• No results found

Duitse Taal en Cultuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Duitse Taal en Cultuur"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING

Duitse Taal en Cultuur

2012-2013

(2)

Deel 1: Algemeen

Par. 1 – Algemeen

Artikel 1 - Toepasselijkheid van de regeling

1. Deze onderwijs- en examenregeling is van toepassing op de initiële opleidingen die in de faculteit zijn ingesteld en beschrijft de geldende procedures, rechten en plichten met betrekking tot het onderwijs, de tentamens en de examens. Deel 1 van de regeling omvat bepalingen die van toepassing zijn op alle opleidingen; in Deel 2 zijn aanvullende specifieke bepalingen per opleiding opgenomen.

2. De onderwijs- en examenregeling wordt vastgesteld of gewijzigd door de decaan nadat de opleidingscommissies daarover hebben geadviseerd en de FGV daarmee heeft ingestemd.

Artikel 2 - Begripsbepalingen

1. De in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien die begrippen ook voorkomen in de

Structuurregeling van de Radboud Universiteit Nijmegen, verder te noemen de Structuurregeling, of in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, verder te noemen de WHW, de betekenis die de Structuurregeling respectievelijk de WHW daaraan geeft.

2. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, afgekort tot WHW en zoals sindsdien gewijzigd;

b. de opleiding: de bacheloropleiding als bedoeld in de wet;

c. student: hij of zij1 die is ingeschreven aan de Radboud Universiteit Nijmegen voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding;

d. propedeuse: de propedeutische fase als onderdeel van de opleiding, als bedoeld in de wet;

e. studierichting: een postpropedeutische opleidingsvariant binnen de bacheloropleiding;

f. (examen)onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet;

g. core curriculum: een door alle studenten van de geesteswetenschappelijke faculteiten verplicht te volgen pakket in de bacheloropleiding met een omvang van 15 studiepunten2;

h. minor: een door het bestuur van de faculteit goedgekeurd en in de facultaire minorgids opgenomen pakket van samenhangende onderdelen met een omvang van 15 studiepunten3;

i. bindend studieadvies: advies dat aan alle studenten aan het eind van het eerste jaar van de

bacheloropleiding wordt verstrekt over de voortgang van hun studie, waarbij een negatief advies een bindend karakter heeft;

j. Commissie Studieadvies Eerste Jaar: commissie die namens de decaan na het eerste semester het voorlopig, en aan het eind van het eerste jaar het definitieve, bindend, studieadvies uitbrengt. Deze commissie bestaat uit drie leden met als voorzitter de onderwijsdirecteur. De overige leden zijn in beginsel voorzitters van examencommissies van de faculteit;

k. praktische oefening: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13 lid 2 onder d van de wet, in één van de volgende vormen:

- het maken van een scriptie;

- het verrichten van een literatuurstudie;

- het deelnemen aan veldwerk of een excursie;

- het maken van een werkstuk;

1 In deze tekst worden met de termen student/hij/hem/enz. zowel mannelijke als vrouwelijke studenten bedoeld

2 Voor studenten die voor 1 september 2011 zijn begonnen met een bacheloropleiding aan de letterenfaculteit maakt het core curriculum geen deel uit van het programma.

3 Voor studenten die voor 1 september 2011 zijn begonnen met een bacheloropleiding aan de letterenfaculteit geldt een omvang van 20 studiepunten per minor

(3)

- het verrichten van een stage;

- het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden;

- de door de docent voorgeschreven opdrachten ter voorbereiding op een werkcollege.

l. tentamen: het onderzoek naar en de beoordeling van kennis, vaardigheden en inzicht van de student met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid, ongeacht de vorm waarin dit onderzoek plaatsvindt, door ten minste één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator;

m. deeltentamen: een tentamen van een examenonderdeel dat in gedeelten wordt afgelegd. Tenzij anders vermeld wordt in het vervolg van deze onderwijs- en examenregeling met een tentamen ook een deeltentamen bedoeld;

n. examen: toetsing waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de propedeuse behorende onderwijseenheden resp. van alle tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, voor zover de examencommissie niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haar zelf te verrichten onderzoek naar de kennis, inzicht en vaardigheden van de examinandus alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek;

o. examencommissie: de examencommissie van een opleiding. Zie ook Structuurregeling Radboud Universiteit Nijmegen;

p. examinator: degene die door de examencommissie wordt aangewezen ten behoeve van het afnemen van tentamens;

q. studiepunt (afgekort: ec): studiebelastingseenheid conform het European Credit Transfer System (ECTS), waarbij één studiepunt gelijk is aan 28 uren studie;

r. werkdag: maandag t/m vrijdag met uitzondering van de erkende feestdagen en door het College van Bestuur vastgestelde verplichte vrije dagen;

s. studiegids: de gids voor de opleiding, bevattende de specifieke informatie voor de opleiding;

t. instelling: Radboud Universiteit Nijmegen;

u. fraude: het handelen van een student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden of die van andere studenten geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken;

v. plagiaat: het bij het maken van werkstukken, scripties en andere schriftelijke toetsen geheel of gedeeltelijk overnemen of parafraseren van teksten van andere auteurs zonder adequate bronvermelding en zonder dat duidelijk het begin en einde van citaten op adequate wijze is aangegeven.

Artikel 3 – De opleidingen

1. In de faculteit zijn de volgende bacheloropleidingen met een studielast van 180 ec. ingesteld:

a. Algemene Cultuurwetenschappen

b. Communicatie- en Informatiewetenschappen c. Duitse Taal en Cultuur

d. Engelse Taal en Cultuur e. Geschiedenis

f. Griekse en Latijnse Taal en Cultuur g. Kunstgeschiedenis

h. Nederlandse Taal en Cultuur i. Romaanse Talen en Culturen j. Taal- en Cultuurstudies4 k. Taalwetenschap

2. De bacheloropleidingen omvatten een propedeutische fase van 60 ec.

4 Instroom in de opleiding Taal- en Cultuurstudies is sinds 1 september 2011 niet meer mogelijk. De opleiding kan nog worden afgerond tot en met 31 augustus 2015.

(4)

3. In de faculteit zijn de volgende masteropleidingen met een studielast van 60 ec ingesteld5: a. Communicatie- en Informatiewetenschappen

b. Geschiedenis

c. Kunst- en Cultuurwetenschappen d. Letterkunde

e. Noord Amerika Studies f. Oudheidstudies g. Taalwetenschappen

4. In de faculteit zijn de volgende masteropleidingen met een studielast van 120 ec ingesteld:

a. Europese Studies

b. Taalwetenschappen (research), programma Language and Communication

c. Geschiedenis (research), programma Historische Wetenschappen: Ideologie, Mentaliteit en Maatschappelijke Praktijk

d. Kunst- en Cultuurwetenschappen (research), programma Kunst en Visuele Cultuur in Historisch Perspectief

e. Letterkunde (research), programma Letterkunde en Literatuurwetenschap: Nieuwe Filologie

Artikel 4 – Algemene eindtermen van de opleidingen 1. De opleidingen beogen de studenten:

a kennis, inzicht en vaardigheden op het desbetreffende gebied bij te brengen;

b academisch te vormen, en

c voor te bereiden op een verdere (studie-)loopbaan.

2. Studenten aan wie voor één van de bacheloropleidingen genoemd in artikel 3.1 een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid van de WHW is verleend, worden onvoorwaardelijk toegelaten tot ten minste één van de masteropleidingen van de universiteit.

Artikel 5 – Vorm van de opleiding

Alle opleidingen worden uitsluitend voltijds verzorgd.

Par. 2 – vooropleidingseisen

Artikel 6 – Toelatingseisen

1. Degene die voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde vooropleidingseisen wordt toegelaten tot de daarvoor in aanmerking komende opleidingen.

2. Het College van Bestuur kan, overeenkomstig art. 7.29 van de wet, personen van 21 jaar en ouder die niet voldoen aan de toelatingseisen, van die eisen vrijstellen, indien zij via een toelatingsonderzoek of 'colloquium doctum' alsnog blijk hebben gegeven van geschiktheid voor de opleiding. Een aanvraag tot toelating moet worden gericht aan het College van Bestuur.

5 De faculteit kent de volgende eenjarige masteropleidingen waarvan de instroom op 31 augustus 2011 is gesloten: Algemene Cultuurwetenschappen, Bedrijfscommunicatie, Duitse Taal en Cultuur, Duitslandstudies, Engelse Taal en Cultuur, Amerikanistiek, Geschiedenis, Griekse en Latijnse Taal en Cultuur, Kunstgeschiedenis, Literatuurwetenschap, Nederlandse Taal en Cultuur, Romaanse Talen en Culturen, Taalwetenschap, Taal- en Spraakpathologie en Taal- en Spraaktechnologie.

(5)

Artikel 7 – vervangende eisen voor toelating tot een bacheloropleiding met deficiënte vooropleiding Niet van toepassing

Par. 3 – Tentamens en examens

Artikel 8 – De examens

1. Het eerste jaar van de bacheloropleiding wordt afgesloten met het propedeuse-examen.

2. De bacheloropleidingen worden afgesloten met het bachelorexamen.

Artikel 9 – Vorm van tentamens

1. Tentamens worden in beginsel schriftelijk of mondeling afgelegd.

2. De examencommissie kan bepalen dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd.

3. Mondelinge tentamens zijn in beginsel niet openbaar waarbij in beginsel niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd wordt.

4. Het mondeling afnemen van tentamens geschiedt zo mogelijk in aanwezigheid van een tweede examinator of een door de examencommissie aangewezen waarnemer. In bijzondere gevallen kan de examencommissie bepalen dat een bandopname wordt gemaakt van het tentamen.

5. Aan studenten met een functiebeperking wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun beperking aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.

6. Ten aanzien van een tentamen dat betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende onderwijs- en examenregeling is bepaald.

Artikel 10 – Tijdvakken en frequentie van tentamens

1. Tot het afleggen van de tentamens wordt tweemaal gelegenheid gegeven in het studiejaar waarin het betreffende onderwijs wordt gegeven. De datum van de eerste tentamengelegenheid dient aan het begin van het semester waarin het bij het betreffende onderdeel behorende onderwijs van start gaat, bekend te zijn. De datum van de herkansing dient bekend te zijn voordat de eerste tentamengelegenheid heeft plaatsgevonden.

2. In een studiejaar waarin het onderwijs van een bepaald onderdeel voor het eerst niet wordt gegeven, wordt ten minste nog eenmaal gelegenheid gegeven het tentamen van het betreffende onderdeel af te leggen.

3. Werkstukken waarvoor door de opleiding of de docent(en) geen vaste inleverdata zijn vastgesteld, dienen uiterlijk 12 maanden na afloop van het onderdeel waarop ze betrekking hebben, te worden ingediend.

Overigens dienen werkstukken altijd ten minste 30 dagen voor de dag waarop het examen wordt aangevraagd te worden aangeboden aan de examinator.

4. Een met goed gevolg afgelegd tentamen mag zonder de expliciete toestemming van de desbetreffende examencommissie niet herkanst worden. Indien deze toestemming wordt verleend, geldt het hoogst behaalde cijfer.

5. Wanneer een tentamen dat niet met goed gevolg is afgelegd wordt herkanst, is het laatst behaalde cijfer bepalend voor het behaalde resultaat.

(6)

Artikel 11 – Geldigheidsduur

1. a. Voor studenten die vanaf 1 september 2011 voor het eerst in de propedeuse staan ingeschreven is de geldigheidsduur van behaalde tentamens in principe onbeperkt

b. In afwijking van het bepaalde in lid 1a. wordt daar waar nodig in het opleidingsspecifieke deel aangegeven welke onderwijsonderdelen een beperkte geldigheidsduur hebben.

2. a. Voor studenten die vanaf 1 september 2009 voor het eerst voor de bacheloropleiding staan

ingeschreven geldt dat wanneer zij vijf jaar na het eerste moment van inschrijving voor de opleiding het bachelorexamen niet behaald hebben, op dat moment alle resultaten van behaalde postpropedeutische examenonderdelen vervallen.

b. Voor studenten die vóór 1 september 2009 voor het eerst voor de bacheloropleiding staan ingeschreven, bedraagt de geldigheidsduur van behaalde postpropedeutische examenonderdelen 48 maanden.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan de examencommissie met betrekking tot een onderdeel waarvan de geldigheidsduur is verstreken, op inhoudelijke gronden besluiten om de

geldigheidsduur te verlengen.

Artikel 12 – Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag

1. De examinator stelt binnen 10 werkdagen na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en verschaft het secretariaat van de opleiding de nodige bewijsstukken ten behoeve van de uitreiking van een schriftelijke verklaring van de uitslag aan de student.

2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 15 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft het secretariaat van de opleiding de nodige bewijsstukken ten behoeve van de uitreiking van een schriftelijke verklaring van de uitslag aan de student.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid stelt de examinator de uitslag van de tentamens en herkansingen van periode 4 vast binnen vijf werkdagen na afloop van de betreffende tentamenperiode.

4. De begeleider van het bachelorwerkstuk stelt het eindcijfer van dit onderdeel vast binnen de in lid 2 genoemde termijn.

5. Ten aanzien van een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie c.q. de examinator tevoren binnen welke termijn en op welke wijze de student een schriftelijke verklaring van de uitslag zal ontvangen.

6. Op de schriftelijke verklaring van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht (zie ook art. 13) alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens, bedoeld in art. 7.61 van de wet.

7. Eindresultaten van examenonderdelen worden uitgedrukt in hele of halve cijfers waarbij 6,0 als laagste voldoende geldt. Daarbij gelden de volgende afrondingsregels:

- Tot ..,25 wordt naar beneden afgerond op ..,0 - Van ..,25 tot ..,75 wordt afgerond op ..,5 - Vanaf ..,75 wordt naar boven afgerond op ..,0

8. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid mogen resultaten van deeltentamens wel worden uitgedrukt in cijfers, afgerond op één decimaal.

Daarbij gelden de volgende afrondingsregels:

- als de tweede decimaal een van de cijfers 0 t/m 4 is, dan blijft de eerste decimaal ongewijzigd - als de tweede decimaal een van de cijfers 5 t/m 9 is, dan wordt de eerste decimaal met één verhoogd 9. In afwijking van het bepaalde in lid 7 wordt een einduitslag niet vastgesteld op 5,5. Een gemiddelde van 5,5

tot en met 5,9 wordt afgerond naar 6,0. Een gemiddelde van 5,1 tot en met 5,4 wordt afgerond naar 5,0.

(7)

Artikel 13 – Inzagerecht en nabespreking

1. Na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt een nabespreking plaats tussen de examinator en de student, waarbij de gegeven uitslag nader wordt toegelicht.

2. Binnen een termijn van vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een anders dan mondeling afgelegd tentamen kan de student op zijn verzoek inzage verkrijgen in zijn beoordeeld werk en aan de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip.

3. De examinator kan bepalen dat de inzage of kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het tweede lid genoemde termijn.

4. In verband met de beperkte tijd tussen tentamenperiode 4 en herkansingsperiode 4 en tussen

herkansingsperiode 4 en het uitbrengen van het bindend studieadvies, vindt inzage van een tentamen uit deze periodes plaats op de dag van bekendmaking van de betreffende resultaten. Waar het

herkansingsperiode 4 betreft kan een uitzondering gemaakt worden voor postpropedeuseonderdelen.

5. Indien een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de student een verzoek als bedoeld in lid 2 pas indienen, wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve bespreking aanwezig te zijn.

6. Het bepaalde in het vijfde lid is ook van toepassing wanneer de examencommissie dan wel de examinator aan de student de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met modelantwoorden.

7. Gedurende de in het tweede lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het tentamen en zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.

Artikel 14 - Vrijstelling van tentamens

1. De examencommissie kan de student op diens verzoek vrijstelling verlenen van het afleggen van een tentamen (met inachtneming van hetgeen hieronder in lid 3 is vermeld), indien de student:

a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid;

b. hetzij aantoont door relevante werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken met betrekking tot het desbetreffende onderdeel.

2. Om in aanmerking te komen voor een bachelordiploma kan een student voor maximaal de helft van het aantal studiepunten van een examen vrijgesteld worden.

3. Vrijstelling van het bachelorwerkstuk van 10 ec kan alleen worden verkregen indien een student een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire opleiding heeft voltooid.

Artikel 15 - Fraude en plagiaat

1. Wanneer een docent of surveillant tijdens een tentamen of bij het nakijken van een tentamen of een werkstuk fraude, plagiaat of andere onregelmatigheden constateert of vermoedt, deelt hij dit schriftelijk mede aan de examencommissie van de betrokken opleiding en aan de betrokken student.

2. De examencommissie beslist vervolgens binnen 10 werkdagen over de eventueel te nemen maatregelen. De examencommissie beslist niet dan nadat de student die het betreft door haar is gehoord, of althans daartoe in de gelegenheid is gesteld. Van het horen wordt een schriftelijk verslag gemaakt.

3. In geval van fraude tijdens het tentamen wordt de student uitgesloten van (verdere) deelname aan het

(8)

tentamen. Uitsluiting heeft tot gevolg dat van het betreffende tentamen geen uitslag wordt vastgesteld.

4. Conform WHW art. 7.12 lid 4 kunnen de door de examencommissie in geval van fraude of plagiaat te nemen maatregelen inhouden dat de student gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste 12 maanden het recht wordt ontnomen één of meer aan te wijzen tentamens en/of examens aan de instelling af te leggen.

5. In aansluiting op de in lid 3 genoemde maatregelen kan een examencommissie in geval van plagiaat de student de verplichting opleggen een nieuw werkstuk te schrijven over een door de voor het

examenonderdeel verantwoordelijke docent vast te stellen onderwerp.

Artikel 16 - Bewaartermijnen

De examinator bewaart de tentamens en andere onderdelen die meetellen bij de bepaling van de uitslag zoals werkstukken, opdrachten en dergelijke, ten minste twee jaar nadat het tentamen heeft plaatsgevonden.

Bachelorwerkstukken dienen gedurende ten minste zeven jaar bewaard te blijven.

Artikel 17 - Uitslag examen

1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, nadat de student de vereiste bewijzen heeft overgelegd van de door hem behaalde tentamens van de onderdelen van de opleiding.

2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding.

Artikel 18 – Judicium

1. Indien de student blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid, kan de examencommissie aan de uitslag van het bachelorexamen een judicium verbinden. Dit wordt op het getuigschrift vermeld.

2. Aan het behaalde examen kan een van de volgende judicia worden verbonden:

Bene meritum: het gemiddelde van alle bacheloronderdelen is hoger dan of gelijk aan 7,5.

Cum laude: het gemiddelde van alle bacheloronderdelen is hoger dan of gelijk aan 8,0; het

bachelorwerkstuk is beoordeeld met een 8,5 of hoger en voor geen enkel onderdeel werd een cijfer lager dan 6,5 behaald.

Summa cum laude: het gemiddelde van alle bacheloronderdelen is hoger dan of gelijk aan 9,0: het bachelorwerkstuk is beoordeeld met een 9,0 of hoger en voor geen enkel onderdeel werd een cijfer lager dan 7,0 behaald.

3. De examencommissie stelt de weegfactoren vast die worden toegekend aan de behaalde onderdelen voor de bepaling van de gemiddelde uitslag van alle onderdelen

4. Niet in aanmerking voor een judicium komen studenten die in het kader van hun bachelorexamen voor meer dan 60 studiepunten werden vrijgesteld van het afleggen van tentamens

5. Evenmin in aanmerking voor een judicium komen studenten waarbij een tentamen meer dan eenmaal is herkanst, dan wel waarbij de cursus meer dan eenmaal is gevolgd.

6. Indien van een student door de examencommissie is vastgesteld en in het fraudedossier is vastgelegd dat hij heeft gefraudeerd in de zin van art. 15, wordt een judicium niet toegekend.

7. Alleen indien de examencommissie daartoe met algemene stemmen besluit, kan zij afwijken van hetgeen in de voorgaande leden van dit artikel ten aanzien van judicia is bepaald.

(9)

Artikel 19 – Volgorde onderwijs en tentamens

1. a. Studenten die vanaf 1 september 2011 voor het eerst in de propedeuse van een letterenopleiding staan ingeschreven en die het propedeutisch examen nog niet hebben behaald, maar wel een positief studieadvies als bedoeld in paragraaf 4 hebben gekregen, mogen postpropedeutisch onderwijs volgen en de

desbetreffende tentamens afleggen met inachtneming van de geldende volgtijdelijkheid zoals beschreven in deel 2 van deze regeling.

b. Studenten die vanaf 1 september 2010 voor het eerst in de propedeuse staan ingeschreven en die nog niet het propedeutisch examen, maar wel tenminste 40 ec van het propedeuseprogramma van de opleiding hebben behaald, worden door de examencommissie toegelaten tot het afleggen van tentamens van de postpropedeutische fase, met inachtneming van de in deel 2 van deze regeling genoemde volgtijdelijkheid.

Deze toelating geldt voor een door de commissie te bepalen termijn van ten hoogste twaalf maanden.

2. Studenten die in het tweede semester van hun derde bachelorjaar in het kader van hun opleiding onderdelen in het buitenland hebben geabsolveerd, worden vrijgesteld van de in lid 3 genoemde eis dat toegang pas wordt verleend nadat het bachelorwerkstuk is voltooid.

3. Studenten die gebruik maken van de flexibele instroomregeling dienen zich te houden aan de in de Onderwijs- en Examenregeling vastgelegde volgtijdelijkheid van de vakken.

Artikel 20 – Graad

1. Aan degene die het bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Bachelor of Arts”

(BA) verleend.

2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.

Artikel 21 – Regels en richtlijnen examencommissie

1. De examencommissie heeft in het bijzonder tot taak het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens.

2. De examencommissie stelt regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen.

3. De examencommissie kan aan de examinatoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene die het tentamen aflegt en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van het tentamen.

Par. 4 – Studievoortgang, studiebegeleiding en studieadvies

Artikel 22 – Studievoortgang en studiebegeleiding

1. De decaan draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat aan elke student

desgevraagd binnen een redelijke termijn een overzicht kan worden verschaft van de op dat moment in het systeem vastgelegde behaalde resultaten.

2. De decaan draagt zorg voor een adequate studiebegeleiding

(10)

Artikel 23 - Studieadvies eerste jaar

1. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt namens de decaan aan het einde van het eerste studiejaar waarin een student staat ingeschreven voor de propedeutische fase van een voltijdse bacheloropleiding, uiterlijk op 31 augustus, een advies uit over de voortzetting van de opleiding, zoals bedoeld in artikel 7.8b van de wet.

2. De propedeutische fase van de opleiding omvat het programma van het eerste studiejaar van de bacheloropleiding met een studielast van 60 ec.

3. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt een positief advies uit aan de student die ten minste 40 ec van de in het tweede lid bedoelde propedeutische fase heeft behaald.

4. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt aan de student die niet voldoet aan de voorwaarde genoemd in het derde lid een negatief studieadvies uit, tenzij er sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 25. Aan het negatieve studieadvies wordt een bindende afwijzing verbonden.

5. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt een voornemen inzake een bindend afwijzend studieadvies ter kennis van de student en stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord, voordat het bindend afwijzende studieadvies wordt uitgebracht.

6. Om te bepalen of het aantal vereiste studiepunten bedoeld in het derde lid is behaald, worden studiepunten toegekend voor vrijstellingen, niet meegerekend. De examencommissie kan bij het verlenen van de vrijstellingen anders bepalen en vervangende of aanvullende eisen stellen.

7. Het horen van studenten geschiedt door de Commissie Studieadvies Eerste Jaar.

8. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar verstrekt aan studenten die worden ingeschreven na 31 januari het bindend studieadvies aan het eind van het tweede studiejaar. De commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt enkel dan een positief advies uit indien de propedeuse is behaald.

9. De decaan is bevoegd nadere regels vast te stellen voor studenten die zijn ingeschreven voor een bij of krachtens deze Onderwijs- en Examenregeling erkende dubbelstudie.

10. Studenten die de inschrijving beëindigen vóór 1 maart ontvangen dat studiejaar geen studieadvies. Indien zij zich het daarop volgende studiejaar opnieuw inschrijven voor deze opleiding ontvangen zij het bindend studieadvies aan het einde van het tweede inschrijvingsjaar. Het bepaalde in de laatste volzin van het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

11. Tegen de bindende afwijzing kan een student binnen zes weken beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens. Het beroep heeft geen schorsende werking.

Artikel 24 - Voorlopig advies

1. De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt na afloop van het eerste semester aan de student een voorlopig studieadvies uit op basis van de tot dan toe geregistreerde resultaten.

2. Het voorlopige studieadvies is vooral als waarschuwing bedoeld voor studenten die onvoldoende

studievoortgang hebben geboekt. De daarvoor in aanmerking komende studenten worden uitgenodigd voor

(11)

een gesprek met de studieadviseur om te bezien op welke wijze het studieresultaat kan worden verbeterd dan wel welke andere opleiding een alternatief zou kunnen zijn.

Artikel 25 - Persoonlijke omstandigheden

1. Bij het besluit betreffende de bindende afwijzing betrekt de commissie studieadvies eerste jaar in de afweging de persoonlijke omstandigheden bedoeld in artikel 2.1. van het Uitvoeringsbesluit WHW, voor zover deze omstandigheden onverwijld door of namens betrokkene zijn gemeld aan de studieadviseur, een studentendecaan of een andere daartoe aangewezen persoon. Aan de student kan worden gevraagd het beroep op persoonlijke omstandigheden nader te onderbouwen of aannemelijk te maken.

2. Als persoonlijke omstandigheden komen uitsluitend in aanmerking de omstandigheden die bij of krachtens de wet zijn genoemd.

3. Indien op grond van het eerste lid nog geen negatief advies wordt uitgebracht met een bindende afwijzing, brengt de Commissie Studieadvies Eerste Jaar voor het einde van het tweede studiejaar alsnog een

studieadvies zoals bedoeld in artikel 23 uit indien op dat moment niet alle 60 ec van de propedeutische fase zijn behaald.

Artikel 26 - Duur afwijzing

Studenten die een negatief bindend studieadvies hebben ontvangen mogen zich gedurende een periode van drie jaren niet meer inschrijven voor de desbetreffende bacheloropleiding, dan wel voor door de decaan aan te wijzen bacheloropleidingen die de desbetreffende propedeutische fase geheel of gedeeltelijk gemeen hebben.

Artikel 27 - Hardheidsclausule bindend studieadvies

In bijzondere gevallen, kan de decaan, gehoord de commissie studieadvies eerste jaar, besluiten aan een negatief advies (nog) geen bindende afwijzing te verbinden.

Par. 5 – Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 28 – Honours Programma en Honours academy

Excellente bachelorstudenten van de letterenfaculteit kunnen deelnemen aan het interdisciplinaire Honours Programma of de disciplinaire programma‟s van de Radboud Honours Academy.

Artikel 29 - Bekendmaking

De onderwijsdirecteur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van wijzigingen hierin.

Artikel 30 - Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 september 2012.

Aldus vastgesteld bij besluit van de decaan van de Faculteit der Letteren op 31 augustus 2012.

(12)

Deel 1: Opleidingsspecifiek

Par. 6 – Algemene bepalingen

Artikel 31 – Bepalingen algemeen deel

Op deze bacheloropleiding is het bepaalde in het Algemeen Deel van dit reglement van toepassing voor zover daarvan in de navolgende bepalingen niet wordt afgeweken.

Artikel 32 – Specifieke eindtermen

Conform het bepaalde in artikel 4 beoogt de opleiding de student kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van de Duitse Taal en Cultuur, zodat de student na voltooiing van de opleiding beschikt over een adequate academische vorming, voorbereid is op een maatschappelijke functie in het verlengde van de opleiding en op een verdere studieloopbaan met het recht op toegang tot de masteropleiding Europese Studies of

programma‟s van de masteropleidingen Letterkunde en Taalwetenschappen zoals genoemd in de betreffende OER-en

Artikel 33 – Taal

1. De opleiding wordt in beginsel verzorgd in de Duitse taal.

2. Voor deelname aan het onderwijs en tentamens is een voldoende beheersing van de Duitse taal in woord en geschrift vereist. Aan deze eis is in ieder geval voldaan wanneer de student:

- in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs met als examenvak Duits; of -het Duits beheerst op het niveau van tenminste B2 volgens het CEFR

3. Voor deelname aan het onderwijs en tentamens in het Engels is een voldoende beheersing van die taal vereist. Aan deze eis is in ieder geval voldaan wanneer de student:

- in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs; of

- in het bezit is van een diploma van voortgezet onderwijs, behaald aan een Engelstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland; of

- in het bezit is van een diploma hoger beroepsonderwijs, of - een van de onderstaande toetsen heeft afgelegd:

a. de Test of English as a Foreign Language (TOEFL) met een score van 550 punten of hoger (paper based), 213 punten of hoger (computer based) of 79 punten of hoger (internet based);

b. de International English Language Testing System( IELTS) met een score van 6.0 of hoger, c. Cambridge Certificate of Advanced English of Cambridge Certificate of Proficiency in English.

Artikel 34 – Minoren

1. De bachelor omvat drie minoren van 15 ec elk, door de student te kiezen uit het onderwijsaanbod van de faculteit of daarbuiten6. De toelatingseisen, werkvormen, studielast, toetsing en volgtijdelijkheid van dit minoronderwijs zijn vastgelegd in de jaarlijks te verschijnen Minorgids van de faculteit. Met betrekking tot de tijdvakken, frequentie en mogelijke vormen van tentaminering, fraude en plagiaat, de vaststelling en bekendmaking van de tentamenuitslag, de geldigheidsduur, het inzagerecht en vrijstellingen geldt voor het minoronderwijs hetgeen in deel 1 van deze Onderwijs- en Examenregeling is vastgelegd. Voor cursussen die buiten de opleiding gevolgd worden, bijvoorbeeld in het kader van een vrije minor, geldt met betrekking tot de tentaminering etc. hetgeen bepaald is door de examencommissie van de opleiding die het onderwijs verzorgt.

6 Studenten die voor 1 september 2011 met de propedeuse van deze opleiding zijn begonnen volgen drie minoren van ieder 20 ec.

(13)

2. De student heeft de mogelijkheid om één minor, de zogenaamde „vrije minor‟, zelf samen te stellen uit het onderwijsaanbod van de faculteit of daarbuiten. Deze minor vereist de goedkeuring van de

examencommissie. Een verzoek tot goedkeuring van een door de student zelf samengestelde minor wordt door de student ten minste twee maanden voor het afleggen van het eerste onderdeel bij de

examencommissie ingediend. In bijzondere gevallen kan de examencommissie afwijken van de genoemde termijn.

3. Een besluit goedkeuring van de in lid 2 bedoelde minor te onthouden wordt door de examencommissie gemotiveerd genomen, nadat de betrokkene in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.

4. Ten aanzien van de in lid 2 bedoelde minor beslist de examencommissie binnen vier weken na ontvangst van het verzoek of, indien het verzoek is ingediend binnen een academische vakantie, binnen vier weken na afloop daarvan. De examencommissie kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de in de eerste zin genoemde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de student.

5. Indien een student in de in lid 2 bedoelde minor wijzigingen wenst aan te brengen in de keuze van de onderdelen waarover reeds goedkeuring is verkregen, kan hij een verzoek daartoe indienen bij de examencommissie. De criteria die in dit artikel worden genoemd, zijn ook van toepassing op de gewenste wijzigingen.

6. Voor de studenten die na 1 september 2011 met de opleiding begonnen zijn, geldt de verplichting dat één minor in een Duitstalig land ingevuld dient te worden (zogenaamde Buitenlandminor)

Artikel 35 – Core Curriculum

Alle studenten die vanaf 1 september 2011 voor het eerst in de propedeuse staan ingeschreven, volgen gedurende hun studie een core curriculum van 15 ec. Dit core curriculum bestaat uit de volgende onderdelen:

- B1: Wijsgerige reflectie: Geschiedenis van het denken (5 ec.) - B2: Kennis en inzichten in de humaniora (5 ec.)

Keuze uit:

- Oorsprong en theorie van de interpretatie: kennen en begrijpen in de geesteswetenschappen - Intellectuele geschiedenis van het Christendom

- De oudheid en haar voortleven in de Europese cultuur - Anders zien. Beeldconventies in transformatie

- Jodendom, christendom, islam: Oorsprong, conflict, en dialoog - Woorden: vorm en betekenis in context

- B3: Geesteswetenschappen en samenleving (5 ec.)

Par. 7 – Propedeuse

Artikel 36 – Samenstelling propedeuse

1. De propedeuse omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast in ec:7

7

Voor studenten die in 2009 begonnen zijn: Kommunikation in Kultur und Wirtschaft (5), Aktualitätenrubrik (5), Grammatik I (5), Deutsche Syntax (5), Pendelbus „Stereotypen‟ (5), Hauptwerke der deutschen Literatur (5), Lyrik, Poesie, Poetry (5), Institutionen des kulturellen Lebens (5), Strategische Dilemmata im modernen Deutschland (5), Deutsche Geschichte im kulturhistorischen Kontext (5), Pendelbus „Geschichte‟ (5), Einleitung in das wissenschaftliche Arbeiten (5). Voor studenten die in 2010 begonnen zijn: Mentoraat (0), Sprachfertigkeit (0), Kommunikation in Kultur und Wirtschaft (5), Aktualitätenrubrik: Schreib- und Stilkompetenz im Deutschen (5),

(14)

2. a. Voor alle werkcolleges, inclusief het mentoraat, geldt een aanwezigheidsplicht.:

b. Wanneer een student bij minder dan 80% maar bij tenminste 50% van de colleges van een onderdeel aanwezig is geweest, wordt hij uitgesloten van de tweede gelegenheid tot het afleggen van het tentamen dan wel de praktische oefening van het betreffende onderdeel.

c. Wanneer een student bij minder dan 50% van de colleges van een onderdeel aanwezig is geweest, wordt hij uitgesloten van de beide gelegenheden tot het afleggen van het tentamen dan wel de praktische oefening van het betreffende onderdeel. Daarmee kan het onderdeel in het betreffende collegejaar niet worden afgerond

Artikel 37 - Praktische oefeningen in de propedeuse

1. De volgende propedeuseonderdelen, als genoemd in art. 36, omvatten, eventueel naast het onderwijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de daarbij aangegeven vorm:

- Kommunikation in Kultur und Wirtschaft (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten) - Wie liest man Literatur? (werkwijze: schriftelijke opdrachten)

- Pendelbus: Vorbereitung und Seminar (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten) - Geschichte der deutschen Literatur (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten) - Lyrik, Poesie, Poetry (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten)

- Inleiding Literatuurwetenschap deel 1: internationale literatuurgeschiedenis (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten)

- Wendepunkte der deutschen Geschichte (werkwijze: schriftelijke opdrachten) - Sprachfertigkeit (werkwijze: mondelinge en schriftelijke opdrachten)

2. Het tentamen van een onderdeel genoemd in het eerste lid van dit artikel, kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefeningen met voldoende resultaat zijn afgelegd.

3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de praktische oefening als het behalen van het des betreffende tentamen:

Niet van toepassing

Par. 8 – De postpropedeutische fase van de opleiding

Grammatik I (5), Deutsche Syntax (5), Pendelbus: Vorbereitung und Seminar in Nijmegen und 2 Seminare in Duisburg-Essen (10),

Hauptwerke der deutschen Literatur (inclusief AIK-module Tekstanalyse) (5). Lyrik, Poesie, Poetry (5), Institutionen des kulturellen Lebens (inclusief Sprechfertigkeit: Aussprache) (5), Strategische Dilemmata im modernen Deutschland (5), Wendepunkte der deutschen

Mentalitätsgeschichte (5), Einleitung in das wissenschaftliche Arbeiten (inclusief AIK-modules Heuristiek en Databases) (5)

8 Studenten met Duits als moedertaal, kunnen een vrijstelling voor deze cursus aanvragen bij de examencommissie. Indien een vrijstelling wordt verleend, kan een vervangend onderdeel worden vastgesteld.

Mentoraat

Sprachpaxis Deutsch8

Kommunikation in Kultur und Wirtschaft

0 5 5

Wie liest man Literatur? 5

Sprachwissenschaft 1: Phonetik, Phonologie, Morphologie 5

Sprachwissenschaft 2: Syntax und Textanalyse 5

Pendelbus: Vorbereitung und Seminar 5

Geschichte der deutschen Literatur 5

Lyrik, Poesie, Poetry 5

Inleiding Literatuurwetenschap deel 1: internationale literatuurgeschiedenis 5

Wendepunkte der deutschen Geschichte 5

Sprachlernen in Theorie und Praxis 5

Core curriculum: Wijsgerige reflectie: Geschiedenis van het denken 5

(15)

Artikel 38 - Samenstelling

1. De postpropedeuse omvat voor studenten die na 1 september 2011 met de opleiding zijn begonnen de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast in stp:9

Textgestaltung als interkulturelle Aufgabe 5

Geschichte des Deutschen: historische Linguistik 5

Sprachwissenschaft 3: Semantik und Pragmatik 5

Unterhaltungsformen populärer Kultur 5

Intercultureel onderzoek: eWOM en Taalintensiteit 5

Core Curriculum: Kennis en inzichten in de humaniora (naar keuze van de student) 5

Fragen des 21. Jahrhunderts 5

Grammatiken: Sprachtheorie und Unterricht (Didaktik) 5

Forschungsmethoden 5

Ältere Deutsche Literatur und Kultur (Mittelalter bis 1800) 5

Forschung und Didaktik DaF (Deutsch als Fremdsprache) 5

Autor und Werk 5

Core Curriculum: Geesteswetenschappen en samenleving 5

Buitenlandminor 15

Minor 15

Minor 15

Bachelorwerkstuk en -tutorial 10

2. a. Voor alle werkcolleges geldt een aanwezigheidsplicht.

b. Wanneer een student bij minder dan 80% maar bij tenminste 50% van de colleges van een onderdeel aanwezig is geweest, wordt hij uitgesloten van de tweede gelegenheid tot het afleggen van het tentamen dan wel de praktische oefening van het betreffende onderdeel

c. Wanneer een student bij minder dan 50% van de colleges van een onderdeel aanwezig is geweest, wordt hij uitgesloten van de beide gelegenheden tot het afleggen van het tentamen dan wel de praktische oefening van het betreffende onderdeel. Daarmee kan het onderdeel in het betreffende collegejaar niet worden afgerond

Artikel 39 - Praktische oefeningen in de postpropedeuse

1. De volgende onderdelen van de postpropedeutische fase, als genoemd in art. 38, omvatten, naast het onderwijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de daarbij aangegeven vorm:

- Textgestaltung als interkulturelle Aufgabe (werkwijze: vertalingen en mondelinge opdrachten) - Unterhaltungsformen populärer Kultur (werkwijze: logboek en actieve deelname aan het opzetten en

uitvoeren van een eigen populair cultuurproduct)

- Grammatiken: Sprachtheorie und Unterricht (werkwijze: presentaties) - Forschungsmethoden (werkwijze: wekelijkse opdrachten)

- Ältere Deutsche Literatur und Kultur (Mittelalter bis 1800) (werkwijze: mondelinge en/of schriftelijke opdrachten

- Forschung und Didaktik DaF (Deutsch als Fremdsprache) (mondelinge en schriftelijke opdrachten) - Autor und Werk (mondelinge en/of schriftelijke opdrachten)

- Bachelorwerkstuk (werkwijze: schriftelijke opdracht en gesprek. Tijdens het gesprek zal de mondelinge taalvaardigheid worden getoetst)

9 Het postpropedeutische programma voor de studenten die vóór het collegejaar 2011-2012 met de opleiding zijn begonnen bestaat uit de volgende vakken: Textgestaltung als interkulturelle Aufgabe (5), Grammatik II A: Theorie und Übungen (5), Grammatik II B: Theorie und Übungen(5), Einführung in die Deutsche Sprachwissenschaft (5), Vielfalt des Deutschen (5), Inleiding Literatuurwetenschap (10), Geschiedenis van het denken (5), Ältere Deutsche Literatur und Kultur (Mittelalter bis 1800) (5), Forschung und Didaktik DaF (Deutsch als Fremdsprache) (5), Bachelorwerkstuk (10)

(16)

2. Het tentamen van een onderdeel genoemd in dit lid kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefeningen met voldoende resultaat zijn gevolgd.

3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de desbetreffende praktische oefening zoals vermeld als het behalen van het tentamen:

Forschungsmethoden (dossier met wekelijkse opdrachten)

Par. 9 Tentamens en examens van de opleiding

Artikel 40 - Volgorde van de tentamens („volgtijdelijkheid‟)

1. Aan de tentamens en de daarbij behorende praktische oefeningen van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald:

a. propedeuse:

Niet van toepassing b. postpropedeuse:

onderdeel Semantik und Pragmatik na Sprachwissenschaft 1 en Sprachwissenschaft 2 onderdeel Forschung und Didaktik: DaF na Sprachlernen in Theorie und Praxis onderdeel Bachelorwerkstuk na Sprachpraxis

2. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat op verzoek van de student wordt afgeweken van de volgorde zoals boven vermeld.

3. Ten aanzien van een tentamen dat niet is genoemd in het eerste lid, omdat het betrekking heeft op een vak dat niet in het programma van de opleiding voorkomt, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende Onderwijs- en Examenregeling is bepaald.

Artikel 41 - Beperking geldigheidsduur behaalde studieresultaten

In afwijking van het bepaalde in artikel 11.1a gelden, onverminderd het bepaalde in de leden 11.1b en c, 11.2 en 11.5, voor behaalde studieresultaten de hierna te noemen beperkingen:

niet van toepassing

Beperkingen zijn alleen mogelijk als daar onderwijskundige / onderwijsinhoudelijke redenen aan ten grondslag liggen. De examencommissie heeft een op de wet gebaseerde bevoegdheid om de geldigheidsduur

desalniettemin te verlengen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- De student beschikt over geavanceerde kennis van (een deel van) het vakgebied en leert daarbinnen zelfstandig wetenschappelijk onderzoek uit te voeren en

• hebben kennis van en inzicht in het vakgebied Duitse taal en cultuur, in het bijzonder de beheersing van de Duitse taal, de Duitse taalkunde, de Duitse letterkunde en

TW3: Reading and Use of English Language task listening & writing TW4: CITO reading test.. Irregular verbs in twee delen Eerste deel irregular verbs Tweede deel irregular

Wanneer de student nog niet het propedeutisch examen, maar wel 30 stp van het propedeuseprogramma van de opleiding heeft behaald, wordt hij door de examencommissie op zijn

Studenten die vanaf 1 september 2010 voor het eerst in de propedeuse staan ingeschreven en die nog niet het propedeutisch examen, maar wel tenminste 40 ec van het

Studenten die vanaf 1 september 2010 voor het eerst in de propedeuse staan ingeschreven en die nog niet het propedeutisch examen, maar wel tenminste 40 ec van het

Het predicaat 'met lof' wordt door de examencommissie aan het bachelorexamen verbonden, indien de student voor alle onderdelen gezamenlijk gemiddeld minstens 8,0 heeft behaald,

De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt namens de decaan aan het einde van het eerste studiejaar waarin een student staat ingeschreven voor de propedeutische fase van