• No results found

De wijze duurzaamheidsverslaggeving bij gemeenten F.P. Witteveen 1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De wijze duurzaamheidsverslaggeving bij gemeenten F.P. Witteveen 1"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De wijze van duurzaamheidsverslaggeving bij Nederlandse gemeenten.

Een onderzoek naar bepalende factoren.

Masterscriptie, MSc Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen, faculteit Economie en Bedrijfskunde

29 april 2013

Frans Pieter Witteveen Studentnummer: 1258818 Ruchhusterwei 8 8564 HD Ruigahuizen Tel: 06-11378890 e-mail: fpwitteveen@live.nl begeleider afstudeerscriptie drs. B. Hidding RA

(2)

2

Uittreksel

Dit afstudeerwerkstuk bevat de resultaten van het onderzoek naar de bepalende factoren voor de wijze van duurzaamheidsverslaggeving bij Nederlandse gemeenten. De studie analyseert welke factoren invloed hebben op het wel of niet specifiek verantwoording afleggen over het duurzaamheidsbeleid in het jaarverslag van een gemeente. Het theoretisch kader waar het onderzoek op is gebaseerd zijn de vrijwillige verslaggevingstheorie en dan met de

verslaggeving inzake duurzaamheid en de legitimiteitstheorie. Op grond van deze theorieën hebben de gemeenten een motivatie om vrijwillige verslaggeving op te nemen in hun jaarverslag. Middels een inhoudsanalyse van de jaarverslagen van 399 Nederlandse gemeenten is er geanalyseerd op welke wijze de gemeenten verantwoording afleggen over hun duurzaamheidsbeleid. Van een 5-tal factoren is vastgesteld welke invloed de

aanwezigheid of mutatie van deze factoren een mogelijk effect heeft op de wijze van

duurzaamheidsverslaggeving. Uit de analyse blijkt dat ik bij de Nederlandse gemeenten geen significante verbanden hebben kunnen aantonen tussen de wijze van verantwoorden en de omvang, winstgevendheid, solvabiliteit en zichtbaarheid in de media. Bij de vraag of er ook een politieke invloed aanwezig is op de wijze van verslaggeving is in dit onderzoek

geanalyseerd of de aanwezigheid in de coalitie van een politieke partij met duurzaamheid hoog in het vaandel invloed heeft op de wijze van verslaggeving. Hieruit blijkt dat er geen verband kan worden gelegd tussen deze twee variabelen. Waar in eerdere onderzoeken wel degelijk een verband is aangetoond tussen bovenstaande variabelen vinden in het onderdeel samenvatting en conclusies dat de oorzaak waarschijnlijk ligt in de specifieke

(3)

3

1 Introductie

Uit onderzoek van Deloitte uit 2010 blijkt dat ongeveer 65 % van alle gemeenten in

Nederland in het jaarverslag iets vermelden over hun duurzaamheidsbeleid. Ik heb onderzocht welke mate van prioriteit een gemeente duurzaamheidsverslaggeving geeft in het jaarverslag en welke factoren dit mogelijk beïnvloeden. Met de mate van prioriteit wordt in dit onderzoek bedoeld welke plek het krijgt in het jaarverslag van de gemeente. Als er in het jaarverslag een apart programma of paragraaf wordt toegewijd aan verslaggeving betreffende duurzaamheid dan is er sprake van een hoge mate van prioriteit. De bevindingen zullen een toevoeging zijn aan de bestaande literatuur over duurzaamheidsverslaggeving en onderzoeken naar

verslaggeving bij organisaties in de publieke sector. In het kader van dit onderzoek is er een link gelegd tussen de legitimatietheorie en de beweegredenen om een specifieke

verantwoording op te nemen in het jaarverslag. Hierbij is voortgeborduurd op uitgevoerde onderzoeken op dit gebied. In eerdere onderzoeken is aangetoond dat vanuit de

legitimatietheorie een verband kan worden gelegd met de mate en de kwaliteit van de

duurzaamheidsverslaggeving. In het onderzoek zijn alle gemeenten meegenomen waarvan het jaarverslag 2011 beschikbaar was. Door te kiezen voor alle gemeenten, 415 in totaal, is er voor het onderzoek een grote homogene groep beschikbaar uit de publieke sector. Bij

woningcorporaties, zorginstellingen en overige publieke instellingen is de informatie beperkt beschikbaar en zijn de populaties te klein voor deze vorm van onderzoek.

In het verleden zijn onderzoeken uitgevoerd waarbij is onderzocht welke factoren invloed hebben op de mate van verslaggeving (hoeveelheid) en de kwaliteit van de verslaggeving. Dit onderzoek is een aanvulling op deze onderzoeken waarbij is gekeken welke status

duurzaamheidsverslaggeving krijgt binnen de rapportering van deze organisaties. Het

onderzoek gaat verder met het bepalen van factoren die mogelijk een invloed hebben, positief of negatief, op de mate van prioriteit die wordt gegeven aan de duurzaamheidsverslaggeving in de jaarverslagen van gemeenten. Ik heb hypotheses ontworpen waarin ik onderzoek of de mate wordt beïnvloed door de zichtbaarheid van de gemeente in de media, de solvabiliteit, de aanwezigheid van “duurzaamheidspartijen” in de coalitie van de gemeenteraad, het resultaat van de gemeente en de omvang van de gemeente op basis van het aantal inwoners. De eerste vier factoren zijn gekozen omdat hier al eerder onderzoek naar is gedaan. Maar deze

onderzoeken zijn nog niet toegepast op publieke instellingen. Door de nieuwe resultaten uit dit onderzoek en de resultaten uit de eerdere onderzoeken te bundelen ontstaat er vergelijking tussen de private sector en de publieke sector. Van enkele factoren is al eens in eerder

onderzoek vastgesteld dat deze invloed hebben op de mate en kwaliteit van de verslaggeving bij profit organisaties. Omdat de populatie bestaat uit gemeenten is er in dit onderzoek voor gekozen om een gemeente specifieke factor toe te voegen als onafhankelijke variabele. De aanwezigheid van een duurzaamheidspartij betreft de gemeente specifieke variabel.

De rest van het rapport zal er als volgt uit zien. In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op de theoretische inkadering van dit onderzoek en wordt het ontwerpen van de hypotheses beschreven. In hoofdstuk 3 is de onderzoeksopzet beschreven. Hoofdstuk 4 is een weergave van de bevindingen naar aanleiding van het onderzoek. De conclusie en de beperkingen van het onderzoek worden besproken in hoofdstuk 5.

(4)

4

2 Theorie en hypothesevorming

In dit onderzoek is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:

- Wat zijn de bepalende factoren voor de wijze van duurzaamheidsverslaggeving die gemeenten hanteren in hun jaarverslag?

Hierbij zijn de volgende deelvragen beschreven:

- Wat wordt er gerapporteerd door gemeenten over duurzaamheid en in wat voor vorm? - Welke theorieën geven een verklaring voor het wel of niet opnemen van

duurzaamheidsverslaggeving?

- Wordt de mate van verslaggeving en de prioriteit die het krijgt toegewezen in het jaarverslag beïnvloed door bepaalde factoren zoals omvang, winstgevendheid en zichtbaarheid in de media.

In 2.1 ga ik verder hoe duurzaamheidsverslaggeving zicht heeft ontwikkeld. In 2.2 wordt aan de hand van de legitimiteitstheorie een handreiking gegeven voor het effect hiervan op vrijwillige verslaggeving, waar duurzaamheid verslaggeving onderdeel van uit maakt. De beschrijving van de getest hypotheses vind plaats in 2.3.

2.1 Vrijwillige (duurzaamheid)verslaggeving

Duurzaamheidsverslaggeving kan worden gedefinieerd als de vrijwillige bijdrage van een organisatie aan duurzame ontwikkeling die verder gaat dan wat de wet vereist (Carroll 2006, Crane en Matten 2007;. De Bakker et al., 2005). Organisaties worden verondersteld deel te nemen aan vrijwillige duurzaamheidsverslaggeving omdat ze verwachten te profiteren van deze acties. Voorbeelden van dergelijk profijt zou omvatten de mogelijkheid om een hogere prijs in rekening te kunnen brengen door de toepassing van duurzaamheidsbeleid of het aantrekken en behouden van hoge kwaliteit werknemers. Deze voordelen moeten de kosten in verband met vrijwillige duurzaamheidsverslaggeving overschrijden, omdat er eerst middelen moeten worden toegewezen om de onderneming naar een hoger niveau van

duurzaamheidsverslaggeving en verantwoording (Siegel en Vitaliano 2007) te sturen. Het groeiende duurzaamheids-bewustzijn komt ook tot uiting in het toenemende aantal van MVO en duurzaamheidsrapporten, evenals in het aanbieden van MVO-gerelateerde informatie (Bijvoorbeeld door middel van reclame; Gray et al. 2001;. Kolk 2005). Historisch gezien hebben economen twee tegengestelde benaderingen van duurzaamheidsverslaggeving ontwikkeld. Aan de ene kant is er het traditionele perspectief: de belangrijkste doelstelling van een organisatie is het maximaliseren van de aandeelhouderswaarde. Daarom ondernemen bedrijven alleen acties die ofwel de winst verhogen of kosten verminderen.(Husted en Salzar 2006). Het traditionele perspectief heeft meestal het fenomeen duurzaamheidsverslaggeving als een ondergeschoven kindje behandeld. (Friedman 2007). Anderzijds vormt de stakeholder benadering de theoretische basis van de meeste argumenten voor

duurzaamheidsverslaggeving. Zij stelt dat bedrijven moeten proberen om aan de eisen van alle belanghebbenden te voldoen, als dat op lange termijn tot een hogere economische winst leidt.( Frooman 1999).

Organisaties kunnen gebruik maken van een aantal methoden om de kans op nadelige

politieke of maatschappelijke acties te verminderen en de daaruit voortvloeiende kosten. Een daarvan is duurzaamheidsverslaggeving, aangezien dit het morele kapitaal van een organisatie

(5)

5

genereert, het kan bijvoorbeeld punitieve sancties temperen in het geval van een negatieve gebeurtenis (Godfrey 2005).

Empirisch bewijs lijkt dit te bevestigen. Bijvoorbeeld, Lyon en Maxwell (2006, 2007) vinden dat bedrijven met een slechte reputatie volledig openbaar presenteren, terwijl bedrijven met een uitstekende reputatie minder presenteren, want het bekendmaken van hun successen levert hun niks op, omdat zij al verwachten te slagen. We stellen dat-vanwege hun specifieke

kenmerken-bedrijven te maken hebben met verschillende intensiteiten van externe druk als gevolg van hun stakeholders. Als gevolg zullen bedrijven verschillend omgaan met de aan de vrijwillige verslaggeving gerelateerde kosten en baten. Het antwoord op de vraag waarom bedrijven duurzaamheidsverslaggeving openbaar maken is omdat het in hun (economisch) belang is.

Een bedrijf wordt verondersteld vrijwillige duurzaamheid verslaggeving op te nemen als wordt verwacht dat de voordelen groter zijn dan de kosten (Siegel en Vitaliano 2007). Verschillende bedrijfsspecifieke kenmerken fungeren als een bepalende factor voor de mate van druk van stakeholders waarmee bedrijven worden geconfronteerd. Andere pogingen om vrijwillige duurzaamheidsverslaggeving uit te leggen suggereren dat bedrijfskenmerken belangrijke determinanten zijn van het wel of niet openbaar maken van informatie (Meek et al 1995). Empirische studies gebruiken een groot aantal die bijvoorbeeld de sector, het aantal aandeelhouders en de pers omvatten (Milne 2002). In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een breder aantal factoren. Bedrijfsgrootte bijvoorbeeld, vaak genoemd als een centrale indicator van de hoeveelheid of politieke maatschappelijke kosten, maar blijkt als een bepalende factor te fungeren voor meer dan alleen politieke kosten (Milne 2002).

Andere potentiële bepalende factoren voor het opnemen van vrijwillige verslaggeving zijn onder andere zichtbaarheid van de organisatie, winstgevendheid en de

aandeelhoudersstructuur. Op basis van onder andere deze determinanten zijn er hypothesen ontwikkeld, die de basis vormen van onze verdere analyse in de volgende paragrafen.

Vanuit economisch oogpunt moeten bedrijven alleen acties ondernemen om de kosten te verlagen of de opbrengsten te verhogen, dat wil zeggen dat alleen de toelichtingen die de kosten verlagen of de inkomsten verhogen wenselijk zijn. Als gevolg van bedrijfsspecifieke kenmerken, hebben bedrijven te maken met meer of minder krachtige belanghebbenden en worden als gevolg hiervan geconfronteerd met verschillende niveaus van politieke en maatschappelijke kosten. Door vrijwillig openbaar maken van informatie over hun duurzaamheidsbeleid, proberen organisaties deze kosten te verlagen. Daarom pleit ik dat MVO openbaarmaking wordt bepaald door een aantal van dergelijke bedrijfsspecifieke determinanten. In dit onderzoek proberen we de determinanten die leiden tot vrijwillige duurzaamheidsverslaggeving bij gemeenten te identificeren.

De drijfveer van de verslaggevende organisatie is aan te tonen aan vooral de externe

belanghebbenden dat het duurzaamheid inzet voor het publiek. Duurzaamheidsverslaggeving kan ook worden gebruikt als een strategisch instrument om organisatorische doelen te

bereiken, meestal gedomineerd door economische overwegingen, en om de perceptie van externe belanghebbende te manipuleren met als doel de gewenste economische resultaten te bereiken. Omdat externe belanghebbenden relatief ver van de organisatorische activiteiten af zitten, creëert het gebrek aan controle wantrouwen en ongeloof met betrekking tot de

verstrekte informatie. Om deze problemen te overwinnen, besluiten de rapporterende

(6)

6

en de kwaliteit van hun duurzaamheid management systemen, duurzaamheidsprestaties en de geloofwaardigheid van de aan duurzaamheid gerelateerde informatie die zowel aan de externe als interne belanghebbenden wordt verstrekt kunnen verbeteren. Als zodanig zijn bedrijven beïnvloed door een scala van economische en sociaal-politieke factoren in het besluit over het opnemen van vrijwillige duurzaamheid verslaggeving. Een selectie van deze factoren en de daarmee gepaard gaande legitimiteit theorie zullen vervolgens worden besproken.

2.2 Legitimiteit theorie

Er is in eerdere onderzoeken al veel geschreven over de legitimiteitstheorie en de invloed die deze theorie heeft op vrijwillige verslaggeving. Duurzaamheidsverslaggeving valt hier nog onder omdat een organisatie nog niet verplicht is te rapporteren over hun

duurzaamheidsbeleid. Ik heb in het onderzoek de artikelen gebruikt die het beste passen binnen de kaders van mijn onderzoek. In bestaand onderzoek wordt er veelal gesproken over sociale rapportage en vrijwillige verslaggeving. Het opnemen van

duurzaamheidsverslaggeving valt onder deze noemer. Het valt onder de onderzoeken naar vrijwillige MVO en duurzaamheidsrapportage en het is een vrijwillige toelichting in de jaarstukken. In deze paragraaf wordt eerst een korte inleiding gegeven over het begrip legitimiteit en hoe zich dit in de praktijk uit. Daarna wordt de relatie tussen legitimiteit en vrijwillige verslaggeving verder toegelicht aan de hand van eerder uitgevoerde onderzoeken.

Lindblom (1994) heeft het concept legitimiteit als volgt gedefinieerd:

Een status die bestaat wanneer het waardesysteem van een entiteit congruent is met het waardesysteem van het grotere sociale systeem waarvan de entiteit deel uitmaakt. Wanneer er een verschil, feitelijk of potentieel, bestaat tussen de twee waardesystemen, is er een

bedreiging voor de legitimiteit van de entiteit.

De legitimatie theorie valt, samen met onder andere de political economy theorie en de stakeholder theorie, onder de zogenaamde procesgerichte theorieën. Gray et al. (1996) geeft de volgende definitie van een procesgerichte theorie:

Een procesgericht beeld van de organisatie en de samenleving richt onze aandacht op de rol die informatie en toelichting heeft op de relaties tussen organisaties, overheid, individuen en groepen.

De legitimatie theorie is gebaseerd op het concept dat organisaties ‘sociale contracten’ hebben met de samenleving. Het zich houden aan deze contracten bij het uitvoeren van hun taken bevestigd de legitimiteit van de entiteit. Shocker en Sethi (1973) hebben het concept van een sociaal contract als volgt omschreven:

Elke sociale instelling, zowel privaat als publiek, opereert in de samenleving door middel van een sociaal contract, waarbij de overleving en de groei van de instelling is gebaseerd op: - De levering van wat sociaal gewenst is eindigt aan de samenleving in het algemeen; - De verdeling van de economische, sociale of politieke voordelen aan groepen waaruit het zijn kracht ontleent.

In een dynamische samenleving zijn noch de bronnen van de institutionele macht, noch de behoeften voor haar diensten permanent. Daarom moet een organisatie constant voldoen aan

(7)

7

de beide testen van legitimiteit en relevantie door aan te tonen dat de samenleving behoefte heeft aan de diensten van de entiteit en dat de bepaalde groepen hiervan profiteren met de goedkeuring van de samenleving.

Volgens Mathews (1993) bestaat het “sociale contract” tussen organisaties en deelnemers aan de samenleving. De samenleving geeft de grenzen aan waarbinnen een organisatie zou mogen opereren. De opbrengsten voor de samenleving zouden de kosten voor de samenleving

moeten overschrijden.

Er zijn binnen de legitimiteitstheorie onder andere twee artikelen geschreven waar veel naar wordt verwezen in onderzoeken waarin deze theorie wordt betrokken. Het eerste artikel is van Dowling en Pfeffer (1975) en het tweede is van Lindblom (1994). Hierin worden enkele maatregelen genoemd die een organisatie kan uitvoeren om hun activiteiten te legitimeren, dit in het geval als de legitimiteit van de organisatie in het geding is:

- de organisatie kan zijn output, doelen en werkwijzen wijzigen om te voldoen aan gangbare definitie van legitimiteit;

- de organisatie kan proberen, door communicatie, de definitie van maatschappelijke legitimiteit te veranderen, zodat de organisatie kan voldoen aan de huidige praktijken, output en waarden;

- de organisatie kan proberen door communicatie te worden geïdentificeerd met symbolen, waarden of instituten die een sterke basis van legitimiteit hebben;

- opvoeden en informeren van haar relevante publiek over wijzigingen in de prestaties en activiteiten van de organisatie;

- veranderen van de perceptie van het relevante publiek maar niet haar feitelijke gedrag; - manipuleren de perceptie door het afbuigen van de aandacht te verschuiven naar

andere gerelateerde onderwerpen;

- wijzigen externe verwachtingen van haar prestaties.

Volgens Lindblom en Dowling en Pfeffer is het verstrekken van vrijwillige toelichtingen in jaarverslagen een manier om bovenstaande maatregelen uit te voeren.

Er zijn veel organisaties die vrijwillige informatie verstrekken. Deze informatie kan in verschillende vormen worden aangeboden zoals in een apart duurzaamheidsverslag, in de jaarstukken of een publicatie op een website. Aan het rapporteren over duurzaamheid zijn geen voorschriften gebonden over de omvang, wijze en inhoud van de publicatie. De organisatie bepaald hoe er wordt gerapporteerd en wat de inhoud zal zijn. Organisaties zijn geneigd aanvullende informatie te verstrekken omdat er anders een legitimiteit leemte ontstaat. Lindblom (1994) zegt hier het volgende over:

Een groot deel van de vraag naar sociale verslaggeving kan worden gezien als het resultaat van het publiek dat verlangd naar informatie om een oordeel te geven over de legitimiteit van een onderneming. Ook kan een groot deel van de vrijwillige sociale verslaggeving uitgegeven door bedrijven worden gezien als pogingen om legitimatie, dat wil zeggen de inspanningen om de status van legitimiteit te bereiken.

Uit de theoretische inkadering kunnen we concluderen dat een gemeente middels een sociaal contract handelt in de maatschappij en dat de gemeente van mening is dat alle

belanghebbende behoefte hebben aan deze informatie. Het opnemen van vrijwillige

(8)

8

voldoet aan de informatiebehoefte van de belanghebbenden dan is het in de ogen de gemeente legitiem.

2.3 De ontwikkeling van hypothesen

Voor sommige van de te onderzoeken factoren is in eerdere onderzoeken (Gamerschlag, Möller en Verbeeten, 2011; Brammer en Pavelin, 2006) vastgesteld dat de omvang (omzet of balanstotaal) of de winstgevendheid van een organisatie invloed heeft op de mate van

vrijwillige verslaggeving. Mijn onderzoek richt zich op gemeenten. Deze sector heeft enkele sectorspecifieke factoren die niet aanwezig zijn bij profit organisaties. Sciulli (2011) heeft eerder een onderzoek uitgevoerd naar de bepalende factoren van de mate van

duurzaamheidsverslaggeving bij lokale overheden in Australië. Hij heeft zich echter gericht op externe factoren zoals bevolkingsgroei, klimaatverandering en gebiedsuitbreiding van de kernen. Daarnaast hebben Williams, Wilmshurst en Clift (2011) onderzoek gedaan op wat voor wijze er wordt gerapporteerd. Lynch (2010) heeft de ontwikkeling van de mate van verslaggeving beoordeeld en geconstateerd dat er in de loop der jaren meer werd

gerapporteerd inzake duurzaamheid.

De aanwezigheid van een gemeenteraad, de publieke verantwoording ten behoeve van de burger en overheid en het ontbreken van een winstoogmerk zijn enkele van de

sectorspecifieke eigenschappen waar de gemeente mee te maken heeft. Om deze sectorspecifieke factoren te vertalen naar het onderzoek zal ik onderzoeken of de

aanwezigheid van een duurzaamheidspartij in de coalitie in de raad invloed heeft op de wijze van duurzaamheidsverslaggeving. Naar mijn weten is over de politieke invloed op de mate van duurzaamheidsverslaggeving bij kleine overheden weinig onderzoek verricht. Daarnaast wil ik ook onderzoeken of het aantal inwoners van een gemeente invloed heeft op de mate van verslaggeving. Door een grotere omvang en hiermee een grotere groep belanghebbenden zal op basis van de legitimiteitstheorie het management sneller geneigd zijn om meer vrijwillig te verantwoorden. Cormier en Gordon (2000) hebben aangetoond dat de omvang effect heeft op de legitimiteit van een organisatie. Ik zal onderzoeken of een positief resultaat, vertaald naar het rendement op het eigen vermogen, ook invloed heeft op de wijze van

duurzaamheidsverslaggeving. Gezien de mogelijkheden die het onderzoek biedt en de

beschikbare data wil ik ook vaststellen of de in eerdere onderzoeken (Gamerschlag, Möller en Verbeeten, 2011; Brammer en Pavelin, 2006; van der Laan, 2009; Shum, Chen en Burritt, 2009) bij profit-organisaties vastgestelde factoren (bijv. solvabiliteit) tevens van invloed zijn bij gemeenten.

2.3.1 Zichtbaarheid in de media

Gemeenten die een grotere zichtbaarheid hebben, hebben ook te maken met een grotere sociale druk. De gemeente bereikt een grotere groep mensen. Om de mate van publiciteit van een gemeente te beoordelen zullen we gebruik maken van de zoekfunctionaliteit op

www.google.nl. Hoe hoger het aantal vermeldingen op het internet ten opzichte van het aantal inwoners hoe hoger de mate van publiciteit (Gamerschlag et al. 2011). En hoe hoger de mate van publiciteit hoe groter de groep mensen die het bereikt. Door de exposure naar een grotere groep mensen is het mogelijk dat vanuit de legitimiteit van de organisatie er meer

verantwoording over het duurzaamheidsbeleid is gewenst. Daarom is de eerste hypothese als volgt geformuleerd:

(9)

9

H1 Gemeenten waarvan de zichtbaarheid in de media groter is dan andere gemeenten zijn eerder geneigd om in het jaarverslag specifieke duurzaamheidsverantwoording op te nemen.

2.3.2 Solvabiliteit

Het effect van de solvabiliteit op de mate van duurzaamheidsverslaggeving is in eerdere onderzoeken aan bod gekomen (bijv. Brammer en Paveling 2006). Er is aangetoond dat een lage solvabiliteit (minder schulden en meer eigen vermogen) een positieve invloed heeft op de mate van vrijwillige duurzaamheidsverslaggeving. De achterliggende gedachte is dat

organisatie die relatief weinig schulden hebben vrijer zijn in het vrijwillig opnemen van informatie en door de lagere schuld hier ook de middelen voor vrij kunnen maken. Ze zijn vrijer omdat ze minder druk ervaren van schuldeisers om aan hun eisen en wensen te voldoen en door de lage schuld wordt er minder rente betaald waardoor er meer middelen vrij komen om te investeren in het opstellen van de duurzaamheidsverslaggeving. De tweede hypothese luidt als volgt:

H2 Gemeenten met een lage solvabiliteit nemen vaker een specifieke

duurzaamheidsverantwoording op dan gemeenten met een hogere solvabiliteit.

2.3.3 Omvang

Sommige gemeenten komen meer in de publiciteit dan andere gemeenten. Dit wordt veroorzaakt, naast overige factoren, door de omvang van de gemeente. De omvang van de gemeente wordt in dit geval bepaald door het aantal inwoners. Als het aantal inwoners groot is dan zijn er meer belanghebbenden. Door het grote aantal inwoners is de groep

belanghebbenden groter. Vanuit de legitimiteitstheorie is het management geneigd om meer vrijwillige rapportage op te nemen in het jaarverslag, omdat de grote groep belanghebbenden dat wenst. De derde hypothese leidt daarom als volgt.

H3 De omvang van de gemeente heeft een positief effect op de wijze van duurzaamheidsverslaggeving.

2.3.4 Resultaat

Uit eerder onderzoek is gebleken dat een goed resultaat invloed heeft op de mate van vrijwillige duurzaamheidsverslaggeving. Daarom wil ik deze hypothese ook toetsen bij gemeenten. Bij een beter resultaat is een organisatie vaker geneigd meer te rapporteren vanwege het brengen van goed nieuws en zijn de middelen aanwezig om tijd en energie te besteden aan de verantwoording. Daarom wordt hierdoor ook meer aandacht besteed aan vrijwillige verslaggeving. Wat effect kan hebben op de mate van duurzaamheidsverslaggeving in een jaarverslag. De vierde hypothese luidt als volgt.

H4 Een hoger rendement op het eigen vermogen heeft een positieve invloed op het specifiek opnemen van duurzaamheidsverslaggeving in het jaarverslag.

2.3.5 Coalitiepartij

Een gemeente moet voldoen aan de verslaggevingsrichtlijnen van de Commissie BBV1. In het kader van het BBV is het niet verplicht om te rapporteren/verantwoorden inzake het

1

De Gemeentewet en de Provinciewet schrijven voor dat elke gemeente en elke provincie jaarlijks begrotings- en verantwoordingsstukken moet opstellen. Het Besluit begroting en verantwoording (BBV) bevat de

(10)

10

duurzaamheidsbeleid van de gemeente. De raad kan echter met de wens komen om dit onderdeel toch mee te nemen in het jaarverslag. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Het kan betrekking hebben op een groot project of een grote subsidieregeling. Vanuit de politiek kan ook de wens komen om het op te nemen in het jaarverslag. Dit zou het geval kunnen zijn als er een partij in de coalitie zetelt die duurzaamheid hoog op de agenda heeft staan. In het huidige Nederlandse politieke klimaat profileren meerdere politieke partijen zich als duurzaamheidspartij. De vijfde hypothese is daarom als volgt:

H5 Gemeenten met een coalitie waarin een duurzaamheidspartij is vertegenwoordigd zijn eerder geneigd een specifieke duurzaamheidsverantwoording op de te nemen in het jaarverslag.

Om te beoordelen of de variabele coalitiepartij een sterkere invloed heeft op de te testen modellen wordt er voor de zesde hypothese gewerkt met een interactieterm. Als aanvulling op de bestaande modellen wordt er geanalyseerd of het effect van publiciteit anders is als een duurzaamheidspartij in de coalitie deelneemt. De zesde hypothese luidt als volgt:

H6 Bij gemeenten waar een duurzaamheid in de coalitie zit is het effect van publiciteit groter dan bij gemeenten waar geen duurzaamheidspartij in de coalitie zit.

3 Onderzoeksmethode

3.1 Populatie en steekproef selectie

Er is om de volgende redenen voor specifiek gemeenten gekozen om dit onderzoek uit te voeren en geen andere organisaties in de publieke sector. Van gemeenten is alle informatie beschikbaar. De jaarverslagen worden allemaal gepubliceerd op de website van de gemeente. Daarnaast is de omvang van de steekproef bepalend in dit type onderzoek. Vanwege de aard van het onderzoek is het, om tot een goed onderbouwd oordeel te komen, van belang dat de steekproef groot is. Voor dit onderzoek is dan ook voor gekozen om alle Nederlandse gemeenten mee te nemen in de steekproef. Dit onderscheidt dit onderzoek van eerdere onderzoeken naar duurzaamheidsverslaggeving bij publieke instellingen omdat deze werden uitgevoerd met een kleinere steekproef. Zie bijlage 1 voor de gemeenten die in de steekproef vallen. In totaal waren er in 2011 414 gemeenten in Nederland. In het onderzoek zijn er uiteindelijk 399 jaarverslagen geanalyseerd. In totaal zijn er 15 niet meegenomen. Sommige gemeenten bestonden toen nog wel maar ten tijde van het onderzoek zijn deze gemeenten overgegaan naar een nieuwe gemeente. Van deze gemeenten zijn de jaarverslagen niet meer te achterhalen. Van het grootste gedeelte van de gemeenten die niet zijn meegenomen in het onderzoek zijn de jaarverslagen niet te vinden op de website van de gemeente. Zie bijlage 2 voor het overzicht van de gemeenten die niet zijn meegenomen in het onderzoek.

3.2 Inhoudsanalyse

Bij de analyse van de jaarverslagen wordt gebruik gemaakt van een inhoudsanalyse. Er zullen geen woorden worden geteld maar er wordt per jaarverslag vastgesteld of een bepaalde sectie aanwezig is op basis van enkele criteria.

regelgeving daarvoor. In het BBV is opgenomen dat er een commissie voor het Besluit begroting en

verantwoording (commissie BBV) is met als taak zorg te dragen voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV. Dit doet zij ondermeer door het beantwoorden van praktijkvragen en het uitbrengen van richtinggevende notities. Voor meer informatie zie www.commissiebbv.nl

(11)

11

3.2.1 Welke inhoud

Gemeenten kunnen op verschillende wijze rapporteren in de jaarstukken. De jaarstukken bestaan uit het jaarverslag en de jaarrekening. In het onderzoek wordt de inhoud van de jaarverslagen geanalyseerd. Het jaarverslag van een gemeente bestaat uit een

programmaverantwoording en de paragrafen. In de programmaverantwoording wordt de beleidsmatige verantwoording afgelegd. Dit zijn voornamelijk de niet-financiële

doelstellingen per beleidsthema. De paragrafen zijn aparte verantwoordingsdocumenten in het jaarverslag waarvan de commissie BBV heeft aangegeven dat sommige hiervan verplicht zijn. De gemeente mag wel vrijwillig paragrafen opnemen in het jaarverslag. Als we dit vertalen naar duurzaamheidsverslaggeving dan heeft de gemeente 4 keuzes:

- Het duurzaamheidsbeleid verantwoorden in een apart beleidsprogramma; - Het duurzaamheidsbeleid verantwoorden in een aparte paragraaf;

- Het duurzaamheidsbeleid verantwoorden verspreid door het hele jaarverslag; - Het duurzaamheidsbeleid niet verantwoorden in de jaarrekening.

3.2.2 Het meten van de inhoud

Het onderzoek gaat zicht richten op de wijze van duurzaamheidsverslaggeving. De

beschrijving / verantwoording van het duurzaamheidsbeleid wordt meegenomen indien dit in een aparte paragraaf of programma wordt opgenomen. Om na te gaan of er in het jaarverslag inderdaad een paragraaf of programma is opgenomen inzake duurzaamheid wordt er in het jaarverslag gezocht naar paragrafen en programma’s waarin specifiek het

duurzaamheidsbeleid wordt verantwoord.

3.2.3 Bronnen

Voor het toepassen van de inhoudsanalyse zal ik gebruik maken van het door de gemeenten gepubliceerde jaarstukken inzake boekjaar 2011. De jaarstukken zijn, op enkele

uitzonderingen na, te downloaden van de website van de gemeenten. Zie bijlage 1 en 2 voor de overzichten van gemeenten en gemeenten waarvan het jaarverslag niet is meegenomen in het onderzoek.

3.3 Afhankelijke variabelen

De wijze van duurzaamheidsverslaggeving (VERSLAGGEVING)

De afhankelijke variabele in dit onderzoek is de wijze van verantwoording van het duurzaamheidsbeleid. Zoals in 3.2.1 is aangegeven kan dit middels een paragraaf of

programmaverantwoording. Indien er spraken is van specifieke duurzaamheidsverslaggeving in een programma of paragraaf dan wordt er een 1 vermeld. Indien dit niet het geval is dan wordt er een 0 opgeschreven.

3.4 Onafhankelijke variabelen

Zichtbaarheid in de media (PUBLICITEIT)

Deze variabele wordt gemeten door gebruik te maken van de zoekmachine op www.google.nl. Omdat ik de jaarstukken van 2011 controleer wil ik graag vaststellen of het aantal

nieuwsberichten in 2011 invloed heeft op de wijze van verantwoording. Ik zoek op de term “gemeente XXX”. Het aantal hits wordt gedeeld door het aantal inwoners om tot en

(12)

12

gemeente als Amsterdam heeft meer nieuwsberichten dan een gemeente zoals Vlieland. Door er een verhoudingsgetal van te maken ontstaat er een eerlijkere vergelijking.

Solvabiliteit (SOLVABILITEIT)

De solvabiliteit van de gemeente wordt gemeten door het totaal aan schulden ultimo t-1 te delen door het eigen vermogen ultimo t-1. Deze gegevens worden vermeld in de jaarrekening 2010 van de desbetreffende gemeenten. De gegevens voor dit onderzoek zijn gedownload vanaf de site van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De gemeenten moeten hun jaarrekeningen jaarlijks uploaden bij het CBS.2

Omvang (OMVANG)

De omvang van de gemeente wordt in dit onderzoek vastgesteld op basis van het aantal inwoners van de gemeente. Dit wordt als een absoluut getal genoteerd. De bron van deze data is het CBS. Vanaf de website van het CBS heb ik per gemeente de inwonersaantallen ultimo 2011 gedownload en opgenomen in het databestand.

Resultaat (ROE)

De waarde van het resultaat van een gemeente wordt bepaald door het Rendement op Eigen vermogen (ROE) te berekenen. Dit betekent het resultaat voor mutaties van de reserves gedeeld door het eigen vermogen. Dit betreffen het resultaat van boekjaar 2010 en het eigen vermogen ultimo 2010. Op deze wijze wordt onderzocht of bepaalde gebeurtenissen in jaar t-1 effect hebben op jaar t.3

Politiek (COALITIEPARTIJ)

Diverse politieke partijen profileren zich als een duurzaamheidspartij. Er is geen officiële standaard om als duurzaamheidspartij aangemerkt te worden. Op de website

www.klimaatkeuze.nl4 zijn op basis van de verkiezingsprogramma’s bepaalde politieke partijen als duurzaamheidspartij aangewezen. Het betreffen de volgende partijen:

- ChristenUnie; D66; GroenLinks; PvdA; Partij voor de dieren; SP

Alle coalitieprogramma’s lopen van 2010-2014. Indien er sprake van is dat één van

bovenstaande partijen deel uitmaakt van de coalitie dan wordt er een 1 genoteerd. Indien hier geen sprake van is dan wordt er een 0 genoteerd.

3.5 Regressieanalyse

Omdat er gebruik wordt gemaakt van een dichotome afhankelijke variabele (twee

mogelijkheden) wordt er een logistische regressieanalyse toegepast. Hierbij wordt gebruik gemaakt van SPSS. Voor alle modellen zal er gebruik worden gemaakt van een binaire logistische regressie.

Samengevat worden de volgende variabelen in de analyse opgenomen:

Tabel 1: Overzicht variabelen

2

Dit betreft de berekening zoals deze is vermeld op www.wikipedia.org

3

Deze wijze van berekenen van ROE is vermeld op www.wikipedia.org

4

Politieke partijen konden reageren op 6 concrete maatregelen die de transitie naar een duurzame samenleving bevorderen. Op de site www.klimaatkeuze.nl zijn de resultaten gepubliceerd. Uit deze lijst zijn de

(13)

13

Variabele Waarden

VERSLAGGEVING 0 of 1

PUBLICITEIT = aantal hits op google inzake nieuwsberichten in 2011 in verhouding tot het aantal inwoners van de gemeente ultimo 2011

SOLVABILITEIT = totale schulden ultimo t-1 delen door het eigen vermogen ultimo t-1

COALITIEPARTIJ 0 of 1

OMVANG = aantal inwoners

ROE = resultaat t-1 voor bestemming delen door

eigenvermogen ultimo t-1 COALITIEPARTIJ*PUBLICITEIT n.v.t.

4 Resultaten en analyse

Voordat ik de resultaten uit de regressieanalyse bespreek, waar we de hypotheses zullen testen, wil ik eerst de beschrijvende statistieken en de correlatie coëfficiënten van de

onafhankelijke en afhankelijke variabelen kort bespreken. Deze gegevens zijn opgenomen in tabel 2. Uit het gemiddelde van VERSLAGGEVING blijkt dat gemiddeld 19 gemeenten duurzaamheidsverslaggeving een specifieke plek geven in hun jaarverslag. Als dit wordt vergeleken met eerdere onderzoeken (Brammer en Paveling 2006) dan is het gemiddelde lager. De eerder uitgevoerde onderzoeken hebben zich op de, veel bredere, vrijwillige

verslaggeving gericht en niet specifiek op duurzaamheidsverslaggeving. De omvang van mijn populatie zal hier ook zijn invloed op hebben. 399 is hoger dan de populaties in eerdere onderzoeken.

Ik heb onderzocht welke factoren eventueel een invloed hebben op de wijze van

duurzaamheidsverslaggeving in de jaarrekeningen van 399 gemeenten in Nederland. De afhankelijke variabele in het onderzoek is VERSLAGGEVING. Dit betreft een binaire variabele met twee opties, 1 of 0. In tabel 3 worden de resultaten als volgt gepresenteerd. In model 1 worden de resultaten gepresenteerd van de analyse waarbij ik alleen de variabelen heb gebruikt die voor alle organisatie van toepassing kunnen zijn. Dit model is dus ook toe te passen op organisaties uit de private sector. Daarna worden de resultaten van de analyse van model 2 gepresenteerd. In model 2 is de gemeente specifieke variabele COALITIEPARTIJ toegevoegd. De resultaten van de analyse van model 3 worden weergegeven in de laatste kolom. In dit model is de interactieterm COALITIEPARTIJ*PUBLICITEIT toegevoegd. Ik zal per hypothese de resultaten bespreken.

Publiciteit

H1 veronderstelde dat gemeenten die in verhouding vaker in de publiciteit komen vaker duurzaamheidsverslaggeving een aparte plek zouden geven in het jaarverslag vanwege o.a. de sociale druk. Uit de analyse blijkt dat er in model 1 een positief effect ontstaat bij elke

toename van een eenheid publiciteit. Omdat er geen sprake is van significantie5 in alle modellen kunnen de resultaten de hypothese niet ondersteunen.

Solvabiliteit

5

Betekenis significantie: Men spreekt van een significante uitkomst als deze uitkomst in sterke mate de veronderstelling ondersteunt dat het waargenomen effect niet door toeval is ontstaan. Hierbij is de maximale grens 0,05.

(14)

14

H2 veronderstelde dat gemeenten met een lage solvabiliteit een hoger mate van specifieke verslaggeving laten zien. Uit de analyse blijkt dat er wel een positief verband bestaat (B is 0,201). De strekking van de hypothese wordt hiermee onderbouwd, alleen er is geen sprake van significantie (p=0,806). De hypothese wordt hiermee verworpen.

Omvang

Uit de analyse van de omvanghypothese blijkt dat er wel sprake is van een significantie (p=0,000) maar uit de analyse van de coëfficiënten blijkt dat er geen positief en een negatief verband is gemeten. Tussen de twee variabelen is geen verband aanwezig. Ondanks de significantie is de omvang variabele niet geschikt ter ondersteuning van H3.

ROE

Uit de coëfficiënten analyse blijkt dat in eerste instantie een negatief verband aanwezig is tussen de hoogte van het ROE en het wel of niet specifiek opnemen van

duurzaamheidsverslaggeving. De hypothese (H4) dat gemeenten met een hogere

winstgevendheid een positief effect heeft op de verslaggeving is hiermee niet onderbouwd. Ook bij deze variabele is er geen sprake van enige significantie.

Coalitiepartij

In model 2 is de onafhankelijke variabele COALITIEPARTIJ toegevoegd. Het toevoegen van deze gemeente specifieke variabele heeft een gering effect op de mate van voorspelbaarheid van model 1. Ten opzichte van de uitkomsten van model 1 zijn de significanties bijna

ongewijzigd. Alleen de coëfficiënten laten bij PUBLICITEIT en ROE grote mutaties zien. De hypothese (H5) dat de aanwezigheid van een duurzaamheidspartij in de coalitie een positieve invloed heeft op de wijze van duurzaamheidsverslaggeving wordt niet ondersteund door dit model. Er is wel en positief verband (0,130) maar de significantie ontbreekt (p=0,970).

Publiciteit en coalitiepartij

Om te zien of het effect van de mate van publiciteit anders is bij gemeenten met een duurzaamheidspartij in de coalitie dan een gemeente zonder een duurzaamheidspartij in de coalitie (H6) is in model 3 de interactie term COALITIE*PUBLICITEIT opgenomen. Zoals is te zien aan de Chi2 waarde veranderd er weinig in de geschiktheid van het model om de verslaggeving te voorspellen. De verdeling van de populatie is bijna ongewijzigd. De variabele zelf levert geen significante bijdrage aan het model gezien de p-scores.

5 Samenvatting en conclusie

Dit afstudeerwerkstuk bevat de resultaten van het onderzoek naar de bepalende factoren voor de wijze van duurzaamheidsverslaggeving bij 399 Nederlandse gemeenten. De studie

analyseert welke factoren invloed hebben op het wel of niet specifiek verantwoording afleggen over het duurzaamheidsbeleid in het jaarverslag. Van een 5-tal factoren is

vastgesteld welke invloed de aanwezigheid of mutatie van deze factoren een mogelijk effect hebben op de wijze van verslaggeving.

Om het onderzoek goed te kunnen uitvoeren zijn er enkele deelvragen geformuleerd. Gemeenten kunnen op verschillende manieren verantwoording afleggen over hun duurzaamheidsbeleid. Dit kan in het jaarverslag in een programma of paragraaf of de

gemeente kiest er voor om geen verantwoording af te leggen over hun duurzaamheidsbeleid. Uit eerdere onderzoeken blijkt wel dat de legitimiteit theorie invloed heeft op vrijwillige verslaggeving bij organisaties. Duurzaamheidsverslaggeving is nog altijd vrijwillige

(15)

15

verslaggeving bij gemeenten. Door het groot aantal belanghebbenden bij gemeenten (burgers, bedrijfsleven, gemeenteraad, ambtenaren, rijksoverheid) zal de gemeente zich sneller geneigd voelen om meer vrijwillige verslaggeving op te nemen om aan de wensen van deze

belanghebbenden te kunnen voldoen. Los van de vraag of alle belanghebbende hier behoefte aan hebben. Uit de analyse van mogelijke bepalende factoren voor de wijze van

duurzaamheidsverslaggeving blijkt dat ik bij de Nederlandse gemeenten geen significante verbanden heb kunnen aantonen. Er is bij alle variabelen geen sprake van een significante relatie (zowel positief als negatief) tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele. Uit eerdere onderzoeken (Gamerschlag, Möller en Verbeeten, 2011; Brammer en Pavelin, 2006) is gebleken dat omvang, winstgevendheid en solvabiliteit een significante verband hebben met de mate van vrijwillige (duurzaamheid)verslaggeving. Dit onderzoek onderbouwt deze conclusies niet voor gemeenten. De oorzaak hiervan kan liggen in het feit dat er is gekozen voor een specifieke sector met eigen verslaggevingsregels en een andere vorm van aandeelhouderschap. Er is bij gemeenten geen sprake van aandeelhouders maar een volksvertegenwoordiging in de vorm van een gemeenteraad. Ook bij de analyse van de gemeente specifieke variabele de aanwezigheid van een duurzaamheidspartij in de coalitie is geen significante relatie aangetoond.

Dit onderzoek heeft zijn beperkingen wat in verder onderzoek kan worden uitgewerkt. Er is in dit onderzoek specifiek gekeken naar de aanwezigheid van de verslaggeving en welke plek het krijgt in het jaarverslag. Na de constatering dat er specifieke duurzaamheidsverslaggeving aanwezig is niet de vervolgstap gemaakt door te kijken naar de inhoud van deze

verslaggeving. Eventueel vervolgonderzoek van de jaarverslagen van de gemeenten die specifiek verantwoording afleggen over hun duurzaamheidsbeleid kan zich dan richten op de inhoud van deze verantwoording. Dit onderzoek heeft zich gericht op de vraag of de

aanwezigheid van objectieve factoren invloed heeft op de wijze van verantwoording. Dit onderzoek kan uitgebreid worden met resultaten van bijvoorbeeld een enquête ingevuld door raadsleden en college van B en W met als onderwerp de motivaties voor het wel of niet specifiek verantwoorden van het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid.

(16)

16 Tabel 2: Beschrijvende statistiek en correlatie coëfficiënten

Correlatie coëfficiënten

Variabele Gemiddelde Standaarddeviatie Minimum Maximum (1) (2) (3) (4) (5) (6)

(1) Publiciteit 0,0007 0,0008 0,0000 0,0065 - (2) Solvabiliteit 0,40 0,18 0,05 0,86 -0,25 - (3) Omvang 405.457 63.734 957 779.808 0,02 -0,10 - (4) ROE 0,01 0,07 -0,53 0,34 0,02 0,89 -0,02 - (5) Coalitiepartij 0,70 0,46 0,00 1,00 -1,20 -0,20 0,18 -0,02 - (6) Verslaggeving 0,19 0,39 0,00 1,00 -0,11 -0,65 0,39 -0,02 0,11 -

Tabel 3: Resultaten regressieanalyse

Model 1 Model 2 Model 3

Onafhankelijke variabele (B) Coëfficiënt

Exp(B) Coëfficiënt p (B) Coëfficiënt Exp(B) Coëfficiënt p (B) Coëfficiënt Exp(B) Coëfficiënt p Publiciteit 108,592 0,000 0,594 -108,070 0,000 0,600 80,758 1180,000 0,806 Solvabiliteit 0,201 1223,000 0,806 0,207 1230,000 0,804 0,189 1208,000 0,820 Omvang 0,000 1,000 0,000 0,000 1,000 0,000 0,000 1,000 0,000 ROE -0,352 0,704 0,860 -3,550 0,701 0,859 -0,304 0,738 0,880 Coalitiepartij 0,130 1013,000 0,970 0,213 1238,000 0,646 Coalitiepartij * publiciteit -275,926 0,000 0,500 Omvang populatie 399 399 399 Chi2 73.441 73.442 73.866

(17)

17

Referenties

Bellringer, A., Ball, A., Craig, R. (2011). Reason for sustainability reporting by New Zealand local governments. Sustainability Accounting, Management and Policy Journal 2: 126-138

Brammer, S., Pavelin, S. (2006). Voluntary environmental disclosures by large UK companies.

Journal of Business Finance & Accounting 33: 1168-1188

Carroll, A.B. (2006) Corporate social responsibility: a historical perspective. Epstein MJ, Hanson KO

(eds) The accountable corporation: corporate social responsibility, 3rd edn. Praeger, Westport: 3–30 Centraal Bureau voor de Statistiek, 2013. Beschikbaar op: http://www.cbs.nl [In 2012 en 2013

geraadpleegd].

Cormier, D., Gordon, I. (2000). An examination of social and environmental reporting strategies.

Accounting, Auditing & Accountability Journal 14: 587-616

Crane, A., Matten, D. (2007) Corporate social responsibility as a field of scholarship. Crane A, Matten

D (eds) Corporate social responsibility. Volume 1: 16–30

De Bakker, F., Groenewegen, P., Den Hond, F. (2005). A Bibliometric analysis of 30 years of research and theory on corporate social responsibility and corporate social performance. Business & Society 44: 283–317

Deegan, C. (2002). The legitimizing effect of social and environmental disclosures – a theoretical foundation. Accounting, Auditing & Accountability Journal 15: 282-311

Deloitte Nederland (2010). Duurzaamheidsverslaggeving in de publieke sector.

Dowling, J., Pfeffer, J. (1975). Organizational legitimacy: social values and organizational behavior.

Pacific Sociological Review January: 122-136

Friedman, M. (2007) The social responsibility of business is to increase its profits. Crane A, Matten D

(eds) Corporate social responsibility. Volume 1: theories and concepts of corporate social

responsibility. Sage Publications, London: 69–74

Frooman, J. (1999) Stakeholder influence strategies. Academic Management Review 24:191–205 Gamerschlag, R., Möller, K., Verbeeten, F. (2011). Determinants of voluntary CSR disclosure: empirical evidence from Germany. Review of Managerial Science 5: 233-262

Gemeenten van Nederland (zie bijlage 1). Jaarstukken 2011 Publicatiejaar 2012

Godfrey, P.C. (2005) The relationship between corporate philanthropy and shareholder wealth: a risk management perspective. Academic Management Review 30: 777–798

Gray, R.,Owen, D., Adams, C. (1996). Accounting and Accountability: Changes and Challenges in

Corporate and Social Reporting. Pretence Hall, London

Gray, R.H., Collison, D. (2001). The Professional Accountancy Bodies and the Provision of Education

and Training in Relation to Environmental Issues. Institute of Chartered Accountants of Scotland

(18)

18

Gray, R.H., Kouhy, R., Lavers, S.(1995). Constructing a research database of social and environmental reporting by UK companies: A methodological note. Accounting, Auditing &

Accountability Journal 8: 78-101

Husted, B.W., Salzar, J. (2006) Taking Friedman seriously: maximizing profits and social performance. Journal on Management Studies 43: 75–91

Kolk, A., Walhain, S., Van de Wateringen, S. (2001) Environmental reporting by the fortune global 250: exploring the influence of nationality and sector. Bussiness Strategy and the Environment 10: 15– 28

Lindblom, C.K. (1994). The implications of organizational legitimacy for corporate social

performance and disclosure. Paper presented at the Critical Perspectives on Accounting Conference, New York, NY.

Lynch, B. (2010). An examination of environmental reporting by Australian state government departments. Accounting Forum 34: 32-45

Lyon, T.P., Maxwell, J.W. (2006) Greenwash: corporate environmental disclosure und threat of audit. Ross school of business working paper series, Working paper no. 1055.

http://ssrn.com/abstract=938988

Lyon, T.P., Maxwell, J.W. (2007) Corporate social responsibility and the environment: a theoretical perspective. Working paper series. http://ssrn.com/abstract=1011793

Matthews, M.R.(1993) Socially Responsible Accounting, Chapmann Hall, London

Meek, G.K., Roberts, C.B., Gray, A.J., (1995) Factors influencing voluntary annual report disclosures by US, UK and continental European multinational corporations. Journal of International Business

Studies 26: 555–572

Milne, M.J. (2002) Positive accounting theory, political costs and social disclosure analyses: a critical look. Critical Perspectives on Accounting 13: 369–395

Sciulli, N. (2011). Influences on sustainability reporting within local government International Review

of Business Research Papers 7: 282-291

Shocker, A.D., Sethi, S.P. (1973). An approach to incorporating societal preferences in developing corporate action strategies. California Management Review Summer: 97-105

Shum, P., Chen, H., Burritt, R. (2009). A cross-country study of the determinants of sustainability reporting and assurance.

Siegel, DS., Vitaliano, D.F. (2007) An empirical analysis of the strategic use of corporate social responsibility. Journal of Economic Management Strategy 16: 773–792

Tilling, M., Tilt, C. (2009). The edge of legitimacy: Voluntary social and environmental reporting in Rothmans’ 1956-1999 annual reports. Accounting, Auditing, & Accountability Journal 23: 55-81 van der Laan, S. (2009). The role of theory in explaining motivation for corporate social disclosure: Voluntary disclosures vs. ‘solicited’ disclosures. Australasian Accounting Business and Finance

Journal 3: 15-29

Williams, B., Wilmshurst, T., Clift, R. (2011). Sustainability reporting by local government in Australia: Current and future prospects. Accounting Forum 35: 176-18

(19)

19

(20)

20 Bijlage 1: Lijst gemeenten Aa en Hunze Aalburg Aalsmeer Aalten Achtkarspelen Alblasserdam Albrandswaard Alkmaar Almelo Almere

Alphen aan den Rijn Alphen-Chaam Amersfoort Amstelveen Amsterdam Apeldoorn Appingedam Arnhem Assen Asten Baarle-Nassau Baarn Barendrecht Barneveld Bedum Beek Beemster Beesel Bellingwedde Bergambacht Bergeijk Bergen (L.) Bergen (NH.) Bergen op Zoom Berkelland Bernheze Bernisse Best Beverwijk Binnenmaas Bladel Blaricum Bloemendaal Boarnsterhim Bodegraven-Reeuwijk Boekel Borger-Odoorn Borne Borsele Boskoop Boxmeer Boxtel Breda Brielle Bronckhorst Brummen Brunssum Bunnik Bunschoten Buren Bussum

Capelle aan den IJssel Castricum Coevorden Cranendonck Cromstrijen Cuijk Culemborg Dalfsen Dantumadiel De Bilt De Marne De Ronde Venen De Wolden Delft Delfzijl Den Bosch Den Haag Den Helder Deurne Deventer Diemen Dinkelland Dirksland Doesburg Doetinchem Dongen Dongeradeel Dordrecht Drechterland Drimmelen Dronten Druten Duiven Echt-Susteren Edam-Volendam Ede Eemnes Eemsmond Eersel Eijsden-Margraten Eindhoven Elburg Emmen Enkhuizen Enschede Epe Ermelo Etten-Leur Ferwerderadiel Franekeradeel Gaasterlân-Sleat Geertruidenberg Geldermalsen Gemert-Bakel Gennep Giessenlanden Gilze en Rijen Goedereede Goes Goirle Gorinchem Gouda Graafstroom Graft-De Rijp Grave Groesbeek Groningen Grootegast Gulpen-Wittem Haaksbergen Haaren Haarlem Haarlemmerliede en Spaarnwoude Haarlemmermeer Halderberge Hardenberg Harderwijk Hardinxveld-Giessendam Haren Harenkarspel Harlingen Hattem Heemskerk Heemstede Heerde Heerenveen Heerhugowaard Heerlen Heeze-Leende Heiloo Hellendoorn Hellevoetsluis Helmond Hengelo Heumen Heusden Hillegom Hilvarenbeek Hilversum Hof van Twente Hoogeveen

Hoogezand-Sappemeer Hoorn

Horst aan de Maas Houten Huizen Hulst IJsselstein Kaag en Braassem Kampen Kapelle Katwijk Kerkrade Koggenland Kollumerland en Nieuwkruisland Korendijk

(21)

21 Krimpen aan den IJssel

Laarbeek Landerd Landgraaf Landsmeer Langedijk Lansingerland Laren Leek Leerdam Leeuwarden Leeuwarderadeel Leiden Leiderdorp Leidschendam-Voorburg Lelystad Lemsterland Leudal Leusden Liesveld Lingewaal Lingewaard Lisse Littenseradiel Lochem Lopik Loppersum Losser Maasdonk Maasdriel Maasgouw Maassluis Maastricht Marum Medemblik Menameradiel Menterwolde Meppel Middelburg Middelharnis Midden-Delfland Midden-Drenthe Mill en Sint Hubert Millingen aan de Rijn Moerdijk Montferland Montfoort Mook en Middelaar Muiden Naarden Neder-Betuwe Nederlek Nederweert Neerijnen Nieuwegein Nieuwkoop Nieuw-Lekkerland Nijkerk Nijmegen Noord-Beveland Noordenveld Noordoostpolder Noordwijk Noordwijkerhout

Nuenen, Gerwen en Nederwetten Nunspeet Nuth Oegstgeest Oirschot Oisterwijk Oldambt Oldebroek Oldenzaal Olst-Wijhe Ommen Onderbanken Oost Gelre Oosterhout Ooststellingwerf Oostzaan Opmeer Opsterland Oss Oud-Beijerland Oude IJsselstreek Ouder-Amstel Ouderkerk Oudewater Overbetuwe Papendrecht Peel en Maas Pekela Pijnacker-Nootdorp Purmerend Putten Raalte Reimerswaal Renkum Renswoude Reusel-De Mierden Rheden Rhenen Ridderkerk Rijnwaarden Rijnwoude Rijssen-Holten Rijswijk Roerdalen Roermond Roosendaal Rotterdam Rozendaal Rucphen Schermer Scherpenzeel Schiedam Schiermonnikoog Schijndel Schinnen Schoonhoven Schouwen-Duiveland Simpelveld Sint Anthonis Sint-Michielsgestel Sittard-Geleen Skarsterlân Sliedrecht Slochteren Sluis Smallingerland Soest Son en Breugel Spijkenisse Stadskanaal Staphorst Stede Broec Steenbergen Steenwijkerland Stein Strijen Ten Boer Terneuzen Terschelling Texel Teylingen Tholen Tiel Tilburg Twenterand Tynaarlo Tytsjerksteradiel Ubbergen Uden Uitgeest Uithoorn Urk Utrecht Vaals

Valkenburg aan de Geul Valkenswaard Veendam Veenendaal Veere Veghel Veldhoven Velsen Venlo Venray Vianen Vlaardingen Vlagtwedde Vlieland Vlissingen Vlist Voerendaal Voorschoten Voorst Vught Waalre Waalwijk

(22)

22 Waddinxveen Wageningen Wassenaar Waterland Weert Weesp Werkendam West Maas en Waal Westerveld Westervoort Westland Weststellingwerf Westvoorne Wierden Wijchen Wijdemeren Wijk bij Duurstede Winsum Winterswijk Woensdrecht Woerden Wormerland Woudenberg Woudrichem Zaanstad Zaltbommel Zandvoort Zederik Zeevang Zeewolde Zeist Zevenaar Zijpe Zoetermeer Zoeterwoude Zuidhorn Zuidplas Zundert Zutphen Zwartewaterland Zwijndrecht Zwolle

(23)

̵ 븰

23

Bijlage 2: Lijst van gemeenten niet meegenomen in het onderzoek.

Ameland Jaarrekening 2011 niet beschikbaar op site Geldrop-Mierlo Jaarrekening 2011 niet beschikbaar op site het Bildt Jaarrekening 2011 niet beschikbaar op site Loon op Zand Jaarrekening 2011 niet beschikbaar op site Meerssen Alleen 2009 te vinden op website. Oostflakkee Gemeente bestaat niet meer.

Schagen Jaarrekening 2011 niet beschikbaar op site Sint-Oedenrode Jaarrekening 2011 niet beschikbaar op site Someren Jaarrekening 2011 niet beschikbaar op site Tubbergen Jaarrekening 2011 niet beschikbaar op site Utrechtse Heuvelrug Jaarrekening 2011 niet beschikbaar op site Stichtse Vecht Bestond nog niet in 2011

Súdwest-Fryslân Bestond nog niet in 2011

Beuningen Bij solvabiliteit een zeer extreme waarde. Hendrik-Ido-Ambacht Bij ROE een zeer extreme waarde.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als eerste zal dit onderzoek het eerder genoemde gat, deels dichten door te kijken naar welke bedrijfsspecifieke factoren van invloed zijn op de kwaliteit van toelichten op

De kenmerken van een auditcommissie die in dit onderzoek meegenomen worden zijn: het aantal bijeenkomsten, het aantal leden, de onafhankelijkheid van de leden,

Voor zover digitale bescheiden al onder beheer zijn, is het de vraag of de digitale beheeromgevlng (waaronder het gecertificeerde eDocs) afdoende ingericht is om

1.3.b Beschikt de gemeente over een door het college als archiefzorgdrager vastgesteld Besluit informatiebeheer inzake het beheer van de archiefbewaarplaats en van de niet naar

De mate waarin de gemeente intern op Europa georganiseerd is, de mate waarin men van Europese wet- en regelgeving op de hoogte is – dit is overigens slechts marginaal (maar voor

Hypothese 3: Burgers die hoog scoren op de morele waarde schaden/zorg zullen eerder geneigd zijn de politie te helpen wanneer de situatie wordt geframed als Community Safety dan

Wat is, binnen technische toepassingsgerichte organisaties, de relatie tussen leiderschap (LMX en transformationeel leiderschap) en het gedrag van werknemers (affectieve

Maar omdat de uitkomsten in dit onderzoek niet significant zijn, mag de hypothese waarin vooraf gesteld werd dat stress leidt tot het eerder tekenen van een valse