

E

ERDER ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK

(14)

16

ONDERZOEKS- NUMMER

TYPE ONDERZOEK/ UITVOERDER, JAAR

RESULTATEN/CONCLUSIES

36607 bureauonderzoek/

Sweco, 2009

op basis van het bureauonderzoek geldt een verwachting voor resten vanaf de steentijd tot en met de nieuwe tijd.

41825 booronderzoek/

Sweco, 2010

in boringen nabij het plangebied is een AC-profiel geconstateerd.

46540 booronderzoek/

Oranjewoud, 2011

dit betreft een groot onderzoek van het tracé langs de N33 dat door diverse gemeenten loopt. Nabij het plangebied zijn geen boringen

gezet.

49867 karterend booronderzoek/

Oranjewoud, 2012

dit betreft een groot onderzoek van een tracé dat door diverse gemeenten loopt. Nabij het plangebied zijn geen boringen gezet.

58220 bodemprofielputten/

Geo-Logical, 2014

op diverse locaties zijn proefputten aangelegd om de mate van bodemverstoring te bepalen. Nabij het plangebied zijn geen

proefputten gegraven.

Tabel 3. Onderzoeksmeldingen in het onderzoeksgebied.

Op de eerste kadastrale kaart (circa 1832)1 is het plangebied en haar omgeving nog onbebouwd (afbeelding 6). Het terrein is op de OAT (Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel) aangeduid als onontgonnen gebied.

1 bron: hisgis.nl

2.4 H

ISTORIE

(15)

17 Afbeelding 6. Uitsnede uit de eerste kadastrale kaart, circa 1832. De locatie van het plangebied is rood omlijnd. Groen: hooiland, lichtgroen: broekland of weiland, lichtpaars: veldgrond, oranje: onverharde weg. Bron: hisgis.nl.

Op de Bonnebladen (circa 1900, zie afbeelding 7) is het plangebied eveneens nog onbebouwd en onontgonnen. Ten westen en zuiden worden een enkele vennen

aangegeven. Deze corresponderen met de vermoedelijke pingoruïnes zoals aangegeven in bijlage 4. Daarnaast is ten zuiden een wegverbinding aangebracht.

Afbeelding 7. Uitsnede uit de Bonnebladen, circa 1900. Bron: topotijdreis.nl.

(16)

18 Rond 1929 is het gebied in cultuur gebracht (zie onderstaande afbeelding).

Afbeelding 8. Topografische kaart uit 1929. Het plangebied is met rood aangegeven.

Bron: topotijdreis.nl.

Waarschijnlijk zijn rond deze tijd de meeste vennetjes gedempt en mogelijk geëgaliseerd. Westelijk van het plangebied is nog (het restant van?) een ven aangegeven.

Op de topografische kaart van 1953 (zie onder) is voor het eerst bebouwing aangegeven. De betreffende boerderij is nog steeds aanwezig. Alle vennen zijn nu gedempt, maar op de kaart zijn wel lagergelegen zones aangegeven; deze markeren de oorspronkelijke ligging van de vennen.

(17)

19 Afbeelding 9. Topografische kaart uit 1953. Het plangebied is rood omlijnd. Bron:

topotijdreis.nl.

|

(18)

20

HOOFDSTUK

De conclusie wordt gegeven aan de hand van de beantwoording van de onderzoeksvragen uit paragraaf 1.7.

Wat is de fysisch-geografische situatie van het gebied?

In het plangebied ligt keileem dicht onder het maaiveld. Het is gedurende de

voorlaatste ijstijd afgezet onder invloed van het landijs. Gedurende de latere fasen van de laatste ijstijd is daarop dekzand afgezet (windafzetting), waarin zich een veldpodzol heeft gevormd . Onder periglaciale omstandigheden zijn in de omgeving van het plangebied diverse pingoruïnes en/of uitblazingsbekkens ontstaan. In de loop van het Holoceen ontstond veengroei rondom het plangebied, dat uiteindelijk min of meer als een schiereiland temidden van een veengebied kwam te liggen.

Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog intact? Wat is de invloed van de geomorfologische en bodemkundige aspecten van het

plangebied op bewoning en gebruik in het verleden?

Op basis van het AHN lijkt het terrein iets te zijn opgehoogd. Volgens de grondeigenaar lag het plangebied aanvankelijk in een relatief wat laaggelegen, ietwat drassig terrein, dat in de tweede helft van de vorige eeuw is opgehoogd. Daarbij is ter plaatse geen grond afgegraven. Onder het opgehoogde pakket is een veldpodzolgrond te verwachten.

Naar verwachting komt keileem binnen 120 cm -mv voor. Er zijn geen aanwijzingen voor bodemverstoringen. Vermoedelijk was het een tamelijk drassig terrein in een tamelijk vlak, maar relatief wat hoger gelegen terrein. In historische tijden is het gebied tot circa 1950 onbewoond gebleven.

Welke bekende archeologische waarden (complextype, archeologische periode) bevinden zich in het plan- en onderzoeksgebied?

In het plan- en onderzoeksgebied zijn geen bekende archeologische waarden geregistreerd. In de directe omgeving van het onderzoeksgebied zijn diverse

waarnemingen van mesolithisch vuursteen bekend (nederzettingscomplex). Daarnaast zijn diverse losse waarnemingen uit het neolithicum en bronstijd aangetroffen. Mogelijk gaat het hier om offergaven.

Wat is bekend over het historisch gebruik van het plangebied in het verleden?

In historische tijden is het gebied waarschijnlijk aldoor onbewoond en onontgonnen gebleven: op oud kaartmateriaal is het gebied aangegeven als heidegrond, waarbij in de omgeving diverse vennetjes of pingoruïnes voorkomen. Tot circa 1953 was het

onbebouwd en onontgonnen.

3 C ONCLUSIE

(19)

21

HOOFDSTUK

In dit hoofdstuk wordt een gespecifieerde verwachting voor het gebied gegeven op basis van de laatste onderzoeksvraag in par. 1.5.

In het plangebied worden met name resten uit de periode mesolithicum tot en met de bronstijd verwacht (hoge verwachting) op basis van archeologische vondsten in de omgeving en de landschappelijke situatie. Resten uit latere perioden (ijzertijd – nieuwe tijd) kunnen niet uitgesloten worden, maar de kans hierop wordt niet hoog geacht (lage verwachting)

Eventuele nederzettingen uit de steentijd hebben een omvang van 50 – 200 m2 (kleine variant) of 200 – 1000 m2 (middelgrote variant). Nederzettingen uit de periode

bronstijd – middeleeuwen hebben meestal een omvang tussen 500 – 2000 m2 (huisplaats) of meer dan 8000 m2 (dorp).2

Deze resten liggen in de top van de natuurlijke ondergrond, mogelijk dicht onder het maaiveld onder een bouwvoor of eventuele ophogingslaag. De natuurlijke bodem wordt hier gevormd door dekzand waarin zich een podzol heeft ontwikkeld. Eventuele resten bestaan uit vuursteenstrooiingen (voornamelijk neolithicum, in mindere mate bronstijd en ijzertijd). Daarnaast kan (gefragmenteerd) aardewerk worden verwacht, evenals houtskool, verbrande huttenleem en natuursteen. Vanaf ongeveer de 17e eeuw is ook baksteen te verwachten (rurale gebieden; in bewoningskernen al eerder). Deze vondstcategorieën bevinden zich aan of in het pleistocene zand, direct onder een bouwvoor. Daarnaast kunnen grondsporen worden verwacht. Het gaat daarbij

overwegend om paalkuilen, greppels en afvalkuilen en dergelijke. Deze bevinden zich in de top van de pleistocene ondergrond en kunnen zich tot op grote diepte uitstrekken.

2 bron: Tol e.a., 2006.

4 V ERWACHTINGSMODEL

(20)

22

HOOFDSTUK

Het veldonderzoek heeft tot doel om meer inzicht te verkrijgen in de fysische situatie in het plangebied. Het dient de in het plangebied aanwezige bodems, de mate van

verstoring en de aanwezigheid van potentiële archeologische niveaus in kaart te brengen. Aan de hand daarvan kan er voor het plangebied een gespecificeerd

verwachtingsmodel worden opgesteld dat gedetailleerder en nauwkeuriger is dan een verwachtingsmodel dat louter gebaseerd is op bronnen en globalere bodem- en geomorfologische kaarten.

Het veldonderzoek bestond uit het zetten van verkennende en karterende boringen. De boringen zijn verspreid in het te bebouwen gebied geplaatst.

De boringen zijn ingemeten met GPS met een nauwkeurigheid van 2 m. De boringen zijn eerst uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm om de bodemopbouw te bepalen. Vervolgens is nageboord met een Edelmanboor van 15 cm doorsnede om eventuele archeologische indicatoren op te boren. Relevante lagen van de boorkernen zijn gezeefd over een maaswijdte van 4 mm. De boorkernen zijn visueel geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren. Het bodemprofiel is beschreven volgens de norm NEN 5104 en ASB. De NAP-maaiveldhoogtes van de boringen zijn bepaald aan de hand van het AHN. De profielbeschrijvingen zijn uitgewerkt in het programma Boorstaten!3 en opgenomen in bijlage 9. De boorpuntenkaart met de posities van de boringen is opgenomen in bijlage 8.

Onderstaande onderzoeksvragen zijn leidend voor het veldonderzoek:

- wat is de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), diepteligging en ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in de ondergrond ter plaatse van het

onderzoeksgebied?

- wat is de aard (kleur, textuur, samenstelling), diepteligging, genese en gaafheid van natuurlijke en eventuele antropogene bodemhorizonten ter plaatse van het plangebied?

- wat is de aard, dikte en omvang van eventueel ter plaatse van het onderzoeksgebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)?

3 https://www.boorstaten.nl/

5 V ELDONDERZOEK

5.1 B

ESCHRIJVING ONDERZOEKSMETHODIEK

5.2 V

RAAGSTELLING

(21)

23 - tot welke diepte is sprake van een ‘recente’ bodemverstoring?

deel karterend

- zijn de verwachte vondst- en/of spoorcomplexen (archeologische indicatoren) binnen het plangebied aanwezig?

- uitgaande van waarnemingen gedaan tijdens het veldwerk, in hoeverre komen de uitkomsten overeen met de resultaten van het bureauonderzoek?

- uitgaande van waarnemingen gedaan tijdens het veldwerk, hoe adequaat is de gekozen onderzoeksstrategie?

Indien archeologische resten (indicatoren) aanwezig zijn:

- wat is de (mogelijke) omvang, aard, datering en fysieke kwaliteit van de archeologische vondst- en/of spoorcomplexen?

- wat is de diepteligging van de top van het niveau met archeologische vondst- en/of spoorcomplexen (‘vondstlaag’) ten opzichte van het maaiveld en NAP?

- wat is de dikte van deze vondstlaag/vondstlagen?

- welke consequenties zal voortgaande planuitvoering op de archeologische resten kunnen hebben?

Het typerende bodemprofiel bestaat uit een verstoord (opgebracht) pakket van 40 tot 70 cm dik. Dit verstoorde pakket wordt gevolgd door intact dekzand, waarin een B- horizont (boringen 1 t/m 5) en een BC-horizont (boring 2 t/m 5) is ontstaan. Op een diepte van ongeveer 50 - 90 cm -mv (circa 11,90 – 12,10 m +NAP) begint de C- horizont.

In het verstoorde pakket zijn onder andere baksteenresten (industrieel gebakken) waargenomen (boring 1,3 en 6). In enkele boringen zijn in de onderzijde van het verstoorde pakket ook brokjes B-horizont gezien (boringen 1 en 5). Mogelijk is hier sprake van vermenging met het onderliggende intacte dekzand, maar het is evengoed mogelijk dat deze brokjes zijn meegekomen met het opgebrachte zand.

Het dekzand bestaat uit zeer fijn, matig siltig zand. De B-horizont is donkerbruin van kleur; de BC-horizont is donkergeel/bruin gekleurd en de C-horizont is geel, naar onder toe lichtgeel. Tot 125 cm -mv is geen keileem aangetroffen.

Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.

5.3

RESULTATEN

:

LITHOLOGIE

,

LITHOGENESE EN BODEMONTWIKKELING

5.4 R

ESULTATEN

:

ARCHEOLOGIE

(22)

24

HOOFDSTUK

De vraagstelling zoals weergegeven in paragraaf 5.2 kan nu als volgt beantwoord worden.

Verkennend booronderzoek

- wat is de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), diepteligging en ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in de ondergrond ter plaatse van het

onderzoeksgebied?

De natuurlijke ondergrond bestaat uit dekzand, afgezet door de wind in de laatste fasen van de laatste ijstijd. Het dekzand ligt onder een opgebracht pakket van 40 – 70 cm dik. In het dekzand heeft bodemvorming plaatsgevonden.

- wat is de aard (kleur, textuur, samenstelling), diepteligging, genese en gaafheid van natuurlijke en eventuele antropogene bodemhorizonten ter plaatse van het plangebied?

In het dekzand heeft bodemvorming plaatsgevonden: in vijf van de zes boringen is een B-horizont aangetroffen tussen ongeveer 50 – 60 cm -mv (circa 12,30 – 12,20 cm +NAP) . Deze is donkerbruin van kleur. Evenzo is in vijf van de zes boringen een donkergeel/bruine BC-horizont gezien (60-70 cm – mv, circa 12,20 – 12,05 m +NAP).

De C-horizont is geel tot lichtgeel van kleur en ligt op een diepte vanaf ongeveer 70 cm -mv (circa 12,05 m +NAP).

- wat is de aard, dikte en omvang van eventueel ter plaatse van het onderzoeksgebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)?

In alle boringen is een opgebracht pakket van ongeveer 40 – 70 cm dik aangetroffen.

Op basis van het aangetroffen materiaal en de historische gegevens betreft dit een (zeer) recent opgebracht dek.

- tot welke diepte is sprake van een ‘recente’ bodemverstoring?

Zie hierboven.

Karterend booronderzoek

- zijn de verwachte vondst- en/of spoorcomplexen (archeologische indicatoren) binnen het plangebied aanwezig?

Nee, er zijn geen archeologische indicatoren of aanwijzingen voor grondsporen aangetroffen.

6 C ONCLUSIE EN VERWACHTING

(23)

25 - uitgaande van waarnemingen gedaan tijdens het veldwerk, in hoeverre komen de uitkomsten overeen met de resultaten van het bureauonderzoek?

Op basis van de resultaten van het veldwerk moet de hoge verwachting voor resten uit de periode mesolithicum – bronstijd uit het bureauonderzoek worden bijgesteld naar een lage verwachting.

- uitgaande van waarnemingen gedaan tijdens het veldwerk, hoe adequaat is de gekozen onderzoeksstrategie?

Met zes karterende boringen in een oppervlak van circa 1500 m2 is een boordichtheid behaald van 40 boringen/ha. Qua intensiteit is dit het dubbele van methode A6 uit de leidraad voor karterend booronderzoek (vuursteenvindplaatsen, grote variant met matig-hoge vondstdichtheid). Het veldonderzoek heeft geen indicatoren opgeleverd, zodat kan worden aangenomen dat zich geen archeologische vindplaats in of nabij het plangebied bevindt.

- wat is de (mogelijke) omvang, aard, datering en fysieke kwaliteit van de archeologische vondst- en/of spoorcomplexen?

Niet van toepassing.

- wat is de diepteligging van de top van het niveau met archeologische vondst- en/of spoorcomplexen (‘vondstlaag’) ten opzichte van het maaiveld en NAP?

Niet van toepassing.

- wat is de dikte van deze vondstlaag/vondstlagen?

Niet van toepassing.

- welke consequenties zal voortgaande planuitvoering op de archeologische resten kunnen hebben?

Niet van toepassing.

(24)

26

HOOFDSTUK

Het karterende booronderzoek heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd. Op basis van deze uitkomst is de kans klein dat het plangebied archeologische sporen bevat. Om deze reden adviseren we geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven. De implementatie van dit advies is in handen van de gemeente Midden-Drenthe.

Mochten bij graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt conform de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de gemeente of haar regio-archeoloog.

7 S ELECTIEADVIES

(25)

27 literatuur

Berendsen, H.J.A., 2005 (1997). Landschappelijk Nederland. De fysisch geografische regio’s. Assen.

Berendsen, H.J.A., 2008. De vorming van het land. Assen.

Boekema, Y., H. Boon, 2010. Archeologisch onderzoek Landinrichtingsproject Laaghalen, deelgebied Geelbroek. Inventariserend Veldonderzoek. GAR 966. Assen

Bosch, J.H.A.,2008. Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode versie 1.1.

Op basis van de Standaard Boorbeschrijvingsmethode versie 5.2. Deltares-rapport 2008-U-R0881/A.

Hogenstijn, C.M., 2012. Een perfecte lantcaerte van Overijssel. De kaarten van Overijssel door Nicolaas ten Have in het licht van hun tijd. Zwolle.

Kluiving, S.J., J. van der Laan, E. Kalker en C. Sueur, 2014.

Bodemverstoringsonderzoek door middel van 80 bodemprofielputten, gemeente Midden-Drenthe (Drenthe). Geo-logical reeks 74. Delft.

Mulder, E.F.J. de., 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen.

Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters, Nederlands Normalisatie-instituut Delft.

Osinga, M. en H. Boon, 2009. Archeologisch onderzoek landinrichtingsproject Laaghalen. Bureauonderzoek archeologie, cultuurhistorie en aardkundige waarden.

GAR 817. Assen.

Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen en M. Verbruggen, 2006. Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek v2. SIKB

Vos, P. & S. de Vries 2013: 2e generatie palaeogeografische kaarten van Nederland (versie 2.0). Deltares, Utrecht. Op 15 mei 2015 gedownload van

www.archeologieinnederland.nl.

Archeologische databases/internetbronnen

ArchisIII

www.boorstaten.nl

www.topotijdreis.nl

www.hisgis.nl

(26)

BIJLAGE 1 AMZ- CYCLUS

(27)

BIJLAGE 2 A RCHEOLOGISCHE

PERIODEN

(28)

BIJLAGE 3 G EOMORFOLOGISCHE KAART

(29)

BIJLAGE 4 A CTUEEL H OOGTEBESTAND

N EDERLAND

(30)

BIJLAGE 5 G EMEENTELIJKE ARCHEOLOGISCHE

VERWACHTINGSKAART

(31)

BIJLAGE 6 B ODEMKAART

(32)

BIJLAGE 7 W AARNEMINGEN , AMK-

TERREINEN EN ONDERZOEKSMELDINGEN

(33)

BIJLAGE 8 B OORPUNTENKAART

VELDONDERZOEK

(34)

BIJLAGE 9 B OORSTATEN

VELDONDERZOEK

(35)

60

0 13,02

1 12,02

Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, donkergrijs, opgebracht, brokjes B- horizont vanaf 50 cm, halve bakstenen (modern) in top

70 Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak grindig, donkerbruin, B-horizont

100 Zand, zeer fijn, matig siltig, geel, C-horizont

50

Boring 2 RD-coördinaten: 232885/551559 - Edelmanboor Ø 15 cm

-mv (m) NAP(m)

0 12,9

Boring 2 RD-coördinaten: 232885/551559 - Edelmanboor Ø 15 cm

-mv (m) NAP(m)

1 11,9

Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, donkergrijs, onscherpe ondergrens, opgebracht

70

Zand, zeer fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin/grijs, onscherpe ondergrens, gevlekt/verstoord

75

Zand, zeer fijn, matig siltig, donkerbruin, ondergrens diffuus, B-horizont 80

Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak grindig, donkergeel/bruin, ondergrens diffuus, BC- horizont

110

Zand, zeer fijn, matig siltig, geel, C-horizont

(36)

30

0 12,8

1 11,8

Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, donkergrijs/grijs, zwak baksteenhoudend, opgebracht

55 Veen, zwart, onscherpe ondergrens, gevlekt/verstoord, met grote gele zandbrokken 75

Zand, zeer fijn, matig siltig, matig humeus, donkergeel/bruin/bruin, onscherpe ondergrens, B-horizont

90

Zand, zeer fijn, matig siltig, donkerbruin/bruin, onscherpe ondergrens, BC-horizont 120

Zand, zeer fijn, matig siltig, geel, C-horizont

40

Boring 4 RD-coördinaten: 232869/551577 - Edelmanboor Ø 15 cm

-mv (m) NAP(m)

0 12,69

Boring 4 RD-coördinaten: 232869/551577 - Edelmanboor Ø 15 cm

-mv (m) NAP(m)

1 11,69

Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, grijs/geel, onscherpe ondergrens, gevlekt/verstoord

45 Zand, zeer fijn, matig siltig, donkerbruin, onscherpe ondergrens, B-horizont 50

Zand, zeer fijn, matig siltig, bruin/geel, onscherpe ondergrens, BC-horizont 80

Zand, zeer fijn, matig siltig, geel, C-horizont

(37)

50

0 12,82

1 11,82

Zand, zeer fijn, zwak grindig, zwak humeus, donkergrijs/geel, met humusvlekken, opgebracht, kei, onderin brokjes B-horizont

55

Zand, zeer fijn, matig siltig, donkerbruin, onscherpe ondergrens, B-horizont 70

Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak grindig, donkergeel/bruin, onscherpe ondergrens, BC-horizont

95

Zand, zeer fijn, matig siltig, geel, C-horizont

35

Boring 6 RD-coördinaten: 232901/551574 - Edelmanboor Ø 15 cm

-mv (m) NAP(m)

0 12,87

Boring 6 RD-coördinaten: 232901/551574 - Edelmanboor Ø 15 cm

-mv (m) NAP(m)

1 11,87

Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, donkergrijs/wit/geel, scherpe ondergrens, zwak baksteenhoudend, gevlekt/verstoord

70 Zand, zeer fijn, matig siltig, sterk humeus, donkergrijs/bruin/geel, onscherpe ondergrens, gevlekt/verstoord

90

Zand, zeer fijn, matig siltig, bruin/geel, BC-horizont 110

Zand, zeer fijn, matig siltig, geel, C-horizont 125

Zand, zeer fijn, matig siltig, l geel, C-horizont

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het activiteitenoverzicht 2022 van Actium gaat in op de onderwerpen die belangrijk zijn voor ons en onze klanten en op de actuele thema’s voor de gemeente

Op basis van het bureauonderzoek geldt, in afwijking van de gemeentelijke verwachtingskaart, voor het gehele plangebied een hoge archeologische verwachting op archeologische

Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel als bedoeld in artikel 9 van deze verordening ter inzameling kunnen worden aangeboden1.

Het college kan schuldhulpverlening weigeren indien tijdens de integrale intake blijkt dat iemand door achterliggende problematiek niet in staat kan worden geacht om zich te

Ten einde de hoeveelheid vondsten per concentratie zo groot mogelijk te doen zijn, hebben we aan de vakken met meer dan 9 voorwerpen niet alleen die met 3-4 en 5-8 toege- voegd,

Daarnaast spreken we af dat de gemeente met de betrokken schoolbesturen en houders specifieke afspraken maakt over de resultaten van vroegschoolse educatie...

Daarom geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd.. Eventueel aanwezige resten

De top van deze oevers bevindt zich naar verwachting binnen 1,0 m –Mv, waarin archeologische resten aanwezig kunnen zijn.. In de omgeving van het plangebied zijn met name resten