• No results found

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de bacheloropleiding. Geschiedenis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de bacheloropleiding. Geschiedenis"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING

van de bacheloropleiding Geschiedenis

2007-2008

(2)

1 Par. 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 - Toepasselijkheid van de regeling

Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Geschiedenis, hierna te noemen: de opleiding.

De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Letteren, verder te noemen: de faculteit.

Artikel 2 - Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, afgekort tot WHW en zoals sindsdien gewijzigd;

b. de opleiding: de bacheloropleiding als bedoeld in art. 7.3a, lid 1 onder a van de wet;

c. student: hij of zij* die is ingeschreven aan de Radboud Universiteit Nijmegen voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding;

d. propedeuse: de propedeutische fase als onderdeel van de opleiding, als bedoeld in art. 7.8 van de wet;

e. studierichting: een postpropedeutische opleidingsvariant binnen de opleiding;

f. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet;

g. minor: een door het bestuur van de faculteit goedgekeurd en in de facultaire minorgids opgenomen pakket van samenhangende onderdelen met een omvang van 20 studiepunten;

h. praktische oefening: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13 lid 2 onder d van de wet, in één van de volgende vormen:

- het maken van een scriptie;

- het verrichten van een literatuurstudie;

- het deelnemen aan veldwerk of een excursie;

- het maken van een werkstuk;

- het verrichten van een stage;

- het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden.

i. tentamen: het onderzoek naar en de beoordeling van kennis, vaardigheden en inzicht van de student met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid, ongeacht de vorm waarin dit onderzoek plaatsvindt, door tenminste één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator;

j. examen: toetsing waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de propedeuse behorende onderwijseenheden resp. van alle tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, voor zover de examencommissie niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haar zelf te verrichten onderzoek naar de kennis, inzicht en vaardigheden van de examinandus alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek (conform art. 7.10 van de wet);

k. examencommissie: de examencommissie van een opleiding ingesteld conform art. 7.12 van de wet. Zie ook Structuurregeling Radboud Universiteit Nijmegen;

l. examinator: degene die door de examencommissie wordt aangewezen ten behoeve van het afnemen van tentamens (conform art. 7.12 van de wet);

m. studiepunt (stp): studiebelastingseenheid conform het European Credit Transfer System vgl. art. 7.4a van de wet), waarbij één studiepunt gelijk is aan 28 uren studie;

n. werkdag: maandag t/m vrijdag met uitzondering van de erkende feestdagen;

o. studiegids: de gids voor de opleiding, bevattende de specifieke informatie voor de opleiding;

p. instelling: Radboud Universiteit Nijmegen;

q. onder fraude wordt verstaan het handelen van een student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden of die van andere studenten geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken;

r. onder plagiaat wordt verstaan het bij het maken van werkstukken, scripties en andere schriftelijke toetsen geheel of gedeeltelijk overnemen of parafraseren van teksten van andere auteurs zonder adequate bronvermelding en zonder dat duidelijk het begin en einde van citaten op adequate wijze is aangegeven.

* In deze tekst worden met de termen student/hij/hem/enz. zowel mannelijke als vrouwelijke studenten aangeduid.

(3)

2 Artikel 3 - Doel van de opleiding

Met de opleiding wordt beoogd de student kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van Geschiedenis, zodat deze na voltooiing van de opleiding beschikt over een adequate academische vorming, voorbereid is op een maatschappelijke functie in het verlengde van de opleiding en op een verdere

studieloopbaan met het recht op toegang tot de masteropleiding Geschiedenis.

Artikel 4 - Vorm van de opleiding

De opleiding wordt uitsluitend voltijds verzorgd.

Artikel 5 - De examens van de opleiding

In de opleiding worden de volgende examens afgelegd:

a. het propedeutisch examen als afsluiting van de propedeuse;

b. het bachelorexamen als afsluiting van de bacheloropleiding.

Artikel 6 - Aanwijzing aansluitende masteropleiding

Wie het afsluitend examen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd, heeft toegang tot de doorstoommaster Geschiedenis van de faculteit.

Artikel 7 - Studielast

De studielast wordt uitgedrukt in hele studiepunten.

Het propedeutische examen heeft een studielast van 60 stp.

Het bachelorexamen heeft, inclusief de propedeuse, een studielast van 180 stp.

Par. 2 - Propedeuse

Artikel 8 - Samenstelling propedeuse

1. De propedeuse omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast1:

• Oudheid 10

• Middeleeuwen 10

• Nieuwe Tijd 10

• Nieuwste Tijd 10

• Globalisering 5

• Cultuurhistorische canon 5

• Alfa-informatiekunde (AIK) 5

• Academische Communicatieve Vaardigheden (ACV) 5

• Historische praktijk -

1 Studenten die in 2003 zijn begonnen volg(d)en het volgende propedeuseprogramma: Inleiding (3 stp), Oudheid (9 stp), Middeleeuwen (9 stp), Nieuwe Tijd (9 stp), Nieuwste Tijd (9 stp), Historische Documentatiekunde (3 stp), Bronnenorientatie (3 stp), Alfa-informatiekunde (4 stp), Academische Communicatieve Vaardigheden (4 stp ) en Uitleiding (7 stp).

Studenten die in 2005 zijn begonnen volg(d)en het volgende propedeuseprogramma: Oudheid (10 stp), Middeleeuwen (10 stp), Nieuwe Tijd (10 stp), Nieuwste Tijd (10 stp), Historische Praktijk (10 stp), Alfa-informatiekunde (5 stp), ACV (5 stp).

(4)

3

2. a. Voor de volgende in lid 1 genoemde onderdelen geldt een aanwezigheidsplicht:

• Oudheid (de werkcolleges)

• Middeleeuwen (de werkcolleges)

• Nieuwe Tijd (de werkcolleges)

• Nieuwste Tijd (de werkcolleges)

• Cultuurhistorische canon (de werkcolleges)

• Historische praktijk (de werkcolleges)

b. Onvoldoende aanwezigheid bij de onder sub a genoemde onderdelen kan als uiterste consequentie hebben dat de student niet wordt toegelaten tot het tentamen van het betreffende onderdeel.

Artikel 9 - Praktische oefeningen in de propedeuse

1. De volgende propedeuseonderdelen, als genoemd in art. 8, omvatten, eventueel naast het onderwijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de daarbij aangegeven vorm (en met de daarbij vermelde omvang):

• Oudheid: opdrachten, inclusief de AC-vaardigheden mondelinge presentatie, schrijven en samenvatten

• Middeleeuwen: opdrachten, inclusief de AC-vaardigheden mondelinge presentatie, schrijven en samenvatten

• Nieuwe Tijd: opdrachten, inclusief de AC-vaardigheden mondelinge presentatie, schrijven en samenvatten

• Nieuwste Tijd: opdrachten, inclusief de AC-vaardigheden mondelinge presentatie en schrijven van een werkstuk

• Globalisering: opdrachten

• Cultuurhistorische canon: opdrachten

• Alfa-informatiekunde: zelfstudie en ICT-opdrachten

• Academische Communicatieve Vaardigheden: samenvatten, mondelinge presentaties, schrijven werkstuk

• Historische praktijk: opdrachten

2. Het tentamen van de onderdelen genoemd in het vorige lid kunnen niet worden afgelegd dan nadat de telkens in datzelfde lid bij elk onderdeel vermelde praktische oefening(en) met voldoende resultaat is/zijn afgelegd.

• Oudheid: opdrachten behorende bij Historische praktijk (periode 1)

• Middeleeuwen: opdrachten behorende bij Historische praktijk (periode 2)

3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de praktische oefening als het behalen van het desbetreffende tentamen:

• Academische Communicatieve Vaardigheden

Par. 3 - De postpropedeutische fase van de opleiding

Artikel 10 - Samenstelling

1. De postpropedeuse omvat (eventueel onderscheiden naar studierichtingen) de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast2:

2 Studenten die in 2003 zijn begonnen volg(d)en het volgende postpropedeuseprogramma: Politieke geschiedenis (5 stp), Economische en sociale geschiedenis (5 stp), Cultuurgeschiedenis (5 stp), Gendergeschiedenis (5 stp), Geschiedenis Nederlands katholicisme (5 stp), Geschiedenis van Nederland 1 (5 stp), Geschiedenis van Nederland 2 (5 stp), Geschiedfilosofie (5 stp), Onderzoekscollege (10 stp), en Bachelorwerkstuk (10 stp).

Studenten die in 2005 zijn begonnen volg(d)en het volgende postpropedeuseprogramma: Europa (15 stp), Gendergeschiedenis (5 stp.), Geschiedenis Nederlands Katholicisme (5stp.), Geschiedenis van Nederland I (5 stp.), Geschiedenis van Nederland II (5 stp.), Geschiedfilosofie (5 stp.), Themacollege (5 stp.) en

Bachelorwerkstuk (10 stp.).

(5)

4

• Europa 10

• Gendergeschiedenis 5

• Geschiedenis Nederlands katholicisme 5

• Geschiedenis, cultuur en literatuur van de Nederlanden 10

• Historiografie 5

• Geschiedfilosofie 5

• Themacollege 10

• Bachelorwerkstuk 10

2. a. Voor de volgende in lid 1 genoemde onderdelen geldt een aanwezigheidsplicht:

• Europa (de werkcolleges)

• Gendergeschiedenis (de werkcolleges)

• Geschiedenis Nederlands katholicisme (de werkcolleges)

• Geschiedenis, cultuur en literatuur van de Nederlanden (de werkcolleges)

• Geschiedfilosofie (de werkcolleges)

• Themacollege (de werkcolleges)

b. Onvoldoende aanwezigheid bij de onder sub a genoemde onderdelen kan als uiterste consequentie hebben dat de student niet wordt toegelaten tot het tentamen van het betreffende onderdeel.

3. De postpropedeuse omvat tevens drie minoren van 20 stp elk, door de student te kiezen uit het

onderwijsaanbod van de faculteit of daarbuiten. De toelatingseisen, werkvormen, studielast, toetsing en volgtijdelijkheid van dit minoronderwijs zijn niet vastgelegd in deze Onderwijs- en Examenregeling, maar in de jaarlijks te verschijnen Minorgids van de faculteit. Met betrekking tot de tijdvakken, frequentie en mogelijke vormen van tentaminering, fraude en plagiaat, de vaststelling en bekendmaking van de tentamenuitslag, de geldigheidsduur, het inzagerecht en vrijstellingen geldt voor het minoronderwijs hetgeen in deze Onderwijs- en Examenregeling is vastgelegd in de artikelen 13 tot en met 20.

Voor cursussen die buiten de faculteit gevolgd worden, bijvoorbeeld in het kader van een vrije minor, geldt met de betrekking tot de tentaminering etc. hetgeen bepaald is door de examencommissie van de opleiding die het onderwijs verzorgt.

4. De student heeft de mogelijkheid om één minor, de zogenaamde ‘vrije minor’, zelf samen te stellen uit het onderwijsaanbod van de faculteit of daarbuiten. Deze minor vereist de goedkeuring van de

examencommissie. Een verzoek tot goedkeuring van een door de student zelf samengestelde minor wordt door de student ten minste twee maanden voor het afleggen van het eerste onderdeel bij de

examencommissie ingediend. In bijzondere gevallen kan de examencommissie afwijken van de genoemde termijn.

5. Een besluit goedkeuring van de in lid 3 bedoelde minor te onthouden, wordt door de examencommissie gemotiveerd genomen, nadat de betrokkene in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.

6. Ten aanzien van de in lid 3 bedoelde minoren beslist de examencommissie binnen vier weken na ontvangst van het verzoek of, indien het verzoek is ingediend binnen een academische vakantie, binnen vier weken na afloop daarvan. De examencommissie kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de in de eerste zin genoemde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de student.

7. Indien een student in de in lid 3 bedoelde minoren wijzigingen wenst aan te brengen in de keuze van de onderdelen waarover reeds goedkeuring is verkregen, kan hij een daarop betrekking hebbend verzoek indienen bij de examencommissie. De criteria die in dit artikel worden genoemd, zijn ook van toepassing op de gewenste wijzigingen.

Artikel 11 - Praktische oefeningen in de postpropedeuse

1. De volgende onderdelen van de postpropedeutische fase, als genoemd in art. 10, omvatten, naast het onder-

(6)

5

wijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de daarbij aangegeven vorm en van de daarbij vermelde omvang:

• Europa: werkstukken/mondelinge presentaties

• Gendergeschiedenis: opdrachten

• Geschiedenis Nederlands katholicisme: werkstuk/referaten

• Geschiedenis, cultuur en literatuur van de Nederlanden: opdrachten

• Geschiedfilosofie: opdrachten/werkstuk

• Themacollege: opdrachten/referaten/werkstuk

• Bachelorwerkstuk: werkstuk

2. De tentamens van de onderdelen genoemd in lid 1kunnen niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefening(en) met voldoende resultaat is/zijn gevolgd.

3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de desbetreffende praktische oefening zoals vermeld als het behalen van het tentamen:

• Themacollege

• Bachelorwerkstuk

Par. 4 - Tentamens en examens van de opleiding

Artikel 12 - Volgorde van de tentamens (‘volgtijdelijkheid’)

1. Aan de tentamens en de daarbij behorende praktische oefeningen van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald:

a. propedeuse:

Niet van toepassing.

b. postpropedeuse:

Toelating tot de postpropedeutische majoronderdelen van de opleiding (zoals vermeld onder art. 10 lid 1) indien drie van de vier cursussen Oudheid, Middeleeuwen, Nieuwe en Nieuwste Tijd en één van de twee cursussen Cultuurhistorische canon en Globalisering met voldoende resultaat zijn afgesloten.

Toelating tot het themacollege onder de voorwaarde dat de propedeuse succesvol is afgesloten, alsook de cursussen Europa, Geschiedenis, cultuur en literatuur van de Nederlanden en Historiografie van Nederland.

Toelating tot het bachelorwerkstuk onder de voorwaarde dat de propedeuse succesvol is afgesloten, alsook alle majoronderdelen uit het tweede en derde jaar van de opleiding.

2. In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat op verzoek van de student wordt afgeweken van de volgorde zoals boven vermeld.

3. Ten aanzien van een tentamen dat niet is genoemd in het eerste lid, omdat het betrekking heeft op een vak dat niet in het programma van de opleiding voorkomt, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende Onderwijs- en Examenregeling is bepaald.

4. Wanneer de student nog niet het propedeutisch examen, maar wel 30 stp van het propedeuseprogramma van de opleiding heeft behaald, wordt hij door de examencommissie op zijn verzoek toegelaten tot het afleggen van tentamens van de postpropedeutische fase, met inachtneming van de in lid 1 genoemde regelingen met betrekking tot de verplichte volgorde van de tentamens. Deze toelating geldt voor een door de commissie te bepalen termijn van ten hoogste twaalf maanden.

Artikel 13 - Tijdvakken en frequentie tentamens

1. Tot het afleggen van de tentamens van de in de artikelen 8 en 10 genoemde onderdelen wordt tweemaal gelegenheid gegeven in het studiejaar waarin het betreffende onderwijs wordt gegeven. Voor

examenonderdelen waarvan de data van de beide tentamengelegenheden nog niet bekend zijn aan het begin

(7)

6

van het semester waarin het bij het betreffende onderdeel behorende onderwijs van start gaat, wordt in hetzelfde studiejaar een derde tentamengelegenheid geboden.

2. In een studiejaar waarin het onderwijs van een bepaald onderdeel voor het eerst niet wordt gegeven, wordt ten minste nog eenmaal gelegenheid gegeven het tentamen van het betreffende onderdeel af te leggen.

3. Werkstukken waarvoor door de opleiding of de docent(en) geen vaste inleverdata zijn vastgesteld, dienen uiterlijk 12 maanden na afloop van het onderdeel waarop ze betrekking hebben, te worden ingediend.

Overigens dienen werkstukken altijd ten minste 30 dagen voor de dag waarop het examen wordt aangevraagd te worden aangeboden aan de examinator.

4. Met inachtneming van het gestelde in lid 1 heeft iedere student het recht gedurende de opleiding éénmaal een met een voldoende resultaat afgesloten examenonderdeel waarvan het onderwijs binnen de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit Nijmegen wordt verzorgd te herkansen. Van deze mogelijkheid zijn uitgesloten: het bachelorwerkstuk en de stage. Voor examenonderdelen waarvan de beoordeling wordt vastgesteld op basis van deeltentamens geldt dat slechts één deeltentamen voor herkansing in aanmerking komt. Indien de student van dit recht gebruik wil maken, dient hij dit uiterlijk twee weken vóór de betreffende herkansing schriftelijk aan de examencommissie kenbaar te maken.

Artikel 14 - Vorm van de tentamens

1. De tentamens van de onderdelen genoemd in de artikelen 8 en 10 worden schriftelijk afgelegd, met uitzondering van de volgende tentamens, die op de daarbij aangegeven wijze worden afgelegd.

Niet van toepassing.

2. De examencommissie kan bepalen dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd.

3. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.

4. Ten aanzien van een tentamen dat niet is genoemd in het eerste lid omdat het betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende Onderwijs- en Examenregeling is bepaald.

Artikel 15 - Mondelinge tentamens

1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald.

2. Het mondeling afnemen van een tentamen is in de regel niet openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator op verzoek van de student in een bijzonder geval anders heeft bepaald.

Artikel 16 - Fraude en plagiaat

1. Wanneer een docent of surveillant tijdens een tentamen of bij het nakijken van een tentamen of een werkstuk fraude, plagiaat of andere onregelmatigheden constateert of vermoedt, deelt hij dit schriftelijk mede aan de examencommissie van de betrokken opleiding en aan de betrokken student.

2. De examencommissie beslist vervolgens binnen 10 werkdagen over de eventueel te nemen maatregelen. De examencommissie beslist niet dan nadat de student die het betreft door haar is gehoord, of althans daartoe in de gelegenheid is gesteld. Van het horen wordt een schriftelijk verslag gemaakt.

3. In geval van fraude tijdens het tentamen wordt de student uitgesloten van (verdere) deelname aan het tentamen. Uitsluiting heeft tot gevolg dat van het betreffende tentamen geen uitslag wordt vastgesteld.

(8)

7

4. Conform WHW art. 7.12 lid 4 kunnen de door de examencommissie in geval van fraude of plagiaat te nemen maatregelen inhouden dat de student gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste 12 maanden het recht wordt ontnomen één of meer aan te wijzen tentamens en/of examens aan de instelling af te leggen.

5. In aansluiting op de in lid 3 genoemde maatregelen kan een examencommissie in geval van plagiaat de student de verplichting opleggen een nieuw werkstuk te schrijven over een door de voor het

examenonderdeel verantwoordelijke docent vast te stellen onderwerp.

Par. 5 - Tentamenuitslag

Artikel 17 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag

1. De examinator stelt binnen 10 werkdagen na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en verschaft het secretariaat van de opleiding de nodige bewijsstukken ten behoeve van de uitreiking van een schriftelijke verklaring van de uitslag aan de student.

2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 15 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft het secretariaat van de opleiding de nodige bewijsstukken ten behoeve van de uitreiking van een schriftelijke verklaring van de uitslag aan de student.

3. De begeleider van het bachelorwerkstuk stelt het eindcijfer van dit onderdeel vast binnen de in het vorige lid genoemde termijn.

4. Ten aanzien van een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie c.q. de examinator tevoren binnen welke termijn en op welke wijze de student een schriftelijke verklaring van de uitslag zal ontvangen.

5. Op de schriftelijke verklaring van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht (zie ook art. 18), alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens, bedoeld in art. 7.61 van de wet.

6. Uitslagen van (deel)tentamens en beoordelingen van werkstukken, scripties, onderzoeks- en stageverslagen worden uitgedrukt in cijfers met één decimaal, waarbij 5,6 geldt als laagste voldoende. Voor stages geldt bovendien dat de instantie waarbij de stage werd gevolgd schriftelijk aan de begeleidende docent moet bevestigen dat aan de stage is voldaan.

Artikel 18 - Geldigheidsduur

1. De geldigheidsduur van propedeutische examenonderdelen bedraagt 24 maanden.

2. De geldigheidsduur van postpropedeutische examenonderdelen bedraagt 48 maanden.

3. Voor tentamens van bacheloronderdelen behaald vóór 1 september 2004 geldt een geldigheidsduur van 72 maanden.

4. In afwijking van het bepaalde in lid 1 t/m 3 kan de examencommissie met betrekking tot een onderdeel waarvan de geldigheidsduur is verstreken, op inhoudelijke gronden besluiten om de geldigheidsduur te verlengen.

(9)

8 Artikel 19 - Inzagerecht en nabespreking

1. Na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt een nabespreking plaats tussen de examinator en de student, waarbij de gegeven uitslag nader wordt toegelicht.

2. Binnen een termijn van vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een anders dan mondeling afgelegd tentamen kan de student op zijn verzoek inzage verkrijgen in zijn beoordeeld werk en aan de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip.

3. De examinator kan bepalen dat de inzage of kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het tweede lid genoemde termijn.

4. Indien een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de student een verzoek als bedoeld in lid 2 pas indienen, wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve bespreking aanwezig te zijn.

5. Het bepaalde in het vierde lid is ook van toepassing wanneer de examencommissie dan wel de examinator aan de student de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met modelantwoorden.

6. Gedurende de in het tweede lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het tentamen en zomogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.

Par. 7 - Vrijstellingen

Artikel 20 - Vrijstelling van tentamens

1. De examencommissie kan de student op diens verzoek vrijstelling verlenen van het afleggen van een of meer van de in de artikelen 8 en 10 genoemde tentamens (met inachtneming van hetgeen hieronder in lid 2 is vermeld), indien de student:

a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid;

b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken met betrekking tot het desbetreffende onderdeel.

2. Vrijstelling van het bachelorwerkstuk van 10 stp kan alleen worden verkregen indien een student een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire opleiding heeft voltooid.

Par. 8 - Examens

Artikel 21 - Uitslag examen

1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, nadat de student de vereiste bewijzen heeft overgelegd van de door hem behaalde tentamens van de onderdelen van de opleiding.

2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven.

(10)

9

3. Indien de student blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid, kan de examencommissie aan de uitslag een judicium verbinden. Dit wordt op het getuigschrift vermeld.

4. Aan het bachelorexamen kan een van de volgende judicia worden verbonden:

Bene meritum: het gemiddelde van alle bacheloronderdelen is lager dan 8,0 maar hoger dan of gelijk aan 7,5.

Cum laude: het gemiddelde van alle bacheloronderdelen is lager dan 9,0 maar hoger dan of gelijk aan 8,0;

het bachelorwerkstuk is beoordeeld met een 8,5 of hoger en voor geen enkel onderdeel werd een cijfer lager dan 6,5 behaald.

Summa cum laude: het gemiddelde van alle bacheloronderdelen is hoger dan of gelijk aan 9,0; het bachelorwerkstuk is beoordeeld met een 9,0 of hoger en voor geen enkel onderdeel werd een cijfer lager dan 7,0 behaald.

5. Niet in aanmerking voor een judicium komen studenten die in het kader van hun bachelorexamen voor meer dan 60 studiepunten werden vrijgesteld van het afleggen van tentamens.

6. Alleen indien de examencommissie daartoe met algemene stemmen besluit, kan zij afwijken van hetgeen in de voorgaande leden van dit artikel ten aanzien van judicia is bepaald.

Artikel 22 - Graad

1. Aan degene die het bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Bachelor of Arts”

(BA) verleend.

2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.

Par. 9 - Vooropleiding

Artikel 23 - Vervangende eisen deficiënties vooropleiding Niet van toepassing.

Artikel 24 - Nederlandse taal

Wie met een buitenlandse vooropleiding tot de opleiding wil worden toegelaten, moet aantonen voldoende kennis te bezitten van de Nederlandse taal. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal kan worden voldaan door het behalen van het diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma II.

Vrijstelling van deze toets is mogelijk conform de 'Regeling vrijstelling toets Nederlands' (besluit van het College van Bestuur, geactualiseerde versie d.d. 1 april 1999).

Artikel 25 - Colloquium doctum

Het College van Bestuur kan, overeenkomstig art. 7.29 van de wet, personen van 21 jaar en ouder die niet voldoen aan de toelatingseisen, van die eisen vrijstellen, indien zij via een toelatingsonderzoek of 'colloquium doctum' alsnog blijk hebben gegeven van geschiktheid voor de opleiding. Een aanvraag tot toelating moet worden gericht aan het College van Bestuur.

(11)

10 Par. 10 - Studiebegeleiding

Artikel 26 - Studievoortgang en studiebegeleiding

1. De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten.

2. Zij verschaft elke student ten minste éénmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten.

3. De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de

opleiding.

4. In het eerste jaar van zijn inschrijving krijgt elke student voor het einde van het eerste en vervolgens voor het einde van het tweede semester een schriftelijk advies over de voortzetting van zijn opleiding.

5. Desgevraagd geeft de faculteit aan de student mondeling advies over de voortzetting van zijn studie in of buiten de faculteit en over eventuele andere ontwikkelingsmogelijkheden.

Par. 11 - Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 27 – Overstap van de ongedeelde opleiding naar de gedeelde opleiding

Een student die aan de letterenfaculteit van de Radboud Universiteit ingeschreven staat voor de ongedeelde variant van een opleiding en die hiervoor ononderbroken ingeschreven is geweest sinds hij met de opleiding is begonnen, kan worden toegelaten tot de bachelor- of masteropleiding van deze discipline, waarbij in de ongedeelde opleiding behaalde studieresultaten gewaardeerd kunnen worden als vrijstelling voor overeenkomstige onderdelen van de gedeelde opleiding.

Artikel 28 - Vaststelling en wijziging Onderwijs- en Examenregeling

(NB: zie ook Structuurregeling artikelen 11 en 18 en Reglement Universitaire Gezamenlijke Vergadering en Facultaire Gezamenlijke Vergadering artikel 3.3.1.)

1. Vaststelling en wijziging van deze regeling worden door de decaan, gehoord de opleidingscommissie en na instemming van de Facultaire Gezamenlijke Vergadering, bij afzonderlijk besluit vastgesteld.

2. Wijzigingen van deze regeling gaan in per 1 september van het cursusjaar dat volgt op het jaar waarin deze werden vastgesteld. Wijzigingen die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, kunnen alleen

plaatsvinden indien de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.

3. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op enige andere beslissing die krachtens deze regeling door de examencommissie ten aanzien van een student genomen is.

4. In geval van nood of overmacht kan de examencommissie afwijken van bepalingen in deze regeling met opgave van redenen aan de decaan.

Artikel 29 - Bekendmaking

De onderwijsdirecteur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van wijzigingen hierin.

(12)

11 Artikel 30 - Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 september 2007.

Aldus gewijzigd bij besluit van de decaan van de Faculteit der Letteren op 31 augustus 2007.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als je al eerder ergens een minor met goed gevolg hebt afgesloten, of studiepunten voor onderwijseenheden hebt behaald die samen een minor zouden kunnen vormen, of in het bezit van

De Commissie Studieadvies Eerste Jaar brengt namens de decaan aan het einde van het eerste studiejaar waarin een student staat ingeschreven voor de propedeutische fase van

Het predicaat 'met lof' wordt door de examencommissie aan het propedeutisch examen verbonden, indien de student voor alle onderdelen gezamenlijk gemiddeld minstens 8,0 en voor

Wanneer de student nog niet het propedeutisch examen, maar wel 30 stp van het propedeuseprogramma van de opleiding heeft behaald, wordt hij door de examencommissie op zijn

Leeruitkomsten De student kan zichtbaar maken welke kennis en vaardigheden hij/zij heeft ontwikkelt op niveau 1 gedurende de stage. Voorafgaand aan de stage stelt de student een

Voor studenten van andere opleidingen geldt dat aan onderwijs van onderstaande vakken niet mag worden deelgenomen alvorens de tentamens van een of meerdere andere

De examencommissie kan op individueel en schriftelijk verzoek, gedocumenteerd zoals in lid 1 en 2 beschreven, examenonderdelen van de opleiding vervangen door onderdelen van een

De geldigheid van behaalde propedeuseonderdelen verstrijkt op 31 augustus van het academisch jaar dat volgt op het academisch jaar waarin men zich voor het eerst voor de