950023
Provincie Zuid-Holland
Dienst Water en Milieu Koningskade 1
Postbus 90602
* 2509 LP Den Haag Telefoon 070 441 66 11
'-3
Di: 7740^1
Rijkswaterstaat postbus 20906
2500 EX Den Haag
t.a.v. R.L. v.d. Klooster
Dienst : Water en Milieu
Afdeling : Bodem en Afvalstoffen Contactpersoon: L. Deege
Doorkiesnummer: (070) 4417014 Telefax : (070) 4417802
Onderwerp : Ophoogzand Zuid-Holland
Den Haag, 21 december 1995
Ruud,
Naar aanleiding van het verzoek m.b.t. nota's inzake de
ophoogzandvoorziening hierbij een inventarisartie zoals die begin 1995 is afgerond.
Met vriendelijke groet.
Bert Deege
\ \
\
Het gebouw aan de Koningskade is met het openbaar vervoer bereikbaar via de tramlijnen 1 en 9
en de buslijnen 18. 65, 67, 88, 90. 95, 240, 241 en 242. Het ligt op rulm 10 minuten lopen van station Den Haag CS.
I Cfl
ILIEU-ADVIES U R E A UINVENTARISATIE VAN DE VRAAG EN HEX AANBOD VAN GRONDSTOFFEN VOOR DE OPHOGING IN DE
PROVINCIE ZUID-HOLLAND
Rapportnummer: 17095002/EG/RB/LM Rapportdatum : 3 januari 1995
Contactpersonen: ing. L.M.J.A. Mekel drs. E.J.M. de Graaf
1
o
MILIEU-ADVIES BUREAU
Inhoudsopgave Biz.
SAMENVATTING
1 Doel 4
2 Aanpak 4
3 Resultaten 5
4 Evaluatie 9
Bijlagen:
Bijlage 1:
Bijlage 2:
Bijlage 3;
Bijlage 4:
Bijlage 5:
Bijlage 6:
Bijlage 7;
Bijlage 8:
Lijst met contactpersonen
Aanbiedingsbrief gemeenten + vragenformulier Rappelbrief gemeenten
Respons milieuvragen gemeenten
Aanbiedingsbrief waterschappen + vragenformulier
Aanbiedingsbrief aan de Nederlandse Vereniging van Zandwinners + vragenformulier
Aanbiedingsbrief Rijkswaterstaat + vragenformulier Aanbiedingsbrief NS + vragenformulier
MILIEU-ADVIES B U R E A
SAMENVATTING
In de maanden april en mei zijn de vragenformulieren en de aanbiedingsbrieven door MEBO ontwikkeld en door de opdrachtgever goedgekeurd. Deze documenten zijn eind mei en begin juni 1994 aan de doelgroep aangeboden met bet verzoek binnen twee weken de formulieren terug te sturen. Uitgangspunt bij de start van bet project was te streven naar een respons van 75%.
De respons duurde beduidend langer dan verwacbt. De vakantieperiode en bet feit dat meer personen binnen de gemeente belast zijn met bet invullen van de vragen zijn bier de reden van. Pas na vele malen telefoniscb rappelleren en bemieuwde aanscbrijvingen beeft medio november 1994 bijna 80% van de doelgroep gereageerd. Van de respons is ecbter 43% betrouwbaar, 22% minder betrouwbaar en 14% onbetrouwbaar. Van de 95 aangescbreven gemeenten bebben er slecbts 41 redelijk betrouwbaar antwoord gegeven op de vragen. De kwalificatie ’betrouwbaar’, ’minder betrouwbaar’ en ’onbetrouwbaar’
is toegekend op basis van de zorg waarmee bet formulier is ingevuld (variatic in de cijfers en de verdeling over de verscbillende keuzevelden) en de volledigbeid van bet formulier. Op pagina 7 en 8 worden de selectiecriteria voor ’betrouwbaar’, ’minder betrouwbaar’ en ’onbetrouwbaar’ nader toegelicbt. De ingevulde formulieren geven een goed beeld van de beboefite en de mogelijke berkomst van bet opboogmateriaal.
Van de waterscbappen is gebleken dat zij nauwelijks opboogmateriaal gebruiken.
Slecbts 50% van de 22 aangescbreven waterscbappen beeft gereageerd en daarvan gaf de belft aan dat zijn geen opboogmateriaal gebruiken.
De Rijkswaterstaat (Rws), de Nederlandse Spoorwegen (NS) en de Nederiandse Vereniging van Zandwinners (NVZ) zijn als aparte groep benaderd. De respons van deze groep is zeer matig. De Rws beeft een volledig ingevuld formulier geretoumeerd, de NS kunnen vanwege een grootscbeepse reorganisatie geen volledig antwoord op de gestelde vragen geven, terwijl de NVZ slecbts twee van de vijfentwintig leden bereid beeft gevonden antwoord te geven op de vragen. Deze laatste groep is overigens slecbts een groep die alleen in een beboefte (aanbod) voorziet en zelf geen vraag bepaald. Zij reageren op de vraag vanuit de markt en kunnen mede om die reden slecbts over een korte periode in de toekomst aangeven wat naar verwacbting bun aanbod zal zijn. Wordt de vraag ecbter anders dan passen zij bun aanbod bierop aan.
Een duidelijke indicatie van bet aanbod wordt gevonden in de berkomst, die in elk formulier apart is aangegeven. De instanties die beboefte aan opboogmateriaal bebben, bebben een duidelijk beeld van de berkomst en weten waar zij bun opboogmateriaal vandaan balen. Hiermee zijn in grote mate de aanbodmogelijkbeden bepaald.
In bet laatste boofdstuk van dit verslag is als conclusie aangegeven dat deze vragen beter ruim voor de vakantieperiode of ema aan de doelgroep moeten worden voorge- legd. De directe telefoniscbe benadering van de contactpersonen beeft zeker vrucbten afgeworpen en tot een boge respons geleid. Zonder de contactpersonen zouden beslist de meeste formulieren gewoon zoek zijn geraakt binnen de gemeentelijke organisatie.
Aandacbtspunt bij een volgende enquete is op de vragenformulieren tevens de naam van de contactpersoon/invuller. te laten aangeven.
u
o
MILIEU-ADVIES BUREAU
Doel
Het doel van het project is door middel van een inventarisatie te komen tot een inzicht van de vraag en het aanbod van grondstoffen voor ophoging in de provincie Zuid- Holland in de periode 1995-2000 en in de periode 2000-2005.
Aanpak Fase 1
De eerste fase van het project betrof het samenstellen van een deugdelijk vragenformu- lier. In nauw overleg met de provincie zijn de vragenformulieren en de aanbiedings- brieven aan de doelgroepen voorbereid. MEBO heeft van de documenten eerst een concept overlegd, hetgeen gezamenlijk verder is uitgewerkt. Op 22 april, 6 mei en 19 mei zijn de concepten aan de projectcobrdinatie aangeboden en de defmitieve formu- lieren en aanbiedingsbrieven zijn op 20 mei goedgekeurd. Zie de bijlage 2.
De doelgroep is eerst telefonisch benaderd om zeker te stellen dat de juiste contactper- soon wordt aangeschreven en om het vragenformulier aan te kondigen. De verzending heeft eind mei en begin juni 1994 plaatsgevonden met het verzoek het formulier binnen twee weken terug te sturen.
MEBO heeft de uitdraai verzorgd op provinciaal briefpapier en de provincie heeft voor verzending zorggedragen. De verzendlijst is in de bijlage 1 opgenomen. De antwoord- enveloppen zijn alien bij de provincie binnengekomen en bij MEBO afgegeven.
Fase 2
In deze tweede fase is in nauw overleg met de opdrachtgever het computerprogramma samengesteld, ten behoeve van de verwerking, het raadplegen en het uitdraaien van de enquetegegevens.
Tevens is een planning aangeboden waarbinnen een en ander zou kunnen zijn afge- rond. Zoals eerder al gemeld heeft de trage respons vanwege de vakantieperiode en het feit dat verschillende personen binnen een gemeente waren belast met de beantwoor- ding van de vragen, geleid tot een flinke vertraging van de planning. Deze vertraging is altijd tijdig gemeld bij de opdrachtgever en na overleg is besloten te blijven streven naar een 75% respons. Hiertoe zijn in deze tweede fase zeer frequent in de maanden juni, juli en augustus de gemeenten gebeld die nog niet gereageerd hadden. Dit heeft in een aantal gevallen geleid tot het opnieuw aanbieden van het vragenformulier. Na een tweede telefonische rappelronde zijn tenslotte eind September de tot dan toe in gebreke gebleven gemeenten opnieuw aangeschreven. Zie de bijlage 3.
Fase 3
Deze fase betreft de afrondingsfase. In deze fase zijn alle antwoorden ingevoerd in het inmiddels ontwikkelde computerprogramma en is het computerprogramma verder getest en aangepast. Tevens zijn in deze fase de handleiding voor het computerpro¬
gramma en het eindrapport opgesteld. Het computerprogramma verwerkt alle data en sommeert een aantal varianten, zodat snel een overzicht verkregen kan worden. Tevens is het met het programma mogelijk later wijzigingen in te voeren. Voor een nauwkeu- rige beschrijving en opzet van dit programma verwijzen wij u naar de aparte gebrui- kershandleiding getiteld: ’Gebruikershandleiding Programma Inventarisatie Ophoogma- terialen Provincie Zuid Holland’.
Inventarisatie behoefte en herkomst ophoogmateriaal Zuid-Holland - 4 -
u
Resultaten
In de losse bijlage getiteld ’Formulieren Inventarisatie behoefte en herkomst aan materialen voor ophoging’ zijn de ontvangen vragenformulieren opgenomen op alfabetische volgorde. Omtrent de resultaten kan het volgende worden opgemerkt:
[
3.1 Gemeenten
Totaal aangeschreven Respondenten
Weigeraars
95 (100 %) 75 (79 %) 20 (21 %)
De verzendlijst is in de bijlage 1 opgenomen. In de bijlagen 2 en 3 zijn de a^schrijf- brieven met de vragenformulieren opgenomen. Alle beschikbare gegevens zijn in het computerprogramma ingevoerd. De onderstaande tabel is met behulp van het compu- terprgromma gegenereerd en geeft een overzicht van de totale behoefte voor de komende jaren van alle gemeenten die het vragenformulier ingevuld teruggestuurd hebben.
Rijkswater (m3)
TOTAAL-OVERZICHT VAN DE BEHOEFTE AAN OPHOOGMATERIALKN VAN ALLE GEMEENTEN IN DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND
Ophoogzand Landwinning
(m3)
Zee {m3)
Anders (m3)
Baggerspecie Bouw/sloop (m3) (ton)
AVI/ELO (ton)
Anders (ton)
1995 1996 1997 1998 1999 2000
2001
2002
2003 2004 2005
1403225 1630145 874240 686230 789230 943505 802505 802405 748705 649905 635205
667050 705250 563750 408000 355250 155250 300250 154250 304150 154150 304150
220750 796250 771050 771050 769950 749950 739950 739950 724950 724950 43197550
4609130 6784830 14045830 10396300 165800 175800 165300 173300 188800 190300 8516200
8400 9050 39350 27550 6250 6250 6250 6250 6250 27250 29290
112945 B839S 114195 90925 114750 83650 115400 89650 114300 85300 112520
2285 2235 4635 1360 760 760 860 1060 1560 1560 1560
117670 108230 82570 33800 30100 23300 22900 22440 20955 20000 20000
Totaal 9967300 4071500 50206350 45411590 172140 1122430 18635
De ^uitschieters’ in de jaren 1997 en 1998 worden veroorzaakt door de behoefte van de gemeente Rotterdam in die jaren, terwijl de hoge behoefte aan zeezand in 2005 eveneens wordt bepaald door de gemeente Rotterdam vanwege de dan geplande havenaanleg. In de bijlage 9 is van de gemeente Rotterdam en een aantal andere gemeenten het totaal-overzicht van hun behoefte aan ophoogmaterialen aangegeven.
Deze uitdraaien zijn gegenereerd met het hiervoor ontwikkelde computerprogramma en kunnen naar behoefte per gemeente worden gemaakt.
501965
Inventarisatie behoefte en herkomst ophoogtnateriaal Zuid-Holland - 5 -
M E O
MILIEU-ADVIES BUREAU
Met de laatst ontvangen formulieren in de maand november, is een respons van 79%
bereikt onder de doelgroep gemeenten. Van deze respons hebben wij de indruk dat 43% betrouwbaar is, 22% minder betrouwbaar en 14% onbetrouwbaar. In de bijlage 4 zijn de antwoorden verwerkt op de ’milieugerichte’ vragen van het vragenformulier.
Bijna 60% van de gemeenten acht een eigen beleid noodzakelijk, maar slechts 44%
voert dit ook daadwerkelijk. Een ander opvallend antwoord is dat slechts 24% van de ondervraagde gemeenten het nuttig acht de provincie verslag te doen van de behoefte aan ophoogmateriaien.
Van de gemeente Den Haag zijn geen gegevens ontvangen, maar telefonisch heeft deze gemeente aangegeven de komende jaren een grote behoefte aan ophoogmateriaal te zullen hebben, maar zelf in deze behoefte te kunnen voorzien doordat veel ophoogma¬
teriaal bij bouwwerkzaamheden vrijkomt.
Onderstaand zijn de door ons gehanteerde criteria aangegeven op basis waarvan wij tot de verdeling ’redelijk betrouwbaar’(l), ’minder betrouwbaar’(2) en ’onbetrouwbaar’(3) zijn gekomen. In de losse bijlage getiteld ’Formulieren Inventarisatie behoefte en herkomst aan materialen voor ophoging’ zijn de ontvangen vragenformulieren gemerkt met respectievelijk 1, 2 of 3.
Redelijk betrouwbaar: totaal 41 gemeenten (gemerkt met ’!’)
De ingevulde vragenformulieren die tot deze categorie behoren, worden gekenmerkt door tabellen waaruit opgemaakt kan worden dat op een serieuze wijze aandacht is besteed aan de invulling daarvan. Deze tabellen zijn op basis van de volgende kenmerken geselecteerd:
- Per jaar zijn verschillende ’werkzaamheden’ en ’behoeften’ ingevuld.
- De opeenvolgende jaren zijn niet identiek aan elkaar ingevuld.
- De vragenformulieren waarvan alleen de eerste (vijf) jaren zijn ingevuld, zijn tot deze categorie gerekend indien duidelijk is aangegeven waarom aan de overige jaren geen getallen zijn toegekend.
Minder betrouwbaar: totaal 21 gemeenten (gemerkt met ’2’)
De ingevulde vragenformulieren die tot deze categorie behoren worden gekenmerkt door tabellen waaruit opgemaakt kan worden dat de respondent weinig moeite heeft gedaan voor het verkrijgen van het juiste cijfermateriaal. Deze tabellen zijn op basis van de volgende kenmerken geselecteerd:
- De tabellen zijn per jaar summier en identiek ingevuld.
- Er is een groot getal voor ’wegenbouw’ ingevuld terwijl voor ’woningbouw’ en/of
’Industrie’ geen getallen zijn ingevuld. De wegen leiden naar verwachting naar bouwprojecten, die waarschijnlijk ook behoefte aan ophoogmateriaal hebben. Het getal voor ’wegenbouw’ is derhalve niet betrouwbaar, maar een gemtegreerd getal.
Onbetrouwbaar: totaal 13 gemeenten (gemerkt met ’3’)
Tot deze categorie behoren de vragenformulieren die niet ingevuld terug zijn gestuurd.
Op de vragenformulieren worden onder andere de volgende redenen aangegeven, voor het niet invullen van de tabellen;
- Geen inzicht in de toekomstige behoefte.
- Tabellen zijn niet van toepassing omdat een ’verwaarloosbare hoeveelheid’ grond- stoffen voor ophoging wordt gebruikt.
Inventarisatie behoefte en herkomst ophoogmateriaal Zuid-Holland - 6 -
- De informatie die noodzakelijk is voor het invullen van de tabellen moet worden geleverd door verschillende instances (afstemmingsproblemen).
- Gewerkt wordt met een gesloten grondbalans.
- Gebrek aan tijd.
3.2 Resultaten waterschapoen rHoogheemraadschappen~) Totaal aangeschreven : 22
Respondenten : 11 (50%) Weigeraars 11 (50%)
Een voorbeeld van de aanschrijfbrief en het vragenformulier is opgenomen in de bijlage 5. De totale behoefte aan ophoogmateriaal is samengevoegd met de behoefte van de Rijkswaterstaat, de Nederlandse Spoorwegen en de Nederlandse Vereniging van Zandwinners en is in de onderstaande tabel opgenomen.
07-12-94
Rijkswater (m3)
TOTAAL-OVERZICHT VAN DB BEHOBFTB AAN OPHOOGMATERIALEN VAN ALLS WATERSCHAPPEN, DS NS EN RIJKSWATERSTAAT
Ophoogzand Landwinning
(m3)
Zee (m3)
Anders (m3)
Baggerspecie Bouw/sloop (m3) (ton)
AVI/ELO (ton)
Anders (ton)
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
365000 1017000 1100000 250000 2100000
2100000
2100000
2100000 2100000
2100000
2100000
70000 290000 173000 25000 0 0
0
0
0 0 0
625000 625000 550000 260000 0
1000 0
0
0
0 0
140000 130000 50100 50100 0
0 0 0
0 0 0
120
0
0
0 0 0
0
0
0 0
0
0 0 0 0 0 0
0
0 0
0
0
0 0
0 0
0
0
0 0
0 0
0
Totaal 17432000 ^,558000 (1^370200
Van de 11 respondenten hebben 6 respondenten de tabel niet ingevuld met als reden dat er geen behoeften en plannen zijn ten aanzien van grondstoffen voor ophoging.
Door de waterschappen Van Delfland en De Brielse Dijkring zijn de tabellen redelijk betrouwbaar ingevuld en door de waterschappen De Stichtse Rijnlanden, IJsselmonde en De Groote Waard waarschijnlijk in iets mindere mate.
De waterschappen hebben kennelijk zeer weinig ophoogmateriaal nodig. De gegevens uit de vragenformulieren zijn in het computerprogramma ingevoerd.
Inventarisatie behoefte en herkomst ophoogmateriaal Zuid-Holland - 7 -
MILIEU-ADVIES BUREAU
3,3 Resultaten van de Riikswaterstaat de Nederlandse Spoorwegen en de Nederlandse Vereniging van Zandwirmers
Voorbeelden van de aanschrijfbrief en het vragenformulier zijn opgenomen in de bijlage 7. Van alle drie instanties zijn de vragenformulieren ingevuld teragontvangen.
De Nederlandse Spoorwegen (NS) hebben aangegeven dat in verband met een reorganisatie niet voldoende informatie beschikbaar is om de tabel volledig in te vullen en dat toepassing van zeezand mogelijk is mits dit voldoende is gespoeld. De leden van de Nederlandse Vereniging van Zandwinners (NVZ) zijn door de NVZ gemfor- meerd. Slechts twee van de vijfentwintig leden hebben het formulier ingevuld terugge- stuurd. De Rws heeft het formulier volledig ingevuld geretoumeerd. De gegevens uit de vragenformulieren zijn in het computerprogramma ingevoerd.
In de inderstaande tabel is de totale behoefte aan ophoogmateriaal voor de jaren 1995 t/m 2005 gesommeerd. Hierbij wordt tevens opgemerkt dat de verdeling over ’rijkswa- ter’, ’landwinning’, ’zee’, ’anders’, ’baggerspecie’, ’bouw- en sloop’, ’AVI/ELO’ en
’anders’ een redelijk betrouwbare indicatie geeft van de herkomst van het ophoogmate¬
riaal.
TOTAAL-OVERZICHT VAN DE BEHOEFTE AAN OPHOO<»lATKRIALEN
Ri jkswater (m3)
Ophoogzand Landwinning
(m3)
Zee (m3)
Anders (m3)
Baggerspecie Bouw/sloop (m3) (ton)
AVI/ELO (ton)
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001
2002 2003 2004 2005
1768225 2647145 1974240 930230 2889230 3043505 2902505 2902405 2848705 2749905 2735205
737050 995250 736750 433000 355250 155250 300250 154250 304150 154150 304150
4749130 6914830 14095930 10446400 165800 175800 165300 173300 188800 190300 8516200
8520 9050 39350 27550 6250 6250 6250 6250 6250 27250 29290
112945 88395 114195 90925 114750 83850 115400 89850 114300 85300 112520
2285 2235 4635 1360 760 760 860 1060 1560 1560 1560
Totaal
\tr^
27399300
7
<
4629500
i.
0,^1
45781790
(J,
Invenlarisatie behoefte en herkomst ophoogmateriaal Zuid-Holland - 8 -
Anders (ton)
117670 106230 82570 33800 30100 23300 22900 22440 20955 20000
20000
501965
4 Evaluatie
4.1 De werkwiize
De gevolgde werkwijze is door de bank genomen een goede werkwijze geweest. Het tijdpad is langer geweest dan vooraf was voorzien. Dit komt in hoofdzaak door de lage prioriteit die de doelgroep geeft aan het beantwoorden van de vragen. Het overleg met de beide coordinatoren van de provincie is goed verlopen en goede afspraken zijn gemaakt. De ontwikkeling van het computerprogramma is eveneens goed verlopen.
Het eerst telefonisch benaderen van de doelgroep om hierbinnen een contactper- soon/coordinator te vinden heeft zeker vruchten afgeworpen. Problematisch is gebleken dat binnen de doelgroep vaak meer personen belast moesten worden met het invullen van het formulier. Om vertraging in de respons te voorkomen is in de aanbiedingsbrief het belang voor de doelgroep beschreven evenals de voor het invullen van het formulier benodigde tijd. Ondanks deze uitleg is gebleken dat men het veelal erg druk heeft met de dagelijkse werkzaamheden en daardoor het invullen van het vragenformu- lier een zeer lage prioriteit heeft gekregen. Alleen door frequent rappelleren is de uiteindelijke streefrespons van 75% bereikt. Het rappelleren heeft daardoor lets meer tijd gekost dan vooraf was voorzien.
Wij zien geen andere mogelijkheden dan de methodieken die tijdens de inventarisatie zijn toegepast, om de motivatie van de doelgroep te vergroten. De koppeling tussen het milieu en de behoefte aan ophogingsmaterialen heeft een positieve invloed gehad en 97% van de gemeenten onderkent ook deze relatie.
Het gebruik van een retourenveloppe met het provinciaal antwoordnummer heeft de respons zeker positief bei’nvloed. De bij de provincie terugontvangen formulieren zijn alien tijdig bij MEBO ter verdere afhandeling aangeboden. Deze werkwijze verliep goed.
Ten aanzien van het rappelleren wordt het volgende opgemerkt;
- De aangeschreven contactpersoon had het formulier veelal doorgestuurd en de verantwoordelijkheid voor het afhandelen van het vragenformulier hiermee afge- schoven.
- De volgende 10 gemeenten hebben naar aanleiding van het rappelleren (schriftelijk en/of telefonisch) verzocht om een tweede vragenformulier: Voorhout, Oostflakkee, Leiden, Vianen, Rotterdam, Liemeer, Nootdorp, Rijnwoude, Bemisse, en Hendrik- Ido-Ambacht. Acht van deze tien gemeenten hebben het tweede formulier ingevuld terug gezonden.
- Aan in totaal 25 gemeenten waarvan in de tweede week van September nog geen formulier was terugontvangen is een brief gestuurd, gericht aan het college (zie voorbeeldbrief bijlage 3) met daarin een toelichting van het doel en de achtergrond van de inventarisatie en het verzoek om alsnog het formulier in te vullen en terug te zenden. Slechts 5 gemeenten hebben het vragenformulier alsnog teruggestuurd. In de bijlage 4 zijn onder meer alle gemeenten opgesomd die niet hebben gereageerd.
Door 10 a 15% van de respondenten zijn vragen gesteld met betrekking tot de invulling van het vragenformulier. De vragen hadden met name betrekking op:
- Wat te verstaan onder ophoogmaterialen.
- Moet het formulier ook ingevuld worden wanneer de gemeente uitsluitend de grond, die binnen de gemeente vrijkomt tijdens werkzaamheden, gebruikt voor ophoging.
Inventarisatie behoefte en herkomst ophoogmateriaal Zuid-Holland - 9 -
MILIEU-ADVIES BUREAU
4.2 De resultaten
De resultaten van de inventarisatie geven een goed beeld van de behoefte aan en de herkomst van ophoogmaterialen voor de komende jaren. Het aanbod van ophoogmate- riaal wordt in sterke mate bepaald door de vraag (de behoefte). De ’aanbieders’ geven aan dat zij reageren op de vraag en hierin kunnen voorzien. Van enige storing in het gebruik van het soort ophoogmateriaal is vanuit de ’aanbieders’ geen sprake.
Naarmate verder in de tijd worden de cijfers meer onzeker. Helaas heeft een aantal gemeenten om die reden geen inschattingen voor de wat verdere toekomst gegeven. De gemeente Rotterdam heeft grote invloed op de totale behoefte aan ophoogmateriaal. De gemeenten zien in het algemeen het nut en de waarde in van de koppeling tussen milieu-aspecten en het gebruik van ophoogmateriaal.
Inventarisatie behoefte en herkomst ophoogmateriaal Zuid-Holland - 10-