• No results found

Open vragen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Open vragen"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MEERKEUZEVRAGEN

1. (1 punt) Het Wereldgebruik aan aardolie is de afgelopen jaren ongeveer A. 86 miljoen TOE

B. 86 miljoen vaten per dag C. 86 miljard vaten per jaar D. blanco

De nog beschikbare wereldvoorraad aardgas was zowel op 1 januari 2009 als op 1 januari 2010 gelijk aan 187 triljoen [Nm3]. Echter, de R/P -ratio is in het jaar 2009 gedaald – van 63 op 1 januari 2009 naar 53 op 1 januari 2010 (bron: BP Statistical Review 2011).

2. (3 punten) Dit is te verklaren als in het jaar 2009:

A. zowel de voorraadschatting aardgas als de hoeveelheid geproduceerd aardgas per jaar zijn verlaagd

B. zowel de voorraadschatting aardgas als de hoeveelheid geproduceerd aardgas per jaar zijn verhoogd

C. de voorraadschatting aardgas is verhoogd, terwijl de hoeveelheid geproduceerd aardgas per jaar is verlaagd

D. blanco

3. (2 punten) Een R/P -ratio voor aardgas op 1 januari 2010 van 53 betekent

A. dat de op 1 januari 2010 verwachte jaarproductie voor 2010 ongeveer 3.5 triljoen [Nm3] was

B. dat de werkelijke jaarproductie in 2009 ongeveer 3.5 triljoen [Nm3] was C. zowel a) als b) zijn onjuist

D. blanco

4. (1 punt) In Nederland wordt voor elektriciteitsopwekking NIET als brandstof gebruikt:

A. biomassa en ruwe aardolie B. biomassa en huishoudelijke afval C. bruinkool en ruwe aardolie D. blanco

5. (2 punten) Een complete decompositie van de infrastructuur voor elektriciteit heeft als sys- teemelementen

A. thermische centrales, warmte-kracht centrales en windparken B. (warmte-kracht)centrales, hoogspanningsnet en schakelstations

C. elektriciteitsproductie-eenheden, transportnet, schakelstations, distributienet- ten

D. blanco

(2)

6. (2 punten) Wereldwijd worden drie typen waterkrachtcentrales toegepast – “hydroelectric dam”, “pumped-storage” en “run-of-river”. De volgende uitspraak is JUIST ten aanzien van technische realisatie van een waterkrachtcentrale in Nederland:

A. Elk van deze typen kan niet technisch gerealiseerd worden in Nederland B. Voor een zuiver “run-of-river” systeem zijn de condities in Nederland gunstig C. Onder meer door de aanleg van een 12 m hoge dijk rond het IJsselmeer zou een

“pumped-storage” systeem in Nederland technisch te realiseren zijn D. blanco

7. (2 punten) In berekeningen voor warmteoverdracht wordt gebruik gemaakt van het Prandtl getal. Dit is een dimensieloos getal, dat gegeven wordt door P r = Cp· µ

κ . Hierin is Cpde warmtecapaciteit in [kg·KJ ], en µ de dynamische viscositeit in [Pa·s]. 1 [Pa] = 1 [m·skg2].

De dimensie van κ is dus A. [mW2]

B. [m·KW ] C. [m·sW ] D. blanco

8. (2 punten) In een mengsel van 50 gew.% water (H2O) en 50% alcohol (H3C–CH2OH) A. is het mol% alcohol kleiner dan het mol% water

B. is het mol% alcohol gelijk aan het mol% water C. is het mol% alcohol groter dan het mol% water

9. (3 punten) De LHV van methaan, CH4 , is 50 [MJ/kg], die van methanol, CH3OH, is 20 [MJ/kg]. We bepalen de CO2 uitstoot [kg] bij verbranding per [MJ] vrijkomende warmte.

Voor de CO2-uitstoot ([kg/MJ brandstof] voor methanol t.o.v. methaan geldt:

A. deze is 2,5 maal zo groot B. deze is 1,25 maal zo groot C. deze is 0,8 maal zo groot D. blanco

10. (3 punten) Grafiet en diamant zijn beide een vorm van zuiver koolstof C. Gegeven de volgende reacties:

C(grafiet) + O2→ CO2; ∆Hreactie= −394[kJ]

C(diamant) + O2→ CO2; ∆Hreactie= −396[kJ]

Dan is de enthalpieverandering ∆Hreactievan de conversie van grafiet naar diamant A. 0 [kJ]

B. −2 [kJ]

C. 2 [kJ]

D. blanco

(3)

11. (2 punten) de verbranding van grafiet en de conversie van grafiet naar diamant zijn res- pectievelijk:

A. exotherm en exotherm B. exotherm en endotherm C. endotherm en exotherm D. blanco

12. (3 punten) Het gewichtspercentage koolstof, waterstof en zuurstof in alcohol, ethanol CH3CH2OH is:

A. 60 gew.% koolstof, 11 gew.%, waterstof en 29 gew.% zuurstof B. 56 gew.% koolstof, 12 gew.%, waterstof en 32 gew.% zuurstof C. 52 gew.% koolstof, 13 gew.%, waterstof en 35 gew.% zuurstof 13. (1 punt) De volgende uitspraak over de vormingsenthalpie ∆H0is juist:

A. de ∆H0 van zowel CO2als H2O is gelijk aan 0 B. de ∆H0van elk zuiver element is gelijk aan 0 C. de ∆H0 van all´e´en edelgassen is gelijk aan 0 D. blanco

14. (3 punten) In deze vraag zit een fout. Geannuleerd. Elke student krijgt standaard voor deze vraag 5 punten, i.v.m. compensatie tijdverlies. Stel dat de vormingsenthalpie ∆H0

(in [kJ/mol]), van stof A = 10, stof B = 20 en stof C = −30. Dan geldt voor de reactie A + B → Cdat de reactieenthalpie ∆Hr(in [kJ/mol]) gelijk is aan

A. 10 B. 0 C. −10 D. blanco

15. (2 punten) De volgende grootheden zijn toestandsgrootheden:

A. warmte, enthalpie en druk B. enthalpie, temperatuur en arbeid C. druk, temperatuur en enthalpie D. blanco

16. (2 punten) De volgende energietransformatie treedt NIET op in een steenkoolcentrale A. Potenti¨ele energie chemische bindingen→ warmte

B. Arbeid → kinetische energie C. Warmte Tlaag→ warmte Thoog D. blanco

17. (2 punten) de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica luidt

A. Warmte kan niet voor 100% geconverteerd worden in kracht B. De energie van het universum is constant

C. Energie kan noch worden gecre¨eerd, noch worden vernietigd

(4)

Figuur 1: Representatie van Linolzuur (bron:Wikipedia)

D. blanco

18. (3 punten) Een bekend meervoudigd onverzadigd vetzuur is linolzuur.

E´en molecuul linolzuur bevat 18 koolstofatomen (zie ook figuur 1). De structuurformule van linolzuur is CH3(CH2)4CH=CHCH2CH=CH(CH2)7COOH. E´en kilogram linolzuur be- vat

A. ongeveer 2,5 mol linolzuur B. ongeveer 3,5 mol linolzuur C. ongeveer 4,5 mol linolzuur D. blanco

19. (3 punten) Linolzuur zit ook in afgewerkt frituurvet dat tegenwoordig wordt verbrand met energieterugwinning. Met behulp van de gegevens in vraag 18 is de verbrandingsre- actie voor linolzuur uit te schrijven. Bij volledige verbranding van linolzuur is voor 1 mol linolzuur nodig

A. 18 mol zuurstof (O2) B. 25 mol zuurstof (O2) C. 26 mol zuurstof (O2) D. blanco

20. (3 punten) Ruw biogas bestaat gemiddeld uit 50 vol.% CH4en 50 vol.% CO2. De LHV van CH4is 55 [MJ/kg]. Daaruit volgt dat de LHV van ruw biogas [MJ/kg] gegeven wordt door

A. 44

(16 + 44) × 55

B. 50

(50 + 50) × 55

C. 16

(16 + 44) × 55 D. blanco

(5)

Open vragen

21. (15 punten) Biobrandstof

Regels uit Brussel schrijven voor dat benzine vanaf 2005 voor 2% uit biobrandstof moet be- staan, vanaf 2010 is dat 6%. In benzine kan bio-ethanol worden bijgemengd. Alle moderne benzine-auto’s zijn geschikt om op benzine/ethanol mengsels van genoemde samenstel- lingen te rijden. Het omzettingsrendement van de motor blijft daarbij gelijk. In Nederland rijden +/- 4 miljoen benzine-auto’s die gemiddeld 17.000 [km/jaar] rijden.

In Nederland zijn de laatste jaren een aantal bio-ethanolfabrieken gebouwd om aan de verwachte vraag te kunnen voldoen. Zoals bekend kunnen in water opgeloste suikers en zetmeel met behulp van micro-organismen gefermenteerd worden tot alcoholhoudende dranken zoals wijn en bier. De micro-organismen die de fermentatie uitvoeren sterven echter af als het alcohol-percentage groter dan 15% wordt. Een bio-ethanol fabriek bevat daarom altijd een grote zuiveringsinstallatie om uit het ruwe fermentatie product met 15%

alcohol (bio-ethanol) zo goed als zuivere bio-ethanol te maken. Druivesuiker en zetmeel, beide met de verhoudings formule C6H12O6, reageren tijdens de fermentatie tot slechts (bio)-ethanol, H3C–CH2OH, en CO2. In Nederland wordt veelal melasse als grondstof voor bio-ethanol gebruikt. Melasse bestaat voor 50% uit druivesuiker/zetmeel, voor 50%

uit water.

(a) Onderbouw en bereken een ‘eerste-orde’ schatting van de hoeveelheid bio-ethanol die voor de Nederlandse benzinemarkt moet worden geproduceerd vanaf 2010 volgens de Brusselse regels.

Antwoord:

We nemen aan dat het gemiddeld verbruik van een personenauto in Nederland:

1 : 13is. Elke benzine auto gebruikt dan per jaar 1300 liter; het totale verbruik van 4 miljoen autos is 5.2 miljard liter. In de opgave zijn percentages gegeven, maar niet wat voor percentages. Omdat het over vloeistoffen gaat nemen we aan dat er volume-procent wordt bedoeld. 2 vol.% van 5.2 miljard liter is 104 miljoen liter ethanol. 6 vol.% is 3x zoveel, dus 314 miljoen liter. Omdat het om een schatting gaat is er ± 100 resp. ± 300 miljoen liter bio-ethanol nodig vanaf 2005 resp. 2010.

In formulevorm: Φbio−ethanol = 0.06% × 17.000[km/(jaar*auto)] × 1/13[L/km] × 4 × 106[auto] = 314 × 106 [liter]

(b) Schrijf de (kloppende) reactievergelijking uit voor de fermentatie van druivesui- ker/zetmeel.

Antwoord:

C6H12O6 → 2C2H6O + 2CO2

(c) Teken een systeemdiagram voor een bio-ethanolfabriek die 100.000 ton industri¨ele bio- ethanol per jaar produceert uit melasse bruikbaar voor beantwoording van de vol- gende twee deelvragen

Antwoord:

Deelvragen d) en e) zijn vraagstukken waar het gaat om het gebruik en opstellen van een massabalans over een stationair systeem. Uit de beschreven omschrijving en deelvragen d) en e) is te halen dat het gaat om enerzijds het berekenen van de

(6)

Figuur 2: Antwoord deelvraag 21 c) – systeemdiagram bioethanolfabriek

dagelijkse hoeveelheid melasse nodig voor een fabriek die 100 [kta] bio-ethanol produceert, anderzijds hoeveel water daar voor nodig is in de fermentatie, respec- tievelijk wordt verwijderd in de zuivering. Weergegeven is daarom een diagram (c) voor de fabriek, die zoals uit de gegeven omschrijving blijkt, uit twee sub- systemen bestaat, fermentatie en zuivering. Alle informatie uit de omschrijving is hiermee geordend en overzichtelijk opgenomen. Het is niet gegeven om welk type percentage. Er is daarom aangenomen dat het gewichtspercentages betreft.

(d) Stel dat de melasse per binnenvaart tankers met een laadvermogen van 1500 ton wordt aangevoerd. Bereken en onderbouw uw schatting hoeveel tankers er dan jaarlijks no- dig zijn.

Antwoord:

Onder gebruikmaking van het systeemdiagram gegeven bij deelvraag c) en de re- actievergelijking in b) zien we dat uit 1 mol suikers/zetmeel C6H12O6 in melasse 2 molen ethanol en 2 molen CO2ontstaan. Dit rekenen we om naar massa. Vervol- gens moeten we nog verrekenen dat melasse voor 50 gew.% uit suikers/zetmeel bestaat, en omrekenen naar het gevraagde aantal tankers:

• het gemiddeld molgewicht van suikers/zetmeel in melasse C6H12O6 is 6 × 12 + 12 × 1 + 6 × 16 = 180[g/mol].

• get molgewicht van de ontstane alcohol is 2 × (2 × 12 + 6 × 1 + 1 × 16) = 92 [g/mol].

• We nemen aan dat de gegeven percentages gewichtspercentages zijn. Voorts nemen we aan dat alle suikers en zetmeel in melasse worden omgezet in ethanol.

• Voor 100.000 ton ethanol is dan nodig in de ethanolfabriek 2×100.000×180 92 = 391.000[ton] melasse. De factor 2 staat in deze formule omdat melasse voor de helft bestaat uit water, de helft uit suikers/zetmeel.

• Dat vertaalt zich in 391.000/1500 = 260, 7 dus 261 tankers `a 1500 [ton/tanker].

(7)

(e) Bereken en onderbouw uw schatting (i) hoeveel water jaarlijks aan de fermentatie wordt toegevoegd; en (ii) hoeveel water in de zuivering weer wordt verwijderd.

Antwoord:

Aan het subelement

”fermentatie” in het systeem diagram zien we (afgeleid uit de omschrijving) dat het gewichtspercentage van ethanol in de ruwe alcohol 15 % is.

De hoeveelheid alcohol is 100.000 ton, dus er zit 100.000×85

15 = 566.700[ton] water in deze hoeveelheid ruwe alcohol. Dit is dus ook de hoeveelheid die verwijderd moet worden in de zuivering om 100% alcohol te verkrijgen.

In vraag d) hebben we uitgerekend dat de hoeveelheid toegevoerde melasse 391.000 ton is; daarin zit 391.000/2 = 195.500 [ton] water. Er moet dus 566.700 − 195.500 = 371.200[ton] water toegevoerd worden aan de fabriek om de ruwe al- cohol met 15 % alcohol te kunnen produceren.

22. (30 punten) Concentrating Solar Power

Wereldwijd is Spanje koploper in de ontwikkeling van van Concentrating Solar Power (CSP) installaties. Hieronder staat een principeschema van de huidige generatie CSP – elektriciteitscentrales die draaien op zonlicht. In een CSP wordt zonlicht geconcentreerd en omgezet in warmte, die in een Rankine-cyclus wordt omgezet in elektriciteit. Opslag van warmte maakt het mogelijk stroom te produceren tot enkele uren na zonsondergang.

Het “Powerblock” in het bovenste schema is een eenvoudige Rankine cyclus, zoals die ook gebruikt wordt in een steenkoolcentrale.

Op dit moment is een installatie in aanbouw die 50 MW elektrisch vermogen aan het net zal gaan leveren overdag ´en tot vier uur na zonsondergang. De zonne-instraling ter plaatse is zo’n 2000 [kWh/(m2*jaar)]. Het overall rendement van de installatie (instraling zonne- energie per [m2]→ elektriciteit) wordt 20%. Het gebruikte collectorsysteem zal 80% van de zonnestraling invangen voor gebruik in de installatie. De werktemperatuur van het warmtemedium wordt 600C .

De warmteopslag (“Thermal Storage”) maakt gebruik van gesmolten zout met een warm- tecapaciteit Cpvan 1560 [J/(kg*K)]. Om te zorgen dat het zout gesmolten (vloeibaar) blijft, is in de opslag/afgifte cyclus de laagste temperatuur 160C , de hooogste temperatuur 540

C .

(a) Concentrating Solar Power (CSP)

i. In een CSP kunnen verschillende typen collectorsystemen (in het diagram “Solar Field” genoemd) worden gebruikt. Noem er ten minste twee en beschrijf ze kort.

Antwoord:

In het dictaat §8.6.3 blz. 86:

”Er zijn vier typen concentrators die gebruikt worden voor CSP:

• Parabolic Dish

• Parabolic Trough

• Solar Tower

• Linear Freshnel Mirror

Van deze zijn de laatste drie geschikt voor een

”Solar Field” – niet de Parabolic Dish, immers deze concentreert van ´e´en grote spiegel naar ´e´en centrale unit.

(8)

Figuur 3: Concentrated Solar Power (bron:IEA)

De andere typen kunnen gebruikt worden om (in serie of parallel) ´e´en me- dium te verwarmen, zodat deze als warmtebron voor een thermische centrale kan fungeren. Voor de omschrijving zie het dictaat.

ii. Geef een correcte formulering van de Eerste Hoofdwet van de Thermodynamica Antwoord:

De totale hoeveelheid energie in Het Universum is constant.

iii. Beschrijf de Rankine Cyclus kort en licht kort toe Antwoord:

(1) Water wordt met een pomp op (hoge)druk gebracht

(2) Met behulp van een warmtebron wordt water verdampt tot stoom (3) Hoge druk-stoom drijft stoomturbine aan, die een generator aandrijft (4) Ge¨expandeerde stoom wordt door te koelen gecondenseerd

(5) Begin weer bij (1)

(9)

(b) Maak een systeemdiagram voor de beschreven Spaanse CSP-installatie. Lees eerst de onderstaande deelvragen om een zinvolle keuze te kunnen maken t.a.v. weer te geven systeemelementen en massa- en energiestromen voor beantwoording van on- derstaande deelvragen

Figuur 4: Antwoord deelvraag 22 b) – systeemdiagram Concentrated Solar Power (c) Inputs en outputs van de centrale

i. Stel een energiebalans op voor de centrale t.b.v. beantwoording onderstaande deelvragen

Antwoord:

zonnestralingin→ elektriciteituit+ restwarmteuit(niet altijd gelijktijdig in ver- band met de warmteopslag).

ii. Bereken onder gebruikmaking van de gegeven informatie en de voorgaande deelantwoorden een schatting van het benodigde oppervlak voor het collector- systeem (“Solar Field”) van de centrale.

Antwoord:

• Er is gegeven dat het elektrisch vermogen van de installatie 50 [MW]

zal bedragen, en het overall rendement (zonnestraling → elektriciteit is gelijk aan 20%.

• Voorts is gegeven dat de zonneinstraling ter plaatse 2000 [kWh/(m2*jaar)]

is, en dat door de warmteopslag de installatie een aantal uren na zons- ondergang stroom kan produceren.

• alle stroom zal uiteindelijk afkomstig zijn van zonnestraling (dit volgt uit de 1eHoofdwet cq. energiebalans

• Om nu een eerste schatting van het aantal vierkant meters spiegels te kunnen maken is het het eenvoudigst om de gegeven zonneinstraling per jaar om te rekenen naar (gemiddelde) zonneinstraling per dag. Daar- naast moeten we een schatting berekenen van de hoeveelheid elektrici- teit die de installatie per dag produceert.

(10)

• De hoeveelheid zonnestraling is gemiddeld 2000/365 = 5, 5 [kWh/(m2*dag)]

• Spanje ligt vrij zuidelijk, dus we nemen aan gemiddeld 8 uur zon per dag, en de warmteopslag geeft ons 2 uur extra produktietijd.

• Er wordt dus 10 uur lang een vermogen van 50 [MW] elektriciteit gepro- duceerd, ofwel 500 [MWh/dag] = 500.000 [kWh/dag]

• Het overall rendement van de installatie η = 20%

• Het benodigde oppervlak is dus 500.000[kWh/dag]

5, 5[kWh/(m2*dag)]× 1

0, 2 = 450.000[m2] collector, dat is 0.45[km2] iii. Bereken een schatting van de hoeveelheid weggekoelde restwarmte

Antwoord:

Aan figuur b zien we dat de weggekoelde restwarmte gelijk is aan de inge- vangen zonnestraling minus de geproduceerde elektriciteit. Per dag is de hoe- veelheid geproduceerde elektrictiteit 500 [MWh/dag]. Dat wordt gemaakt uit 2500 [MWh/dag] zonnestraling, waarvan 80% wordt ingevangen, 2000 [MWh/dag]. Er wordt dus weggegkoeld thermische centrale in – nuttig uit

= 2000 - 500 = 1500 [MWh/dag].

Opmerking: een antwoord in [MW] is minder goed, omdat gevraagd wordt naar een hoeveelheid, niet naar een vermogen.

(d) Het rendement van de centrale

i. Leg uit waarom het rendement (zon → elektriciteit) van de CSP slechts 20% be- draagt.

Antwoord:

Dat heeft te maken met de maximale temperatuur van het medium in de ther- mische centrale. Deze is begrensd op 600 C . Dit leidt tot een relatief lage Carnotfactor - die het maximale rendement bepaald. Omdat een thermische centrale nooit ideaal werkt, is het werkelijke rendement nog een flink stuk lager dan het maximale Carnotrendement (in dit geval slechts 25 % of ´ıets minder dan de helft van het Carnotrendement).

ii. Met hoeveel procentpunten verschilt het rendement van het “Power Block”

(warmte → elektriciteit) tussen dag- en avondbedrijf?

Antwoord:

Dit kunnen we berekenen met de Carnotfactor. In dagbedrijf is Thoog gelijk aan 600C , in avondbedrijf 540C . Als we aannemen dat de omgevingstem- peratuur (temperatuur koude reservoir) constant is op 20C , dan is Carnot respectievelijk:

Dag: 1 − 273 + 20

273 + 600 = 0, 66 Avond: 1 − 273 + 20

273 + 540 = 0, 64

Als de verliezen vergelijkbaar zijn, dan geeft Carnot aan dat in avondbedrijf het rendement ongeveer 1 procentpunt lager zal zijn (Carnot rendemnt 66 resp. 64 %, werkelijk rendement 25 resp. 24 %.

(11)

(e) Het warmteopslag subsysteem

i. Bereken een schatting voor de hoeveelheid warmte die per dag moet worden opge- slagen

Antwoord:

Hierboven gingen we uit van 2 uur produktie na zonsondergang, oftewel 100[MWh/dag]. Het rendement van de thermische centrale is 24% bij avond- bedrijf, dus er moet 100/0, 24 = 417 [MWh/dag] worden opgeslagen. Dat is 417[MWh] ∗ 3, 6[GJ/MWh] = 1500 [GJ]

ii. Hoe veel zout is daarvoor nodig?

Antwoord:

Voor de verwarming van een stof (zonder faseverandering) geldt Q = Cp × m × ∆T.

Anders geschreven m = Q Cp× ∆T Invullen geeft m = 1500 × 109[J]

1560 × (540 − 160) m = 2530[ton] zout.

23. (10 punten (bonus)) Energievoorziening 21steeeuw.

Van de bonusvraag wordt g´e´en uitwerking gegeven

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mogelijke gezondheidsaandoeningen: Acute - plaatselijke effecten Waarde: 1900 mg/m3. Eindgebruik: Werknemers

15.1 Specifieke veiligheids-, gezondheids- en milieureglementen en -wetgeving voor de stof of het mengsel Seveso III: Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de

Men acht deze substantie niet zeer persistent noch zeer bioaccumulerend (vPvB).. citroenzuur : Men acht deze substantie niet persistent, bioaccumulerend noch

Verdampingssnelheid : Geen gegevens beschikbaar Ontvlambaarheid (vast, gas) : Geen gegevens beschikbaar Verbrandingssnelheid : Geen gegevens beschikbaar Onderste

- Niet op andere wijze gespecificeerd; NO(A)EC - Geen waarneembaar (negatief) effect op concentratie; NO(A)EL - Geen waarneembaar (negatief) effect op Level;

- Niet op andere wijze gespecificeerd; NO(A)EC - Geen waarneembaar (negatief) effect op concentratie; NO(A)EL - Geen waarneembaar (negatief) effect op Level;

15.1 Specifieke veiligheids-, gezondheids- en milieureglementen en -wetgeving voor de stof of het mengsel Seveso III: Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de

* Verlaging van de dosering is toegestaan, maar van het maximaal aantal toepassingen en de andere toepassingsvoorwaarden mag niet worden afgeweken.. Werkzaamheid is vastgesteld voor