• No results found

Open vragen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Open vragen"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MEERKEUZEVRAGEN

1. (1 punt) Het binnenlands energiegebruik van Nederland was de afgelopen jaren ongeveer A. 330 miljoen TOE

B. 33 miljard [Nm3] aardgas C. 3300 [PJ]

D. blanco

2. (1 punt) Elektriciteit wordt in Nederland geproduceerd uit onder meer A. aardgas, uranium-235 en geothermie

B. aardgas, steenkool en huishoudelijk afval C. ruwe aardolie, steenkool en uranium-235 D. blanco

3. (1 punt) Als we steenkoolcentrales vervangen door aardgascentrales dan vermindert daarmee de CO2-intensiteit van de elektriciteitsvoorziening, uitgedrukt in ton CO2per [MWh].

A. deze uitspraak is juist B. deze uitspraak is niet juist

C. het is niet te bepalen of deze uitspraak (on)juist is D. blanco

4. (3 punten) Het wereldgebruik van aardolie is gemiddeld 84 miljoen vaten per dag (BP Statistical Review, 2009). Als, zoals recent gesteld door Owen c.s. (Energy Policy, 2010) de R/P-ratio van aardolie ± 29 [jaar] is, dan is een schatting van de wereldolievoorraad:

A. ± 700 miljard [vaten]

B. ± 800 miljard [vaten]

C. ± 900 miljard [vaten]

D. blanco

5. (2 punten) In berekeningen aan vloeistoffen en gassen wordt gebruik gemaakt van het Reynolds getal. Dit is een dimensieloos getal, dat gegeven wordt door Re = ρ · v · L

µ . Hierin is ρ de dichtheid in [kg/m3], v de snelheid in [m/s] en L een karakteristiek lengte in [m]. De dimensie van µ, de dynamische viscositeit is dus

A. [kg·m-1·s-1] B. [kg-1·m·s]

C. [kg·m·s-1] D. blanco

6. (2 punten) De volgende energie transformaties treden op in een Concentrated Solar Power centrale

A. Zonnestraling → elektriciteit; warmte Thoog→ warmte Tlaag B. Zonnestraling → warmte; warmte Thoog→ warmte Tlaag

C. Zonnestraling → warmte; warmte Tlaag→ warmte Thoog D. blanco

(2)

7. (5 punten) Het rendement van een Concentrated Solar Power centrale is zo’n 25%. De zonne-instraling in Zuid-Spanje is gemiddeld 2000 [GWh/km2/jaar]. Hoeveel [km2] CSP is dan nodig in Zuid-Spanje om de Nederlandse dagelijkse piek in stroomvraag van 6000 [MW] gedurende 8 uur (van 9-17:00u) te vervangen?

A. minstens 35 [km2] B. minstens 24 [km2] C. minstens 8 [km2] D. blanco

8. (4 punten) Het McArthur River deposit in het Athabasca Bassin, Canada bevat het rijkste uranium-erts ter wereld. De totale hoeveelheid uraniumerts is geschat op 221,000 ton U3O8- houdend erts, dat 24 [gew.%] van dit uraniumoxide bevat. E´en mol natuurlijk uranium bevat 0.72 [mol %]235U en 99.28 [mol %]238U. De hoeveelheid235U in het McArthur River deposit is dus naar schatting ongeveer

A. ongeveer 320 ton B. ongeveer 380 ton C. ongeveer 1210 ton D. blanco

9. (2 punten) Bij bovenmatige inspanning, of intensief sporten kunnen je spieren “verzuren”

- ze leveren arbeid zonder zuurstof op te nemen. Onder deze omstandigheden wordt veel suiker (C6H12O6, ∆Hv = −1271[kJ/mol]) omgezet in melkzuur (C3H6O3). Hieruit volgt voor de absolute waarde van de ∆Hv [kJ/mol] van melkzuur resp. suiker:

A. melkzuur > suiker B. 2 * melkzuur > suiker C. 2 * melkzuur < suiker D. blanco

10. (2 punten) De structuurformule van melkzuur is hierboven gegeven.

(a) Skelet (b) Bal

Figuur 1: Representatie van melkzuur (bron:Wikipedia)

De verbrandingsenthalpie of LHV van melkzuur (figuur ??) is te berekenen als we de bind- ingsenergie¨en [kJ/mol] kennen van

A. C-C, C=O, C-O, C-H, O-H B. C-C, C=O, C-O, C-H, O=O, O-H C. C=C, C=O, C-O, C-H, O=O, O-H D. blanco

(3)

11. (3 punten) Hoogovengas bestaat gemiddeld uit 50 vol.% CO en 50 vol.% H2. De LHV van CO is 10.1 [MJ/kg], die van H2121 [MJ/kg]. Daaruit volgt dat de LHV van hoogovengas [MJ/kg] gegeven wordt door

A. (0.5 × 10.1) + (0.5 × 121)

B. (0.5 × 2 × 10.1) + (0.5 × 28 × 121) C. 28

(2 + 28) × 10.1 + 2

(2 + 28) × 121 D. blanco

12. (1 punt) Het GWP van methaan is 25 (IPPC, 2007). Dat betekent dat als broeikasgas de uitstoot van

A. 1 kilo methaan overeenkomt met 25 kilo CO2 B. 1 mol methaan overeenkomt met 25 mol CO2

C. 25 moleculen methaan overeenkomen met 1 molecuul CO2

D. blanco

13. (1 punt) Met de uitstoot van CO2 door het verstoken van fossiele brandstoffen verandert de mens in hoofdzaak

A. de langzame koolstofcyclus B. de snelle koolstofcyclus C. geen van beide

D. blanco

14. (2 punten) Door waterkrachtcentrale A stroomt 1000 [m3/s] water. Het oppervlak van het stuwmeer ligt 50 [m] hoger dan de turbineuitstroom. Waterkrachtcentrale B verwerkt veel minder water, maar hier ligt het stuwmeer 500 [m] hoger dan de uitstroom van de turbines.

De capaciteit [MWe] van de twee centrales is gelijk. Dan is de waterstroom φv in [m3/s]

door centrale B bij benadering:

A. √

1000 · 10 B. 1000 · (1/10) C. 1000/√

10 D. blanco

(4)

Open vragen

15. (12 punten) Ontzilting van zeewater Nederland heeft geen traditie in het ontzilten van zeewater voor de productie van industrie- of drinkwater. In landen als Australi¨e en Mex- ico wordt echter hard aan deze technologie gewerkt. Bijvoorbeeld in Hermosillo, een stad in het Noorden van Mexico, is een project ontwikkeld voor het ontzouten van zeewater t.b.v. de drinkwatervoorziening voor deze 110 [km] landinwaarts gelegen stad. De ca- paciteit van de installatie wordt 2.5 [m3/s]. Aanleiding voor het project is de jarenlang aanhoudende droogte, waardoor zelfs stuwmeren in de bij de stad gelegen rivier compleet zijn opgedroogd.

Figuur 2: Systeemdiagram Hermosillo Ontziltingsinstallatie

Figuur 3: Correct Systeemdiagram Hermosillo Ontziltingsinstallatie

De ingezette technologie is ‘Saline water reverse osmosis’, oftwel omgekeerde osmose van zeewater. Daarbij wordt zeewater onder hoge druk door een membraan geperst dat een deel van het water doorlaat, maar het zout niet. Er ontstaan zo twee productstromen:

ontzout water en water met een verhoogde concentratie zout. Zeewater bevat 3,5 [gew.%]

keukenzout (NaCl). De membranen in de installatie houden 99.7 % van het zout tegen. Een optimaal ontwerp wordt verkregen met een schema zoals hierboven aangegeven, waarin de relatieve grootte van een aantal stromen is gegeven (op gewichtsbasis, dus bijv. [kg]):

100 [kg] zeewater naar het eerste membraan geeft 40 [kg] zoet productwater.

(a) Waarom is bovenstaand diagram geen correct systeemdiagram?

Solution: Omdat er geen systeemgrens is aangegeven. Ook ontbreken aanduidin- gen voor de systeemelementen en namen van de weergegeven stromen.

(5)

(b) Hoeveel zeewater verwerkt de installatie (bereken φmin [m3/s])?

Solution: Dit is een vraagstuk dat met de systeembenadering en gebruik van massabalansen kan worden opgelost. Als we in het diagram een systeemgrens aanbrengen zoals aangegeven in ??, dan geldt voor een stationair systeem (geen accumulatie) dat Σ(φm,IN) = Σ(φm,UIT). De uitgaande stromen zijn Drinkwater (?) en Effluent (40), de ingaande stroom is zeewater (100). Dus met de massabalans volgt dat drinkwater is 60 (eenheden) op 100 (eenheden) zeewater. De capaciteit van de installatie φm wordt 2.5 [m3/s], dus de hoeveelheid zeewater verwerkt is 100/60 ∗ 2.5 = 4.2[m3/s].

(c) Wat is het zoutgehalte in [mg/l] van het geproduceerde zoet water resp. van het efflu- ent?

Solution: Voor dit vraagstuk dient wederom een massabalans gebruikt te wor- den, nu over elk van de membranen. Uit de massabalans over de eerste mem- braanunit volgt dat de effluent output 60 (eenheden) is, waarin 99.7% van het zout. Die 60 eenheden gaan door de tweede membraanunit, die 40 eenheden effluent produceert met weer 99.7% van het in de input aanwezige zout. Nu kunnen we een zoutbalans opstellen (per 100 eenheden): IN = 3.5; Effluent Uit

= 0.997 ∗ 0.997 ∗ 3.5 = 3.479(eenheden). In het geproduceerde drinkwater zit dus 3.5 − 3.479 = 0.021eenheden. Er is gevraagd naar de concentratie in [mg/l]. 1 [l] staat gelijk aan 1 miljoen [mg]. Het zeewater bevat 3.5 [kg] zout per 100 [kg].

Het effluent bevat dus 3.479 [kg] zout in 40 [kg] effluent. De concentratie is dan 3.479 ∗ 100/40 = 8.7[gew.%] = 87000 [mg/l]. Het drinkwater bevat 0.021 [kg] in 60 [kg] drinkwater. De concentratie is dan 0.021 ∗ 100/60 = 0.035 [gew.%] = 350 [mg/l].

(d) Verklaar met een korte systeemanalyse waarom de ontziltingsinstallatie van Hermosillo aan de kust wordt gebouwd en niet bij de stad.

Solution: De afstand tussen kust en stad is 110 [km]. Bouw van de installatie bij de stad zou betekenend dat 100 eenheden zout water naar Hermosillo moeten worden getransporteerd, en 40 eenheden effluent terug moeten worden gebracht - immers, de brijn kan niet zomaar worden geloosd, ze moet netjes worden terugge- bracht, zonder schadelijke effecten, in het milieu, i.c. de zee. Bij bouw aan de kust hoeft slechts het geproduceerde drinkwater naar Hermosillo te worden getrans- porteerd.

(e) Met hoeveel procent kan de capaciteit van de installatie toenemen als de membranen parallel worden geschakeld i.p.v. in serie? Licht uw antwoord toe.

Solution: Bij de gegeven schakeling van membranen wordt uit 100 eenheden zee- water 60 eenheden drinkwater geproduceerd. Als we parallel schakelen, moeten we nagaan wat de zoutconcentratie in het drinkwater en het nieuwe debiet wordt.

De zoutconcentratie is geen probleem, omdat in het gegeven schema, met de eerste membraanunit verwijderd zout als het ware weer teruggebracht wordt in het drinkwa- ter via het tweede membraan geproduceerde drinkwater. De gegeven opzet fungeert eigenlijk als een

”brijnconcentrator”. Wat wordt de nieuwe capaciteit als we par-

(6)

allel schakelen? Het eerste membraan geeft uit 100 eenheden nog steeds 60 een- heden water. Als we aannemen dat het tweede membraan net zo blijft werken, dan kan ze 60 eenheden water verwerken tot 20 eenheden drinkwater, en wordt de capaciteit dus 80 i.p.v. 60 eenheden, een toename van 33.3 %. Als we aan- nemen dat, door de verminderde zoutvracht van het verwerkte water, het tweede membraan net zo veel water kan verwerken als het eerste, dan produceert dat membraan uit 100 eenheden 33 eenheden drinkwater, en 66 eenheden effluent.

Dan wordt de systeemcapaciteit dus 93 i.p.v. 60 eenheden, een toename van ruim 50%. Ten slotte, als we ook nog aannemen dat de tweede membraan unit met een- zelfde verhouding drinkwater en effluent kan produceren uit

”vers” zeewater, dan verdubbelt natuurlijk de capaciteit van de installatie. De laatste twee opties zijn in werkelijkheid niet waarschijnlijk, omdat het debiet door een membraan unit meestal vastligt door het gekozen ontwerp.

16. (15 punten) Klimaatsysteem De kennis over het klimaatsysteem en de onbalans daarin is door het IPCC samengevat in onderstaande figuur.

Figuur 4: Radiative Forcing (bron:IPCC, 2007)

(a) Leg uit waarom het broeikaseffect als zodanig onomstreden is. Betrek ten minste de Wet van Stefan-Boltzmann in uw beschouwing.

(7)

Solution: De Wet van Stefan-Boltzmann zegt dat de straling die een ideaal zwart lichaam uitzend evenredig is met T4. De aarde, als zwart lichaam, ontvangt zonne- straling, en zendt (infrarood) straling uit. Rekenen we de temperatuur uit waarbij e.e.a in balans is, dan komen we op een gemiddelde temperatuur van zo’n -18C . Het verschil met de werkelijk gemiddelde temperatuur, +15C wordt veroorzaakt door het broeikaseffect van de atmosfeer.

(b) Een Elfstedentocht vraagt om sterk ijs, en dus een langere periode strenge vorst. Leg uit waarom dat niet te verwachten is bij sneeuwval en/of bewolking.

Solution: Bij bewolking zal het (’s nachts) niet hard vriezen, omdat de infrarood- straling uitgezonden door de aarde voor een groot deel wordt teruggekaatst. Bij bewolking raakt Friesland dus niet voldoende energie kwijt om het hard te laten vriezen. Als er sneeuw op het ijs ligt, dan werkt dat weliswaar strenge vorst in de hand, maar de sneeuw fungeert ook als isolatie deken - boven het sneeuwdek kan het hard vriezen, er vindt nauwelijk energieonttrekking aan het ijs en water plaats, waardoor het ijs niet (meer) aangroeit.

(c) Leg uit hoe de informatie in figuur ?? samenhangt met de energiebalans van de aarde.

Solution: De energiebalans (die een stralingsbalans is) van de aarde kan worden uitgedrukt als

”vermogen gemiddelde straling in = vermogen gemiddelde straling uit”. Beide kunnen we uitdrukken in [W/m2]. De Radiative Forcing wordt eve- neens uitgedrukt in deze maat, en geeft aan in hoeverre een bepaald fenomeen de stralingsbalans be¨ınvloedt. Daarbij geldt de conventie dat een negatieve RF zorgt voor afkoeling (meer straling verlaat de aarde, het systeem), een positieve RF dat de aarde opwarmt (meer straling komt het systeem binnen, of hoeveelheid die het systeem verlaat daalt).

(d) De onbalans geeft aan dat er op aarde energie accumuleert.

i. Waar komt deze energie terecht?

Solution: Hoofdzakelijk in de oceanen; een kleiner deel in gletschers en ijskap- pen (afsmelting), en een nog kleiner deel in temperatuurverhoging aardbo- dem en atmosfeer.

ii. Welke effecten van klimaatverandering zijn gerelateerd aan deze energieopslag (noem de twee belangrijkste)

Solution: Zeespiegelstijging is de belangrijkste, enerzijds door uitzetting van het water in de oceanen door temperatuurverhoging, anderzijds door toevloed van smeltwater (bijv. 6 [m] stijging zeespiegel bij geheel smelten landijs Groen- land). Het andere effect is een intensivering van de hydrologische kringloop - er is meer energie beschikbaar voor verdamping van zeewater, wolkvorming en regen. Daarmee kunnen neerslagpatronen wereldwijd veranderen, en kan extreme regenval, droogtes en stormen meer gaan voorkomen. Een derde ef- fect is de verandering van zeeijs bedekking en de

”snowcover”, die weer een doorwerking hebben op de albedo van de aarde.

(8)

(e) Om een vergelijking te kunnen maken tussen broeikasgassen wordt het Global Warm- ing Potential gehanteerd

i. noem en verklaar kort drie aspecten die het GWP van een gas bepalen.

Solution: Het GWP is gedefinieerd als de broeikaswerking van een mol of molecuul gas dat wordt ge¨emitteerd naar de atmosfeer, in vergelijking met een mol resp. molecuul CO2. De drie aspecten die het GWP bepalen zijn (1) het absorptiespectrum - in welke mate en bij welke frequenties absorbeert het gas infraroodstraling. (2) het langdurig gemiddelde van de concentratie in de atmosfeer (3) de verblijftijd van het molecuul in de atmosfeer (die weer wordt bepaald door de stabiliteit en of het gas gemakkelijk wordt uitgewassen met regen).

ii. waterdamp heeft een sterke broeikasgaswerking. De GWP van water is echter gelijk aan 0. Verklaar.

Solution: Water in de atmosfeer absorbeert inderdaad een flinke hoeveelheid van de infraroodstraling uitgezonden door de aarde, en draagt daarmee flink bij aan het broeikaseffect. Echter, additioneel water in de atmosfeer zal geen zichtbare verandering teweeg brengen, niet alleen omdat de gemiddelde con- centratie al hoog is, maar ook omdat deze concentratie gestabiliseerd wordt (via de hydrologische kringloop).

(f) Het klimaat is in feite onze waarneming van een set emergente eigenschappen van een complex systeem. Dat systeem kan worden gestabiliseerd or gedestabiliseerd door dempende of elkaar versterkende koppelingen. Beschrijf kort ten minste 3 koppelin- gen in het klimaatsysteem; geef aan of ze (de)-stabiliserend werken en waarom.

Solution: Zie hiervoor het dictaat, hoofdstuk 7, paragraaf 3.

(9)

17. (33 punten) De RoCa-3 Centrale in Rotterdam Alexander is ´e´en van de grotere warmte- krachtcentrales van Nederland .

Hoogcalorisch aardgas (LHV = 50 [MJ/kg]) uit het middendrukdistributienet (40 bar) wordt in de verbrandingskamer van een gas turbine gemengd met lucht en verbrand. In de ver- brandingskamer wordt stoom ge¨ınjecteerd. De energie in de hete verbrandingsgassen wordt deels overgebracht door de turbine op de as van de machine, die een generator aandrijft.

De hete uitlaatgassen van de gas turbine worden vervolgens naar een afgassenketel geleid.

Daarin wordt midden-druk stoom gemaakt, het begin van een Rankine cyclus, waarmee via een enkele stoomturbine en generator nog meer elektriciteit kan worden gemaakt. De overblijvende restwarmte kan worden weggekoeld naar de lucht door verdamping van schoon industriewater in een koeltoren, of wordt (deels) geleverd aan het stadsverwarm- ingsnet van Rotterdam-Alexander - heet water wordt ge¨exporteerd, lauw water komt re- tour.

Een deel van het rookgas van de afgassenketel wordt door naverbranding in een tweede, speciale ketel verrijkt met CO2. Na koeling en compressie wordt dit CO2-rijke rookgas per pijpleiding aan glastuinders in Bergschenhoek en Berkel en Rodenrijs geleverd. Door het bijstoken met aardgas in deze tweede afgassenketel wordt het CO2gehalte van dit rookgas verhoogd van 3 naar 6 vol.%.

In de tabel zijn de operatiegegevens voor zomer- en winterbedrijf gegeven.

Zomer Winter

Gas Turbine (MWe) 120 120

Stoom Turbine (MWe) 100 80 Warmtelevering (MWth) 20 210

Energierendement η (%) 53 88 Koelwatertemperatuur (C ) 20 10

Texport(C ) 98 98

Tretour(C ) 55 55

(a) Tegen welk type luchtverontreiniging zijn in de RoCa-3 centrale maatregelen genomen?

Solution: In aardgas-gestookte installaties worden altijd maatregelen genomen tegen stikstofoxides, NOx. Dat is een verzurende emissie.

(b) Geef een correcte formulering van de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica Solution:

”De entropie of wanorde in het Universum neemt voortdurend toe” of

”Warmte kan niet volledig worden omgezet in arbeid.”

(c) Teken een systeemdiagram van de RoCa-3. Maak een zinvolle keuze t.a.v. weer te geven systeemelementen en massa- en energiestromen voor beantwoording van on- derstaande deelvragen

Solution: Zie figuur ??

(d) Inputs en outputs van de centrale

(10)

i. Stel een energiebalans op voor de centrale

ii. Bereken een schatting van de hoeveelheid weggekoelde restwarmte, in de winter resp. in de zomer.

iii. Bereken m.b.v. uw energiebalans een schatting van het jaarlijks aardgasverbruik van de centrale en bereken een schatting van de jaarlijkse CO2uitstoot.

iv. Hoeveel water circuleert er in de winter door het stadsverwarmingsnet?

Solution: Bij een juiste keuze van de systeemgrens (vorige deelvraag, figuur ??

kunnen we de energiebalans opstellen. Voor de stromen die over de systeemgrens heen gaan geldt (aanname: geen accumulatie in het systeem:)

Σ(φIN) = Σ(φUIT)

Ingaande energiestromen: aardgas

Uitgaande energiestromen: elektriciteit, warmte Qstadsverwarming, restwarmte naar koeling Qrest, warmte Qrookgasin rookgas. Warmteverliezen installatie (aanname:

verwaarloosbaar ivm goede isolatie)

Voor de gevraagde schatting van de weggekoelde restwarmte kunnen we de gegevens in de tabel gebruiken en aanvullen (zie hierboven). Immers, de input ([MW] aan aardgas is niet gegeven:

Zomer Winter

Gas Turbine (MWe) 120 120

Stoom Turbine (MWe) 100 80

Warmtelevering (MWth) 20 210

Σnuttige outputs (MW) 240 410

Energierendement η (%) 53 88

input = Σ(nuttige outputs/η (MW) 452 465 weggekoeld = Σ(nuttige outputs − input (MW) 212 55

De werkelijke hoeveelheden zullen lager liggen, omdat ook warmte het systeem verlaat met het rookgas, en door verliezen. Daarover is echter niets gegeven.

In de tabel staat al het resultaat voor de input. Die is gemiddeld over het jaar 460 [MW]. De hoeveelheid aardgas is dus 460/50 = 9.2 [kg/s]. De hoeveelheid CO2 is Molgewicht CO2gedeeld door Molgewicht aardgas (CH4) maal de hoeveelheid aardgas: 44/16 = 2.75 ∗ 9.2 = 25.3 [kg/s]. De hoeveelheid per jaar wordt verkre- gen door te vermenigvuldigen met 365 ∗ 24 ∗ 3600. Dan zien we dat de hoeveel- heid aardgas ruim 290.000 [ton/jaar] bedraagt, en de CO2-uitstoot bijna 800.000 [ton/jaar].

(e) Het rendement van de centrale

i. bereken het elektrisch rendement van de centrale in zomer- respectievelijk win- terbedrijf

ii. Leg uit dat het onvermijdelijk is dat dit elektrisch rendement van de centrale daalt naarmate ze meer warmte aan de stadsverwarming levert.

Solution: Het elektrische rendement is de nuttige output elektriciteit per hoeveel- heid input. Dat is dus resp. 100∗220/452 = 48.7 % (zomer) en 100∗200/465 = 43%

in de winter.

Het verschil tussen zomer en winterbedrijf is de output van de stoomturbine. In de zomer is de temperatuur van de

”cold sink” voor deze Rankine-cyclus 20C , terwijl ze in de winter de-facto de leveringstemperatuur voor de stadsverwarming

(11)

is (niet gegeven, maar in de praktijk 100-120C ). Daarmee neemt het theoretisch maximale rendement af (Carnot), en dus ook het praktisch behaalde rendement. ( Het effect op de totale installatie is beperkt, omdat de operatie van de gasturbine hetzelfde blijft).

(f) E.On zegt op haar website dat jaarlijks 130.000 ton CO2 aan tuinders wordt geleverd.

Hoeveel ton aardgas wordt dan bijgestookt in de tweede naverbrandingsketel?

Solution: Er is gegeven dat door het bijstoken het rookgasvolume stijgt van 3 naar 6 vol.%. Uit een vereenvoudigde massabalans (verwaarlozing van de verminderde zuurstofconcentratie, en verandering hoeveelheid waterdamp) is dan op te maken dat de helft van de genoemde 130.000 ton uit de bijstook komt, dus 65.000 ton.

Hiervoer is (16/44) ∗ 65.000 = 23.600 ton aardgas nodig. Dat is iets minder dan 10 % van de hoeveelheid nodig voor de elektriciteits- en warmte productie (zie boven).

18. (10 punten (bonus)) Energievoorziening 21steeeuw. Hoewel er op dit moment drie grote met fossiel brandstoffen gestookte centrales in Nederland worden gebouwd, zetten Neder- land en Europa sterk in op verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening - in 2050 moet 50% CO2-vrij worden geproduceerd, in 2080 zelfs 80%. Geef kort uw beargumenteerde visie op de mogelijkheden daartoe, en de noodzakelijke aanpassingen van de elektriciteits- infrastructuur. Licht ten slotte kort toe of u de aanstaande doorbraak van elektrisch vervoer - auto’s die kunnen worden opgeladen uit het stopcontact - ziet als een kans of juist bedreig- ing voor de verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening.

De bonusvraag geeft u gelegenheid uw kennis van het vak te etaleren. Er zijn vele antwoorden mogelijk. Het antwoord wordt beoordeeld op selectie en gebruik van feiten, rijkheid en juistheid daarvan, opzet en kwaliteit van de argumentatie; en natuurlijk of antwoord wordt gegeven op de gestelde vraag. Vanzelfsprekend wordt u niet afgerekend op wat u vindt, zolang uw analyse en argumentatie maar klopt!

(12)

Figuur 5: Systeemdiagram RoCa3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aan dit examen wordt deelgenomen door kandidaten opgeleid volgens het gewone examen- programma (het z.g. Rijksleerplan) en door kandidaten opgeleid volgens het experimentele

In de eerste plaats wordt door deze proefpredikatie afgebeeld dc bediening welke Van der Groe eenmaal zou hebben, namelijk tle mens af te dr{jven van alle valse

1 Korinthiërs 15:51-52: “Zie, ik vertel u een geheimenis: Wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, 52 in een ondeelbaar ogenblik, in een

Deze scriptie is geschreven ter afronding van de opleiding tot hoger veiligheidskundige (HVK- opleiding) en richt zich op de alertheid en veiligheid van de OvD direct na het

1 : 13 is. Elke benzine auto gebruikt dan per jaar 1300 liter; het totale verbruik van 4 miljoen autos is 5.2 miljard liter. In de opgave zijn percentages gegeven, maar niet wat

CO 2 ”is niet het enige ‘long lived green- house gas’ dat een rol speelt bij het broeikaseffect: [de concentratie van] CH 4 is maar liefst 140% boven het pre-industri¨ele niveau;

De GWP-100 van water is gelijk aan nul omdat door allerlei mechanismen in de atmosfeer de waterdampconcentratie constant is; of de mens meer of minder water in de atmosfeer brengt

Belangrijk is dat gedurende deze nachtelijke meting er GEEN zuur- stof wordt gebruikt tenzij uitdruk- kelijk op verzoek van de behan- delende arts. Het gebruik van zuurstof