• No results found

dat het niet klopt dat een situatie van over- vloed bestaat naast het tekort, ook aan pure overlevingskansen elders.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "dat het niet klopt dat een situatie van over- vloed bestaat naast het tekort, ook aan pure overlevingskansen elders. "

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Derde Wereldactie en politiek

Actre voeren voor de Derde Wereld kent vele uitdrukkingsvormen. In de veertig da- gen voor Pasen zijn vele duizenden in de weer, niet in de vorm van demonstraties of politieke actie, een band te leggen tussen de leefsituatie van de mensen in de ont- wikkelingslanden en de eigen omstandig- heden. De traditie, vooral in katholieke kring, maar ook daarbuiten, van de Vas- tenperiode heeft een nieuwe duiding ge- kregen, doordat het afzien van niet nood- zakelijke consumptie, van het teveel, ge- koppeld wordt aan het ontbreken van het noodzakelijke bij honderden miljoenen el- ders. De 'versterving' werd vroeger gernspireerd door de overtuiging, dat ascese noodzakelijk was voor menselijke zelfontplooiing, en nog vroeger waar- schijnliJk door voedseltekort. Die verster- ving heeft in de laatste vijfentwintig jaar een duidelijke zingeving gekregen door die verwijzing naar het tekort, met name de honger elders, door deze feitelijke be- trachting van solidariteit. De Vastenacties in West Europa, en sedert enige tijd ook in Noord Amerika, verzamelen zeer aanzien- lijke middelen doordat gewone mensen bereid zijn tenminste in een bepaalde pe- riode van het jaar, zich te realiseren dat onze levensstijl niet de normale is en dat de situatie van relatieve overvloed eerder uitzondering dan regel is, in ieder geval,

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 3/88

dat het niet klopt dat een situatie van over- vloed bestaat naast het tekort, ook aan pure overlevingskansen elders.

Het is overigens opmerkelijk dat deze sociale dimensieverlenging, deze uitdruk- kmg geven aan solidariteit en zorgzaam- heid, nu ook in vele ontwikkelingslanden zelf leidt tot acties van hen, die het al wat beter hebben, ten gunste van de onder- sten in de eigen samenleving.

Nog opmerkelijker is het, dat de op- komst van de officiele ontwikkelingshulp, niet geleid heeft tot een verslapping of substituering van deze particuliere in- spanningen voor de medemens in nood elders. lntegendeel. Oat is wei het geval geweest bij zovele andere fondswer- vende acties die afgestorven zijn op het moment dat de overheid subsidiemidde- len of uitkeringen ter beschikking ging stellen. Wat geldt voor de Vastenacties, zeker in de veertig dagen-tijd, geldt voor zovele particuliere fondswervingen, van christelijke en algemene aard, ten bate van de Derde Wereld. De reactie van de publieke opinie, de samenleving, is ten aanzien daarvan zelden geweest: laat dat maar aan de overheid over.

Voor de politiek is dat een niet onbe- langrijk gegeven. Er is wei eens meesmui- lend gesproken over dit soort vormen van liefdadigheid, maar de overheid moet zich

97

(2)

realiseren, dat de lengte van haar polsstok om ontwikkelingssamenwerking te bevor- deren, ten diepste bepaald wordt door de bereidheid van brede lagen van de Ne- derlandse bevolking om echt iets over te hebben voor de oplossing van dit centrale probleem van deze, en waarschijnlijk vol- gende, generaties. Een overheid, die ove- rigens zelf miljoenen uitgeeft bijvoorbeeld binnen het NCO-verband of ook door mid- del van de Noord-Zuid Commissie onder Ieiding van de heer Schmelzer, om de be- wustwording van de mondiale ontwikke- lingsproblematiek te bevorderen. In zo- verre hebben al deze acties niet aileen tot doel de middelenstroom naar overzee te vergroten, maar hebben zij ook een nieuwe functie gekregen: die van een re- ferendum. In tijden van mindere wel- vaartsgroei, toegenomen eigen proble- men blijft de Nederlandse bevolking toch be reid honderden miljoenen per jaar op te brengen voor de Derde Wereld. Oat kan aileen maar als uiting gezien worden van het besef dat hoe groot de eigen proble- men ook zijn, er elders nood is, die in om- vang en diepte die van ons verre overstijgt en waar wij ook een boodschap aan heb- ben. Het feit, dat een publieke opinie niet echt vermoeid is geworden en bereid was in de tweede Afrika-actie weer daadwer- kelijk over de brug te komen, is ook aan de politiek een duidelijk signaal, dat bijdra- gen aan de Derde Wereldproblematiek niet iets is, wat komt nadat de noden in eigen land zijn aangepakt.

Uitdrukking van solidariteit

Fondswervende acties ten bate van de Derde Wereld als referendum, als uitdruk- king van solidariteit, als vormgeving aan de agenda van een verantwoordelijke sa- menwerking, maar ook als onmisbaar mid- del tot vorming. Het verflauwen van de missie- en zendingsideaal heeft een groot nadeel in ieder geval met zich gebracht:

op het moment dat de publieke opinie in West Europa zich bewust moest gaan worden van de volstrekt veranderde we-

98

reldverhoudingen waarin dat eigen conti- nent van een centrale naar een perifere plaats is verhuisd, werden deals het ware natuurlijke banden die zoveel gezinnen hadden met de Derde Wereld slapper.

Men heeft bijvoorbeeld steeds onderschat wat het aan mondiale bewustwording be- tekend heeft, dat de Nederlandse katho- lieke gemeenschap een twintigtal jaren geleden nog bijna tienduizend familiele- den als missionaris te verzorgen had, en wat het betekende, dat de zendingsorga- nisaties ten bate van Zuidelijk Afrika, of Ruanda zo' n veelomvattende verantwoor- delijkheid op zich hadden genomen. Het is niet overdreven een zeer duidelijke band te leggen tussen de bereidheid van de belastingbetaler nu om - verhou- dingsgewijs - veel ruimte te Iaten voor het huidige Nederlandse ontwikkelings- beleid en deze confrontatie, van jongs af aan, met de werkelijkheid van de leefsitua- tie in de Derde Wereld.

Naast het internationale solidariteitscon- cept binnen de socialistische beweging zou dat wei eens de belangrijkste pijler van onze gezindheid ten gunste van ont- wikkelingssamenwerking kunnen zijn Juist volgende generaties die nog meer geconfronteerd zouden moeten worden met die perifere situatie van Europa en het alles overheersende belang dat de agenda van de Derde Wereld op een be- hoorlijke manier wordt opgelost, hebben in de acties van de Derde Wereld een unieke kans tot een zo noodzakelijke geestelijke intercontinentalisatie.

Als aldus ook een overheid niet geheel onverschillig kan staan tegenover dat fe- nomeen van de laatste vijfentwintig jaar, die opkomst en bloei van zovele Derde Wereld acties, is het eigenlijk verwonder- lijk dat de band tussen overheidsbeleid en deze fondswerving eerder slapper dan sterker is geworden. Het begrip 'medefi- nanciering' is oorspronkelijk - in relatie met de Duitse Vastenactie Misereor - uit- gevonden om de particuliere fondswer- ving voor de Derde Wereld te premieren,

Chnsten Democratlsche Verkenn1ngen 3/88

(3)

te matchen, te verdubbelen. Nederland heeft ziJn eigen ontwikkeling van het me- definancieringsprogramma gekend.

DaarbiJ is professionalisering van de pro- Jectenkeuze h1er, en bijdrage van de plaat- seiiJke bevolking daar voorop gaan staan en dat is goed en moet ook niet terugge- draaid worden. Maar wei moet de vraag gesteld worden of er niet enige koppeling gelegd mag worden tussen de bereidheid van de Nederlandse publieke opinie om vertrouwen te geven aan deze of gene Derde Wereldorganisatie en de omvang van de medefinanciering. In de praktijk van de afgelopen vijftien jaar is in deze zin het begrip medefinanciering uitgehold en dat heeft ook het reele gevaar met zich ge- bracht dat de achterbannen van de mede- financieringsorganisaties in de toekomst zich wellicht minder daarbij betrokken zouden kunnen gaan voelen. Ook in deze zin zou de vermaatschappelijking van de ontw1kkelingssamenwerking - een zeer duidelijke prioriteit van de huidige be- windsman - gestalte kunnen krijgen.

Chnsten Democratlsche Verkenningen 3/88

Maar er is meer: als in de komende weken weer in honderden parochies en gemeen- ten de mensen worden opgeroepen om verantwoordelijk te zijn, ook voor de verre naaste, als weer op zoveel plaatsen kerke- lijke en oecumenische comitees bijeen- komsten beleggen, projecten bespreken, inzamelingsacties houden, is het goed te weten, dat de echte medefinanciering hierin bestaat dat het werk van deze actie- voerders gehonoreerd wordt in de afspie- geling die in het overheidsbeleid de zorg voor de Derde Wereld krijgt en houdt.

99

(4)

Prof. dr. A.G. Weiler

Diaconie en politiek vanuit een katholiek perspectief

Btj een terugtredende overheid kunnen oak de kerken als georganiseerde ge- loofsgemeenschap in sociaal en maat- schappelijk opzicht een extra rol spelen.

Zij verwachten van de overheid onder- steuning bij hun vrijwi!lige maar onont- beerlijke werk. De burgers stellen de over- held daartoe in staat door het beta/en van belastingen.

In Christen Democratische Verkenningen van januari 1988 tekent drs. G.J. Hazen- kamp, directeur van de Stichting Lande- lijke Gereformeerde Raad voor Samenle- vingsaangelegenheden (GSA) te Leus- den, een beeld van de rol, die de kerk als 'aanbiedster van zorg' zou kunnen spelen in de magere jaren van de Nederlandse verzorgingsstaat. In de overgang van 'verzorgingsstaat' naar 'verzorgingsmaat- schappij', zoals het CDA die voor ogen staat, zou naar zijn mening bij de stimule- ring van de onderlinge vrijwillige hulpver- lening ook een plaats moeten worden in- geruimd voor de kerk. Nu de door de overheid bekostigde zorg afneemt en de verantwoordelijkheid voor een groot aan- tal zorggebieden weer aan particuliere samenlevingsverbanden wordt toever- trouwd, zou ook de kerk antwoord moeten geven op de nieuwe vragen en nieuwe opdrachten die zulk een samenleving

100

stelt. Een antwoord niet aileen in woorden en kritische commentaren maar in nieuwe daden, in nieuwe vormen van diaconie.

Hazenkamp roept het CDA op de kerk 1n d1e nieuwe rol te erkennen, en roept de kerk op haar diaconale verantwoordelijk- heid waar te maken.

Hazenkamp spreekt vanuit zijn werker- varing binnen de Gereformeerde Kerk, maar betrekt uiteraard in zijn perspectief ook de nagestreefde hereniging met de Nederlands Hervormde Kerk, ook al is er formeel van een herenigingsstreven nog geen sprake. Zeker niet bij de diaconieen.

Hervormden en gereformeerden verschil- len daarin fundamenteel van mening.

Hoewel Hazenkamp gereformeerd is, heeft hij, naar het oordeel van kenners bin- nen de redactie van Christen Democrati- sche Verkenningen, een typisch her- vormd artikel geschreven. Het artikel in het zomernummer van CDV van 1987 van prof. Runia 'De kerken in een zorgzame samenleving' verwoordt eerder de gere- formeerde visie.

De situatie in de Rooms-Katholieke Kerk blijft bij Hazenkamp onbesproken, volgens eigen zeggen vanwege onvoldoende

Prof dr AG. Weiler (1927) IS hoogleraar m1ddeleeuwse ge- sch1eden1s en wqsbegeerte der gesch1eden1s aan de Katho- lieke Un1vers1te1t N11megen

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 3/88

(5)

kennis dienaangaande. De problematiek 1s echter belangrijk genoeg om ook eens vanuit de optiek van dat kerkgenootschap te wordeh belicht. Ook dat genootschap kent een Katholieke Raad voor Kerk en Samenleving, en het recente Landelijk Pastoraal Overleg (27 -29 november 1987) heeft zich uitdrukkelijk met het thema van de (parochiele) diaconie bezig gehouden.

De vraag kan dus gesteld worden: leeft in rooms-katholieke kringen dezelfde be- kommernis als in de gereformeerde ker- ken, en wordt op dezelfde wijze gedacht aan een diaconale rol van de kerken als Hazenkamp naar voren breogt? Het is dienstig nog even aan te geven dat hij een tiental actuele vormen van diaconaat on- derscheidt, elk aangeduid met een adjec- tlef sociaal diaconaat/zelfhulp -/verzor- Qings-/recreatief-/educatief - /participatief -/maatschappelijk -/wereld- /mobiliserend -/f1nancieel diaconaat. Hij onderscheidt deze organisatorisch van duidelijk op de geloofsgemeenschap betrekking heb- bende activiteiten, maar plaatst ze zeer uit- drukkelljk onder de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de plaatselijke kerkeraad. Hoe denkt de Rooms-Katholie- ke Kerk in Nederland, geconfronteerd met een verandering ten aanzien van de taak van de overheid in de vorm van afne- mende bekostiging van zorg (een veran- dering die als waarden-verandering wordt gepresenteerd), over haar roeping om in woord en daad het sociaal en maatschap- pelijk vacuum dat dreigt te ontstaan op te vullen?

Juist als Hazenkamp geef ik mijn mening in dezen slechts op persoonlijke titel, al zal ik uiteraard aansluiting zoe ken bij in katho- lieke kring levende opvattingen.

Grenzen aan het terugtreden

1. lk begin met een meer fundamenteel probleem, waarover naar mijn mening nog te weinig openlijk gediscussieerd is.

Oat is de vraag welke grenzen er aan het terugtreden van de overheid inzake de

Chflsten DemocratiSChe Verkenn1ngen 3/88

bekostiging van zorgfuncties moeten wor- derrgesteld. lk bedoel dan niet in de eer- ste plaats grenzen in financiele zin, die in termen van de rijksbegroting een orde van grootte aangeven onder welke de overheid bij het besteden van de open- bare financien voor doeleinden van zorg niet zou mogen gaan. Een dergelijke grens wordt immers zelf getrokken op ba- sis van een proces van afweging van aan de overheid toevertrouwde belangen, en dus is de vraag welke ideele maatstaf bij dat proces van afweging wordt gehan- teerd. Precies die ideele maatstaf is aan de orde, indien de overheid besluit in haar directe zorgfunctie terug te treden en ruimte te maken voor de particuliere vrij- willige hulpverlening in het kader van de overgang naar wat heet 'de verzorgings- maatschappij'. Aan de orde is dus het zorg-concept zelf.

lk denk te mogen zeggen, dat de katho- lieke sociale leer uitgaat van de onver- vangbare waarde van de menselijke per- soon. Elk mens moet in staat gesteld wor- den zijn/haar waardigheid als menselijke persoon te verwerkelijken. Daartoe beho- ren in een samenleving de fundamentele rechten van de mens voor elkeen gega- randeerd te zijn. Ook de sociale grond- rechten zoals recht op arbeid, op huisves- ting, op adequaat onderwijs etc. moeten naar vermogen in een samenleving ge- realiseerd worden. Volgens de katholieke leer kan dat echter niet geschieden door de verantwoordelijkheid in dezen geheel en al aan de overheid over te dragen. De mens zou daardoor geheel afhankelijk worden van de staatsbureaucratie, het- geen in strijd zou zijn met de fundamentele conceptie van de menselijke persoon als vrij sociaal project. Evenmin echter kan de verwerkelijking van die fundamentele en sociale grondrechten overgelaten worden aan het vrije spel van de maatschappelijke krachten. In dat geval zouden veel men- sen gemakkelijk het slachtoffer worden van het dominante recht van de sterksten.

De zorg voor de maatschappelijk zwakke-

101

(6)

ren dient dan ook door de overheid gedra- gen te worden, metals doel hen in staat te stellen zichzelf als persoon te verwerkelij- ken. Die overheidssteun moet een dusda- nige omvang en vorm hebben, dat zij voor wat betreft de materiele basis van hun be- staan in beginsel niet meer van andere mensen afhankelijk zijn dan de maat- schappelijk sterkeren.

Deze stelling impliceert twee belang- rijke uitgangspunten. Ten eerste, dat de fundamentele steun voor de maatschap- pelijk zwakkeren een overheidsaangele- genheid is, en niet kan worden overgela- ten aan particulier initiatief of vrijwillige hulp. Het respect voor de menselijke per- soon, ook als het gaat om de stille armen en de in materieel opzicht minst draag- krachtigen, om degenen die niet mee kun- nen komen, zoals gehandicapten, om de aan lager wal geraakten zoals verslaafden en criminelen, om de mensen die altijd achter het net vissen, om vluchtelingen en asielzoekers, vraagt dat ook zij in staat gesteld worden tot sociale zelfverwerkelij- king. Juist op dat punt is uitsluitende af- hankelijkheid van liefdevol gegeven parti- culiere ondersteuning niet aanvaardbaar.

Het structurele uitgangspunt van de over- heidszorg moet zijn, dat in de Neder- landse samenleving dusdanige voorwaar- den zijn of worden geschapen dat elke menselijke persoon tot ziJn recht kan ko- men, en dat wil in het geval van de minder bedeelden, de mensen in nood, de men-

102

De overheid moet mensen in nood tot hun recht

brengen door structurele voorz1enmgen.

sen in de marge van de samenleving, aan de onderkant van de maatschappij zeg- gen, dat zij tot hun recht moeten worden gebracht door structurele voorzieningen.

Het particulier initiatief kan daarvoor geen blijvende verantwoordelijkheid dragen.

Het gaat dus om een overheidstaak.

Ook in CDA-kring word! de vraag ge- steld, of in de huidige situatie de overheid nog wei het juiste adres is, als gesproken wordt over het opheffen van de armoede.

Het probleem van de 'nieuwe armen' vraagt bijvoorbeeld naar de mening van de heer A. Oostlander juist om een op de specifieke situatie gerichte benadering. *

Hij meent, dat het zeer moeilijk is om uit- sluitend door middel van wetgeving het armoede-probleem op te lassen. Wetge- ving is 1mmers altijd algemeen en kan moeilijk onderscheid maken naar biJzon- dere gevallen. Particuliere organisaties of kerken kunnen veel gerichter optreden.

H1j zegt daarover zeer behartenswaardige dingen.

Toch pleit ook hij voor overheidsbeleid inzake het armoede-vraagstuk als hij wijst op de noodzaak van een goede kinderblj- slagregeling, scholingsprogramma's om mensen meer perspectief te bieden, emancipatiebeleid voor vrouwen, een be- leid ten aanzien van sociale zekerheid dat de 'poverty trap' (fuik van de armoede) doorbreekt, etc. En hij ondersteunt ten voile de stelling, dat zelfs in een 'zorgzame samenleving' de overheid volledlg haar verantwoordelijkheid behoudt ten aanzien van de armste bevolkingsgroepen en de opdracht heeft vloeren in het bestaan te garanderen. Precies dat word! hier be- doeld.

Het tweede u1tgangspunt is, dat die over- heidssteun wat vorm en omvang betreft genormeerd word! door de basismaat van persoonl1jke onafhankelijkheid die ook uit- gangspunt 1s voor de maatschappelijk

• A M Oostlander. Armoede en de verantwoordel11ke sa rnenlev•ng Chnsten Oemocratlsche Verkenmngen 10187

Chnsten Dernocrat1sche Verkenn1ngen 3/88

(7)

Geloof en poliliek

sterkeren. Vanouds werd die maat aange- duid door het beg rip 'mondigheid' .

1

In ziJn oorspronkelijke wortel ('mond') bete- kent dat woord tn staat zijn tot het geven van beschermtng aan beschermingsbe- hoefttgen, zoals de echtgenote, de kinde- ren, het huispersoneel. In het Duitse woord 'Vormund'/voogd is die grondbete- kenis nog bewaard gebleven. Een jonge man was mondig, indten htj die huisvader- ltJke taken op zich kon nemen, doordat htj voldoende bezit en/of inkomen had om als vrije man een huisgemeenschap te stich- ten, in stand te houden en te beschermen.

Wie daartoe niet in staat was, zocht zich een beschermer en leefde in diens afhan- keltjkheid. De sociale connotatie van het begrip 'mondtgheid' is echter in de loop van de Westerse emancipatie-geschiede- nis op de achtergrond geraakt. Gebleven is de normwaarde van de persoonlijke on- afhankelijkheid, zowel ten opzichte van de ouderlijke macht als ten opzichte van an- dere machten (met uitzondering van de overheid, wier macht door elke staatsbur- ger dient te worden erkend). Het emanci- patte-proces leidt tn het Westen tot voort- gaande indtvtdualisertng, waarin afhanke- lijkheidsbanden, behalve die ten opzichte van de overhetd, meer en meer worden geelimineerd. lndien dat proces gaat in de rtchttng van grotere humanisering van de samenleving, doordat meer en meer men- sen in staat gesteld worden hun funda- mentele menselijke waardigheid in per- soonlijke en sociale zin actief te beleven, behoeft dat van kerkelijke zijde niet gekriti- seerd te worden. lntegendeel, de 'voor- keurskeuze voor de arm en' brengt de ker- ken, ook de Rooms-katholieke kerk steeds weer aan de ziJde van de onderdrukten, die niet tot hun recht kunnen komen.

2

Welnu, die 'armen' zijn niet aileen in de Derde Wereld te vinden. Het jaarverslag van de Stichting Bedrijfspastoraat Aarts- btsdom Utrecht over 1986/87

3

komt tot dezelfde conclusies als de directeuren van de Soctale Diensten in hun recente rapport 'Minima zonder marge': Het Ieven

Cilr~sten Democratrsche Verkennrngen 3/88

van de mensen met een minimuminko- men in Nederland wordt bepaald door geldzorgen. Velen hebben grote schul- den. Er is sprake van 'stille armoede' bij zo'n 10% van de Nederlanders. In de ver- schuivingen die optreden in de traditio- nele industriele bedrijfstakken en beroe- pen, onder andere vanwege allerlei toe- passingen van informatie-systemen, van- wege de lage dollarkoers, vanwege ge- brek aan investeringen of financiele garanties, raken mensen hun werk kwijt.

ZiJ voegen zich bij het grote Ieger van de uitkeringsgerechtigden, die meer en meer onzichtbaar worden in de samenleving.

Hun aantal groeit nog steeds. Jongeren vtnden moeilijk werk, als zij zich niet voor- bereid hebben op de nieuwe wereld van de elektronische en informationele tech- nologie, en blijven aan de kant staan. Het aanzien van onze steden verandert dras- tisch. In een stad als Nijmegen leeft 35%

van de bevolking op de een of andere ma- nier van een uitkering, beurs of subsidie.

Zulke steden veranderen van karakter. Zij worden meer en meer consumptie-centra;

de produktiviteit in handel, nijverheid en diensten is niet Ianger het wezenskenmerk van de stad in economische zin. De so- ciale verhoudingen binnen zo'n stad on- dergaan een grondige wiJziging, en de spanningen ztjn dageltjks voelbaar.

De kerken moeten voor deze mensen blijven opkomen. Tegen degenen die langdurig werkeloos op de arbeidsmarkt beschikbaar moeten staan, terwijl nie- mand hen wtl huren, tegen de arbeidson- geschikten, de vluchtelingen kunnen zij ntet zeggen 'Gaat ook gij in mijn wijn- gaard en ik zal U geven wat billijk is' (Matth. 20, 4, 7). Zij kunnen wei de over- heid en de verantwoordelijke politieke

1 Vgl A G Weiler. 'Mentalrtertsverander~ng op weg naar een meuwe samenlevrng' Waar staat de staat? (Archr- tectuur van de samenlevrng 3) ('s-Gravenhage 1984) 54 70.

2 Zre · Krezen voor de arm en een urtdagrng voor de riJke Ianden ·, ConciiJUm 198615

3 Zre samenvattrng door Hub Cr~JnS rn 1 2 1 lnformatJe- bulletm. 15/18 (2 oktober 1987) 718 719

103

(8)

partijen oproepen aan deze mensen te ge- ven wat billijk is als voorwaarde voor een menswaardig bestaan. Zij kunnen hun kerkleden oproepen in solidariteit bereid te blijven tot volgehouden belastingdruk om ook voor de maatschappeliJk zwak- sten mens-zijn in persoonlijke en sociale zin mogelijk te maken. Zij kunnen zich ver- zetten tegen de uitholling van het stelsel van sociale zekerheid en de voortgaande marginalisering van mensen. ZiJ kunnen de volksvertegenwoordiging en het kabi- net oproepen op basis van een zo breed mogelijke maatschappelijke consensus te bepalen waar de platformgrens ligt, waarop elk mens in Nederland ten minste moet kunnen staan om een zinvolleven te kunnen opbouwen. Tien procent 'stille ar- men' is voor een welvarend land als Ne- derland veel te hoog. De graad van huma- niteit van een samenleving wordt bepaald door de graad van menselijkheid van de sociale verhoudingen. De kerken hebben daarover wei degelijk het een en ander te zeggen.

Extra zorg

2. Als we het er over eens zijn, dat de overheid de zorg heeft voor de constructie van dat bestaansplatform, kan op dat plat- form de opbouw van de samenleving ter hand genomen worden met inbegrip van de zwakkeren die door de overheid ge- dragen worden. In de christen-democrati- sche visie is het niet de taak van de over- heid het hele gebouw te ontwerpen en uit te voeren: dat is in belangrijke mate de taak van niet-overheidspersonen: werkge- vers en werknemers, ondernemers, za- kenlieden, middenstanders, huisvrou- wen, werkers in de dienstensector. In het sociale en maatschappelijke vacuum dat zij (en niet de overheidl) noodgedwongen Iaten bestaan is er aile gelegenheid voor christenen om vanuit een evangelische in- spiratie hun extra zorg voor de medemen- sen gestalte te geven.

lk schrijf met opzet 'extra zorg'. Want onder die werkgevers en werknemers, on-

104

Geloof en pol1t1ek

dernemers, zakenlieden, midrlenstan- ders, huisvrouwen en werkers in de dienstensector zijn heel wat christenen, die hun 'gewone' sociale en maatschap- pelijke activiteiten in allerlei profane ver- banden verrichten 66k als chnsten. De be- grippelijke scheiding tussen 'kerk' en 'sa- menleving' is waar het op het maatschap- pelijk handelen van christenen aankomt, grotendeels kunstmatig

4

Christenen ziJn in de eerste plaats 'gewone mensen', die hun maatschappelijke verplichtmgen als 'gewone mensen' vervullen. Hun maat- schappelijk engagement en hun 'gewone' inzet voor gerechtighe1d en solidariteit met de armen en onderdrukten zijn als zoda- nlg en uit zichzelf 'heiliging van de we- reid'. De zevende gewone synode van de Rooms-katholieke bisschoppen over de roeping en de zending van de leek in kerk en wereld (oktober 1987) heeft dat in ziJn slotboodschap aan het Volk Gods in een duidelijkeformule erkend: 'De omvorming van de samenleving volgens Gods plan behoort tot de authentieke heiligheid van de christen-gelovige'

5

Werken voor de gerechtigheid in de samen!eving is een heilig, in zich chr1stelijk werk. Als christe- nen dan loch nog z1ch van 'gewone men- sen' willen onderscheiden, dan mogen we wellicht verwachten dat ziJ z1ch steeds weer geroepen voelen om als hun onder- kleed wordt opgeeist 66k de mantel te ge- ven (Matth. 5, 40).

Ook de kerken als georgan1seerde ge- loofsgemeenschap kunnen in sociaal en maatschappelijk opzicht een extra rol spe- len. Maar de visie op de problematiek is hier dan wei grondig anders dan door Ha- zenkamp werd geschilderd. De zorg voor het recht van mensen is een zorg van de overheid; de zorg voor de gerechtigheid onder mensen is een zorg van de over-

4 Vgl. Kerk en samenlevmg. een Slgnalement van de Ne- derlandse katholieke geloofsgemeenschap. u;tgave van de Kath Raad voor Kerk en Samenlev;ng. 's-Her- togenbosch 1984. - ·Kathol;ek 1n de Nederlandse sa- menlev;ng' 1-2-1 reeks. nr. 9, Utrecht 1987

5 Kath Nieuwsblad (3 november 1987) 5, kol 2. sub 4

Chr;sten Democrat;sche Verkenn;ngen 3/88

(9)

Geloof en pol1t1ek

heid en van individuele mensen, dus Mk van chrtstenen, dus 66k van de kerken.

Op welke wiJze moet d1e menselijke, ker- kelijke zorg gestalte krijgen? Is het wense- IIJk in deze context de kerk als instituut op te waarderen ten koste van de kerk als or- ganisme, zoals z1j zich onder andere mani- festeert 1n (katholieke) maatschappelijke organisaties?

Alvorens een antwoord te beproeven, is het goed op een belangrijk historisch en cultureel ondersche1d te wijzen tussen de reformator1sche en de traditionele katho- lieke benadering van sociale vraagstuk- ken. In tegenstelling met wat Hazenkamp aangeeft voor de protestantse wereld ligt 1n de katholieke traditie het zwaartepunt van het dienstbetoon niet in de paroch1es, maar daarbuiten.s De kathol1eke sociale geschiedenis maakt dat duidelijk. Er wer- den bijvoorbeeld talrijke congregaties van religieuzen gesticht voor het lenigen van bepaalde noden: het verplegen van zie- ken. melaatsen, pestlijders; het begraven van doden, het vrijkopen van slaven, het herbergen van armen en vreemdelingen, het geven van onderwijs aan armen. Ook nu nog zijn de religieuzen in Nederland werkzaam in tal van sociale proJecten, en afzonderlijk of gezamenlijk stellen zij veel geld en menselijke competentie beschik- baar voor sociale projecten, die met hun oorspronkelijke doelstelling overeenko- men7 Er kan ook gewezen worden op de broederschappen van leken, zoals de Vin- centiusconferenties. En ook nu nog wer- ken veel organisaties buiten de parochies om: Vierde Wereldbeweging, Justitia et Pax, Mensen in Nood/Caritas Neerlan- dica, de Zonnebloem en dergelijke.

In een ander opzicht is er ook overeen- komst. Juist als vele protestanten zijn vele katholieken actief in oecumenische of al- gemene kaders: Solidaridad, IKV, IKVOS, Amnesty International, Vereniging Vluch- telingenwerk Nederland. Hoeveel tijd en geld metal deze ten dele of geheel buiten- kerkelijke diaconie is gemoeid is moeilijk te zeggen. Wei is tekenend, dat de Neder-

Chnsten Democrat1sche Verkennmgen 3/88

landse Missieraad becijferd heeft, dat in 1986 een bedrag van honderdachttien miljoen gulden via katholieke kanalen naar de Derde Wereld is gevloeid ten be- hoeve van ontwikkelings- en evangelisa- tleprojecten. Ook in andere jaren had dit bedrag een vergelijkbare omvang. Vas- tenactie, Memisa (Medische missie actie), Miva (Missie verkeersmiddelen actie), Ce- bemo (tot 1980: Centrale voor Bemidde- ling bij Medefinanciering van Ontwikke- llngsprojecten; thans Katholieke organi- satle voor medefinanciering van ontwikke- llngsprogramma's) ziJn de namen van de grote trekkers, maar een derde van het genoemde bedrag kwam bijeen via plaat- selijke en particuliere acties. In het 'we- relddiaconaat', zoals de reformatorische christenen dit engagement noemen, spe- len katholieken dus een rol van belang.

Het gaat hier om katholieke organisaties met een maatschappelijke doelstelling als dienst aan de wereld-samenleving. Het zou geheel tegen de ontwikkelingen van de laatste dertig jaar in gaan, als deze en vergelijkbare organisaties tot verlengstuk- ken van de kerk als instituut zouden wor- den gemaakt. In Rooms-katholieke zin zou datal gauw neerkomen op het onderbren- gen van leken-initiatieven onder hierar- chisch toezicht. Oat zou in strijd zijn niet ai- leen met de geest van het Tweede Vati- caans Concilie, maar ook met de letter en de geest van het nieuwe kerkelijk wet- boek. De zelfstandigheid van deze organi- saties willen handhaven betekent echter geenszins dat zij niet uit zouden moeten zijn op een harmonische samenwerking met de kerk als instituut, onder erkenning van de bijzondere taken die aan bisschop- pen toekomen, onder andere op het vlak van de verkondiging, ook waar het de structuren van de samenleving betreft.

Hetzelfde geldt voor de erkende katho- lieke maatschappelijke organisaties als de

6 (Parochiele) d1akon1e, S 14.

7 Zie brochure 'Vraag en Aanbod'

105

(10)

Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuin- dersbond, de Katholieke Radio Omroep, de Katholieke Vereniging van Ziekenin- richtingen, de Nederlandse Katholieke Schoolraad en nog een aantal anderen, die zich onlangs hebben aangesloten tot de Stichting Verbond van Katholieke Maatschappelijke Organisaties (VKMO).

Bij al deze organisaties staat de gespecifi- ceerde en professionele dienst aan de sa- menleving vanuit een katholiek verleden en vanuit een actuele hedendaagse ka- tholiciteit centraal. Vanuit de kern van het christelijk geloof, - dat niet gerdentifi- ceerd mag worden met welke historische vorm van katholicisme dan ook -, zetten z1j zich in voor de aan hen toevertrouwde belangen van mensen in de moderne sa- menleving, die gekenmerkt wordt door se- cularisatie, levensbeschouwelijk plura- lisme en democratische besluitvor- mingsprocessen. De verantwoordelijkhe- den die katholieken, voor het overgrote deel 'gewone' niet-gewijde en zeer des- kundige christen-gelovigen, hier dragen moeten, kunnen en willen, staan niet toe, datal deze vormen van diaconie onder de rechtstreekse zeggenschap van de kerk als instituut zouden worden gebracht.

Vaak heeft het belang van de kerk als insti- tuut remmend gewerkt op het sociale, cul- turele en politieke engagement van katho- lieken, en heeft de hierarchie haar beper- kend gezag opgelegd aan wereldlijke ac- tiviteiten van 'leken'

B

De kerkgeschiede- nis van de negentiende en twintigste eeuw Ievert hiervan talrijke voorbeelden. Lim- burg en tot voor kort Nicaragua, om slechts twee voorbeelden te noemen, Ia- ten zien hoe bisschoppen zich ten op- zichte van in hun ogen geseculariseerde en/of revolutionaire katholieken kunnen opstellen. De zelfstandigheid van de ka- tholieke maatschappelijke organisaties is dan ook een kostbaar goed, hetgeen ge- lukkig veelal thans ook door kerkelijke !ei- ders wordt ingezien.

Toch betoogt het Werkdocument van het

106

Geloof en pol1t1ek

Landel1jk Pastoraal Overleg (LPO) voor 27-29 november 19879, dat de dienst aan de minsten in de samenleving wei degelijk ook een taak is van de parochies. Bij zijn bezoek aan Nederland in 1985 zei paus Johannes Paulus II tot vertegenwoordi- gers van de parochies: 'Zij is het eerste or- gaan voor pastoraat en sociaal werk' w Allereerst gaat het daarbij om de zorg voor de noodlijdenden in de eigen gemeen- schap. Reformatorische christenen noe- men dit: 'gemeentediaconaat'. De katho- lieke parochies kenden zo hun armbestu- ren; thans gaat het om parochiele caritas- instellingen. Hun taken lijken uitgehold doordat de armenzorg werd overgeno- men door de staat, en door de aanvul- lende subsidiering van allerle1 welzijns- werk. Thans hebben ziJ de zorg voor de 'stille armen van de parochie'. Voorts is er de parochiele diaconie voor de zieken en gehandicapten.

De parochie kan zich via werkgroepen ook bekommeren om het behoud van de schepping (milieu-problematiek), om de vrede, de missie, de ontwikkelingssamen- werking, de mensenrechten, de sociale verhoudingen, met name in de zorg voor baanlozen, arbeidsongeschikten, oude- ren, jongeren. In reformatorische kring is voorgesteld deze vorm van zorg 'samen- levingsdiaconaat' te noemen.

Men mag concluderen, dat de nadruk niet Ianger aileen ligt op de directe leni- ging van nood in de parochie en het scheppen van mogelijkheden daartoe, maar dat er ook aandacht groeiende is voor de noodzakelijke structurele veran- deringen in de samenleving en het mee- werken aan het scheppen van de noodza- kelijke voorwaarden voor beide diaconale taken.

8. Vgl ·oe Kerk en de Chnsten-democrat1e Een onder- zoek naar de pol1t1eke keuze van de kerk 1n verschlilende Ianden'. ConCIIium 198715

9 Auteur IS Dr. J. Zu1dgeest Het Werkdocument IS ver- schenen a is SpeCial van '1-2-1 lnforma/Jebulletm. 15e Jrg., Utrecht 1987

10 T a.p, 8.17.

Chnsten DemocratiSChe Verkennmgen 3/88

G

(11)

Geloof en polrtrek

'Diaconie' is in dit verband de verzamel- naam voor allerlei manieren waarop (groepen van) christenen zich zorgzaam sol1dariseren met mensen in nood; de term 'parochiele diaconie' heeft betrek- king op dergelijke activiteiten uitgaande van de parochie als de georganiseerde geloofsgemeenschap op plaatselijk ni- veau.

11

Het genoemde LPO-werkdocu- ment constateert, dat er heel wat goeds gebeurt in het grensgebied van diaconie en pastorale zorg/gemeenschapsop- bouw werk in bejaardensocieteiten, zie- ken- en bejaardenbezoek, contactgroe- pen Nederlanders en Zuid-Molukkers, werk voor woonwagenbewoners; werk- groepen kerk en samenleving, maat- schappelijk activeringswerk, Vastenactie- collecte, allerlei voorlichtings- en bewust- makingsprojecten met betrekking tot be- wapening, vluchtelingen, baanloosheid, etc. Waarbij dan nogmaals onderstreept moet worden, dat heel wat katholieken niet in parochie-verband zeer veel dlaco- naal werk verzetten. Het sinds eind 1986 bestaande Landelijk Katholiek Diaconaal Beraad poogt een overzicht van al deze diaconale hulpverlening door paroch1es op te stellen, ju1st zoals ook gewerkt wordt aan een overzicht van de vele katholieke diaconale fondsen in Nederland, hun doelstellingen, hun criteria voor subsidie- nng etc.

De kerk als aanbiedster van zorg De vraag d1e nu naar aanleiding van Ha- zenkamps artikel aan de orde is, is deze:

moet het CDA meer dan tot dusverre bij de bepleite overgang van verzorgings- staat naar verzorgingsmaatschappij de beleving van de verantwoordelijkheid van de daarvoor

1n

aanmerkmg komende sa- menlevingsverbanden, waaronder uit- drukkelijk 66k de kerk, uitlokken en be- schermen in een beleid dat voorziet in de noodzakelijke voorwaarden voor die over- gang? Moet de kerk als aanbiedster van (meer) zorg geleidelijk in de gelegenheid worden gesteld de verantwoordelijkheid

Cl1nslen Democralrsche Verkennrngen 3/88

De kerken oproepen tot meer sociale activiteiten past een overheid niet.

voor de zorg over te nemen, onder andere door maatregelen in de fiscale steer (bij- voorbeeld door vergroting van de aftrek- baarheid van 'giften' bij belastingaan- gifte)?

De kerken oproepen tot het dragen van meer verantwoordelijkheid voor sociale en maatschappelijke activiteiten, omdat de overheid terugtreden wil/moet, past een politieke partij niet. De partijen moe- ten zorgen dat de overheid in staat gesteld wordt tot het creeren en handhaven van een leefbaar basisplatform voor elke Ne- derlander. De kerken moeten de partijen oproepen terdege rekening te houden met de mensen aan de onderkant van de samenleving, en zeker een partiJ die zich door het Evangel1e van Jezus Christus wli Iaten gezeggen moet voorop lopen bij het mspannende en veeleisende werk voor een vorm van zorgzame samenleving, die maatschappelijk zwakkeren tot hun recht laat komen.

Om vervolgens een werkelijk zinvol per- soonlijk en sociaalleven op dat basisplat- form mogelijk te maken, is de inzet van vele medemensen in allerlei vormen van vriJwillige hulp, georganiseerd of niet, noodzakelijk. Het is de taak van de over- heid, en dus ook van de politieke partijen, om de voorwaarden te scheppen dat dit

II Over de verhoudmg van drt begnp 'draconre' ten op zrchte van de reformatonsche begnppen 'draconra/dra~

conaat/draconre' zre Werkdocument LPO. t a p S.22

107

(12)

particulier zorg-initiatief zich daadwerke- lijk manifesteren kan. Met de speciale le- vensbeschouwelijke inkleuring of her- komst van dat particulier initiatief moet de overheid, en moeten dus ook de politieke partijen geen bemoeienis hebben. De overheid moet die inkleuring ook niet on- mogelijk maken door het stellen van te hoge kwantitatieve subsidiedrempels, door het opleggen van regionalisatie en veralgemening van zorgvoorzieningen.

Maar zij moet de institutionele kerken niet benaderen als aparte instanties voor structurele tweede-lijns welzijnszorg. Die tijd is voorbij. Gerechtigheid en naasten- liefde hebben elkaar omhelsd, en dienen elkaar niet meer los te Iaten.

Hoe moet de overheid, hoe moeten poli- tieke partijen dan met de kerken omgaan?

De juiste benadering van het probleem l1jkt mij die beschouwing welke mensen als uitgangspunt neemt, en niet instanties of instituten. Katholieken en reformatori- sche christenen zijn mensen die, Neder- lands staatsburger zijnde, mede door hun christelijk geloof zich verantwoordelijk we- ten voor hun medemensen, dichtbij en veraf. Zij onderschrijven in CDA-verband een concept van de overheid die van hen de zorg opgedragen heeft gekregen voor de inrichting en instandhouding van een menselijke samenleving, waarin elk mens tot zijn/haar recht komt. Zij kritiseren struc- turen van economische, sociale of poli- tieke aard, die aan dat recht tekort doen, en zetten zich in voor verbetering daar- van. Anderzijds zijn zij de overtuiging toe- gedaan, dat mens-zijn betekent verant- woording dragen kunnen voor de inrich- ting van het eigen bestaan en dat van an- deren, voor het oog van God. Mensen tot hun recht Iaten komen betekent hen in staat stellen tot het dragen van persoon- lijke en sociale verantwoordelijkheid.

Christenen (en ik hoop aile Christenen) wijzen daarom een conceptie van mens- zijn af, die mensen principieel degradeert tot louter afhankelijke wezens, afhankelijk

108

Geloof en polrtrek

van de overheid, van de bureaucratie, van de partij, van de kerk, van subsidies en uit- keringen, van al die economische, so- ciale, culturele, monetaire, financiele, poli- tieke en militaire machten die de samenle- ving en de mensen daarin in hun greep hebben. Mensen moeten dragers van hun eigen en ondersteuners van andermans bestaan kunnen zijn, zonder vormen van slaafse afhankelijkheid te scheppen. In dat engagement voor een menswaardig bestaan voor allen, dichtbij en veraf, vin- den christenen elkaar, ook in het verband van hun kerken. Zij zullen ook de wegen van kerkelijke organisatie inschakelen wil- len en kunnen, om die taak van voortge- zette menswording te kunnen waarma- ken. Als zij in en vanuit dergelijke kerke- lijke verbanden om ondersteuning van de overheid vragen bij hun vrijwillige maar onontbeerlijke sociale en maatschappe- lijke werk, verwachten zij die steun te ont- vangen, omdat hun conceptie van over- heidszorg het verlenen van d1e ondersteu- ning impliceert, en omdat zij die overheid door het betalen van belastingen daartoe in staat stellen.

Natuurlijk zijn niet aileen in het CDA christenen te vinden. Er zijn christenen in elk van de Nederlandse politieke partijen te vinden. Christenen hebben niet als col- lectiviteit een eenduidige opvatting over de rol van de overheid, over de inrichting van de samenleving en over de rol daarin van de kerken. Maar op persoonlijke titel schrijvend, meen ik te mogen stellen, dat de christen-democratische visie corres- pondeert met wat ik in de voorgaande ali- nea naar voren bracht. Een samenleving die mensen vermorzelt ofwel door de krachten van ongelimiteerde competitie ofwel door die van collectivistische dwang beantwoordt niet aan evangelische eisen.

Streven naar voortdurende verandering van de samenleving in het Iicht van Chris- tus' boodschap is de opgave die aan aile gelovigen is gesteld. Zij krijgen daarbij de steun en medewerking van velen die niet vanuit een evangelische inspiratie toch

Chrrsten Democratrsche Verkennrngen 3/88

Vr

h s1 ir ti:

e

d v n g n r:: t E u t v

c

(13)

voor de zelfde opgave van voortgaande humanisering van de samenleving willen staan. De kerken hebben geen monopolie in dezen. Het lijkt dan ook wat annexionis- tisch gedacht, als Hazenkamp voorstelt een 'maatschappelijk lidmaatschap van de kerk' te introduceren naast het tot dus- verre bestaande doop- en belijdenislid- maatschap van de kerk. Laat de kerken geloofsgemeenschappen blijven; laat ze niet ontaarden tot clubs van maatschap- peiiJk gelijkgezinden ongeacht doop en beiiJdenis. We komen dan uit bij de door Benjamin Franklin gepropageerde voor- uitgangsgerichte clubs van we!gestelde burgers uit de de1stische verlichtingstijd, voor wie de status quo tach veelal bepa-

Chr~sten Democratrsche Verkennrngen 3/88

lend was voor hun maatschappelijk per- spectief.

Maar er is niets tegen als mensen die bovenstaande opvattingen over mens en samenleving, over overheid en particulier initiatief delen, lid worden van een brede evangelisch geinspireerde volkspartij als het CDA, die allerminst uit is op het hand- haven van onrechtvaardige menselijke verhoudingen.

109

(14)

Drs. Th.B.F.M. Brinkel, drs. H P.M. Kreemers

Ontspanning en mensen rechten

gaan hand in hand lllflllllt

Het Westen moet op creatieve wtjze inspe- len op de veranderingen in de Sowjet Unie. De ontwikkelingen gaan in de rich- ting van een geringere rol van kernwa- pens in het veiligheidsbeleid. Echte vrede in Europa zal echter niet bestaan zonder dat oak de mensenrechten gegarandeerd worden.

De een gaat 'voorshands' akkoord met de nucleaire afschrikking. De ander zegt dat hij voor de nuclearisering is. 'Zij willen in feite hetzelfde', zo bracht CDA-kamerlid Joep de Boer naar voren in het debat over het INF-akkoord in december tegen zijn PvdA-collega Relus ter Beek. De Boer:

'Wij doen er dan ook beter aan, aangezien er meer eenheid van opvatting is, te pro- beren die eenheid van opvatting ook uit te stralen. Wij moeten niet nodeloos iedere keer weer proberen te polariseren.'

Relus ter Beek vond dat een heel waar- devolle opmerking. Geven de ontwikkelin- gen in de buitenlandse en binnenlandse politiek daartoe echter ook aanleidtng?

Zijn er perspectieven op nucleaire ontwa- pening? Om een antwoord te krijgen op deze vragen komen in dit artikel eerst de internationale verhoudingen ter sprake.

Daarna wordt onderzocht in hoeverre ook de parttj-politieke gedachtenvormingen in Nederland vooruitzicht bieden.

110

Veranderingen in het Amerikaans beleid

In de Verenigde Staten is het laatste jaar van het presidentschap van Ronald Rea- gan ingegaan. Daarmee wordt een pe- riode van uitersten afgesloten. Aan het etnd van de jaren zeventig leefde bij vele Amerikanen het gevoel dat hetland in eco- nomisch en mi!itair opzicht verzwakt was.

In ZIJn eerste ambtsperiode ondernam president Reagan stappen om de Ameri- kaanse positie te versterken. HiJ streefde onder meer naar een aanztenlijke verster- king van de Amerikaanse militaire mach!, door een grootscheeps moderntserings- programma voor de strategische strijd- krachten. En door drastische verhogingen van de defensiebegroting, waarvan in het bijzonder de conventionele strijdkrachten zouden profiteren. Wapenbeheersing had niet Ianger meer de hoogste prioriteit. De Verenigde Staten wilden uitsluitend vanuit een positie van kracht met de Sowjet Unie over wapenbeheersing onderhandelen.

Uitgangspunten daarbij waren drastische reducties van de aantallen kernwapens en het maken van ongekend stringente af-

Drs. Th B.F M. Bnnkel (1958) IS stafmedewerker van hetWe- tenschappeiiJk lnst1tuut voor het CDA

Drs. HP.M Kreemers (1955) IS werkzaam op het m<n1ster1e van Defens1e en l1d van de defens1ecomm,ss1e van de PvdA H11 heeft d1t art1kel op persoonl11ke t1tel geschreven

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 3/88

s v k h h s c

8

E

c z c s

v tl tl

c t

n

r: t s tc v

1/1 0

t r1

c

fi p

v

rv g h

VI

ti· ir 0 h

V\

c

d k. rr

h

rE

(15)

spraken met betrekking tot de verificatie van nieuwe wapenbeheersingsovereen- komsten. Deze forse eisen wekten niet ge- heel ten onrechte de indruk dat wapenbe- heerslng, als graadmeter van de ver- standhouding met de Sowjet Unie, voor de Veren1gde Staten had afgedaan. Deze aanpak heeft in de eerste helft van deja- ren tachtig de betrekkingen tussen de Ver- enigde Staten en de Sowjet Unie danig on- der druk gezet.

Gaandeweg heeft de Verenigde Staten z1ch tegemoetkomender opgesteld ten opzichte van de Sowjet Unie. Het her- stelde zelfvertrouwen en de mogelijkhe1d vanu1t een positie van herwonnen kracht te onderhandelen, lagen daar zeker aan ten grondslag. In de tweede ambtsperio- de van president Reagan kwam daar nog biJ dat de politieke aandacht zich steeds meer concentreerde op de economische problemen van de Verenigde Staten. Het begrotingstekort werd en wordt nog steeds als een grote bedreiging voor de toekomstige economische ontwikkeling van de Verenigde Staten gezien. In 1985 was het dan ook gedaan met de groei van de defensiebegroting. Het Congres besloot de defensie-uitgaven niet Ianger reeel te Iaten groeien. Daarnaast werd het Congres kritisch ten aanzien van speci- fleke wapenprogramma's. Zo lukte het president Reagan niet om de plannen voor invoering van de intercontinentale MX-raket, die met tien kernkoppen is uit- gerust, ongeschonden door het Congres heen te loodsen. Het mislukken van dit wapenprogram had verstrekkende poli- tieke gevolgen. Duidelijk werd dat het ook in de Verenigde Staten niet mogelijk bleek om tegen enorme kosten door te gaan met het uitbreiden van de kernbewapening, waarvan het militaire nut twijfelachtig was.

Op den duur zou dat kunnen betekenen dat de omvang en structuur van de Ameri- kaanse strategische bewapening niet meer zouden kunnen worden gehand- haafd. Oat vormde voor de Amerikaanse regering een tweede reden om wapenbe-

Chr~sten Democrat1sche Verkenn1ngen 3/88

heersingsonderhandeli ngen niet Ianger uit de weg te gaan en te streven naar we- derzijdse beperkingen van de kernwa- penarsenalen.

De binnenlandse politieke druk op pre- sident Reagan om met de Sow jet U nie een constructieve dialoog te voeren is sinds- dien toegenomen. Pogingen van de Ame- rikaanse regering om met behulp van be- wijsmateriaal over schendingen van een reeks wapenbeheersingsovereenkom- sten voldoende politieke steun voor het opzeggen van het Salt 11-verdrag te ver- werven mislukten. De Senaat, sinds 1986 met een Democratische meerderheid, en het al Ianger door Democraten overheer- ste Huis van Afgevaardigden snoeiden fl1nk in de voor het SDI-onderzoek ge- vraagde fondsen. Zij verboden de rege- ring herhaaldelijk over te gaan tot de aan- maak van nieuwe chemische wapens of het testen van anti-satellietwapens.

Tegen de achtergrond van die ontwik- kelingen is het niet onbegrijpelijk dat de veranderingen in de Sowjet Unie onder Gorbatsjow werden verwelkomd. Het ver- schaft de meer gematigde krachten in en bu1ten de Amerikaanse regering krachtige argumenten. Zij bepleitten beleid, waarin de algemene beginselen die de grand- slag vormden voor de betrekkingen !us- sen de twee supermachten in de jaren ze- ventig, opnieuw werden bevestigd: de wederzijdse verantwoordelijkheid voor vrede en veiligheid, pariteit als centraal uit- gangspunt in de strategisch-nucleaire ver- houdingen en het onderhouden van een voortdurende dialoog over een scala van onderwerpen. De ideeen in de Verenigde Staten over de wijze waarop de betrekkin- gen tussen Oost en West moeten verlopen zijn dichter dan ooit tijdens het president- schap van Ronald Reagan bij de West- europese opvattingen komen te liggen. In plaats van de verwachte harde confronta- tiepolitiek jegens de Sowjet Unie wordt voor de rest van diens ambtsperiode reke- ning gehouden met een scala van over- eenkomsten op wapenbeheersingsge-

111

(16)

bied (INF, strategische wapens, chemi- sche wapens). De defensie-uitgaven zul- len de komende jaren eerder drastisch verlaagd worden dan verhoogd. Deze ommekeer op tal van gebieden gaat ge- paard met een algehele verzwakking van de positie van de Verenigde Staten binnen de kring van zijn bondgenoten. Er is hier sprake van een langdurige ontwikkeling die aan de ene kant spanningen met zich meebrengt. Maar aan de andere kant vormt zij voor Japan en de Westeuropese Ianden een uitdaging om in veiligheids- aangelegenheden meer verantwoorde- lijkheden op zich te nemen.

Koerswending in de Sowjet Unie De Sowjet Unie heeft in de jaren tachtig een krachtige koerswendlng in haar be- trekkingen met de Verenigde Staten mee- gemaakt en ook daar speelden binnen- lands-politieke ontwikkelingen een be- langrijke rol. Aan het begin van de jaren tachtig was de populariteit van de leiders van de Sowjet Unie binnen en buiten de Sowjet Unie gering. Het einde van het tijd- perk-Brezjnew werd gekenmerkt door diepe crises. In hetland zelf is sprake van een langdurige economische stagnatie.

Hetland verkeert in een wijdverbre1de ma- laise, zoals Gorbatsjow en zijn medestan- ders haarfijn uit de doeken hebben ge- daan: Vele hervormingen, die nu door Gorbatsjow worden doorgevoerd, wer- den al jaren geleden bepleit, maar de be- jaarde leiders in het Kremlin waren niet in staat de bakens te verzetten. Zij schoven aile problemen voor zich uit. Die proble- men zijn groot. Er is een dalend aanbod aan arbeidskrachten, een vergrijzende bevolking, groeipercentages lopen sterk terug en ondanks forse investeringen zijn er tegenvallende oogsten en I age produk- tiecijfers. Ook op buitenlands-politiek ge- bied heeft de USSR veel van haar elan verloren. Er is niet Ianger sprake van een leidende rol van de bevordering van ver- anderingen in andere Ianden. Evenmin biedt de Sowjet Unie nog een inspirerend

112

voorbeeld van economische ontwikke- ling. De Sowjet Unie ontleent haar status van supermacht uitsluitend nog aan haar milita1re kracht. Maar zij heeft net als de Verenigde Staten moeten ervaren dat op strategisch gebied sprake is van een pat- stelling. Door de invoering van steeds meer en steeds modernere wapens wordt de veiligheid van een van beide partijen nauwelijks meer fundamenteel beinvloed.

Het Kremlin heeft moeten ervaren dat zijn hoop op een splijting van het bondge- nootschap ijdel was. Het kon niet voorko- men dat eind 1983 de eerste kernwapens voor de middellange afstand in West Europa werden geplaatst. Het SOl-pro- gramma, in Europa wei bekritiseerd maar niet afgewezen, betekent een grote uitda- glng aan de Sowjet Unie. Sinds het hervat- ten van de onderhandelingen over strate- gische en middellange-afstandswapens in maart 1985 toonde de Sowjet Unie een grotere flexibiliteit. Voor het eerst in de ge- schledenis verklaarde ook de Sowjet Unie zich daarbij serieus bereid tot drastische verminderingen van de nucleaire bewa- pening te komen.

De terugkeer naar de onderhandelings- tafel wordt als het duidelijkste teken van streven naar ontspanning gezien. De eco- nomie van de USSR is zwak en zij is ge- noodzaakt in contacten met West Europa en Japan moderne technologie te verwer- ven voor het verbeteren van de economi- sche structuur. Dit lijken er de doorslagge-

Sinds de komst van

Gorbatsjow toont de Sowjet Unie zich flexibeler dan tevoren.

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 3/88

(17)

vende redenen voor te zijn dat zij in onder- handelingen de volledige uitbanning van aile te land geplaatste middellange en kor- te-afstandswapens is overeengekomen.

Met dit akkoord kon immers gemakkelijker de weg worden geopend naar samenwer- king op technologisch en economisch ge- bled. Een andere reden is ongetwijfeld dat de nieuwe le1ding in het Kremlin de waarde van ontspannen

betrekk~ngen

Ius- sen Oost en West kent. ZiJ weet dat rust aan het buitenlands-politieke front nodig is om de afgekondigde hervormingen in de binnenlandse polit1ek door te kunnen voe- ren. Oat Gorbatsjow aan de totstandko- ming van het INF-verdrag ook politiek prestige kan ontlenen, en daarmee ziJn posit1e kan versterken, zal daarbij zeker ook een rol hebben gespeeld.

De priJS die de Sowjet Unie voor het INF- verdrag heeft moeten betalen, het verwij- deren van viermaal zoveel kernwapens als de Verenigde Staten, lijkl hoger dan hiJ werkeliJk is. Het Warschau Pact blijft be- schikken over een grote hoeveelheid stra- tegische kernwapens waarmee doelwit- ten in West Europa rechtstreeks kunnen worden bedreigd. Verder beschikt de SowJel Unie met haar bondgenoten over een overw1cht op conventioneer gebied.

De mobiliteit en vuurkracht van de War- schau Pactstnjdkrachten zijn toegenomen en

1n

de huidige nucleaire patstelling ziJn zulke ontwikkelingen van groot belang: in het militaire denken van de Sowjet Unie word! steeds meer uitgegaan van het voe- ren van een militair conflict met louter con- ventlonele middelen. In een onlangs ver- schenen Amerikaans rapport word! op een van de gevolgen van de nucleaire patstelling voor het Westerse veiligheids- beleid gewezen. Het is volgens dat rap- port n1et meer geloofwaardig dat een con- ventionele aanval van het Warschau Pact op West Europa zou kunnen escaleren tot een grootscheepse nucleaire oorlog Ius- sen de twee supermogendheden.

1

Om- dat voor West Europa de nucleaire garan-

Chnsten Democrat1sche Verkenn•ngen 3/88

tie van de Verenigde Staten nu juist berust op de mogelijkheid van escalatie, noodza- ken dergelijke gedachten, die in de Ver- enigde Staten in toenemende mate steun ondervinden, tot een herbezinning over de wijze waarop defensie-inspanningen en wapenbeheersing in het veiligheidsbe- leid gestalte moeten krijgen. Zowel de Sowjet Unie als de Verenigde Staten den- ken meer dan ooit aan een steeds gerin- gere rol voor kernwapens in hun veilig- heidsbeleid voor de lange termijn. Oat open! perspectieven op een denucleari- senng van Europa, of zelfs van de hele we- reid. Daar ligt ook een uitdaging aan de Nederlandse politiek. Zijn de drie grote partijen in Nederland in staat in te spelen op de ontwikkelingen in de betrekkingen tussen Oost en West?

Nederland in het post-INF-tijdperk De buitenlandse politieke verhoudingen bieden dus tal van nieuwe openingen. Dit heeft uiteraard zijn weerslag op de bln- nenlandse discussie. Het te voeren beleid

1n

het zogenaamde post-INF-tijdperk staat in het centrum van de belangstelling. Nu was de bezinning van de grotere politieke parliJen al uit zichzelf op gang gekomen.

De uitslag van de Tweede Kamerverkie- zingen van mei 1986 noopte de VVD tot herbezinning over haar liberate identiteit en de PvdA tot het formuleren van de toe- passing van de sociaal-democratische idealen irt de jaren tachtig en negentig.

Ook het CDA bezint zich op zijn langere- termijn-visle. Deze partijdiscussies uiten zich onder andere in 'Liberaal Bestek' (VVD), 'Schuivende Panelen' (PvdA) en de discussienota over de 'Verantwoorde- lijke Samenleving' (CDA). Liberaal Bestek en Schuivende Panelen bevatten passa- ges over de buitenlandse politiek en het veiligheidsbeleid. Dit onderwerp komt in de CDA-nota nauwelijks aan de orde.

'Vrede Wegen', een rapport van het We-

1 Z1e D1scnmmare Deterrence. u1tg Comm1ss1on on the Long Term Integrated Strategy. Washington 12·1·1988

113

(18)

tenschappelijk lnstituut voor het CDA be- vat daarover wei een aantal gedachten.

Het is de vraag of deze rapporten 1nspelen op de ontwikkelingen op veillgheidsge- bied. Een vergelijking van de drie uitga- ven is van belang orn te kunnen bezien in hoeverre nieuwe raakvlakken tussen de drie partijen bestaan.

Liberaal Bestek

In Liberaal Bestek worden de doeleinden van een liberaal buitenlands beleid als volgt geformuleerd: 'WiJ verstaan onder bUitenlands beleid het bevorderen van de waarden en het behartigen van de belan- gen in brede zin van de Nederlandse maatschappij, zoals die door het demo- cratische pol1tieke proces worden voorge- steld. De invloed van een klein land 1s ech- ter beperkt. Zo'n land heeft om die reden, meer dan de grote Ianden, belang bij ge- ordende 1nternationale verhoudingen. De doelstellingen van ons buitenlands beleid strekken daarom verder dan het directe Nederlandse eigenbelang'.

2

Nederland moet daarom in de internationale pol1tiek met name bemiddelend optreden en daarmee goodwill verwerven voor de be- hartiging van zijn eigen nationale belan- gen'

3

De VVD sluit daarmee aan op een benadering van de buitenlandse politiek die redeneert vanuit - al dan niet welbe- grepen - eigenbelang, in dit geval van staten. lnternationale samenwerking kan

1n die visie tot stand komen, doordat be-

114

Als het aan Frankrijk gelegen had was het IN F- akkoord er nooit gekomen.

paalde belangen parallellopen of in over- eenstemming worden gebracht. In zo'n vi- sie is er nauwelijks een rol voor ideele doelstellingen. Die dienen hooguit ter rechtvaardiging van een bepaald belang, zoals de opbouw van een internationale rechtsorde een Nederlands belang is. Oat maakt dat in deze benadering bijna noo1t 1nhoudelijke verlangens geuit worden ten opz1chte van organen van internationale samenwerking (zoals NAVO of de West- europese Unie). De Nederlandse rol daar- in 1s immers een bemiddelende, de 'eer- IIJke makelaar', die verschillende partijen biJ elkaar brengt. In het geval van West- europese samenwerking op veiligheids- gebied gaat het dan om het blj elkaar brengen van Frankr1jk, West-Duitsland en Groot-Brittannie. Of het daaruit voortvloel- ende beleid er dan nog aantrekkelijk u1t- Z1et is maar de vraag. Als het bijvoorbeeld aan Frankrijk had gelegen was het INF- akkoord er nooit gekomen. Het is dus niet voldoende om de nadruk op nationale be- langen te leggen. Liberaal Bestek is daar- naast nogal onduidelijk over het handha- ven van een nucleaire afschrikking: 'Het afscheid nemen van de nucleaire afschrik- king als hoofdbestanddeel van de Wester- se verdediging zou onder meer tot een an- dere politieke situatie leiden'. Bedoelen de schrijvers daarmee een politieke overheer- sing van de Sowjet Unie over Europa? Aan de andere kant wijzen de rapportschriJ- vers erop dat een wederz1jds evenwich- tige afschrikking voorlopig noodzakelijk blijft. En dat het Westen er niet aan ont- komt 'ziJn conventionele defensie-inspan- nmgen zowel kwantitatief als kwalitatief te vergroten'

4

In dat verband is het niet ver- wonderlijk dat de VVD terughoudend is over de waarde van het INF-akkoord: 'De toekomst zal uitsluitsel moeten geven over

2 Oiscussienota Liberaal Bestek ·go Een kansnJke toe- komst - verantwoorde vrl)heid. u1tg VVD (z p 1988) 35 3 Ibidem. 36

4 Ibidem. 36

Chr~sten Democrat1sche Verkenn,ngen 3188

(19)

de mate waarin West-Europa zal prolite- ren van het IN F-akkoord. 's

Schuivende Panelen

Het PvdA-rapport 'Schuivende Panelen' zet de sociaal-democratische traditie voort, in de zin dat het vasthoudt aan de conceptie van de gemeenschappelijke en gedeelde veilighe1d. Deze IS voor het eerst in een rapport van de Commissie-Palme omschreven in 1982. In dat rapport wordt gesteld dat de veiligheid van de een niet ten koste mag gaan van de veiligheid van de ander, en dat de veiligheid van allen de Verenigde Naties moet dienen. Door toe- nemende internationale samenwerkmg, onderhandelingen en groeiend weder- ZIJdS vertrouwen, moeten kernwapens ge- leldelijk verdw1jnen. De benadering van Schuivende Panelen sluit daarbij aan.

Schuivende Panelen bepleit een verster- klng van de internationale structuren, als m1ddel om bedreigingen van veiligheid en welvaart aan te pakken. 'Dit alles zou bete- kenen dat een aantal gevestigde belan- gen geweld zou moeten worden aange- daan'

6

De soc1aal-democraten willen het nat1onale belang niet helemaal uitschake- len, maar wei relateren aan de hogere doelstelling van gemeenschappelijke vei- l1ghe1d.

DaarbiJ accepteren de samenstellers van het rapport vooralsnog de nucleaire alschrikking 'Waarschijnlijk heett de nu- cleaire alschrikking . tot nu toe inder- daad gewerkt'.

7

Zij mer ken overigens wei op dat dat geen garantie inhoudt voor de toekomst. Vanuit de visie van de gemeen- schappelijke veiligheid stelt Schuivende Panelen dat er twee opties mogelijk zijn (1) een zeer vergaande terugdringing van de conventionele en nucleai re bewape- ning tot een minimumniveau; en (2) een kernwapenvrij Europa als een stap op weg naar het doel van een wereld zonder kernwapens. Maar voorlopig is er nog zo- veel te doen aan ontwapening, dat, val- gens het rapport, beide opties hand in hand gaan De Tweede Kamerlractie van

Chnsten Democratrsche Verkennrngen 3/88

de PvdA heett in november 1987 de nota 'VreC:le en veiligheid in Europa' gepubli- ceerd en kiest daarin voor de tweede op- tie.s Oat betekent zowel vermindering van de conventionele bewapening als het na- derblj brengen van een kernwapenvrij Europa via een aantal tussenstappen.

Vrede Wegen

Het christen-democratisch rapport 'Vrede Wegen' staat sympathiek ten opzichte van het idee van gemeenschappelijke veilig- held; het idee dat ook ten grondslag ligt aan Schuivende Panelen. Vrede Wegen zeit kiest niet voor een groots concept, maar noemt vijl criteria, die richting moe- ten geven aan het vredes- en veiligheids- beleid:

1 Vredesbeleid dient b1j te dragen aan een rechtvaardige internationale orde.

Het is sol1dair en n1et aileen gericht op de vergroting van de eigen veiligheid.

Het omvat daarom met name bescher- ming van de mensenrechten in eigen land en bevordenng van mensenrech- ten elders.

2 Vredesbeleid moet gericht zijn op de verbetering van de leitelijke situatie en moet dus du1delijk betrekking hebben op de huid1ge omstandigheden.

3 Vredesbeleid moet b1jdragen aan een versterking van de oorlogsvoorkoming.

4 Vredesbeleid moet de alhankelijkheid van kernwapens in de internationale verhoudingen verminderen en deze naar de achtergrond doen verschu1ven.

5 Vredesbele1d moet de bewapeningsuit- gaven op zijn mmst in toom houden9

5 VVD-woordvoerder Ploeg rn het Tweede Kamerdebat over het INF-akkoord. Handel1ngen Tweede Kamer (15- 17 december 1987) 1951

6 Schwvende Pane/en. ContlnUitelt en vermeuwmg m de soC/aal-democratle. urtg. PvdA (persexemplaar oktober 1987) hoofdstuk Het rnternatronale belerd. 12 7 lb1dem. 12

8 Vrede en ve1i1Qhe1d en Europa D1scuss:enota. urtg PvdA-Tweede Kamerfractre. Den Haag. november 1987

9 Vrede Wegen. Alternat1even voor het veillgheldsbe/eld beoordeeld. urtg WetenschappelrJk lnstrtuut voor het CDA (Den Haag 1986) 76

115

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Hier zijn een aantal „weerspreuken voor je, maar kloppen ze eigenlijk.. Zoek

[r]

Toen de jongen twee maanden na het begin van zijn behandeling in november 2005 niet meer kwam opdagen in het gezondheidscentrum van Saint- Pierre, haalde Constant heel

Om hen toch niet hele- maal teleur te stellen, mogen de meisjes per twee een dansje doen bij het lied Zingen over mooie dingen. Doen jullie nog andere

In 2011 zijn deze geluidsmetingen uitgevoerd aan de nieuwe gemalen Hillekade, Kralingse Plas, Hoekpolder en Ennemaborgh.. In dit rap- port worden de

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Want, de Pramenrace mag meer en meer een ‘gewoon’ gezellig feest voor en door Aalsmeerders zijn ge- worden, toch zijn er teams die louter en alleen meedoen om de snelste tijd