• No results found

(OFFICIËELE BESCHEIDEN) 4 46 JJ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "(OFFICIËELE BESCHEIDEN) 4 46 JJ"

Copied!
516
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BET KONINKLIJK BESLUIT VAN 15 OCTOBER 1915 No. JJ

HOUDENDE VASTSTELLING VAN EEN WETBOEK VAN STRAFRECHT :=: VOOR NEDERLANDSCH=INDIË (STAATSBLAD 1915 No. 732) :=:

EN

HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 4 MEI 1917 No. 46

HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE INVOERINGSVERORDENING VAN HET WETBOEK VAN STRAFRECHT VOOR NEDERLANDSCH=INDIË :=: :=: :=: (STAATSBLAD 1917 No. 497). :=: :=: :=:

(OFFICIËELE BESCHEIDEN)

IN OPDRACHT DER REGEERING UITGEGEVEN VAN WEGE HET DEPARTEMENT VAN JUSTITIE.

BATAVIA — LANDSDRUKKERIJ 1918.

(2)

0093 7514 \

(3)
(4)
(5)

^ HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 15 OCTOBER 1915 No. 33

HOUDENDE VASTSTELLING VAN EEN WETBOEK VAN STRAFRECHT :=: VOOR NEDERLANDSCH=INDIË (STAATSBLAD 1915 No, 732) :=:

EN

* ; HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 4 MEI 1917 No. 46

HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE INVOERINGSVERORDENING VAN HET WETBOEK VAN STRAFRECHT VOOR NEDERLANDSCH=INDIË :=: :=: :=: (STAATSBLAD 1917 No. 497). :-. :=: :=:

(OFFICIËELE BESCHEIDEN)

IN OPDRACHT DER REGEERING UITGEGEVEN VAN WEGE HET DEPARTEMENT VAN JUSTITIE.

BATAVIA - LANDSDRUKKERIJ 1918.

(6)
(7)

INHOUD.

Bladzijde

Ontwerp Wetboek van Strafrecht voor Nederlandseh-Indië 1 Toelichting op het Ontwerp Wetboek van Strafrecht voor Nederlandsch-Indië 105

H e t aan de Indische Regeering gericht schrijven van den Directeur van Justitie van 3 Maart 1914

N°. 3163 ' 3 6 5

Het Advies van den Raad van Nederlandsch-Indië van 27 Maart 1914 N°. XL 387

De Indische brief van 30 Mei 1914" K0. 598a/48 402

Het aan de Indische Regeering gericht schrijven van den Directeur van Justitie van 25 J u n i 1914

N°. 9426 4 0 5

De Indische brief van 19 September 1914 N°. 1102/27 407 Het aan Hare Majesteit de Koningin gericht rapport van den Minister van Koloniën van 29

December 1914, Afd. Ai N°. 47 - 408 Het Advies van den Raad van State van 7 September 1915 N°. 37 433 Beschouwingen en Raad van den Minister van Koloniën van 12 October 1915 Afd. Ai N°. 29 . . . . 438

Toelichting op het Ontwerp Invoeringsverordening van het Wetboek van Strafrecht voor Nederlandsch-

Indië 445 Het aan Hare Majesteit de Koningin gericht rapport van den Minister van Koloniën van 12 Maart

1917, ls t e Afd. N°. 28 491

Het Advies van den Raad van State van 10 April 1917 N°. 30 494 Beschouwingen en Raad van den Minister van Koloniën van 2 Mei 1917 Afd. I. N°. 26 496

Ontwerp-Ordonnantie ten doel hebbende de ordonnanties, welke na 18 December 1916 in het Staatsblad

zijn afgekondigd in overeenstemming te brengen met het Wetboek van Strafrecht 497 H e t schrijven van den Directeur van J u s t i t i e van 15 November 1917 Ko. 2291 501

Het Advies van den Raad van N.-I. van 14 December 1917 No. V I I I 503

(8)
(9)

WETBOEK VAN STRAFRECHT

VOOR

NEDERLANDSCH-INDIË.

W u WILHELMINA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAÜ, ENZ., ENZ., ENZ.

Op de voordracht van Onzen Minister van Koloniën van den

Den Raad van State gehoord (advies van ) Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden

Minister van

Overwegende, dat volgens artikel 75, eerste en tweede lid, van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij de wet van 2 Sep- tember 1854 (Staatsblad n°. 129), zooals bedoeld artikel is gewijzigd bij de wet van 31 December 1906 (Staats- blad n°. 346), het strafrecht in Nederlandsch-Indië moet worden geregeld bij algemeene verordening, in welke verordening, wat de Europeanen betreft, het Neder- landsche Wetboek van Strafrecht moet worden gevolgd, slechts met die wijzigingen, welke wegens de bijzondere toestanden in Nederlandsch-Indië noodig zijn, en wat de Inlanders en de Vreemde Oosterlingen en de onder- deelen dezer beide hoofdgroepen der bevolking betreft, de voor Europeanen geldende bepalingen moeten toe- passelijk worden verklaard, voor zooverre de bij hen gebleken maatschappelijke behoeften dit eischen; ter- wijl overigens te hunnen aanzien in de verordening de onder hen geldende, met hunne godsdiensten en ge- woonten samenhangende, rechtsregelen moeten worden gevolgd;

Hebben goedgevonden en verstaan:

A r t i k e l I .

Vast te stellen de navolgende bepalingen, welke zullen uitmaken het

Wetboek van Strafrecht voor Nederlandsch-Indië,

E E R S T E B O E K . A l g e m e e n e b e p a l i n g e n .

TITEL I.

O m v a n g v a n d e w e r k i n g d e r w e t t e l i j k e s t r a f b e p a l i n g e n .

Art. 1. Geen feit is strafbaar dan uit kracht van eene daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.

(10)

Bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, worden de voor den ver- dachte gunstigste bepalingen toegepast.

2 . ü e Nederlandsch-Indische wettelijke strafbepalin- gen zijn toepasselijk op ieder die zich binnen Neder- landsch-Indië aan eenig strafbaar feit schuldig maakt.

3 . De Nederlandsch-Indische wettelijke strafbepalin- gen zijn toepasselijk op ieder die zich buiten Neder- landsch-Indië aan boord van een Nederlandsch-Indisch vaartuig aan eenig strafbaar feit schuldig maakt.

4 . De Nederlandsch-Indische wettelijke strafbepalin- gen zijn toepasselijk op ieder die zich buiten Neder- landsch-Indië schuldig m a a k t :

1°. aan een der in de artikelen 105—111, 128 en 131—134 omschreven misdrijven;

2°. aan eenig misdrijf ten opzichte van muntspeciën of muntpapier in Nederlandsch-Indië wettig gangbaar of van zegels of merken vanwege de Nederlandsch-Indische Regeering uitgegeven of geplaatst;

3°. aan' valschheid hetzij in schuldbrieven of certifi- caten van schuld ten laste van Nederlandsch-Indië, van een gewest of een gedeelte van een gewest, hetzij in de tot een dezer stukken behoorende talons, dividend- of rentebewijzen, of in de bewijzen in plaats van deze stukken uitgegeven, hetzij in biljetten eener krachtens algeineene verordening opgerichte Nederlandsch-Indiscke circulatiebank, of aan het opzettelijk gebruik maken van eenig der hier vermelde geschriften;

4°. aan het in artikel 435 omschreven misdrijf, aan dat omschreven in artikel 441, voor zooveel zeeroof betreft, en aan dat omschreven in artikel 444 voor zooveel betreft het brengen van een vaartuig in de macht van zeeroovers.

5 . De Nederlandsch-Indische wettelijke strafbepalin- gen zijn toepasselijk op den Nederlandschen onderdaan die zich buiten Nederlandsch-Indië schuldig m a a k t :

1°. aan een der misdrijven omschreven in de Titels I en II van het Tweede Boek, en in de artikelen 235, 274, 447 en 448;

2°. aan een feit hetwelk door de Nederlandsch-Indische wettelijke strafbepalingen als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld.

De vervolging ter zake van een feit onder n°. 2 bedoeld kan ook plaats hebben, indien de verdachte eerst na het begaan van het feit Nederlandseh onderdaan wordt.

6 . De toepasselijkheid van artikel 5 2° wordt in zoo- ver beperkt, dat de doodstraf niet kan worden opgelegd ter zake van een feit waarop door de wet van het land waar het feit begaan is, de doodstraf niet is gesteld.

7 . De Nederlandsch-Indische wettelijke strafbepalin- gen zijn toepasselijk op den Nederlandsch-Indisehen amb- tenaar, die zich buiten Nederlandsch-Indië schuldig

(11)

maakt aan een der misdrijven omschreven in Titel X X I X van het Tweede Boek.

8 . De Nederlandsch-Indische wettelijke strafbepalin- gen zijn toepasselijk op den schipper en de opvarenden van een Nederlandsen-Indisch vaartuig, die zich buiten Nederlandsch-Indië, ook buiten boord, schuldig maken aan een der strafbare feiten omschreven in Titel X X X van het Tweede Boek en Titel IX van het Derde Boek.

9 . De toepasselijkheid der artikelen 2—5, 7 en 8 wordt beperkt door de uitzonderingen in het volkenrecht erkend.

TITEL II.

S t r a f f e n . l ö . De straffen zijn:

e. hoofdstraffen : 1°. doodstraf, 2°. gevangenisstraf, 3°. hechtenis, 4°. geldboete;

b. bijkomende straffen:

1°. ontzetting van bepaalde rechten,

2°. verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen, 3°. openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

1 1 . De doodstraf wordt door den scherprechter uit- gevoerd op een schavot door den veroordeelde met een strop om den hals aan eene galg vast te maken en een luik onder zijne voeten te doen wegvallen.

I S . De gevangenisstraf is levenslang of tijdelijk.

De duur der tijdelijke gevangenisstraf is ten minste een dag en ten hoogste vijftien achtereenvolgende jaren.

Zij kan voor ten hoogste twintig achtereenvolgende jaren worden opgelegd in de gevallen waarin op het misdrijf hetzij de doodstraf, levenslange en tijdelijke gevangenisstraf, hetzij levenslange en tijdelijke gevange- nisstraf, ter keuze van den rechter zijn gesteld, en in die waarin wegens straf verhooging ter zake van samenloop van misdrijven, herhaling van misdrijf of het bepaalde bij artikel 53, de tijd van vijftien jaren wordt over- schreden.

Zij kan in geen geval den tijd van twintig jaren te boven gaan.

1 3 . De tot gevangenisstraf veroordeelden worden ver- deeld in klassen.

1 4 . De tot gevangenisstraf veroordeelde is verplicht tot het verrichten van den hem opgedragen arbeid, overeenkomstig de voorschriften ter uitvoering van artikel 30 gegeven.

1 5 . Aan den tot gevangenisstraf veroordeelde worden

(12)

bij het voortschrijden van den straftijd en bij voort- durend goed gedrag voorrechten toegekend.

1 6 . De t o t gevangenisstraf veroordeelde kan, wanneer hij drie vierden en tevens ten minste drie jaren van zijne straf heeft ondergaan, voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld.

Deze invrijheidstelling is te allen tijde herroepbaar ingeval de veroordeelde zich slecht gedraagt of in strijd handelt met de in zijnen verlofpas uitgedrukte voor- waarden.

De tijd verloopen tusschen de invrijheidstelling en het besluit van herroeping wordt niet in rekening gebracht op den duur der straf'.

De veroordeelde wiens invrijheidstelling is herroepen, kan niet opnieuw voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld.

De gevangenisstraf wordt geacht geheel te zijn onder- gaan, indien zonder herroeping de straftijd is verstreken.

1 7 . De besluiten van voorwaardelijke invrijheidstel- ling en die van herroeping worden genomen door den Directeur van J u s t i t i e , de eerste op voorstel of na inge- wonnen bericht van het hoofd van plaatselijk bestuur binnen wiens ressort de veroordeelde zich bevindt.

De aanhouding van den voorwaardelijk in vrijheid ge- stelde, die zich slecht gedraagt of in strijd handelt met de in zijnen verlofpas uitgedrukte voorwaarden, kan in het belang der openbare orde worden bevolen door het hoofd van plaatselijk bestuur binnen wiens ressort hij zich bevindt, onder verplichting om daarvan onverwijld kennis te geven aan den Directeur van Justitie.

Volgt daarna de herroeping, dan wordt zij geacht bevolen te zijn op den dag der aanhouding.

1 8 . H e t formulier der verlofpassen en de verdere voorschriften ter uitvoering van de artikelen IC en 17 worden hij ordonnantie vastgesteld.

Mi. De duur der hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste een jaar.

Zij kan voor ten hoogste een jaar en vier maanden worden opgelegd in de gevallen waarin wegens straf- verhooging ter zake van samenloop van misdrijven, herhaling van misdrijf of het bepaalde bij artikel 53, de tijd van een jaar wordt overschreden.

Zij kan in geen geval den tijd van een jaar en vier maanden te boven gaan.

2 0 . De t o t hechtenis veroordeelde is verplicht t o t het verrichten van den hem opgedragen arbeid, overeen- komstig de voorschriften ter uitvoering van artikel 30 gegeven.

Hem wordt lichtere arbeid opgedragen dan aan den tot gevangenisstraf veroordeelde.

2 1 . Hechtenis wordt ondergaan in het gewest w a a r de veroordeelde in eersten aanleg heeft terechtgestaan.

(13)

2 2 . Hechtenis welke ondergaan moet worden door een veroordeelde die eene vrijheidsstraf ondergaat in een gesticht, bestemd tot de uitvoering van gevangenisstraf, van hechtenis of van beide, kan op diens verzoek terstond na het eindigen van die vrijheidsstraf in datzelfde ge- sticht worden ondergaan.

De hechtenis, welke dientengevolge wordt ondergaan in een gesticht, uitsluitend bestemd tot de uitvoering van gevangenisstraf, verandert daardoor niet van aard.

2 3 . Onverminderd het bepaalde bij artikel 27 mag de t o t hechtenis veroordeelde zich op eigen kosten eenige lotsverbetering verschaffen overeenkomstig de voor- schriften betreffende het genot der pistole ter uitvoering van artikel 30 gegeven.

2 4 . De tot gevangenisstraf en de tot hechtenis ver- oordeelden kunnen verplicht worden arbeid te verrichten, zoowel binnen als buiten de muren van een gesticht, bestemd tot het opnemen van veroordeelden.

2 5 . Arbeid buiten de muren van een zoodanig ge- sticht wordt niet opgedragen aan:

1°. Europeanen;

2°. de personen op wie de koninklijke besluiten van 3 November 1866 n°. 73 (Indisch Staatsblad 1867 n«>. 10) en van 24 Februari 1908 n<>. 30 (Indisch Staatsblad 1908 n°. 347) van toepassing zijn;

3°. levenslang veroordeelden;

4°. vrouwen;

5°. veroordeelden die daarvoor na geneeskundig onder- zoek ongeschikt blijken te zijn.

2 « . Bij de rechterlijke uitspraak kan worden be- paald, dat aan den veroordeelde voor wien om bijzondere redenen het arbeiden buiten de muren van een gesticht, bestemd tot het opnemen van veroordeelden, feitelijk eene verzwaring van straf zoude zijn, zoodanige arbeid niet mag worden opgedragen.

2 7 . De tot gevangenisstraf en de tot hechtenis ver- oordeelden ontvangen gedurende de eerste twee etmalen van hunnen straftijd geene andere voeding dan water en rijst.

2 8 . De duur der tijdelijke gevangenisstraf en der hechtenis wordt in de rechterlijke uitspraak aangewezen in dagen, weken, maanden en jaren, niet in gedeelten daarvan.

2 9 . Gevangenisstraf en hechtenis kunnen i n het- zelfde gesticht, mits in afzonderlijke afdeelingen, worden ondergaan.

3 0 . De aanwijzing der gestichten, waar hetzij ge- vangenisstraf, hetzij hechtenis, hetzij beide worden ondergaan, alsmede de regeling van de inrichting en het beheer dezer gestichten, van de verdeeling der gevan- genen in klassen, van den arbeid, van de beloôningen

(14)

voor den arbeid, van het toekennen van voorrechten, van het onderwijs, van de godsdienstoefeningen, van de tucht, van de ligging, van de voeding, van de kleeding en van het genot der pistole geschiedt in overeenstem- ming met dit wetboek bij ordonnantie.

Huishoudelijke reglementen voor die gestichten wor- den zoo noodig door den Directeur van J u s t i t i e vast- gesteld.

3 1 . Het bedrag der geldboete is ten minste vijftig cents.

Bij veroordeeling tot geldboete wordt die boete, bij gebreke van betaling binnen twee maanden na den dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd, vervangen door hechtenis.

De duur dezer hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste zoovele dagen als het maximum der bedreigde geldboete vijftallen guldens bevat, of, indien dit maxi- mum negenhonderd gulden te boven gaat, zes maanden.

Die duur wordt in de rechterlijke uitspraak in dier voege bepaald, dat niet meer dan een dag voor eiken halven gulden der opgelegde boete in de plaats treedt.

De hechtenis kan voor ten hoogste acht maanden worden opgelegd in de gevallen waarin wegens straf-ver- hoogiug ter zake van samenloop van misdrijven, herha- ling van misdrijf of het bepaalde bij art. 53, de som van negenhonderd gulden wordt overschreden.

Zij kan in geen geval den tijd van acht maanden te boven gaan.

3 2 . De veroordeelde kan de hechtenis ondergaan zonder den termijn van betaling af te wachten.

Hij is altijd bevoegd zich van de hechtenis t e bevrijden door betaling van de boete.

De betaling van een gedeelte der boete, hetzij vóór de uitvoering der hechtenis, hetzij nadat deze is aangevan- gen, bevrijdt van een gedeelte der vervangende straf;

dat gedeelte s t a a t in dezelfde verhouding tot den ge- heelen duur der hechtenis als het betaalde gedeelte der boete s t a a t t o t de geheeïe boete.

3 3 . De gevangenisstraf en de hechtenis gaan, voor zooveel elke dezer straffen betreft, in: ten aanzien van veroordeelden die zich voorloopig in verzekerde bewaring bevinden, op den dag waarop de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, en ten aanzien van andere veroordeelden op den dag der tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak.

Zijn bij dezelfde rechterlijke uitspraak gevangenisstraf en hechtenis opgelegd ter zake van feiten, waarvoor of voor één van welke de veroordeeelde zich voorloopig in verzekerde bewaring bevindt, en erlangt die uitspraak voor alle veroordeelingen op hetzelfde tijdstip kracht van gewijsde, dan gaat de gevangenisstraf in op dat tijdstip en de hechtenis onmiddellijk nadat de gevange- nisstraf is ondergaan.

3 4 . Bij de rechterlijke uitspraak kan worden bepaald

(15)

d a t de tijd, door den veroordeelde vóór den dag waarop die uitspraak in kracht van gewijsde zal zijn gegaan voorloopig in verzekerde bewaring doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde tijdelijke gevangenis- straf, hechtenis of geldboete geheel of gedeeltelijk zal worden in mindering gebracht; wat de geldboete betreft volgens den in het derde lid van artikel 32 bepaalden maatstaf.

De bepaling van dit artikel is ook toepasselijk ingeval, bij gelijktijdige vervolging wegens meerdere feiten, de veroordeeling wordt uitgesproken ter zake van een ander feit dan waarvoor de veroordeelde zich voorloopig in verzekerde bewaring bevindt.

3 5 . Bij ontvluchting van een veroordeelde tijdens het ondergaan van zijne straf, wordt de tijd dientengevolge door hem doorgebracht buiten de paats waar hij zijne straf moet ondergaan niet in rekening gebracht op den duur der straf.

3 6 . De rechten waarvan de schuldige, in de bij dit wetboek of eene andere algemeene verordening bepaalde gevallen, bij rechterlijke uitspraak kan worden ontzet, zijn:

1°. het bekleeden van ambten of van bepaalde ambten;

2°. het dienen bij de gewapende macht;

3°. het kiezen en de verkiesbaarheid bij krachtens algemeene verordening gehouden verkiezingen;

4°. het zijn van raadsman of gerechtelijk bewind- voerder en het zijn van voogd, toeziende voogd, curator of toeziende curator over anderen dan eigen kinderen;

5°. de vaderlijke macht, de voogdij en de curateele over eigen kinderen;

6°. de uitoefening van bepaalde beroepen.

De bevoegdheid van den rechter om een ambtenaar uit eenig bepaald ambt t e ontzetten bestaat niet, wanneer bij algemeene verordening eene andere macht bij uit- sluiting voor die ontzetting is aangewezen.

3 7 . Ontzetting van het recht om ambten of bepaalde ambten te bekleeden en bij die gewapende macht t e dienen kan, behalve in de gevallen in het Tweede Boek omschreven, worden uitgesproken bij veroordeeling wegens eenig ambtsmisdrijf of wegens eenig misdrijf waardoor de schuldige een jbijzonderen ambtsplicht schond of waarbij hij gebruik maakte van macht, ge- legenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.

3 8 . Ontzetting van de vaderlijke macht en van de voogdij, de toeziende voogdij, de curateele en de toe- ziende curateele, zoowel over eigen kinderen als over anderen, kan, behalve in de gevallen in het Tweede Boek omschreven, worden uitgesproken bij veroordeeling van:

1°. ouders of voogden die opzettelijk met een a,an hun gezag onderworpen minderjarige aan eenig misdrijf deelnemen;

2°. ouders of voogden die tegen een aan hun gezag

(16)

onderworpen minderjarige eenig misdrijf plegen, om- schreven in de titels X I I I , XIV, XV, X V I I I , X I X en X X van liet Tweede Boek.

3 9 . Wanneer ontzetting van rechten wordt uitge- sproken, bepaalt de rechter den duur als volgt:

1°. bij veroordeeling t o t de doodstraf of tot levens- lange gevangenisstraf, voor het leven;

2°. bij veroordeeling tot tijdelijke gevangenisstraf of t o t hechtenis, voor een tijd den duur der hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande;

3°. bij veroordeeling tot geldboete, voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren.

De straf gaat in op den dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd.

4 0 . Voorwerpen den veroordeelde toebehoorende, door middel van misdrijf verkregen of waarmede mis- drijf opzettelijk is gepleegd, kunnen worden verbeurd- verklaard.

Bij veroordeeling wegens misdrijf, niet opzettelijk ge- pleegd, of wegens overtreding, kan gelijke verbeurd- verklaring worden uitgesproken in de bij wettelijk voor- schrift bepaalde gevallen.

Verbeurdverklaring kan worden uitgesproken ten laste van den schuldige die ter beschikking van de Regeering is gesteld, doch alleen van goederen welke reeds in beslag zijn genomen.

4 1 . Bij bezit, in- of vervoer van goederen in strijd met de bepalingen betreffende 's lands middelen en pach- ten, met die ter regeling van het toezicht op de scheep- vaart in bepaalde gedeelten van Xederlandsch-Indië en met die tot verbod van in-, uit- en doorvoer van goederen, door een persoon beneden den leeftijd van zestien jaren, kan de rechter, ook indien de schuldige zonder toepassing van eenige straf aan zijne ouders, zijn voogd of zijn verzorger wordt teruggegeven, de verbeurdverklaring van de aangehaalde goederen uitspreken.

4 2 . Verbeurdverklaring van niet in beslag genomen voorwerpen wordt, ingeval die voorwerpen niet worden uitgeleverd of het geldelijk bedrag waarop zij bij de uit- spraak geschat worlen, niet wordt betaald binnen twee maanden na den dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd, vervangen door hechtenis.

De duur dezer hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste zes maanden.

Die duur wordt in de rechterlijke uitspraak in dier voege bepaald, dat niet meer dan een dag voor eiken halven gulden van het in het eerste lid bedoeld geldelijk bedrag in de plaats treedt.

Op deze hechtenis zijn de artikelen 22 en 32 van toe- passing.

Ook de uitlevering van de voorwerpen bevrijdt van de hechtenis.

4 3 . Alle kosten van gevangenisstraf en hechtenis komen ten laste, alle opbrengst van geldboeten en ver- beurdverklaringen ten bate van den lande.

(17)

4 4 . In de gevallen waarin de rechter krachtens dit wetboek of eene andere algemeene verordening de open- baarmaking zijner uitspraak gelast, bepaalt hij tevens de wijze waarop aan dien last op kosten van den ver- oordeelde uitvoering wordt gegeven.

T I T E L I I I .

U i t s l u i t i n g , v e r m i n d e r i n g e n v e r h o o - g i n g d e r s t r a f b a a r h e i d .

4 5 . Niet strafbaar is hij die een feit begaat dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing- zijner verstandelijke vermogens niet kan worden toe- gerekend.

Blijkt d a t het begane feit hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing zijner verstandelijke vermogens niet kan worden toegerekend, dan kan de rechter gelasten dat hij in een krankzinnigengesticht worde geplaatst gedurende een proeftijd, den termijn van een jaar niet te boven gaande.

Het bepaalde in het voorgaande lid geldt alleen voor

•de Europeeesche rechtbanken en voor de landraden en de daarmede gelijkstandige Inlandsche rechtbanken.

4 6 . Bij strafrechtelijke vervolging van een minder- jarigen persoon wegens een feit, begaan voordat hij den leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, kan de rechter:

hetzij bevelen dat de schuldige aan zijne ouders, zijn voogd of zijn verzorger zal worden teruggegeven, zonder toepassing van eenige straf,

hetzij, indien het feit valt in de bepaling van een misdrijf, dan wel in die van eene der overtredingen, omschreven in de artikelen 485, 486, 488, 492, 493, 498—500, 510, 513—515, 522, 527, 528, 532 en 534 en is begaan nadat nog geen twee jaren zijn verloopen sedert eene vroegere schuldigverklaring van denzelfden persoon aan eene dezer overtredingen of aan eenig misdrijf onher- roepelijk is geworden, bevelen dat de schuldige ter beschikking van de Regeering zal worden gesteld, zonder- toepassing van eenige straf,

hetzij den schuldige t o t straf veroordeelen.

4 7 . Indien de rechter heeft bevolen, d a t de schuldige ter beschikking van de Regeering zal worden gesteld, wordt hij :

hetzij in een gouvernementsopvoedingsgesticht ge- plaatst, ten einde aldaar, of later op andere wijze, van Regeer i ngswege in zijne opvoeding worde voorzien,

hetzij ter opvoeding toevertrouwd aan een in Neder- landsch-Indië gevestigd bijzonder persoon of aan eene aldaar gevestigde, rechtspersoonlijkheid bezittende ver- eeniging, of aan eene aldaar gevestigde stichting of instelling van weldadigheid, ten einde door deze, of later op andere wijze, van Regeeringswege in zijne opvoeding worde voorzien,

in het eene en het andere geval uiterlijk t o t hij den leeftijd van een en twintig jaren zal hebben bereikt.

3

(18)

Bepalingen ter uitvoering van het eerste lid van d i t artikel worden bij ordonnantie vastgesteld.

4 8 . Indien de rechter den schuldige t o t straf ver- oordeelt, wordt het maximum der hoofdstraffen, op het strafbare feit gesteld, met een derde verminderd.

Geldt het een misdrijf waarop de doodstraf of een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vijftien jaren.

De in artikel 106 1° en 3° vermelde bijkomende straf- fen worden niet opgelegd.

4 9 . Niet strafbaar is hij die een feit 1>egaal w a a r t o e hij door overmacht is gedrongen.

5 0 . Niet strafbaar is hij die een feit begaat, ge- boden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen oogenblikke- lijke of onmiddellijk dreigende, wederrechtelijke aan randing.

Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijke gevolg is geweest van eene hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.

5 1 . Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.

5 2 . Niet strafbaar is hij die een feit begaat t e r uitvoering van een ambtelijk bevel, gegeven door het daartoe bevoegde gezag.

Een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel heft de straf- baarheid niet op, tenzij het door den ondergeschikte t e goeder trouw als bevoegd gegeven werd beschouwd en de nakoming daarvan binnen den kring zijner onder- geschiktheid was gelegen.

5 3 . Indien een ambtenaar door het begaan van een strafbaar feit een bijzonderen ambtsplicht schendt of bij het begaan van èen strafbaar feit gebruik maakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt ge- schonken, kan de straf met een derde worden verhoogd.

TITEL IV.

P o g i n g .

5 4 . Poging t o t misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen des daders zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard en de uitvoering alleen ten gevolge van omstandigheden van zijnen wil onafhankelijk, niet is voltooid.

Het maximum der hoofdstraffen op het misdrijf ge- steld wordt bij poging met een derde verminderd.

Geldt het een misdrijf waarop de doodstraf of een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vijftien jaren.

(19)

De bijkomende straffen zijn voor poging dezelfde als*

voor het voltooide misdrijf.

5 5 . Poging tot overtreding is niet strafbaar.

TITEL V.

D e e l n e m i n g a a n s t r a f b a r e f e i t e n . 5 6 . Als daders van een strafbaar feit worden gestraft:

1°. zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen;

2°. zij die door giften, beloften, misbruik van gezag of van aanzien, geweld, bedreiging of misleiding het feit opzettelijk uitlokken.

Ten aanzien der laatsten komen alleen die handelingen in aanmerking die zij opzettelijk hebben uitgelokt, be- nevens hare gevolgen.

5 7 . Als medeplichtigen aan een misdrijf worden ge- straft:

1°. zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf;

2°. zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlich- tingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.

5 8 . Het maximum der hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij medeplichtigheid met een derde ver- minderd.

(leidt het een misdrijf waarop de doodstraf of een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, dan wordt gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vijftien jaren.

De bijkomende straffen zijn voor medeplichtigheid dezelfde als voor het misdrijf zelf.

Bij het bepalen van de straf komen alleen die hande- lingen in aanmerking die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorderd, benevens hare gevolgen.

5 9 . De persoonlijke omstandigheden waardoor de strafbaarheid uitgesloten, verminderd of verhoogd wordt, komen bij de toepassing der strafwet alleen in aan- merking ten aanzien van dien dader of medeplichtige wien zij persoonlijk betreffen.

6 0 . In de gevallen waarin wegens overtreding straf wordt bepaald tegen bestuurders, leden van eenig bestuur of commissarissen, wordt geene straf uitgesproken tegen den bestuurder of commissaris van wien blijkt dat de overtreding buiten zijn toedoen is gepleegd.

6 1 . Medeplichtigheid aan overtreding is niet straf- baar.

6 2 . Bij misdrijven door middel van de drukpers gepleegd wordt de uitgever als zoodanig niet vervolgd, indien het gedrukte stuk zijn naam en woonplaats vermeldt en de dader bekend is of op de eerste aan-

(20)

W a n i n g na den rechtsingang door den uitgever is bekend gemaakt.

Deze bepaling is niet toepasselijk, indien de dader op het tijdstip der uitgave strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten Nederlandsch-Indië gevestigd was.

6 3 . Bij misdrijven door middel van de drukpers gepleegd wordt de drukker als zoodanig niet vervolgd, indien het gedrukte stuk zijn naam en woonplaats ver- meldt en de persoon op wiens last het stuk is gedrukt, bekend is of op de eerste aanmaning na den rechts- ingang door den drukker is bekend gemaakt.

Deze bepaling is niet toepasselijk, indien de persoon op wiens last het stuk is gedrukt, op het tijdstip van het drukken strafrechtelijk niet vervolgbaar of buiten Nederlandsch-Indië gevestigd was.

T I T E L VI.

B a m e n l o o p v a n s t r a f b a r e f e i t e n . 6 4 . Valt een feit in meer dan ééne strafbepaling, dan wordt slechts ééne dier bepalingen toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.

Indien voor een feit dat in eene algemeene strafbe- paling valt, eene bijzondere strafbepaling bestaat, komt

deze alleen in aanmerking.

6 5 . Staan meerdere feiten, ofschoon elk op zich zelf misdrijf of overtreding opleverende, in zoodanig verband, dat zij moeten worden beschouwd als ééne voortgezette handeling, dan wordt slechts ééne straf- bepaling toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.

Insgelijks wordt slechts ééne strafbepaling toegepast bij schuldigverklaring aan valschheid, valsche munt of muntschennis en aan het gebruikmaken van het voor- werp ten opzichte waarvan de valschheid. valsche munt of muntschennis gepleegd is.

6 6 . Dij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt ééne straf uitgesproken.

Het maximum dezer straf is het vereenigd bedrag van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch niet hooger dan een derde boven het zwaarste maximum.

6 7 . Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop ongelijk- soortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt elke dier straffen uitgesproken, doch mogen deze te zamen in duur de langstdurende met niet meer "dan een derde overtreffen.

Geldboeten worden daarbij berekend naar den duur van het maximum der op het feit gestelde vervangende hechtenis.

(21)

6 8 . Bij veroordeeling tot de doodstraf of tot levens- lange gevangenisstraf kunnen daarnevens geene andere straffen worden opgelegd dan ontzetting van bepaalde rechten, verbeurdverklaring van reeds in beslag genomen voorwerpen, en openbaarmaking van de rechterlijke uit- spraak.

6 9 . In de gevallen der artikelen 66 en 67 gelden ten aanzien van bijkomende straffen de volgende bepalingen:

1°. de straffen van ontzetting van dezelfde rechten worden opgelost in ééne straf, in duur de opgelegde hoofdstraf of hoofdstraffen ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande, of ingeval geene andere hoofdstraf dan geldboete is opgelegd, in ééne straf van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren;

2°. de straffen van ontzetting van verschillende rechten worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermin- dering opgelegd;

3°. de straffen van verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen worden, evenals de vervangende hechtenis bij niet uitlevering dier voorwerpen, voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd.

De straffen van vervangende hechtenis mogen gezamen- lijk den tijd van acht maanden niet te boven gaan.

7 0 . De betrekkelijke zwaarte van ongelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door de volgorde van art. 10.

W a a r den rechter de keuze tusschen meerdere hoofd- straffen is gelaten, komt bij de vergelijking alleen de zwaarste dier straffen in aanmerking.

De betrekkelijke zwaarte van gelijksoortige hoofd- straffen wordt bepaald door het maximum.

De betrekkelijke duur zoowel van ongelijksoortige als van gelijksoortige hoofdstraffen wordt eveneens bex>aald door het maximum.

7 1 . Bij samenloop op de wijze in de artikelen 66 en 67 bedoeld- hetzij van overtredingen met misdrijven, hetzij van overtredingen onderling, wordt voor elke overtreding zonder vermindering straf opgelegd.

De straffen van hechtenis, vervangende hechtenis daar- onder begrepen, mogen voor de overtredingen gezamen- lijk den tijd van acht maanden niet te boven gaan,

7 2 . Indien iemand, na. veroordeeling tot straf, op- nieuw wordt schuldig verklaard aan misdrijf of overtre- ding vóór die veroordeeling gepleegd, wordt de vroegere straf in rekening gebracht, met toepassing der bepalin- gen van dezen titel voor het geval van gelijktijdige berechting.

TITEL VII.

I n d i e n i n g e n i n t r e k k i n g d e r k l a c h t e b ij m i s d r i j v e n a l l e e n o p k l a c h t e

v e r v o l g b a a r .

7 3 . Zoolang hij tegen wien een alleen op klachte vervolgbaar misdrijf gepleegd is, den leeftijd van zestien

4

(22)

jaren nog niet heeft bereikt en tevens minderjarig is, of zoolang hij, anders dan wegens verkwisting, is onder curateele gesteld, is zijn wettige vertegenwoordiger in burgerlijke zaken de t o t klachte gerechtigde.

Indien deze ontbreekt, of de persoon is tegen wien de klachte moest geschieden, dan kan de vervolging plaats hebben op klachte van den toezienden voogd of curator of van het college met de toeziende voogdij of curateele belast, van de echtgenoote, van een bloedverwant in de rechte linie of, bij gebreke van deze, op klachte van een bloedverwant in de zijlinie t o t den derden graad ingesloten.

7 4 . Indien hij tegen wien het misdrijf is gepleegd, binnen den in het volgende artikel gestelden termijn overlijdt, kan, zonder verlenging van dien termijn, de vervolging geschieden op klachte van de ouders, van de kinderen of van den overlevenden echtgenoot, ten ware blijken mocht dat de overledene eene vervolging niet gewild heeft.

7 5 . De klachte kan slechts worden ingediend ge- durende zes maanden nadat de tot klachte gerechtigde kennis heeft bekomen van het gepleegde feit, indien hij binnen Nederlandsch-Indië, of gedurende negen maanden nadat hij daarvan kennis heeft bekomen, indien hij buiten Nederlandsch-Indië verblijf houdt.

Indien op het tijdstip, waarop hij, tegen wien het misdrijf is gepleegd, t o t klachte gerechtigd wordt, de in liet eerste lid bedoelde termijn nog niet verstreken is, blijft hij na d a t tijdstip t o t het indienen van de klachte slechts gedurende zooveel tijd bevoegd als er nog aan dien termijn ontbreekt.

7 6 . Hij die de klachte indient, blijft gedurende drie maanden na den dag der indiening bevoegd haar in t e trekken.

TITEL V I I I .

V e r v a l v a n h e t r e c h t t o t s t r a f v o r - d e r i n g e n v a n d e s t r a f .

7 7 . Behoudens de geAallen waarin rechterlijke uit- spraken voor herziening vatbaar zijn, kan niemand andermaal worden vervolgd wegens een feit waarover t e zijnen aanzien bij gewijsde van den Nederlandsch- Indischen rechter, of van den rechter in Nederland of in de koloniën en bezittingen van Nederland buiten Nederlandsch-lndië, onherroepelijk is beslist. Onder Nederlandsch-Indischen rechter worden hier mede ver- staan de inheemsche rechters in streken waar het recht van zelfbestuur aan de Inlandsche vorsten en volken is gelaten, zoomede waar de Inlandsche bevolking in het genot harer eigene rechtspleging is gelaten.

Is het gewijsde afkomstig van een anderen rechter, dan heeft tegen denzelfden persoon wegens hetzelfde feit geene vervolging plaats in geval van:

1°. vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging;

(23)

2.° veroordeeling gevolgd door geheele uitvoering, gratie of verjaring der straf.

7 8 . Het recht tot strafvordering verval 1 door den dood van den verdachte.

7 9 . Het recht tot strafvordering vervalt door ver- j a r i n g :

1°. in één jaar voor alle overtredingen en voor de misdrijven door middel van de drukpers gepleegd;

2°. in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld;

3°. in twaalf jaren voor alle misdrijven waarop tijde- lijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld;

4°. in achttien jaren voor alle misdrijven waarop de doodstraf of levenslange gevangenisstraf is gesteld.

Ten aanzien van een persoon, die vóór het begaan van het feit den leeftijd van achttien jaren nog niet heeft be- reikt, wordt elke der boven vermelde verjaringstermijnen tot een derde van den daar bepaalden duur ingekort.

8 0 . De termijn van verjaring vangt aan op den dag na dien waarop het feit is gepleegd, behoudens in de volgende gevallen:

1°. bij valschheid, valsche munt of muiitscheniiis vangt de termijn aan op den dag na dien waarop gebruik is gemaakt van liet voorwerp ten opzichte waarvan de valsehheid. valsche munt of muntschennis gepleegd is;

2°. bij de misdrijven omschreven in de artikelen 323, 324, 325 en 328 op den dag na dien der bevrijding, of van den. dood van hem tegen wien onmiddellijk het mis- drijf gepleegd i s ;

3°. bij de overtredingen omschreven in de artikelen 550, 551 en 552 op den dag na dien waarop ingevolge de artikelen 17 en 18 van het Reglement op liet houden der registers van den burgerlijken stand voor de Euro- peesche en daarmede gelijkgestelde bevolking in Neder- landseh-Indië de aldaar bedoelde registers waaruit zoo- danige overtreding blijkt, ter griffie van den raad van justitie zijn overgebracht.

8 1 . Elke daad van vervolging stuit de verjaring, mits die daad den vervolgde bekend of hem op de bij algemeene verordening daarvoor bepaalde wijze bekend gemaakt zij.

Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.

8 2 . De schorsing der strafvervolging ter zake van een praejudicieel geschil schorst de verjaring.

8 3 . H e t recht t o t strafvordering wegens overtre- dingen waarop geene andere hoofdstraf is gesteld dan geldboete, vervalt door vrijwillige betaling van het maximum der boete, en van de kosten indien er reeds vervolging heeft plaats gehad, op machtiging van den bij algemeene verordening daartoe aangewezen ambte- naar binnen den termijn door hem te stellen.

(24)

Is nevens geldboete verbeurdverklaring op liet feit gesteld, dan moeten tevens de aan verbeurdverklaring onderworpen voorwerpen worden afgegeven of de waarde waarop zij door den in het eerste lid bedoelden ambte- naar geschat zijn, worden voldaan.

In de gevallen waarin de straf wordt verhoofd wegens herhaling, is die verhooging ook van toepassing, wanneer het recht t o t strafvordering wegens de vroeger gepleegde overtreding volgens het eerste en tweede lid van dit artikel is vervallen.

De bepalingen van dit artikel gelden niet voor een minderjarigen persoon, die vóór het begaan van het feit den leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt.

8 4 . H e t recht t o t uitvoering van de straf vervalt door den dood van den veroordeelde.

8 5 . H e t recht t o t uitvoering van de straf vervalt door verjaring.

De termijn dezer verjaring is bij overtredingen twee jaren, bij misdrijven door middel van de drukpers ge- pleegd vijf jaren, en bij andere misdrijven een derde langer dan de termijn der verjaring van het recht t o t strafvordering.

In geen geval is de termijn der verjaring korter dan de duur der opgelegde straf.

Hetrecht t o t uitvoering van de doodstraf verjaart niet.

8 6 . De termijn van verjaring vangt aan op den dag na dien waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd.

Bij ontvluchting van een veroordeelde tijdens h e t ondergaan van zijne straf, vangt een nieuwe verjarings- termijn aan op den dag na dien der ontvluchting. Bij herroeping eener voorwaardelijke invrijheidstelling vangt een nieuwe verjaringstermijn aan op den dag na dien der herroeping.

De termijn loopt niet gedurende de bij algemeene ver- ordening bevolen schorsing der tenuitvoerlegging, noch gedurende den tijd dat de veroordeelde, zij het ook ter zake van eene andere veroordeeling, in verzekerde bewaring is.

T I T E L IX.

B e t e e k e n i s v a n s o m m i g e i n h e t w e t b o e k v o o r k o m e n d e u i t d r u k k i n g e n .

8 7 . W a a r van misdrijf in het algemeen of van eenig misdrijf in het bijzonder gesproken wordt, wordt daar- onder medeplichtigheid aan en poging t o t dat misdrijf begrepen, voor zoover niet uit eenige bepaling het tegen- deel volgt.

8 8 . Aanslag bestaat zoodra eene strafbare poging tot het voorgenomen feit aanwezig is.

8 9 . Samenspanning bestaat zoodra twee of meer per- sonen overeengekomen zijn om het misdrijf te plegen.

(25)

9 0 . Met het plegen van geweld wordt gelijkgesteld het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht.

9 1 . Onder zwaar lichamelijk letsel wordt v e r s t a a n : ziekte of verwonding die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of waardoor levensgevaar o n t s t a a t ;

voortdurende ongeschiktheid t o t uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden;

verlies van het gebruik van eenig zintuig;

verminking ; verlamming;

verstoring der verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft;

afdrijving of dood van de vrucht eener vrouw.

9 2 . Onder vaderlijke macht wordt begrepen de macht van het hoofd der familie.

Onder ouders wordt begrepen het hoofd der familie.

Onder vader wordt begrepen hij die eene met de vaderlijke overeenkomende macht uitoefent.

Onder kind wordt begrepen hij die onder eene met de vaderlijke overeenkomende macht staat.

9 3 . Onder ambtenaren worden begrepen alle per- sonen verkozen bij krachtens algemeene verordening gehouden verkiezingen, alle leden van locale raden die dit niet zijn krachtens eene verkiezing', zoomede alle Inlandsche hoofden en hoofden van Vreemde Ooster- lingen die wettig gezag oefenen.

Onder ambtenaren en onder rechters worden begrepen scheidsrechters; onder rechters zij die administratieve rechtsmacht oefenen, benevens de voorzitters en de leden van de priesterraden.

Allen die tot de gewapende macht behooren, worden mede als ambtenaren beschouwd.

9 4 . Schipper is elk gezagvoerder van een vaartuig of die dezen vervangt.

Opvarenden zijn allen die zich aan boord bevinden, met uitzondering van den schipper.

Schepelingen zijn allen die zich als scheepsoff i eieren of scheepsgezellen aan boord bevinden.

9 5 . Onder Nederlandsche schepen worden verstaan die vaartuigen welke door de Nederlandsche wet betrek- kelijk de afgifte van zeebrieven en vergunningen tot het voeren der Kederlandsche vlag als zeeschepen worden aangemerkt.

9 0 . Onder Nederlandsch-Indische schepen worden verstaan:

1°. die vaartuigen welke door de algemeene verorde- ning omtrent de zeebrieven en jaarpassen in Neder- landsch-Indië als zeeschepen worden aangemerkt;

2°. de in de zelfbesturende landschappen thuis behoo- rende vaartuigen welke van een door het zelfbestuur overeenkomstig de daaromtrent bestaande voorschriften uitgereikten zeebrief of jaarpas zijn voorzien.

5

(26)

9 7 . Onder vijand worden begrepen opstandelingen.

Onder oorlog worden begrepen vijandelijkheden m e t zelfbesturende landschappen, als mede burgeroorlog.

Onder tijd van oorlog wordt begrepen de tijd waarin oorlog dreigende is.

9 8 . Door dag wordt verstaan een tijd van vier en twintig uren, door maand een tijd van dertig dagen.

9 9 . Door nacht wordt verstaan de tijd tusschen zons- ondergang en zonsopgang.

100. Onder inklimining wordt begrepen h e t ingaan door eene bestaande niet t o t ingang bestemde of door eene opzettelijk gegraven opening in den grond, alsmede het overschrijden van slooten of grachten t o t afsluiting dienende.

101. Onder valsche sleutels worden begrepen alle tot opening van het slot niet bestemde werktuigen.

102. Onder vee worden verstaan eenhoevige dieren,, herkauwers en varkens.

103. Onder wettelijk voorschrift en onder wettelijke strafbepaling wordt verstaan elk voorschrift en elke strafbepaling, voorkomende i n algemeene of locale ver- ordeningen of i n reglementen en keuren van politie.

S L O T B E P A L I N G .

104. De bepalingen der eerste acht Titels van dit Boek zijn ook toepasselijk op feiten waarop bij andere wettelijke voorschriften straf is gesteld, tenzij bij de wet of bij Koninklijk besluit anders is bepaald.

TWEEDE BOEK.

Misdrijven.

TITEL I.

M i s d r i j v e n t e g e n de v e i l i g h e i d v a n d e n staat.

105. De aanslag ondernomen met het oogmerk om den Koning, de regeerende Koningin of den Begent van het leven of de vrijheid te berooven of t o t regeeren ongeschikt t e maken, wordt gestraft met de doodstraf of levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van t e n hoogste twintig jaren.

106. De aanslag ondernomen met het oogmerk om den Gouverneur-Generaal of den waarnemenden Gouver- neur-Generaal of den waarnemenden Gouverner-Gene- raal van het leven of de vrijheid t e berooven of t o t de uitoefening van de regeering ongeschikt t e maken, wordt gestraft met de doodstraf of levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

(27)

1 0 7 . De aanslag ondernomen met liet oogmerk om- het grondgebied van den s t a a t geheel of gedeeltelijk onder vreemde heerschappij t e brengen of om een deel daarvan af t e scheiden, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

1 0 8 . De aanslag ondernomen met het oogmerk om den grondwettigen regeeringsvorm of de orde van troon- opvolging t e vernietigen of op onwettige wijze te ver- anderen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

1 0 9 . De aanslag ondernomen met het oogmerk om den wettigen regeeringsvorm van Nederlandsch-Indië te vernietigen of op onwettige wijze t e veranderen, wordt gestraft met gevangenisstraf van t e n hoogste vijftien jaren.

1 1 0 . Als schuldig aan opstand wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren:

1°. hij die anderen in de wapenen brengt met het oog- merk zich t e verzetten tegen het in Nederlandsch-Indië gevestigde gezag;

2°. hij die de wapenen voert tegen het in Neder- landsch-Indië gevestigde gezag;

111» De samenspanning t o t eene der in de artikelen 105—110 omschreven misdrijven wordt gestraft met ge- vangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

1 1 2 . Hij die hetzij met eene buitenlandsche mogend- heid, hetzij met een Indisch vorst of volk in verstand- houding treedt, met het oogmerk om hen tot het plegen van vijandelijkheden of tot het voeren van een oorlog tegen den staat te bewegen, hen in het daartoe opgevatte voornemen t e versterken, hun daarbij hulp toe te zeggen of bij de voorbereiding hulp t e verleenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Indien de vijandelijkheden worden gepleegd of de oorlog uitbreekt, wordt de doodstraf of levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.

1 1 3 . Hij die opzettelijk bescheiden, berichten of inlichtingen omtrent eenige zaak waarvan hij weet dat de geheimhouding door het belang van den staat wordt geboden, hetzij openbaarmaakt, hetzij aan eene buiten- landsche mogendheid, een Indisch vorst of volk mededeelt of in handen speelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren.

1 1 4 . Hij die opzettelijk geheime bescheiden, kaarten, plannen, teekeningen of voorwerpen, betrekking heb- bende op de verdediging of de uitwendige veiligheid van Nederlandsch-Indië, onder zich hebbende of van den inhoud van zoodanige geheime stukken of van den vorm en de samenstelling van zulke geheime voorwerpen

(28)

t e n n i s dragende, deze stukken of voorwerpen, of den inhoud, den vorm of de samenstelling daarvan geheel of gedeeltelijk hetzij openbaarmaakt, hetzij aan anderen, die niet tat kennisneming daarvan bevoegd zijn, mede- deelt of in handen speelt, wordt gestraft met gevange- nisstraf van ten hoogste vier jaren.

Indien de schuldige de bovenbedoelde stukken of voor- werpen onder zich had krachtens of zijne kennis daarvan verkreeg uit zijn beroep, kan de straf met een derde worden verhoogd.

1 1 5 . Hij aan wiens schuld t e wijten is dat de in artikel 114 bedoelde geheime stukken of voorwerpen, met het bewaren of opbergen waarvan hij belast is, hun vorm of hunne samenstelling geheel of gedeeltelijk open- baar zijn geworden of in het bezit of ter kennis zijn gekomen van anderen, niet tot kennisneming daarvan bevoegd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie- honderd gulden.

1 1 6 . Hij die geheel of gedeeltelijk van geheime stuk- ken of voorwerpen als bedoeld in artikel 114, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat zij niet voor zijne kennisneming bestemd zijn, inzage of kennis neemt, afschriften of uittreksels, in welk schrift of welke taal ook, afdrukken, afbeeldingen of nabootsingen m a a k t of doet maken of die stukken of voorwerpen niet aan een ambtenaar der justitie of politie of van het binnen- landsch bestuur ter hand stelt als hij in het bezit daarvan is gekomen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren.

1 1 7 . De samenspanning tot een der in de artikelen 114 en 110 omschreven misdrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.

1 1 8 . Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maan- den of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden wordt gestraft hij die zonder daartoe bevoegd te zijn opzettelijk :

1«. een verdedigingswerk nadert, behalve op de groote verkeerswegen, op een afstand van minder dan vijf- honderd nieters;

2°. eene inrichting van de land- of zeemacht of een oorlogsvaartuig betreedt langs een anderen dan den gewonen toegang.

1 1 9 . Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij die zonder daartoe bevoegd te zijn opzettelijk eene opmeting doet of eene teekening, afbeelding of beschrijving maakt betreffende eenige zaak van militair belang.

1 2 0 . Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar wordt gestraft:

(29)

1°. liij die iemand opneemt, wetende dat deze zonder daartoe bevoegd t e zijn voornemens is dan wel tracht kennis te bekomen van geheime stukken of voorwerpen als bedoeld in artikel 114, of zich op de hoogte te stellen van de ligging, den bouw, den aanleg, de inrichting, de bewapening, de approviandeering, de munitie-uitrusting of de bezetting van verdedigingswerken of van eenige andere zaak van militair belang;

2°. hij die voorwerpen verbergt, van welke het hem be- kend is dat zij bij de uitvoering van een voornemen als sub 1° bedoeld, op welke wijze ook moeten dienstig zijn.

121. Indien het plegen van een der in de artikelen 114, 116, 118, 119 en 120 omschreven misdrijven gepaard g a a t met aanwending van bedriegelijke middelen, zooals misleiding,vermomming, aanneming van valsche namen of hoedanigheden, dan wel met aanbieding of aanneming, voorspiegeling of belofte van geschenken, voordeelen of belooningen, in welken vorm ook, of met geweld of be- dreiging met geweld, kunnen de vrijheidsstraffen worden verdubbeld.

122. Hij die eene hem van regeeringswege opgedra- gen onderhandeling met eene buitenlandsche mogendheid, een Indisch vorst of volk opzettelijk ten nadeele van den s t a a t voert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

1 2 3 . Met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren wordt gestraft:

1°. hij die, ingeval van een oorlog waarin Nederland niet betrokken is, opzettelijk eenige handeling verricht waardoor de onzijdigheid van den s t a a t wordt in gevaar gebracht, of eenig bijzonder voorschrift tot handhaving der onzijdigheid van regeeringswege gegeven en bekend- gemaakt, opzettelijk overtreedt;.

2°. hij die, in tijd van oorlog, eenig voorschrift van regeeringswege in het belang der veiligheid van den s t a a t gegeven en bekendgemaakt, opzettelijk overtreedt.

124. De Nederlandsehe onderdaan die vrijwillig in krijgsdienst treedt bij eene buitenlandsche mogendheid, vooruitzicht van een oorlog met Nederland wordt, wetende dat deze met Nederland in oorlog is, of in het laatste geval indien de oorlog uitbreekt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

125. Met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren wordt gestraft hij die opzettelijk, in tijd van oorlog, den vijand hulp verleent of den staat tegenover den vijand benadeelt.

Levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren wordt toegepast indien de dader:

1°. eenige kaart, plan, teekening of beschrijving van militaire werken, of eenige inlichting betreffende mili- t a i r e bewegingen of ontwerpen den vijand mededeelt of in handen speelt;

2°. als verspieder den vijand dient of een verspieder des vijands opneemt, verbergt of voorthelpt.

6

(30)

De doodstraf of levenslange gevangenisstraf of tijde- lijke van ten hoogste twintig jaren wordt toegepast indien de dader:

1". eenige versterkte of bezette plaats of post, eenig middel van gemeenschap, eenig magazijn, eenigen krijgs- voorraad of eenige krijgskas, of wel de vloot of het leger of eenig deel daarvan aan den vijand verraadt, in 'svijands macht brengt, vernielt of onbruikbaar maakt, of eenige tot afweer of aanval beraamde of uitgevoerde onderwaterzetting of ander militair werk belet, belem- mert of verijdelt;

2° hetzij oproer, hetzij muiterij of desertie onder het krijgsvolk teweegbrengt of bevordert.

126. De samenspanning tot een der in artikel 125 omschreven misdrijven wordt gestraft met gevangenis- straf van ten hoogste zes jaren.

127. Met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren wordt gestraft hij die, in tijd van oorlog, zonder oogmerk om den vijand hulp t e verleenen of den s t a a t tegenover den vijand te benadeelen, opzettelijk:

1". een verspieder des vijands opneemt, verbergt of voorthelpt ;

2°. desertie van een krijgsman, in dienst van den staat, teweegbrengt of bevordert.

128. Hij die, in tijd van oorlog, eenige bedriegelijke handeling pleegt bij levering van benoodigdheden ten dienste van de vloot of het leger, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.

Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met het opzicht over de levering der goederen belast, de bedrie- gelijke handeling opzettelijk toelaat.

1 2 0 . Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 105 en 106 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 36 n°. 1—5 vermelde rechten worden uit- gesproken.

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 107—126 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 36 n°. 1—3 vermelde rechten worden uitge- sproken.

Bij veroordeeling wegens het in artikel 128 omschreven misdrijf, kan de schuldige worden ontzet van de uit- oefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft en van de in artikel 36 n°. 1—4 vermelde rechten, en kan openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak

worden gelast.

130. De straffen gesteld op de in de artikelen 125—

128 .omschreven feiten, zijn toepasselijk indien een dier feiten wordt gepleegd tegen of met betrekking tot de bondgenooten van den s t a a t in een gemeenschappelijken oorlog.

TITEL II.

M i s d r i j v e n t e g e n d e k o n i n k l i j k e w a a r - d i g h e i d e n t e g e n d e w a a r d i g h e i d v a n

d e n G o u v e r n e u r - G e n e r a a l .

131. De aanslag op het leven of de vrijheid van de

(31)

niet-regeerende Konigin, van den gemaal der regeerende Koningin, van den troonopvolger of van een lid van liet koninklijk buis, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Indien de aanslag op het leven den dood ten gevolge heeft of met voorbedachten rade wordt ondernomen, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.

Indien de aanslag op bet leven met voorbedachten rade ondernomen den dood ten gevolge heeft, wordt de doodstraf of levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.

1 3 2 . Elke feitelijke aanranding van den persoon des Konings of der Koningin, die niet valt in eene zwaar- dere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.

1 3 3 . Elke feitelijke aanranding van den persoon van den gemaal der regeerende Koningin, van den troon- opvolger, van een lid van het koninklijk huis of van den Regent, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren.

1 3 4 . Elke feitelijke aanranding van den Gouver- neur-Generaal of van den waarnemenden Gouverneur- Generaal, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren.

1 3 5 . Opzettelijke beleediging den Koning of der Koningin aangedaan, wordt gestraft met gevangenis- straf van ten hoogste zes jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

1 3 « . Opzettelijke beleediging den gemaal der regee- rende Koningin, den troonopvolger, een lid van het koninklijk buis of den Regent aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geld- boete van ten hoogste driehonderd gulden.

1 3 7 . Opzettelijke beleediging den Gouverneur-Gene- raal of den waarnemenden Gouverneur-Generaal aan- gedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste drie- honderd gulden.

1 3 8 . Hij die een geschrift of afbeelding, waarin eene beleediging voorkomt voor den Koning, de Koningin, den gemaal der regeerende Koningin, den troonopvolger, een lid van het koninklijk huis of den Regent, met het oog- merk om aan den beleedigenden inhoud ruchtbaarheid t e geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen,

verspreidt, openlijk t e n toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een j a a r en zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

(32)

Indien de schuldige liet misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens bet plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

1 3 » . Hij die een geschrift of afbeelding, waarin eene beleediging voorkomt voor den Gouverneur-Gene- raal of den waarnemenden Gouverneur-Generaal, met het oogmerk om aan den beleedigenden inhoud rucht- baarheid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te ver- meerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van ten hoogste drie- honderd gulden.

Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

1 4 0 . Bij veroordeeling wegens het in artikel 131 omschreven misdrijf, kan ontzetting van de in artikel 36 n». 1—5 vermelde rechten worden uitgesproken.

Bij veroordeeling wegens een der in .de artikelen 132—134 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artkel 36 n°. 1—4 vermelde rechten worden uitge- sproken.

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 135—137 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 36 n». 1—3 vermelde rechten worden uitge- sproken.

TITEL III.

M i s d r i j v e n t e g e n h o o f d e n e n v e r t e g e n - w o o r d i g e r s v a n b e v r i e n d e s t a t e n . 1 4 1 . De aanslag op het leven of de vrijheid van een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden s t a a t wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf- tien jaren.

Indien de aanslag op het leven den dood ten gevolge heeft of met voorbedachten rade wordt ondernomen, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.

Indien de aanslag op het leven met voorbedachten rade ondernomen den dood ten gevolge heeft, wordt de doodstraf of levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren opgelegd.

1 4 3 . Elke feitelijke aanranding van den persoon van een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden staat, die niet valt in eene zwaardere strafbepaling, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren.

(33)

1 4 3 . Opzettelijke beleediging een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden s t a a t aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

1 4 4 . Opzettelijke beleediging eenen vertegenwoor- diger van eene buitenlandsche mogendheid bij de Neder- landsehe regeering in zijne hoedanigheid aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van t e n hoogste vijf jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

1 4 5 . Hij die een geschrift of afbeelding, waarin eene beleediging voorkomt voor een regeerend vorst of ander hoofd van een bevrienden staat of voor een vertegen- woordiger van eene buitenlandsche mogendheid bij de Nederlandsche regeering in zijne hoedanigheid, met het oogmerk om aan den beleedigenden inhoud ruchtbaar- heid te geven of de ruchtbaarheid daarvan te vermeer- deren, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

1 4 6 . Bij veroordeeling wegens het in artikel 141 omschreven misdrijf, kan ontzetting van de in artikel 36 n°. 1—5 vermelde rechten worden uitgesproken.

Bij veroordeeling wegens het in, artikel 142 omschreven misdrijf, kan ontzetting van de in artikel 36 n°. 1—4 vermelde rechten worden uitgesproken.

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 143 en 144 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 36 n°. 1—3 vermelde rechten worden uitgesproken.

T I T E L IV.

M i s d r ij v e n b e t r e f f e n d e d e u i t o e f e n i n g v a n s t a a t s p 1 i c h t e n e n s t a a t s r e c h t e n . 1 4 7 . Hij die door geweld of bedreiging met geweld eene vergadering van een localen raad uiteenjaagt, tot het nemen of niet nemen van eenig besluit dwingt, of den voorzitter of een lid uit die vergadering verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

1 4 8 . Hij die door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk den voorzitter of een lid van een localen raad verhindert de vergadering bij te wonen of daarin vrij en onbelemmerd zijn plicht te vervullen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren en zes maanden.

(34)

149. Hij die, bij gelegenheid eener krachtens alge- meen« verordening gehouden verkiezing, door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand verhindert zijn kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden.

150. Hij die, bij gelegenheid eener krachtens alge- meene verordening gehouden verkiezing, door gift of belofte iemand omkoopt om zijn kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit t e oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

Dezelfde straf wordt toegepast op den kiezer die zich door gift of belofte t o t een of ander laat omkoopen.

151. Hij die, bij gelegenheid eener krachtens alge- meene verordening gehouden verkiezing, eenige bedrie- gelijke handeling pleegt waardoor de stem van een kiezer van onwaarde wordt of een ander dan de door dien kiezer bedoelde persoon wordt aangewezen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden.

152. Hij die opzettelijk zich voor een ander uit- gevende, aan eene krachtens algemeene verordening ge- houden verkiezing deelneemt, wordt gestraft met gevan- genisstraf van ten. hoogste een jaar en zes maanden.

153. Hij die, bij gelegenheid eener krachtens alge- meene verordening gehouden verkiezing, opzettelijk eene plaats gehad hebbende stemming verijdelt of eenige bedriegelijke handeling pleegt waardoor aan de stem- ming een andere uitslag wordt gegeven dan door de wettig ingeleverde stembiljetten of door de wettig uit- gebrachte stemmen zou zijn verkregen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

154. Bij veroordeeling wegens het in artikel 147 omschreven misdrijf, kan ontzetting van de in artikel 36 n°. 1—3 vermelde rechten worden uitgesproken.

Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 148—153 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 36 n». 3 vermelde rechten worden uitgesproken.

TITEL V.

M i s d r i j v e n t e g e n de o p e n b a r e orde.

155. Hij die in het openbaar, mondeling of bij ge- schrifte, t o t eenig strafbaar feit of t o t eenige andere ongehoorzaamheid hetzij aan een wettelijk voorschrift, hetzij aan een krachtens wettelijk voorschrift gegeven ambtelijk bevel opruit, wordt gestraft met gevangenis-

straf van ten hoogste zes jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

156. Hij die een geschrift waarin tot eenig strafbaar feit of t o t eenige andere in het vorige artikel omschreven

(35)

ongehoorzaamheid, wordt opgeruid, met het oogmerk om aan den opruienden inhoud ruchtbaarheid te geven ot' de ruchtbaarheid daarvan te vermeerderen, verspreidt, open- lijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met ge- vangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.

157. Hij die in het openbaar, mondeling of bij ge- schrifte, aanbiedt inlichtingen, gelegenheid of middelen t e verschaffen om eenig strafbaar feit t e plegen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van t e n hoogste driehonderd gulden.

158. Hij die een geschrift waarin wordt aangeboden inlichtingen, gelegenheid of middelen te verschaffen om

eenig strafbaar feit t e plegen, met het oogmerk om aan dat aanbod ruchtbaarheid t e geven of de ruchtbaarheid daarvan t e vermeerderen, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

Indien de schuldige het misdrijf in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van heit misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep

worden ontzet.

159. Hij die, kennis dragende van eene samenspan- ning t o t een der in de artikelen 105—110, 114, 116 of 125 bedoelde misdrijven op een tijdstip waarop het plegen van deze misdrijven nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan tijdig voldoende kennis te geven hetzij aan de ambtenaren der justitie of politie, hetzij aan den bedreigde, wordt, indien het misdrijf is gevolgd, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

160. Hij die, kennis dragende van een voornemen t o t het plegen van een der in de artikelen 105—114 en 116—134 omschreven misdrijven, tot desertie in tijd van oorlog, tot militair verraad, tot moord, menschenroof of verkrachting, t o t een der in Titel V I I van dit Boek omschreven misdrijven voor zoover daardoor levensge- vaar wordt veroorzaakt, tot een der misdrijven om- schreven in de artikelen 239—243, 245, 267, of tot een der misdrijven omschreven in de artikelen 259 en 270 voor zooveel betreft voor omloop bestemd kredietpapier, op een tijdstip waarop het plegen van deze misdrijven nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3.4 Ingevolge artikel 82 Wgh wordt 48 dB als de ten hoogste toelaatbare waarde aangemerkt voor de geluidsbelasting op de gevel van de woning vanwege

Dan zullen m j op een rtistige mjze vertre ken,niet in vrede en vriend- schap,want dat is ©nraogelijlcvocr ons en het zou een schande zijn volgens de Atjfehsche adat en slecht

Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft computervredebreuk, indien de dader vervolgens gegevens die zijn

•  bewust anders waarnemen helpt om patronen te doorbreken. Parijs in de

 Centrum gebieden: voor de binnenstad van Nijkerk is in 2019 de uitvoering van de visie Aantrekkelijk Nijkerk verder vorm gegeven door het nieuwe Platform Binnenstad Nijkerk

Door de volledige verwoesting van de frontstreek hebben immers de vroeger plaatselijk gevestigde bedrijven, ten einde van de eerste naoorlogse boom te kunnen

Alles wat jij tot nu toe hebt geprobeerd heeft er niet toe geleid dat jij je meer ontspannen voelt en de angst, dwang of dominant gedrag bij de ander minder is geworden.. Grote

De afwijking op informatievoorziening wordt veroorzaakt door lagere aanschafkosten tablets en mobiele telefoons, lagere kosten zaaksysteem en hogere doorbelasting specifieke ICT