• No results found

Code Banken, onder een Vergrootglas!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Code Banken, onder een Vergrootglas!"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Code Banken,

onder een Vergrootglas!

(2)

Masterthesis:

Cod CodCod

Code Bankene Bankene Bankene Banken,,,, onderonderonderonder een Vergrootglas!een Vergrootglas!een Vergrootglas!een Vergrootglas!

Master Accountancy Faculteit Economie & Bedrijfskunde

Rijksuniversiteit Groningen

Heeg, 15 april 2013

Naam: D.J. (Douwe) Vermaning

Studentennummer: 1938339

Masterthesis Accountancy tot stand gekomen in samenwerking met: Rijksuniversiteit Groningen

Onder begeleiding van:

Prof. dr. J.A. (Jaap) van Manen RA

Strategic Management Center

Onder begeleiding van:

Drs. J. (Jorrit) de Waard

(3)

S

S

S

S

A

A

A

AMENVATTING

MENVATTING

MENVATTING

MENVATTING

Dit onderzoek is geschreven ter afronding van mijn master Accountancy opleiding en richt zich hierbij op de naleving van de Code Banken. De Code Banken betreft een gedragsmaatregel en heeft als doel het herstel van het vertrouwen van de consument in de bancaire sector terug te winnen. Dit tracht de sector te bereiken door verantwoording af te leggen over onderwerpen zoals Raad van Bestuur, Raad van Commissarissen, Risicomanagement, Audit en Beloning.

Dit onderzoek verschaft theoretisch en empirisch inzicht naar de relatie tussen de omvang van de onderneming, de bestuurdersbeloning, de mate van staatssteun en de naleving van de Code Banken over boekjaar 2011. Hierbij is een splitsing gemaakt tussen enerzijds een kwalitatieve vaststelling inzake de naleving van de Code Banken (studie 1) en anderzijds is middels correlatie aangetoond of er ook sprake is van een positieve relatie (correlatie) tussen de omvang van de onderneming, bestuurdersbeloning, staatssteun en de naleving van de Code Banken over boekjaar 2011 (studie 2).

Uit de onderzoeksresultaten van studie 1 is gebleken dat de Code Banken in hoge mate wordt nageleefd. Dit resultaat is in lijn met overig onderzoek waarin de Code Banken is onderzocht. Uit de rapportages van de banken is gebleken dat er transparant, maar niet op een eenduidige manier wordt gerapporteerd. Dit is conform de Code Banken ook niet vereist. Het is aan de banken zelf hoe zij invulling geven aan de jaarlijkse rapportage. Daarnaast is gebleken dat het ‘pas toe’ of ‘leg uit’ beginsel niet bij alle banken juist is toegepast. Er zijn banken die geen uitleg geven bij een afwijking van een principe van de Code Banken. Voorafgaand aan studie 2 is middels een test vastgesteld of werd voldaan aan de eisen om een correlatietest uit te voeren. De data bleek niet normaal verdeeld te zijn en derhalve is middels een non-parametrische correlatietest de samenhang vastgesteld tussen de omvang van de onderneming, bestuurdersbeloning, staatssteun en de mate van naleving van de Code Banken over boekjaar 2011. Er is op basis van de onderzoeksmethode is gebleken dat er geen significante positieve relaties aanwezig zijn. Dit betekent dat de naleving niet wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabelen. Vanwege het ontbreken van significatie relaties en het derhalve geen meerwaarde voor dit onderzoek vormt is ervoor gekozen om geen regressieanalyse uit te voeren.

Samenvattend blijkt uit de resultaten dat de Code Banken in hoge mate wordt nageleefd. Uit de bestudering van rapportages is echter gebleken dat niet alle afwijkingen worden toegelicht. Daarnaast viel het op dat banken ieder op een eigen wijze verantwoording afleggen over de naleving van de Code Banken. Op basis van dit onderzoek wordt het aannemelijk geacht dat dit de transparantie niet ten goede komt. Het behoeft mijn inziens aandacht van de Monitoring Commissie Code Banken om de inhoudelijke vergelijking van de naleving van de Code Banken door de consument beter mogelijk te maken. Uit de bestudering van de rapportages is gebleken dat sommige rapportages vatbaar zijn voor eigen interpretaties. Een verbetering van de transparantie van de rapportage zou de Monitoring Commissie Code Banken kunnen bereiken door uniformiteit aan te brengen in de manier waarop banken verantwoording dienen af te leggen over de naleving van Code Banken. Dit zou kunnen leiden tot beter inzicht en hierdoor is een onderlinge vergelijking beter mogelijk voor de consument.

(4)

V

V

V

V

OORWOORD

OORWOORD

OORWOORD

OORWOORD

Waardig lezer,

Nil Volentibus Arduum Nil Volentibus ArduumNil Volentibus Arduum Nil Volentibus Arduum…………

Bovenstaande is een Latijnse spreuk en betekent ‘niets is onmogelijk voor hen die willen’. Gezien het verloop van de afgelopen periode is deze spreuk van toepassing. Het was een vermoeiend proces, fulltime werken en daarnaast het schrijven van deze thesis. Maar, ter afronding van mijn master Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen, bied ik u hierbij mijn masterthesis aan.

Gezien mijn interesse in de bancaire sector en de turbulente ontwikkelingen in Nederland, heb ik besloten een wetenschappelijk onderzoek uit te voeren waarbij een link aanwezig moest zijn tussen de accountancy en de bancaire sector. De titel van de masterthesis luidt ‘Code Banken, onder een Vergrootglas!’ en heeft betrekking op de invoering van Code Banken per 9 september 2009. Ook hier is de Latijnse spreuk van toepassing, gezien het feit dat de bancaire sector wil werken aan het herstel van vertrouwen van de consument.

Deze masterthesis was niet tot stand gekomen zonder de nodige begeleiding. Als blijk van waardering wil ik daarom een dankwoord uiten richting een aantal personen. Allereerst wil ik graag mijn afstudeerbegeleider van de faculteit prof. dr. J.A. van Manen RA danken voor zijn ondersteuning, zijn kritische houding en waardevolle toevoegingen. Een bijzonder dankwoord wil ik richten aan mijn begeleider drs. J. de Waard vanuit Strategic Management Center. Zijn kritische blik en opbouwende commentaar hebben veel bijgedragen aan het eindresultaat van deze thesis.

Ook wil ik graag mijn collega de heer L.J. Omtzigt van Rabobank Noordoostpolder-Urk bedanken voor het redigeren van deze thesis en tot slot wil ik mijn vrouw bedanken voor alle steun en ruimte die ze me heeft geboden tijdens het schrijven van deze masterthesis. Allen bedankt!

Rest mij u, als lezer, nog te bedanken met uw voornemen deze thesis te lezen.

Hartelijke groet,

D.J. (Douwe) Vermaning Heeg,15 april 2013

(5)

IIII

NHOUDSOPGAVE

NHOUDSOPGAVE

NHOUDSOPGAVE

NHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING SAMENVATTING SAMENVATTING SAMENVATTING 3333 VOORWOORD VOORWOORD VOORWOORD VOORWOORD 4444 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1 INLEINLEIDINGINLEINLEIDINGIDINGIDING 7777

1.1 Aanleiding van het onderzoek 7

1.2 Vraagstelling van het onderzoek 8

1.3 Wetenschappelijke relevantie 9

1.4 Structuur van het onderzoek 12

Hoofdstu Hoofdstu Hoofdstu

Hoofdstuk 2k 2k 2 k 2 CORPORATE GOVERNACORPORATE GOVERNANCORPORATE GOVERNACORPORATE GOVERNANNNCECE CECE 13131313

2.1 Ontstaan van corporate governance 13

2.1.1 Definitie corporate governance 13

2.1.2 Sarbanes-Oxley act 14

2.1.3 Nederlandse corporate governance code 15

2.1.4 Verschillen Sarbanes-Oxley en de Nederlandse corporate governance code 17

2.2 Conclusie 18

H H H

Hoofdstuk 3oofdstuk 3oofdstuk 3oofdstuk 3 CODE BANKENCODE BANKEN CODE BANKENCODE BANKEN 19191919

3.1 Code Banken 19

3.1.1 Naleving Code Banken 20

3.1.2 Raad van Commissarissen 20

3.1.3 Raad van Bestuur 20

3.1.4 Risicomanagement 21 3.1.5 Audit 21 3.1.6 Beloningsbeleid 21 3.2 Conclusie 22 Hoofdst Hoofdst Hoofdst

Hoofdstuk 4 uk 4 uk 4 uk 4 THEORETISCH KADERTHEORETISCH KADER THEORETISCH KADERTHEORETISCH KADER 23232323

4.1 Agency Theory 23

4.2 Disclosure Theory 25

4.3 Code Banken 26

4.3.1 Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen 26

4.3.2 Bestuurdersbeloning 27

4.3.3 Risicomanagement 28

(6)

Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 5 METHODE VAN ONDERZOEKMETHODE VAN ONDERZOEK METHODE VAN ONDERZOEKMETHODE VAN ONDERZOEK 31313131

5.1 Selectie financiële instellingen 31

5.2 Selectie jaargang 31

Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 6 ANALYSE ONDERZOEK ANALYSE ONDERZOEK –––– STUDIE 1ANALYSE ONDERZOEK ANALYSE ONDERZOEK STUDIE 1STUDIE 1STUDIE 1 32323232

6.1 Methode van onderzoek 32

6.2 Inleiding onderzoeksresultaten 33

6.3 Onderzoeksresultaten 33

6.3.1 Onderzoeksresultaten op hoofdniveau 33

6.3.2 Onderzoeksresultaten op bankniveau 34

6.3.3 Onderzoeksresultaten Raad van Bestuur 35

6.3.4 Onderzoeksresultaten Raad van Commissarissen 35

6.3.5 Onderzoeksresultaten Risicomanagement 36 6.3.6 Onderzoeksresultaten Audit 37 6.3.7 Onderzoeksresultaten Beloningsbeleid 37 6.4 Conclusie 38 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 7 ANALYSE ONDERZOEK ANALYSE ONDERZOEK –––– STUDIE 2ANALYSE ONDERZOEK ANALYSE ONDERZOEK STUDIE 2STUDIE 2STUDIE 2 40404040

7.1 Methode van onderzoek 40

7.2 Beschrijvende statistiek 41 7.3 Testmethodiek 41 7.4 Onderzoeksresultaten 43 7.5 Conclusie 44 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 8 CONCLUSIE EN AANBEVELINGCONCLUSIE EN AANBEVELING CONCLUSIE EN AANBEVELINGCONCLUSIE EN AANBEVELING 45454545

8.1 Conclusie 45 8.2 Beperkingen 47 8.3 Aanbevelingen 47 8.3.1 Aanbeveling vervolgonderzoek 48 8.3.2 Overige aanbevelingen 48 VERKLARENDE WOORDENLIJST VERKLARENDE WOORDENLIJST VERKLARENDE WOORDENLIJST VERKLARENDE WOORDENLIJST 50505050 REFERENTIES REFERENTIES REFERENTIES REFERENTIES 51515151 BIJLAGEN BIJLAGEN BIJLAGEN BIJLAGEN

Bijlage 1: Dataset banken studie 1 en studie 2 55

(7)

H

H

H

H

oofdstuk 1

oofdstuk 1

oofdstuk 1

oofdstuk 1

INLEIDING

INLEIDING

INLEIDING

INLEIDING

1.1 1.1 1.1

1.1 Aanleiding van het onderzoek Aanleiding van het onderzoekAanleiding van het onderzoekAanleiding van het onderzoek

De financiële kredietcrisis is ontstaan naar aanleiding van complexe ondoorgrondelijke financiële producten op basis van hypotheken, waardoor banken veel risico’s hebben gelopen. Gedurende de looptijd van de financiële kredietcrisis is veel geld uitgekeerd in de vorm van bonussen aan bankbestuurders en het senior management (Uffelen, 2009). Dit, terwijl enkele grote financiële instellingen zijn gered door middel van financiële steun van de overheid.

De onrust op de financiële markten (wereldwijd) was sinds 2007 zichtbaar en heeft geleid tot wantrouwen tussen de banken onderling. Als gevolg hiervan werd de onderlinge kredietverlening beperkt (Maas, 2009). Hierdoor werd het voor financiële instellingen onmogelijk om een juiste inschatting te maken van de solvabiliteit van collega banken. Dit resulteerde uiteindelijk in het opdrogen van de interbancaire geldmarkt, met als resultaat dat enkele grote Amerikaanse Banken zijn omgevallen (Maas, 2009). Dit wantrouwen tussen banken onderling had ook effect op de klanten van de bank zoals spaarders en depositohouders. Met als gevolg dat liquiditeitssteun nodig was van de Centrale Banken. In sommige gevallen waren er geen andere opties meer en moest de overheid banken voorzien van financiële steun.

De financiële kredietcrisis heeft zich ontwikkeld tot een economische crisis en vervolgens tot een maatschappelijke crisis. Maas (2009) stelt dat het vertrouwen in de economische rol van de banken is geschaad en daarnaast eveneens de maatschappelijk rol van de bank. Maas (2009) is van mening dat er getwijfeld kan worden aan de moreel-ethische opvattingen van bankiers aangezien hoge variabele beloningen (bonussen) in het verleden zijn uitgekeerd aan de bankiers.

De Tijdelijke Commissie Onderzoek Financieel Stelsel (Commissie de Wit) heeft zodoende onderzoek verricht naar de mogelijke oorzaak van de financiële kredietcrisis. Deze Commissie heeft in 2010 haar rapport ‘Verloren Krediet’ gepubliceerd. De doelstelling van het onderzoek was ”enerzijds de oorzaken van de turbulente ontwikkelingen, structurele problemen en de daaraan gekoppelde reeds genomen maatregelen in het financiële stelsel in kaart gebracht en anderzijds richtte het onderzoek zich op een beoordeling van de ingrepen van het kabinet in de financiële sector vanaf september 2008” (De Wit, 2010, p.67). De Wit (2010) was van mening dat de mogelijke oorzaak van de financiële kredietcrisis is veroorzaakt vanwege commerciële belangen, waaraan financiële beloningen ten grondslag lagen. Volgens de Commissie heeft de financiële beloning te veel de nadruk gehad, waardoor (te) veel risico’s zijn genomen en het evenwicht hiertussen was verstoord.

Naast de uitkomsten van het onderzoek van Commissie de Wit (2010) zijn er meerdere studies uitgevoerd, gericht op de oorzaak van de financiële kredietcrisis. Accountantskantoor KPMG heeft naar

(8)

aanleiding van de financiële kredietcrisis in 2009 een internationaal onderzoek verricht onder 500 bankbestuurders. Ook de onderzoekers van accountantskantoor KPMG zijn van mening dat de hoge beloningen en bonussen gezien mogen worden als één van de oorzaken van de financiële kredietcrisis. Inmiddels zijn de effecten van de financiële kredietcrisis dagelijks voelbaar in de gehele samenleving en is ook Nederland officieel, sinds 2009, in een recessie beland (Maas, 2009).

Als gevolg van de financiële kredietcrisis zijn Nederland drie banken door de overheid1 voorzien van liquiditeitssteun om aan hun verplichtingen te kunnen blijven voldoen. Het herstel van vertrouwen in banken is cruciaal voor de economie van Nederland. Het moge als algemeen bekend worden beschouwd dat banken een centrale rol vervullen in de Nederlandse economie. Zodra financiële instellingen haar verplichtingen niet meer kan nakomen, worden de overige sectoren in de economie ook vrijwel direct geraakt (Maas, 2009).

De Adviescommissie Toekomst Banken (Commissie Maas) heeft eveneens onderzoek verricht naar de

financiële kredietcrisis en heeft als doel “aanbevelingen te doen ter verbetering van het functioneren van

de Nederlandse bancaire sector en zo handvatten te bieden voor het herstel van het vertrouwen in de banken” (Maas, 2009, p.7). Haar rapport ‘Naar herstel van Vertrouwen’ werd gepresenteerd op 7 april 2009 en is onderscheidend aangezien het rapport gericht is op de eigen verantwoordelijkheid van banken. Het betreft merendeels praktische adviezen om de klant weer optimaal te kunnen bedienen en zo het vertrouwen weer terug te winnen (Maas, 2009).

De Nederlandse Vereniging van Banken behartigt de gemeenschappelijke belangen van de bancaire sector in Nederland en heeft in deze hoedanigheid de gedragscode ‘Code Banken’ opgesteld op basis van de praktische adviezen uit het rapport ‘Naar herstel van Vertrouwen’ van Commissie Maas. De Nederlandse Vereniging van Banken is ervan overtuigd dat door helder te rapporteren over de principes van de Code Banken dit zal leiden tot het herstel van de vertrouwen in de bancaire sector en het een bijdrage levert aan de stabiliteit van de Nederlandse economie. Aangezien de Nederlandse Vereniging van Banken deze mening hanteert is het interessant om te onderzoeken hoe de Nederlandse banken zelf omgaan met deze nieuwe gedragsregel, de Code Banken. Is men wel bereid de principes vanuit de Code Banken toe te lichten en deze informatie publiekelijk te delen? En daarnaast, in welke

mate voldoen Nederlandse banken aan de naleving van de Code Banken?

1.2 1.2 1.2

1.2 Vraagstelling van h Vraagstelling van hVraagstelling van het onderzoek Vraagstelling van het onderzoek et onderzoek et onderzoek

Om het probleem te analyseren en het doel van dit onderzoek kracht bij te zetten zijn de volgende hoofdvragen geformuleerd:

“In welke mate voldoen banken, met een zetel in Nederland, aan de Code Banken? En wat is hierin de rol van de omvang van de onderneming, de bestuurdersbeloning en mate van staatssteun?“

1

Geraadpleegd op 5 januari 2013 - http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kredietcrisis/aanpak-kredietcrisis-nederland-financiele-sector

(9)

Om de hoofdvragen van het onderzoek te kunnen beantwoorden, is een aantal deelvragen geformuleerd. Dit is enerzijds gedaan in het kader van afbakening en anderzijds komt het de leesbaarheid van dit onderzoek ten goede.

- Wat is corporate governance? - Wat is de Code Banken?

- Wat zijn de belangrijkste theoretische concepten met betrekking tot de Code Banken?

1.3 1.3 1.3

1.3 Wetenschappelijke relevantie Wetenschappelijke relevantie Wetenschappelijke relevantie Wetenschappelijke relevantie

Er zijn onderzoeken uitgevoerd welke raakvlakken hebben met de principes van de Code Banken. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van Bebchuck en Spamann (2010) waarin de relatie tussen beloningen van bestuurders en het nemen van risico in de financiële sector zijn onderzocht. Bebchuck en Spamann hebben bewijs gevonden en hiermee vastgesteld dat het verkrijgen van hoge beloningen, het nemen van onverantwoorde risico’s in de hand werkt. Hiermee wordt eveneens de conclusie van Commissie De Wit (2010) bevestigd. Uit het onderzoek van Commissie De Wit (2010) en Commissie Maas (2009) blijkt dat de beloning van bankbestuurders en het uitkeren van de hoge bonussen één van de oorzaken was van de financiële kredietcrisis. Dit wordt ook bevestigd door andere onderzoekers (Belkhir & Chazi, 2010). Ook Bolton, Mehran en Shapiro (2010) hebben bewijs gevonden dat de vergoeding van de CEO in relatie staat tot het nemen van risico. Conform de Agency Theory dient het beloningsbeleid op een adequate manier te zijn samengesteld waarbij de prestatie van de onderneming in lijn is met beloning van de bestuurders (Jensen & Meckling, 1976). Fahlenbrach & Stulz (2011) stellen dat de beloning van bankbestuurders, waar deze in het verleden in lijn was met de prestatie, tijdens de financiële kredietcrisis niet meer in lijn was met de prestatie van de onderneming. Hierin hebben zij zelfs niet beter en mogelijk zelfs slechter gepresteerd.

Het tegenovergestelde van de onderzoeksresultaten van Fahlenbrach & Stulz (2011) is ook aangetoond. Duru, Mansi en Reeb (2005) tonen aan dat earnings based cash bonus compensation een expliciete rol heeft in het verminderen van bedrijfsrisico’s. Guo, Jalal en Khaksari (2010) ondersteunen dit en konden eveneens geen bewijs vinden dat de oorzaak van de kredietcrisis het gevolg is van hoge financiële

beloningen voor het senior management en bankbestuurders.

Naar aanleiding van voorgaande onderzoeken kan geconcludeerd worden dat er uit de literatuur geen eenduidig bewijs blijkt te zijn voor de relatie tussen het nemen van risico, de beloning van de bankbestuurders en het ontstaan van de financiële crisis.

Een ander raakvlak met betrekking tot de Code Banken betreft de acceptatie van de nieuwe code door de banken in Nederland. Akkermans et al. (2004) hebben onderzoek verricht naar de algemene acceptatie van de best practice bepalingen van de Nederlandse corporate governance code en hebben hierin 150 Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen betrokken. Akkermans et al. (2004) stellen dat de governance code in hoge mate wordt nageleefd. Bovendien hebben onderzoekers vastgesteld dat de bepalingen met betrekking tot de naleving positief geassocieerd is met de omvang van de onderneming.

(10)

De bepalingen met betrekking tot de bezoldiging van bestuurders, onafhankelijkheid van commissarissen en de eisen ten aanzien van interne controlesystemen onderscheiden zich inzake het niet naleven ervan. Daarnaast is vastgesteld dat de aard en toelichting van afwijkingen opvallend vergelijkbaar zijn (Akkermans et al., 2004).

Onderzoek met betrekking tot de naleving van Code Banken is verricht door de Monitoring Commissie Code Banken. Deze commissie is op 24 maart 2010 aangesteld door de minister van Financiën en de Nederlandse Vereniging van Banken. De Monitoring Commissie Code Banken heeft in december 2010 een voortgangsrapportage gepresenteerd. Het onderzoek is uitgevoerd vanuit haar toezichthoudende rol en heeft betrekking op de naleving van de Code Banken over boekjaar 2010. De Monitoring Commissie Code Banken stelt in haar conclusie dat de banken actief bezig zijn met de implementatie van de Code Banken, echter blijkt dit niet uit publieke bronnen. Daarnaast acht men het positief dat er geworsteld wordt met de thema’s uit de Code Banken aangezien deze Code moet leiden tot een cultuuromslag (Monitoring Commissie Code Banken, 2010).

Ander onderzoek met betrekking tot de Code Banken is uitgevoerd door Bos, Edelman, Jans-van Wieringen en Scheffe (2011) inzake de naleving van de Code Banken over boekjaar 2010. Hierin zijn 38 banken met een zetel in Nederland, op basis van Wet financieel toezicht, betrokken. Bos et al. (2011) zijn tot de conclusie gekomen dat de meeste banken uitgebreid rapporteren over de naleving van de Code Banken en daarnaast heeft men het idee dat banken, door het transparant rapporteren over de Code Banken, daadwerkelijk werken aan het terugwinnen van het vertrouwen.

Uit voorgaande analyse is gebleken dat er in de bestaande literatuur reeds onderzoeken zijn uitgevoerd welke raakvlakken hebben met de Code Banken. Echter in de bestaande literatuur is nog niet veel onderzoek verricht naar de Code Banken, uitgezonderd de studie van Bos et el. (2011) en de rapportages welke door de Monitoring Commissie Code Banken worden gepubliceerd.

Dit maakt het vanuit een wetenschappelijk oogpunt relevant om de naleving van de Code Banken te onderzoeken aangezien op deze manier een bijdrage geleverd kan worden aan de reeds bestaande literatuur. Middels deze thesis wordt getracht de naleving van de Code Banken over boekjaar 2011 vast te stellen. Daarnaast worden theoretische concepten vanuit de literatuur toegevoegd en vastgesteld hoe deze zich verhouden tot de naleving van de Code Banken. Middels empirische toetsing zal dit worden vastgesteld en toegelicht. Het onderscheidend karakter van dit onderzoek betreft het feit dat het een gecombineerd onderzoek is. Het is enerzijds een kwalitatieve vaststelling van de naleving van de Code Banken over boekjaar 2011 en anderzijds wordt vastgesteld of er een positieve relatie aanwezig is tussen de naleving van de Code Banken en de omvang van de onderneming, de bestuurdersbeloning en de mate van staatssteun. In de bestaande literatuur is de beïnvloeding van de naleving van de Code Banken door onafhankelijke variabelen nog niet eerder onderzocht en juist dit maakt deze thesis relevant en onderscheidend.

(11)

Voorgaande is samengevat in een conceptueel model, zie hiervoor figuur 1.

Figuur Figuur Figuur

Figuur 111: conceptueel model onderzoek 1: conceptueel model onderzoek : conceptueel model onderzoek : conceptueel model onderzoek

Ter afbakening van dit onderzoek en omwille van de tijd en omvang is ervoor gekozen om op basis van de voorgaande literatuur drie onafhankelijke variabelen te definiëren. Deze zullen achtereenvolgens worden geïntroduceerd.

Akkermans et al. (2004) heeft onderzoek verricht naar de algemene acceptatie van de best practice bepalingen van de Nederlandse corporate governance code. De onderzoekers hebben voldoende bewijs gevonden om te veronderstellen dat de mate van naleving positief geassocieerd is met de omvang van de onderneming. Derhalve is ervoor gekozen om op basis van deze studie de omvang van de onderneming mee te nemen als onafhankelijke variabele.

Onderzoek inzake de hoogte van de bestuurdersbeloning en de mate van transparantie in de jaarrekening is uitgevoerd door Lo (2003). Lo (2003) acht het aannemelijk dat de mate van transparantie in de jaarrekening een positief effect heeft op de beloning van de bestuurders. Er is voldoende bewijs gevonden waarin deze aanname wordt ondersteund. Gezien het verplichte rapportagekarakter van de Code Banken is ervoor gekozen om vast te stellen of de naleving ook positief gerelateerd is aan de bestuurdersbeloning. Derhalve is de bestuurdersbeloning in bovenstaand model meegenomen als zijnde een onafhankelijke variabele.

Naar aanleiding van de turbulente ontwikkelingen in de bancaire sector zijn er banken geweest die niet meer aan haar financiële verplichtingen konden voldoen (Maas, 2009). Een oorzaak hiervan kan zijn de onverantwoorde risico’s welke zijn genomen waardoor liquiditeiten uit de onderneming zijn gevloeid. In Nederland zijn drie banken voorzien van extra liquiditeit (staatssteun) door de overheid. Bebchuck en Spamann (2010) hebben bewijs gevonden en hiermee vastgesteld dat het verkrijgen van hoge beloningen, het nemen van onverantwoorde risico’s in de hand werkt. Op basis van deze analyse is staatssteun als onafhankelijk variabele meegenomen in het conceptueel model.

(12)

1.4 1.4 1.4

1.4 Structuur StructuurStructuur van het onderzoekStructuurvan het onderzoekvan het onderzoekvan het onderzoek

De eerste deelvraag zal, middels literatuuronderzoek, in hoofdstuk twee worden beantwoord. Voorts zal in hoofdstuk twee de historie van de Nederlandse corporate governance code worden beschreven. Als aanvulling zal het ontstaan van de Sarbanes-Oxley wetgeving ook worden aangehaald. In hoofdstuk drie wordt de tweede deelvraag beantwoord door middel van literatuuronderzoek. In dit hoofdstuk zal een uitleg worden gegeven over wat de Code Banken inhoudt, waarop de Code van toepassing is en waarom de Code in het leven is geroepen. De literatuur met betrekking tot de theorie is uiteengezet in hoofdstuk vier en hier zal de derde deelvraag worden behandeld. De nadruk in dit hoofdstuk is gelegd op de agency theory en de disclosure theory en vormen hiermee in dit onderzoek de belangrijkste theoretische concepten. De algemene methode van onderzoek is beschreven in hoofdstuk vijf, waarna aansluitend in hoofdstuk zes beantwoording plaatsvindt van het eerste deel van de hoofdvraag. Het tweede deel van de hoofdvraag inzake de mogelijke beïnvloeding van onafhankelijke variabelen op de naleving van Code Banken is beschreven in hoofdstuk zeven. Afsluitend in hoofdstuk acht zal de conclusie en aanbeveling, naar aanleiding van de resultaten van hoofdstuk zes en zeven, worden geformuleerd. Daarnaast zijn de beperkingen van dit onderzoek opgenomen in dit hoofdstuk.

(13)

H

H

H

H

oofdstuk 2

oofdstuk 2

oofdstuk 2

oofdstuk 2

CORPORATE GOVERNANCE

CORPORATE GOVERNANCE

CORPORATE GOVERNANCE

CORPORATE GOVERNANCE

Om het begrip corporate governance kracht bij te zetten zal in paragraaf 2.1 het ontstaan ervan worden beschreven, waarbij wordt gestart met de uiteenzetting van de verschillende definities. Daarnaast is het zinvol om in paragraaf 2.1.2 nader in te gaan op de historie, allereerst Sarbanes Oxley en vervolgens de Nederlandse corporate governance code. In paragraaf 2.2 zal de conclusie worden gepresenteerd.

2.1 2.1 2.1

2.1 Ontstaan corporate governance Ontstaan corporate governance Ontstaan corporate governance Ontstaan corporate governance

Om het ontstaan van corporate governance uiteen te zetten zal eerst een definitie van het begrip

corporate governance worden gepresenteerd, vervolgens de historie en afsluitend de actuele code.

2.1.1 2.1.1 2.1.1

2.1.1 Definitie corporate governance Definitie corporate governance Definitie corporate governance Definitie corporate governance

Het geven van een goede afbakening van het begrip governance, soms vertaald als 'bestuur' (in ruime zin), is in het kader van corporate governance tot op heden niet goed mogelijk gebleken (Bossert, 2003). Uit publicaties kan wel worden afgeleid waar governance over gaat en een gehanteerde definitie is:

“governance is het waarborgen van de onderlinge samenhang van de wijze van sturen, beheersen en toezicht houden van een organisatie, gericht op een efficiënte en effectieve realisatie van doelstellingen, alsmede het daarover op een open wijze communiceren en verantwoording afleggen ten behoeve van belanghebbenden” (Ministerie van Financiën, 2001).

Ook Commissie Peters (1997) heeft een definitie gevormd omtrent het begrip corporate governance:

“corporate governance is een stelsel van omgangsvormen voor de vennootschap en bij haar onderneming betrokken direct belanghebbenden – met name bestuurders, commissarissen en kapitaalverschaffers – inhoudende een aantal regels voor goed bestuur en goed toezicht en regels voor een verdeling van taken,

Figuur Figuur Figuur

(14)

verantwoordelijkheden en bevoegdheden die een evenwichtige invloed bewerkstelligen van bij de vennootschap en haar commissarissen direct belanghebbenden. Uitgangspunt daarbij is dat bestuurders en commissarissen over hun taak uitoefeningen – ook publiekelijk – verantwoording dienen af te leggen”.

Een andere definitie voor corporate governance is die van Shleifer en Vishny (1997):

‘Corporate governance deals with the ways in which suppliers of finance to corporations assure themselves of getting a return on their investment’.

Hoewel er geen eenduidige definitie van corporate governance bestaat (Bossert, 2003), komen er wel steevast dezelfde elementen in iedere definitie terug. Deze elementen moeten onderling met elkaar samenhangen en met elkaar in balans zijn, zie hiervoor ook figuur 2. Bossert (2003) schrijft in zijn onderzoek dat governance zich richt op de belanghebbenden (stakeholders) van de organisatie, ondernemingsdoelstellingen en de verantwoordelijkheid van het bestuur van de onderneming om de doelstellingen te realiseren. Het doel van governance is het scheppen van beheersmaatregelen voor realisatie van ondernemingsdoelstellingen. Daarmee omvat governance de activiteiten sturen, beheersen, toezicht houden en verantwoorden (Bossert, 2003).

Ten behoeve van dit onderzoek zal de corporate governance definitie van Commissie Peters (1997) als uitgangspunt worden gehanteerd. Hiervoor is gekozen omdat in deze definitie wordt gewezen op de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het bestuur, commissarissen en direct belanghebbenden. Daarnaast is deze definitie het meest uitgebreid en is in overeenstemming met de huidige Nederlandse corporate governance code: Beginselen van deugdelijk ondernemingsbestuur en best practice bepaling (2008).

2.1.2 2.1.2 2.1.2

2.1.2 SarbanesSarbanesSarbanes----Oxley actSarbanesOxley actOxley actOxley act

“Is Enron overpriced?” dit staat op 5 maart 2001 in een Amerikaans zakenblad, de Fortune. Het blijkt de aanzet te zijn tot de ontdekking van één van de grootste boekhoudschandalen ter wereld. De jaarrekening van Enron gaf een te gunstig beeld van de werkelijkheid. Enkele jaren ervoor had Enron op de beurs voor een opleving gezorgd, met als hoogtepunt het jaar 2000 (Healy & Palepu, 2003). Het boekhoudschandaal zoals bij Enron was directe aanleiding tot de vorming van strenge wetgeving, de Sarbanes-Oxley Act (SOX). De Amerikaanse democratische senatoor Paul Sarbanes presenteerde in begin 2002 zijn wetsvoorstel voor deugdelijk ondernemingsbestuur. Ook de Amerikaanse republikein senatoor Micheal Oxley kwam met een voorstel. Beide voorstellen verkregen geen steun vanuit de Senaat. In de zomer van 2002 hebben de senatoren elkaars voorstellen gebundeld en dit werd aangenomen door het Congres. Het voorstel, beter bekend als SOX, werd op 30 juli 2002 ondertekend door de Amerikaanse president Bush. Het betreft een wetgeving welke gericht is op het besturen van ondernemingen en de financiële verslaglegging door ondernemingen. Het doel van SOX is het geschonden vertrouwen in de kapitaalmarkt en in accountants te herstellen (Van Leeuwen, 2005). De wet geldt voor alle (ook buitenlandse) ondernemingen welke genoteerd staan aan de Amerikaanse beurs.

(15)

Zoals vele Amerikaanse wetten is ook SOX rules based hetgeen betekent dat veel aspecten tot in de kleinste details zijn beschreven (Van Leeuwen, 2005). De impact van de wetgeving gaat verder dan alleen de Amerikaanse grenzen. Ook buitenlandse ondernemingen welke genoteerd staan aan een Amerikaanse beurs dienen de SOX-wetgeving toe te passen.

De wet is ook van toepassing op enkele grote Nederlandse dochterondernemingen van buitenlandse multinationals met een notering aan een Amerikaanse beurs. Naar aanleiding van beurs- en boekhoudschandalen in de Verenigde Staten en in Europa werd ook in Nederland de vraag om wet- en regelgeving met betrekking tot het toezicht op beursgenoteerde ondernemingen steeds groter. Europese landen hebben voor een ‘soft law’ gekozen middels nationaal uitgewerkte codes voor deugdelijk ondernemingsbestuur. De Nederlandse corporate governance code vormt hierop een uitzondering aangezien deze code wettelijk verankerd is (Cools, 2005). De Code komt tot stand middels zelfregulering, waarbij het ‘pas toe’ of ‘leg uit’ beginsel van toepassing is en jaarlijks verslag uitgebracht dient te worden over de toepassing ervan.

2.1.3 2.1.3 2.1.3

2.1.3 Nederlandse corporate governance coNederlandse corporate governance coNederlandse corporate governance codeNederlandse corporate governance codedede

De Nederlandse corporate governance code zoals deze hedendaags van toepassing is op beursgenoteerde bedrijven, is gevormd door een schakel van verschillende commissies:

Commissie Peters (april 1996);

Naar aanleiding van een initiatief van de Vereniging Effecten Uitgevende Ondernemingen en de Vereniging voor de Effectenhandel is in april 1996 de Commissie Corporate Governance ingesteld. De Commissie had als taak “te onderzoeken of het toenmalige evenwicht tussen, toezicht, bestuur en aandeelhouders binnen de beursgenoteerde vennootschappen houdbaar was tegen de achtergrond van de internationalisering van de Nederlandse economie2” en staat onder leiding van de heer J.F.M. Peters. De Commissie Peters heeft in 1998 een monitoring uitgevoerd onder beursgenoteerde bedrijven inzake de naleving van de aanbevelingen. Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie geconcludeerd in haar rapport ‘Monitoring Corporate Governance in Nederland 1998’ dat beursgenoteerde vennootschappen aanbevelingen naleven, echter is gebleken dat geen betekenisvolle wijzigingen hebben plaatsgevonden. Een herziene versie van de governance code op basis van de bevindingen uit het rapport en met strak toezicht werd noodzakelijk geacht3.

Commissie Tabaksblat (maart 2003);

In maart 2003 werd de nieuwe Commissie Corporate Governance geïnstalleerd, welke werd voorgezeten

door de heer mr. M. Tabaksblat. De Commissie werd gevraagd “een vernieuwde code voor ‘best practice’

op te stellen op het gebied van corporate governance. De code dient een handreiking te zijn voor het

2

Commissie corporate governance. ( 2012). Eerste commissie corporate governance: commissie Peters. Geraadpleegd op 13 augustus 2012 via http://www.commissiecorporategovernance.nl/Commissie%20Peters

3Commissie corporate governance. (2012).

Eenmalige monitoring van de aanbevelingen. Geraadpleegd op 13 augustus 2012 viahttp://www.commissiecorporategovernance.nl/Monitoring%201998

(16)

ondernemingsbestuur van beursgenoteerde ondernemingen inzake het verbeteren van hun governance4”

Op 9 december 2003 publiceert de Commissie Tabaksblat haar rapport genaamd ‘De Nederlandse corporate governance code: Beginselen van deugdelijk ondernemingsbestuur en best practice bepalingen’. Hierdoor is het vanaf 1 januari 2005 verplicht voor Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen verantwoording af te leggen over de naleving van de Nederlandse corporate governance code in het jaarverslag van de onderneming. De principes zijn opvattingen in het kader van

goed ondernemingsbestuur en een goede corporate governance5.

De Nederlandse corporate governance code, zoals gepubliceerd door de Commissie Tabaksblat (2003), is onderverdeeld in vijf hoofdstukken:

I) naleving en handhaving van de code;

II) het bestuur;

III) de raad van commissarissen;

IV) de (algemene vergadering van) aandeelhouders;

V) de audit van de financiële verslaggeving en de positie van de interne audit functie en van de externe accountant.

De wettelijke verankering van de governance code is sinds 1 oktober 2004 te vinden in artikel 2:391 lid 4 BW: “Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gesteld omtrent de inhoud van het jaarverslag. Deze voorschriften kunnen in het bijzonder betrekking hebben op naleving van een in de algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gedragscode6. Op 30 december 2004 is de Code Tabaksblat aangewezen als gedragscode in de zin van artikel 2:391 lid 4 BW (Staatsblad 2004, nr.747). Om de officiële status van de governance code te bevestigen, is de code gepubliceerd in

Staatscourant nr. 250 van 27 december 20047.

Commissie Frijns (december 2004);

In december 2004 is wederom een nieuwe commissie benoemd, dit maal onder leiding van de heer drs. J.G.M. Frijns. De commissie is bekend onder de naam: ‘Monitoring Commissie Corporate

Governance Code’ en haar voornaamste taak was: “.. de actualiteit en bruikbaarheid van de Nederlandse

corporate governance code te bevorderen” (besluit 241, 2004). Commissie Frijns heeft onderzoek verricht naar de naleving van de governance code en vervolgens duidelijkheid gebracht omtrent het doel van de governance code en de best practice bepalingen. De Code Tabaksblat (2003) is per 1 januari 2009 vervangen door de geactualiseerde Nederlandse Corporate Governance Code (Code 2008) die op 10 december 2008 door de Commissie Frijns is gepresenteerd. In de geactualiseerde Nederlandse corporate

4

Commissie corporate governance. (2012). Evaluatie aanbevelingen in 2002. Geraadpleegd op 13 augustus 2012 via

http://www.commissiecorporategovernance.nl/Evaluatie%202002

5 Commissie corporate governance. (2012).

Aanbevelingen cie. Tabaksblat. Geraadpleegd op 13 augustus 2012 via

http://www.commissiecorporategovernance.nl/Aanbevelingen%20wetgeving

6

Commissie corporate governance. (2012). Aanbevelingen cie. Tabaksblat. Geraadpleegd op 13 augustus 2012 via

http://www.commissiecorporategovernance.nl/Aanbevelingen%20wetgeving

7 Commissie corporate governance. (2012).

De Nederlandse Corporate Governance Code. Geraadpleegd op 16 augustus via

(17)

governance code wordt de nadruk gelegd op het vooraf beïnvloeden van het gedrag van bestuurders, commissarissen en aandeelhouders. Sinds de publicatie van Code Tabaksblat (2004) hebben er verschillende ontwikkelingen plaatsgevonden. Denk hierbij aan:

- de relatie tussen de onderneming en haar aandeelhouders en toezichthouders; - beloningsbeleid van bestuurders;

- groter wordende belangen naar aanleiding van fusies en overnames en inherent hieraan de macht van bestuurders en commissarissen.

Commissie Frijns heeft bovenstaande ontwikkelingen meegenomen en uiteindelijk verwerkt in de vernieuwde governance code. Aanvullend wordt in de Code Frijns met betrekking tot interne risicobeheersing verlangd van het bestuur dat risico’s meer in lijn gebracht moeten worden met de strategie van de onderneming. In de Code zijn gedragsregels voor aandeelhouders geformuleerd waarin de aandeelhouders zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dienen te gedragen en wordt haar

verantwoordelijkheid benoemd8.

Commissie Streppel (juli 2009);

In juli 2009 is de nieuwe Monitoring Commissie Corporate Governance Code ingesteld. De Commissie wordt voorgezeten door de heer drs. J.B.M. Streppel en heeft tot officiële taak “de actualiteit en bruikbaarheid van de Nederlandse corporate governance code te bevorderen en de naleving ervan door de Nederlandse beursvennootschappen en institutionele beleggers te monitoren9”. Met betrekking tot de naleving van de governance code dient de Commissie jaarlijks een rapport uit te brengen. De geactualiseerde Code van de Commissie Frijns is heden ten dage nog steeds actueel.

2. 2. 2.

2.1.41.41.4 1.4 Verschillen SarbanesVerschillen SarbanesVerschillen Sarbanes----Oxley en de Nederlandse corporate governance codeVerschillen SarbanesOxley en de Nederlandse corporate governance codeOxley en de Nederlandse corporate governance code Oxley en de Nederlandse corporate governance code

Uit het onderzoek van Houwelingen en Degens (2005) is gebleken dat er verschillen zijn tussen Sarbanes-Oxley (SOX) en de Nederlandse corporate governance code (code Tabaksblat). Daar waar SOX alleen van toepassing is op risico’s met betrekking tot de betrouwbaarheid van de jaarrekening, stelt de Nederlandse corporate governance code dat de risicomanagementstructuur op alle soorten risico’s van toepassing is. SOX is in het kader van de controle op het naleven van de Code veel uitgebreider dan de Nederlandse Code. SOX schrijft controle voor met betrekking tot de werking van het interne beheersingssysteem en het proces dat het management heeft gevolgd om tot deze conclusie te komen. De Nederlandse Code beperkt zich tot een marginale toetsing. De Nederlandse Code schrijft het ‘pas toe’ of ‘leg uit’ beginsel voor, daar waar de SOX-regels strikt gevolgd moeten worden. Met betrekking tot SOX is het bestuur persoonlijk aansprakelijk voor fraude of fouten in de financiële verantwoording. Dit in tegenstelling tot het bestuur van bedrijven die alleen binnen de scope van de Nederlandse Code vallen.

8

Commissie corporate governance. (2012). De Monitoring Commissie. Geraadpleegd op 13 augustus via

http://www.commissiecorporategovernance.nl/De%20Monitoring%20Commissie

9 Commissie corporate governance. (2012).

De Monitoring Commissie. Geraadpleegd op 13 augustus via

(18)

2.2 2.2 2.2

2.2 Conclusie ConclusieConclusie Conclusie

Wat is corporate governance? Corporate governance gaat over elementen als toezicht, sturing, verantwoording en beheersing. Deze elementen moeten onderling met elkaar samenhangen en met elkaar in balans zijn. Het gaat over machtsevenwicht en het afleggen van verantwoording. Goed ondernemingsbestuur wordt omschreven als integer bestuur dat op een transparante manier verantwoording aflegt aan aandeelhouders over strategie, resultaten en risicobeheersing.

De Nederlandse corporate governance code is ontstaan naar aanleiding van beurs- en boekhoudschandalen in de Verenigde Staten en Europa. Hierdoor werd ook in Nederland de roep om wet- en regelgeving met betrekking tot het toezicht op beursgenoteerde ondernemingen steeds groter. In de Verenigde Staten wordt de Sarbanes-Oxley Act gehanteerd welke rules based is en verplicht is voor ieder bedrijf dat genoteerd staat aan een Amerikaanse beurs.

In Nederland wordt ‘De Nederlandse corporate governance code: Beginselen voor deugdelijk

ondernemingsbestuur de best practice bepalingen’ gehanteerd. Commissie Peters heeft in 1997 een definitief rapport gepresenteerd met daarin de beginselen van corporate governance in Nederland. De Code ging uit van zelfregulering en had hierdoor geen wettelijke verankering. Commissie Tabaksblat heeft de Code herzien en in 2003 werd het rapport ‘De Nederlandse corporate governance code: Beginselen van deugdelijke ondernemingsbestuur en best practice bepalingen’ gepresenteerd. De Code Tabaksblat is de basis voor de Nederlandse corporate governance en is ook wettelijk verankerd en hierdoor werd het bij wet verplicht om in het jaarverslag verantwoording af te leggen over naleving van de Code.

De Nederlandse corporate governance code (Code Tabaksblat) is in 2008 vervangen door een meer geactualiseerde versie van Commissie Frijns. Hedendaags is Commissie Streppel (2009) belast met de officiële taak de actualiteit en de bruikbaarheid van code te bevorderen en de naleving ervan te monitoren. De Code zoals uitgebracht door Commissie Frijns (2004) is nog steeds de meest actuele versie van de Nederlandse corporate governance code.

(19)

H

H

H

H

oofdstuk 3

oofdstuk 3

oofdstuk 3

oofdstuk 3

CODE BANKEN

CODE BANKEN

CODE BANKEN

CODE BANKEN

Als vervolg op hoofdstuk twee waarin corporate governance is behandeld, zal in dit hoofdstuk een beschrijving volgen over de Code Banken. In dit hoofdstuk wordt de aanleiding van de invoering van de Code Banken uiteengezet en aangevuld met een inhoudelijk samenvatting van de Code Banken.

3.1 3.1 3.1

3.1 Code Banken Code Banken Code Banken Code Banken

De Adviescommissie Toekomst Banken heeft onderzoek verricht naar de oorzaken van het ontstaan van de financiële kredietcrisis. Alhoewel vele partijen een bijdrage hebben geleverd aan het ontstaan ervan, richt het rapport van de Adviescommissie Toekomst Banken zich op de eigen verantwoordelijkheid van de banken. Het rapport van de Adviescommissie Toekomst Banken ‘Naar herstel van vertrouwen’ (2009) bestaat uit een viertal hoofdstukken, met daarin aanbevelingen welke betrekking hebben op:

- governance structuur en riskmanagement;

- maatschappelijke rol banken (beloningsbeleid en aandeelhoudersstructuur);

- toezicht en regulering (toezicht, Europese toezichtstructuur en depositogarantiestelsel);

- toekomst Banken Nederland.

Naar aanleiding van de aanbevelingen uit hoofdstuk 1 en 2 van het rapport, van de Adviescommissie Toekomst Banken, heeft de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) deze vertaald naar een nieuwe gedragscode ‘de Code Banken’. De Code Banken betreft een maatregel welke als doel heeft het herstel van vertrouwen van de consument te herwinnen door het versterken van governance binnen de banken. De Code Banken is van toepassing op alle banken die beschikken over een bankvergunning verleend op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) met een zetel in Nederland.

Op 1 juni 2010 is de Code Banken bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen als gedragscode in de zin van artikel 2:391 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek. De inwerkingtreding van deze maatregel heeft plaatsgevonden per 1 januari 2010 waardoor banken in Nederland verplicht zijn om in haar jaarverslag verantwoording af te leggen over de naleving van de Code Banken in dat betreffende boekjaar.

In de preambule van de Code Banken, opgenomen in bijlage 2, staat dat inzake de naleving van de Code Banken jaarlijks monitoring dient plaats te vinden door een onafhankelijke Monitoring Commissie Code Banken. In december 2010 heeft deze Monitoring Commissie haar eerste voorrapportage Implementatie Code Banken gepubliceerd. De Monitoring Commissie Code Banken heeft de naleving van de principes bij 43 banken vastgesteld en heeft daarbij specifieke onderdelen in het bijzonder onder de loep genomen. Het betreft de thema’s “klant centraal”, “risicomanagement” en “governance”. Waarbij de Monitoring Commissie Code Banken heeft geconcludeerd dat de onderwerpen serieus worden behandeld door de banken, echter bij de toepassing van de principes een wisselend beeld was waar te nemen. De Monitoring Commissie voorziet dat de bancaire sector nog een zware taak zal hebben om de Code Banken verder te implementeren.

(20)

Overige uitzonderingen en toepassingen van de Code Banken zijn opgenomen in de preambule van de Code Banken, zie hiervoor bijlage 2. De Code Banken is onderverdeeld in zes hoofdstukken:

1. Naleving Code;

2. Raad van Commissarissen;

3. Raad van Bestuur;

4. Risicomanagement; 5. Audit;

6. Beloningsbeleid.

In de volgende deelparagrafen wordt de Code Banken per hoofdstuk samengevat. De belangrijkste principes en best practice bepalingen zullen worden aangehaald.

3.1.1 3.1.1 3.1.1

3.1.1 Naleving Code BankenNaleving Code BankenNaleving Code Banken Naleving Code Banken

Net als bij de Nederlandse corporate governance code is ook bij de Code Banken het ‘pas toe’ of ‘leg uit’ beginsel van toepassing. In beginsel worden alle principes door de bank toegepast. Afwijkingen, mits gemotiveerd kunnen gerechtvaardigd zijn (Code Banken, 2009).

3.1.2 3.1.2 3.1.2

3.1.2 Raad van CommissarissenRaad van CommissarissenRaad van CommissarissenRaad van Commissarissen

Binnen hoofdstuk 2 - Raad van Commissarissen wordt onderscheid gemaakt tussen:

- Samenstelling en deskundigheid

De Code bestaat uit tien principes voor de Raad van Commissarissen. Het gaat om de samenstelling van de raad, het aantal leden, gedegen kennis van de maatschappelijke functies van de bank, bereikbaarheid en beschikbaarheid van de voorzitter van de raad, passende vergoeding, naleving permanente educatie en jaarlijkse evaluatie van het functioneren van de Raad van Commissarissen.

- Taak en werkwijze

Dit onderdeel heeft twee principes en gaat over hoe de Raad van Commissarissen bijzondere aandacht besteedt aan het risicobeheer van de bank. Daarnaast dient een aantal leden over grondige kennis te beschikken met betrekking tot financieel-technische aspecten en financiële verslaglegging.

3 3 3

3.1.3.1.3.1.3 .1.3 Raad van BestuurRaad van BestuurRaad van Bestuur Raad van Bestuur

Binnen hoofdstuk 3 – Raad van Bestuur wordt wederom onderscheid gemaakt tussen:

- Samenstelling en deskundigheid

De Code bestaat uit acht principes. De focus is gericht op de samenstelling van de raad, gedegen kennis van de financiële sector (bankwezen), toezicht van de voorzitter gericht op het programma van permanente educatie, vermelding van de permanente educatie in het jaarverslag, zorg dragen voor een juiste afweging tussen risico’s en commerciële belangen en besluitvorming omtrent risicobeheer.

- Taak en werkwijze

Dit onderdeel heeft vier principes en gaat in op het centraal stellen van de klant vanwege de continuïteit van de bank.

(21)

Daarnaast dient de Raad van Bestuur bij zijn handelen evenwichtige afwegingen te maken en oefent de raad van bestuur haar functie op een zorgvuldige, deskundige en integere manier uit, daarbij houdt ze rekening met wet- en regelgeving.

3.1.4 3.1.4 3.1.4

3.1.4 RisicomanagementRisicomanagementRisicomanagementRisicomanagement

Hoofdstuk 4 – Risicomanagement bestaat uit vijf principes. Hierbij wordt de verantwoordelijkheid aangehaald van de voorzitter van de Raad van Bestuur met betrekking tot het risicobeleid van de bank. Tevens wordt de verantwoordelijkheid van de Raad van Commissarissen genoemd omtrent het toezicht op het gevoerde risicobeleid. Vervolgens wordt de Raad van Bestuur gewezen op haar verantwoordelijkheid met betrekking tot Product Goedkeuringsproces.

3.1.5 3.1.5 3.1.5 3.1.5 AuditAuditAuditAudit

Hoofdstuk 5 – Audit bestaat uit zes principes. Het is gericht op de interne auditfunctie en communicatielijnen tussen de Raad van Bestuur, Raad van Commissarissen, de externe accountant en de Nederlandse bank. Waarbij nadrukkelijk wordt benoemd dat de Raad van Bestuur zorg draagt voor controles op de beheersing van de risico’s die met (bedrijfs-) activiteiten van de bank samenhangen.

3. 3. 3.

3.1.61.61.6 1.6 BeloningsbeleidBeloningsbeleidBeloningsbeleidBeloningsbeleid

Binnen hoofdstuk 6 - Beloningsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen:

- Uitgangspunt

De bank dient een zorgvuldig, beheerst en duurzaam beloningsbeleid uit te voeren dat strookt met haar strategie. Het beloningsbeleid is zo ingeregeld dat er maatschappelijk draagvlak voor is en in lijn is met de risico’s en de belangen van de bank. De Raad van Commissarissen en de Raad van Bestuur zijn verantwoordelijk voor de invulling van het beloningsbeleid.

- Governance

Dit punt bestaat uit twee principes en wijst de Raad van Commissarissen op de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren en evalueren van het vastgestelde beloningsbeleid ten aanzien van de leden van de raad van bestuur en tevens bespreekt de raad van commissarissen jaarlijks de hoogte van de variabele inkomens.

- Bestuurdersbeloning

Dit punt bestaat uit vier principes. Het staat in het teken van de beloning van de bestuurder, de variabele beloning, toekenning van aandeel zonder tegenprestatie en ontslagvergoeding van de Raad van Bestuur.

- Variabele beloning

Dit punt kent een zestal principes gericht op de variabele beloning van een lid van de Raad van Bestuur. Het stelt dat een variabele beloning gerelateerd dient te zijn aan de lange termijn doelstelling van de bank en de prestaties van het individu.

(22)

3.2 3.2 3.2

3.2 Conclusie ConclusieConclusieConclusie

Wat is Code Banken? De Code Banken is een gedragsmaatregel, opgesteld door de Nederlandse Vereniging van Banken, welke het herstel van vertrouwen van de consument in het financieel stelsel zou kunnen verbeteren door open en transparant te rapporteren over governance binnen de bank.

Naar aanleiding van de financiële crisis in Nederland is het vertrouwen van de consument in het financieel stelsel gedaald. De financiële crisis, zoals deze hedendaags bekend is, heeft meerdere oorzaken en als respons van de bancaire sector is de Code Banken ontwikkeld. Deze ontwikkeling van Code Banken heeft plaatsgevonden naar aanleiding het rapport ‘Naar herstel van Vertrouwen’ van de Adviescommissie Toekomst Banken. De adviezen uit dit rapport zijn verwerkt in de Code Banken. De Code Banken richt haar best practices op een zestal onderwerpen:

I) Naleving Code Banken;

II) Raad van Commissarissen;

III) Raad van Bestuur; IV) Risicomanagement; V) Audit;

VI) Beloningsbeleid.

In de preambule van de Code Banken is de toepassing van deze onderwerpen vastgelegd. De Code Banken is van toepassing op alle banken die beschikken over een bankvergunning verleent op basis van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Op de Code Banken is, net zoals bij de corporate governance code, het ‘pas toe’ of ‘leg uit’ beginsel van toepassing. Hiermee wordt bedoeld dat banken in beginsel de Code toepassen en daar waar wordt afgeweken of niet aan wordt voldaan dient het bestuur van de bank

dit toe te lichten.

De Code Banken is per 1 januari 2010 in werking getreden en hierdoor dienen banken voor het eerst te rapporteren, over de naleving van de Code Banken, vanaf boekjaar 2010. De Code Banken vormt voor de bancaire sector een aanvulling op de huidige Nederlandse Corporate Governance Code.

Jaarlijks wordt er door de Monitoring Commissie Code Banken een onderzoek gestart inzake de naleving van de Code Banken over het desbetreffende boekjaar. Deze onafhankelijke commissie is ingesteld door de minister van Financiën en de Nederlandse Vereniging van Banken en heeft in december 2010 haar eerste rapport gepubliceerd inzake de implementatie van de Code Banken.

(23)

H

H

H

H

oofdstuk 4

oofdstuk 4

oofdstuk 4

oofdstuk 4

THEORETISCH KADER

THEORETISCH KADER

THEORETISCH KADER

THEORETISCH KADER

In dit hoofdstuk wordt de theorie van dit onderzoek behandeld. Zoals reeds geformuleerd in hoofdstuk 2 gaat corporate governance over het machtsevenwicht tussen de bestuurder en de aandeelhouders. Aansluitend hierop is ervoor gekozen om de agency theory, welke wordt behandeld in paragraaf 4.1, op te nemen aangezien deze het probleem omtrent bestuurder en aandeelhouder verklaard. Daarnaast is er, gezien de verantwoordingsplicht inzake de Code Banken, voor gekozen om de disclosure theory, zie paragraaf 4.2 op te nemen. In paragraaf 4.3 is aanvullende literatuur opgenomen welke raakvlakken heeft met de Code Banken en welke eveneens empirische ondersteuning biedt bij de vorming van de hypothesen. De hypothesen zijn opgenomen in paragraaf 4.7 en vormt hiermee de afsluitende paragraaf.

4.1 4.14.1

4.1 Agency TheoryAgency TheoryAgency TheoryAgency Theory

De agency theory, beter bekend als het principaal – agent model, richt zich op de scheiding tussen de principaal (aandeelhouder) en de agent (bestuurder) (Berle & Means, 1932; Jensen & Meckling, 1976). De agency theory probeert de complexiteit van de informatieasymmetrie tussen principaal en de agent te verklaren. In de theorie en in de praktijk bestaat er een kloof tussen de aandeelhouder en de manager (zie figuur 3: schematische weergave Agency Theory).

De agent dient een prikkel te ontvangen zodat de strategische doelen van de onderneming voor gaan op de eigen doelstellingen van de agent (Scott, 2009). De agent heeft veelal doelstellingen voor de korte termijn, daar waar de doelstellingen van de principaal gelden voor een langere termijn. Deze belangentegenstelling tussen de agent en principaal is ook terug te vinden in de houding ten opzichte van het nemen van risico (Bolton et al., 2010). Om ervoor te zorgen dat de agent de doelstellingen van de principaal nastreeft, dient het beloningsbeleid van de onderneming op een adequate manier te zijn samengesteld. Volgens de agency theory moet de beloning van de bestuurder in lijn liggen met de prestaties van de onderneming (Kaplan, 2007). Door middel van een combinatie van beloningscomponenten wordt getracht de bestuurder te focussen op de korte en de lange termijn prestaties (Jensen, Murphy & Wruck, 2004). Zodoende probeert de aandeelhouder invloed uit te oefenen

Figuur Figuur Figuur

(24)

op de beslissingen van de bestuurder. De koppeling tussen de prestatie en de beloning komt tot uiting in het variabele deel van de beloning. Hiermee wordt getracht de korte en lange termijn beloningen te koppelen aan specifieke prestaties.

De agency theory is ook van toepassing op de bancaire sector in Nederland. Banken hebben te maken met vele belanghebbenden, denk hierbij aan: klanten, aandeelhouders, het maatschappelijk verkeer en

toezichthouders (AFM, DNB)10. Individuele bestuurders van een bank kunnen andere doelstellingen

nastreven dan de belanghebbenden, hierdoor zijn er tegengestelde belangen tussen de bankbestuurders en haar belanghebbenden. Om de belangen op één lijn te krijgen zal een financiële prikkel nodig zijn en dit kan geschieden door beloningscontracten (Jensen et al., 2004).

Uit onderzoek van Jensen en Meckling (1976) blijkt dat het probleem omtrent de scheiding van eigendom en leiding wordt veroorzaakt door behoeften, belangen en verschillende rollen. Het bestuur (agent) van een onderneming beschikt over managementinformatie waarover zij kunnen beslissen welke informatie naar buiten wordt gebracht en hierdoor publiek beschikbaar wordt. Dit voordeel van het bestuur, om managementinformatie te delen met belanghebbenden, leidt tot een fundamenteel probleem in de economische wetenschap (Scott, 2009). De principaal is, mede door informatieasymmetrie, niet in staat om de agent te monitoren en kan op deze manier niet vaststellen of de beslissingen die worden genomen in het belang van de principaal zijn (Jensen et al., 2004). Er zijn twee verschillende vormen van informatieasymmetrie, te weten:

Adverse selection

‘Adverse selection is a type of information asymmetry whereby one or more parties to a business transaction, or potential transaction, have information advantage over other parties’ (Scott, 2009, p.13). Adverse selection (vrij vertaald ‘nadelige keuze’) ontstaat doordat bestuurder en andere (interne)

informatiegebruikers over meer relevante informatie beschikken dan overige (externe)

informatiegebruikers. De externe gebruikers van de informatie baseren hun beslissing op basis van de informatie zoals deze door de onderneming publiek beschikbaar wordt gesteld. Indien bestuurders of andere (interne) informatiegebruikers over meer relevante informatie beschikken dan de gebruikers, kunnen zij ten koste van de gebruiker van de informatie voordeel behalen. Tevens bestaat er de mogelijkheid voor de bestuurders om de informatie te manipuleren of niet te delen. Het effect van deze onjuiste informatieverdeling is dat de gebruikers van de informatie beslissingen kunnen (gaan) nemen op basis van onvolledige en onjuiste informatie, die op basis hiervan niet optimaal kunnen zijn.

Moral hazard

‘Moral hazard is a type of information asymmetry whereby one or more parties to a business transaction, or potential transaction, can observe their actions in fulfillment of the transaction but other parties cannot’

(Scott, 2009, p.14). Moral hazard (vrij vertaald ‘moreel risico’) ontstaat door het gedrag van partijen in combinatie met het feit dat de ene partij wel volledig zicht heeft op het vertoonde gedrag, maar de andere

10 AFM: Autoriteit Financiële Markten - instelling die toezicht houdt op het gedrag van de gehele financiële marktsector.

(25)

partij niet. Belanghebbenden (aandeelhouders) zijn niet in staat om vast te stellen of de bestuurders hun taken wel goed en volledig uitvoeren. De bestuurder dient zich te verantwoorden richting de gebruikers van de informatie. Dit geschiedt onder andere door de publicatie van financiële resultaten van de onderneming en overige relevante informatie.

4.2 4.2 4.2

4.2 Disclosure Theory Disclosure Theory Disclosure Theory Disclosure Theory

Het begrip disclosure betekent vrij vertaald ‘openbaring / onthulling’. Mueller et al. (1991) omschreven disclosure als zijnde een ‘breed’ begrip en stellen hiermee vast dat disclosure alle publieke informatie van een onderneming omvat. De term welke tevens wordt gehanteerd in Nederland omtrent het onthullen en openbaren van informatie is ‘transparantie’. De term transparantie wordt omgeschreven als "prestatie van cijfers in het externe verslag op een wijze die het mogelijk maakt om de financiële situatie van een

bedrijf of organisatie te doorzien11”.

Grossman (1981) en Milgrom (1981) hebben onderzoek verricht naar het disclosure principe. Het principe veronderstelt dat gebruikers van informatie weten dat een manager over bepaalde informatie beschikt. Het is echter niet bekend bij de informatiegebruiker of dit goed nieuws of slecht nieuws betreft. Het principe neemt aan dat wanneer het goed nieuws betreft, de manager dit zal publiceren. Omgekeerd geldt hetzelfde, wanneer er geen informatie wordt gepubliceerd veronderstellen de gebruikers dat men hier waarschijnlijk te maken heeft met slecht nieuws en zullen zij overeenkomstig handelen. Wanneer de manager het slechte nieuws niet publiceert, zal de gebruiker van de informatie ervan uitgaan dat het slecht is (Skinner, 1994). Een voorbeeld hiervan kan het verkopen van aandelen zijn, met als gevolg een daling van de koers. Vanwege een resultaatafhankelijke beloning van de manager, is een daling van de koers niet wenselijk. Met als gevolg dat de manager beter de informatie bekend kan maken, om zo te voorkomen dat de markt uitgaat van het slechts denkbare scenario.

Laksmana (2008) en Donahue (2008) hebben beide aangetoond dat belanghebbenden baat hebben bij het openbaar maken van deze informatie. De belanghebbenden hebben hier baat bij omdat er beter inzicht wordt verkregen in de procedures en beslissingen van het bestuur van de onderneming. Laksmana (2008) concludeert dat onafhankelijke bestuurders meer geneigd zijn om de beloningen openbaar te maken. Dit is te verklaren omdat openheid in het voordeel van de aandeelhouders is en de onafhankelijke bestuurders reputatieschade willen voorkomen. Daarnaast geeft openbaring van informatie macht aan de aandeelhouders om de bestuurder af te rekenen op zijn of haar prestaties.

Aan het openbaren van informatie kunnen ook nadelen zijn verbonden. Wagenhofer (1990) stelt dat de mate van disclosure afhankelijk is van de kosten die hiermee gepaard gaan. Waarbij tevens wordt aangehaald dat de aard van het nieuws hierbij niet van toepassing is. Informatie zal niet publiek

11 Encyclo, online encyclopedie. (2012).

Opzoeken: transparantie. Geraadpleegd op 22 augustus via

(26)

beschikbaar worden gemaakt indien de kosten van het openbaar maken hoger zullen zijn dan de voordelen die de onderneming beoogt te behalen. Suijs (2005) ondersteunt deze bevinding van Wagenhofer (1990).

Een ander nadeel van het openbaar publiceren van informatie is het voordeel wat er door de concurrent mee behaald kan worden. De zogenaamde ‘propietary information’ (Scott, 2009, p.445) heeft als definitie

‘This is information that, if released, would directly affect future cash flows of the firm’. Meek et al. (1995) hebben onderzoek verricht naar de nadelen van informatieopenbaring. Propiertary costs zijn kosten welke zich voordoen wanneer het openbaren van de informatie, het de onderneming zou kunnen beschadigen. Denk hierbij aan de toegenomen concurrentie, waardoor minder omzet wordt gegenereerd en waardoor bijvoorbeeld ontwikkelingskosten moeilijker terugverdiend kunnen worden. Meek et al. (1995) halen in het onderzoek aan dat het bestuur van de onderneming deze informatie zorgvuldig dient te behandelen, aangezien openbaring potentieel schade kan veroorzaken.

4. 4. 4.

4.333 3 Code Banken Code BankenCode Banken Code Banken

In voorgaande paragrafen zijn de theoretische concepten agency theory en disclosure theory behandeld. Daarnaast is het zinvol om wetenschappelijke literatuur op te nemen welke op enige manier raakvlakken heeft met de naleving van Code Banken. Dit ter verbreding van het theoretisch kader en ter ondersteuning bij de vorming van de hypothesen. Hierbij zal met name de relatie worden gezocht met de hoofdonderwerpen van de Code Banken (Raad van Bestuur, Raad van Commissarissen,

Risicomanagement en Beloningsbeleid).

4. 4. 4.

4.3.13.1 3.13.1 RRaad van BestuurRRaad van Bestuuraad van Bestuuraad van Bestuur enenenen RRaad RRaad aad vaad vvvan an an Can CCommissarissenCommissarissenommissarissenommissarissen

De Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen zijn respectievelijk belast met de dagelijkse bedrijfsuitoefening en toezichthouder van de onderneming. Net als bij de agency theory is hier sprake van tegengesteld belang. De Raad van Commissarissen streeft belangen na voor haar aandeelhouders, die gelden voor de lange termijn. De Raad van Bestuur streeft belangen na welke omzet verhogend zijn of kosten verlagend en deze zijn dikwijls voor een kortere termijn. Er zijn twee verschillende bestuursstructuren te onderkennen, namelijk het one en two tier boardmodel.

In de Verenigde Staten hanteert men overwegend het one tier boardmodel (Maassen & Van Den Bosch, 1999). Bij een one tier boardmodel zitten bestuurders en commissarissen bij elkaar in één Executive Board (Raad van Bestuur). Hierdoor is er geen sprake meer van een formele scheiding tussen het uitvoerende orgaan en de toezichthoudende functie. In een Executive Board wordt onderscheid gemaakt tussen executive en non-executive director, waarbij executive directors verantwoordelijk zijn voor de operationele bedrijfsvoering en de non-executive directors een toezichthoudende rol vervullen. Hierbij wordt geacht, aangezien de non-executive directors niet primair betrokken zijn bij de operationele bedrijfsvoering, dat zij een objectieve opinie vormen ten aanzien van de prestatie van de onderneming (McCahery, 2002).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De bank is dan echter wel afhankelijk van een ander die ertoe overgaat een enquêteverzoek in te dienen en dat zal in de hier besproken situaties nu juist niet het geval zijn:

Geschrokken over de berichten uit het Brusselse formatiewereldje, over de drei- gende uitverkoop van wat nog overblijft van de zelfs in Vlaanderen allang niet meer

Kraa wil niet alleen het resultaat kennen per soort van dienstverlening, doch evenzeer per relatie. Van Gelder valt hem hier bij en wil ook een „kostprijs” per relatie. Uit

Aan de hand van de gebudgetteerde normen per prestatie- eenheid worden de kosten van de eerste kostenplaatsen in de kostenverdeel- staat toegerekend aan de

m ab blz.. vermogenscomponenten voor, waarover de bank kan beschikken. Deze ver- mogenscomponenten brengen rentekosten met zich mee, welke echter voor iedere

Corresponderend met de structuur van het SSM wordt hij ondersteund door een divisie Toezicht Europese Banken (EUBA) voor toezicht op grootbanken, een divisie Toezicht

Een tweede factor die het potentieel van PSD2 belemmert, is de geringe harmonisatie van de interfaces (voor toegang tot de rekening) tussen bank en derde partij. PSD2 en de

Hof Hoorneman Bankiers NV (HHB) onderschrijft de principes opgenomen in de Code Banken, voor zover deze – gezien de aard en omvang van HHB als bank met als primaire