• No results found

RIJK IN GRONINGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "RIJK IN GRONINGEN"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RIJK IN GRONINGEN

Groninger Museum – Stageverslag

Iris van Olst – s249400

Stagebegeleiders: Dr. Egge Knol (conservator archeologie, geschiedenis en oude kunst in het Groninger Museum) en dr. Joop Koopmans (Rijksuniversiteit

Groningen) Juni 2017

(2)

Stageverslag Bachelor stage Groninger Museum als onderzoeker en tentoonstelling assistent aan de tentoonstelling “Rijk in Groningen, borgen en stadspaleizen” (27 mei t/m 12 november 2017) onder leiding van conservator dr. Egge Knol.

1

Inhoudsopgave

1Afbeelding voorblad: Hermannus Collenius – De verheerlijking van de vrouw. Olieverf op hout 1711. Collectie

(3)

Persoonlijke gegevens...3

Inleiding...4

Het Groninger Museum...5

De tentoonstelling...7

De borgen...7

De Hanckemaborg...8

Stadselite...10

Het Huis met de Dertien Tempels...11

Werkzaamheden...14

Bijschriften...14

Onderzoek naar het Huis met de Dertien Tempels...16

Onderzoek Hanckemaborg...21

Activiteiten met andere afdelingen...22

Evaluatie...24

Algemene evaluatie...24

Leermomenten...25

Conclusie...27

Literatuurlijst...28

Literatuur...28

Websites...29

Afbeeldingen...29

Bijlages...31

Publicatie Stad & Lande...31

Persberichten...39

Gerrit van Hofslot, “Reportage: Kunst uit verdwenen borgen in museum” Dagblad van het Noorden 27 mei 2017...39

Sanne Meijer, “Rijk in Groningen – Borgen en Stadspaleizen, 1600 – 1800” op

www.sannemeijeronderweg.nl (26 mei 2017)...40

(4)

Persoonlijke gegevens

Student Iris van Olst S2494000

Hoendiepskade 12A 9712 BE Groningen 06 25 36 42 54 Stagegever

Groninger Museum Museumeiland 1 9711 ME Groningen 050 366 6555

Stagebegeleider namens de stichting: Dr. Egge Knol Opleiding

Geschiedenis, Bachelor

Faculteit Letteren, Rijksuniversiteit Groningen

Stagebegeleider namens de opleiding: Dr. Joop Koopmans

(5)

Inleiding

Na het schrijven van mijn scriptie en het behalen van mijn educatieve minor, wilde ik graag mijn ambitie om in het museum te werken verkennen. Al van jongs af aan heb ik een grote liefde voor kunst en musea. Vooral het verhaal achter de kunst is wat het voor mij interessant maakt; het onzichtbare zichtbaar maken. Het Groninger Museum is, mijn inziens, een museum dat op een goede manier de verfijndheid van geschiedenis en de abstractie van kunst combineert. Hierbij geeft het ook ruim baan aan de Groninger geschiedenis, een geschiedenis die naar mijn mening onderbelicht is in de canon van de Nederlandse geschiedenis. Na het sturen van een sollicitatiebrief en een goed gesprek met dr. Egge Knol, conservator archeologie, geschiedenis en oude kunst, liep ik met opgeheven hoofd de deuren van het Groninger Museum uit. Ik mocht meewerken aan de tentoonstelling Rijk in Groningen:

Borgen en Stadspaleizen, 1600-1800 over de Gouden Eeuw in Groningen. Het doel van deze tentoonstelling is te laten zien dat de Gouden Eeuw niet alleen heeft plaatsgevonden in het westen van Nederland, maar ook in Groningen, in zowel stad als provincie. De tentoonstelling zal te zien van 27 mei tot en met 12 november 2017. Op deze manier kreeg ik de mogelijkheid om de baan van een museummedewerker in onder andere de vorm van een conservator goed te ontdekken en te onderzoeken.

Mijn stage begon op 24 januari 2017 en werd vastgesteld voor een periode van vier maanden. Binnen deze tentoonstelling fungeerde ik als assistent van dr. Egge Knol en ook als historisch onderzoeker waarbij ik onderzoek heb gedaan naar de stukken in de tentoonstelling.

Mijn hoofdverantwoordelijkheid was de representatie van de pronkzaal, waarbij de reconstructie van de Hermannus Colleniuskamer in het Huis met de Dertien Tempels (Oude Boteringestraat 23 in Groningen) werd tentoongesteld. Dit huis en met name de Colleniuskamer intrigeerde mij en zorgde voor veel vragen, welke ik tijdens mijn stage heb proberen te beantwoorden. Dit onderzoek resulteerde in nieuwe en interessante ontdekkingen.

Dit stageverslag is een weergave van mijn werkzaamheden in het Groninger Museum. Ook

zal ik ingaan op waartoe deze werkzaamheden hebben geleid; de tentoonstelling en een

publicatie van mijn onderzoek.

(6)

Het Groninger Museum

Het Groninger Museum bestaat sinds 1874 en had oorspronkelijk de naam “Het Provinciaal Kabinet van Oudheden”. Dit museum was het verlengde van het al in 1847 opgezette

“Museum van Germaanse Oudheden”. In 1894 kreeg het museum een eigen gebouw aan de Praediniussingel, vlakbij de Westerhaven. Dit gebouw is nog te herkennen als Groninger Museum aan de letters op de voorgevel en wordt vandaag de dag gebruikt als locatie van de kunstacademie van de Hanze Hogeschool. In 1987 schonk de N.V. Nederlandse Gasunie vijfentwintig miljoen gulden om een nieuw gebouw te realiseren. Frans Haks (1938-2006) was in deze periode directeur van het museum en koos voor Alessandro Mendini als architect voor het nieuwe gebouw. Ondanks kritiek op de bouwplannen van Mendini, behoort het Groninger Museum tot het huidige stadsbeeld en is het museum in het hart van menig Groninger gesloten. Het museum is in 1994 heropend als postmodernistisch gebouw, al was het in 2010 even gesloten om het gebouw te ‘revitaliseren’. Sindsdien kent het gebouw weer de glans van haar oorspronkelijke staat.

2

Vandaag de dag vaart het museum onder leiding van Andreas Blühm. Onder hem zijn een zestal conservatoren werkzaam in het museum. Egge Knol is conservator Geschiedenis, Archeologie en Oude kunst (nijverheid), Mariëtta Jansen is conservator de Ploeg en Moderne Schilderkunst, Ruud Schenk is conservator Moderne Beeldende Kunst en Kunst uit de twintigste eeuw, Sue-Ann van der Zijpp is conservator Hedendaagse Beeldende Kunst, Design en Mode, Jenny Kloostra is conservator Collecties en Mark Wilson is hoofd conservator die zich voornamelijk bezighoud met tentoonstellingen in het buitenland. Naast de conservatoren is er een afdeling Public Relations en Communicatie onder leiding van Karina Smrkovsky en een afdeling Educatie onder leiding van Steven Kolsteren. Daarnaast zijn er nog talloze werknemers die elk hun eigen taak dragen binnen het bedrijf van het museum.

In het beleidsplan van het Groninger Museum van 2017 tot en met 2020 is het

volgende doel geformuleerd:

(7)

“Het Groninger Museum is extrovert, eigenzinnig en veelkleurig. De collecties en de presentaties vormen de basis van het Groninger Museum. Het publiek staat bij alle activiteiten centraal. Het Groninger Museum wil een zo breed mogelijk publiek verwonderen, aanzetten tot meningsvorming en uitnodigen tot veelvuldig gebruik.”

3

Het beleidsplan van 2017 tot en met 2020 focust zich voornamelijk op het publiek en probeert deze focus betrouwbaar, communicatie, creatief, klant- en kwaliteitsgericht vorm te geven door bijvoorbeeld het museum multifunctioneel in te zetten en hierdoor meer en nieuw publiek aan te trekken.

Tijdens mijn stage als assistent van Egge Knol ben ik me er ook bewust van geworden dat het Groninger Museum ook fungeert als een middel om kunst te behouden en te onderhouden. Dagelijks komen er mensen bij Knol langs om advies in te winnen over een bepaald voorwerp of het te schenken aan het museum. Als het ten bate is van het museum en/of de Groninger geschiedenis dan wordt dit vaak aangenomen met het doel om ooit tentoongesteld te worden. Erg bijzonder vond ik dat Knol elke maand een spreekuur heeft waarbij mensen bij hem langs kunnen komen met voorwerpen om van zijn expertise te profiteren. Hiermee neemt het Groninger Museum en diens depot in Hoogkerk een actieve rol in het behoud van de Groninger geschiedenis en kunst.

3 Beleidsplan Groninger Museum “Meningsvorming begint nu: Het Groninger Museum 2017 – 2020”

http://www.groningermuseum.nl/sites/groningermuseum.nl/files/press/Groninger_Museum_Beleidsplan__2017.

pdf (geraadpleegd 5 april 2017).

(8)

De tentoonstelling

Rijk in Groningen: Borgen en Stadspaleizen, 1600-1800 betreft de zomertentoonstelling van 2017 over de elitaire cultuur in stad en provincie Groningen ten tijde van de Gouden Eeuw.

Groninger borger en stadspaleizen werden voorzien van de meest indrukwekkende kunst, portretten van voorouders, wapenborden, zilverwerk en wandbehang. Alles met het doel om zo veel mogelijk indruk te maken. Als we het over de Gouden Eeuw hebben, dan komen vaak steden als Amsterdam en Leiden naar voren. Men is zich niet tot nauwelijks bewust van het feit dat Stad en Ommelanden ook profiteerden van de welvaart in de Republiek der zeven Verenigde Nederlanden. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de vele borgen en rijke stedelijke huizen die het gewest heeft gekend. Helaas zijn de meeste borgen en stadspaleizen ontmanteld, gesloopt of uiteengevallen. Het museum heeft alle facetten van deze rijkdom proberen te belichten om het publiek een goed beeld te geven van de Gouden Eeuw zoals die ooit ook aanwezig was in het gewest Stad en Lande.

De borgen

Het voornaamste element in deze tentoonstelling zijn de Groninger borgen. Deze borgen bepaalden het fysieke en politieke landschap van de Ommelanden vanaf ongeveer de vijftiende eeuw. Daarvoor stonden in de Ommelanden al vele steenhuizen bewoond door rijke en machtige boeren. W.J. Formsma, R.A Luitjens Dijkveld Stol en A. Pathuis beschrijven in het standaardwerk De Ommelander borgen & steenhuizen (1973) ruim tweehonderd borgen waarvan er nog slechts enkele over zijn.

4

Borgen kunnen het beste beschreven worden als een soort landskastelen met zowel een luxueus interieur als exterieur. Hierbij gebruikte de borgheer zijn huis, tuin, en inrichting als een manier om zijn positie te benadrukken. In de zestiende eeuw nam de welvaart toe en daarmee ook het aantal borgen. De bewoners van de borgen waren in de meeste gevallen van adellijke komaf. Adellijke families zoals onder

4 W.J. Formsma, R.A Luitjens Dijkveld Stol en A. Pathuis, De Ommelander borgen & steenhuizen. (Assen: Van

(9)

andere Rengers, Lewe, Sickinghe, Kater, de Mepsche, Clant, Jargens, Coenders en Gruys, waren bekende namen. Deze families uitten hun identiteit ook door middel van onder andere portretten. Hun deftige, soms uitbundige, kleding en sierraden droegen bij aan de totstandkoming van hun status, maar ook hun kunst en gebruikswerpen. Het gaat hierbij allemaal om het gezien worden. Op de portretten waren ook vaak familiewapens te zien.

Familiewapens waren in de zeventiende en de achttiende eeuw onderdeel van de adellijke identiteit. De wapens zijn doorgaans niet officieel verleend, maar gewoon aangenomen en bestonden vaak uit vier kwartieren van beide ouders.

5

Behalve bij portretten en heraldiek wordt er in de tentoonstelling ook stil gestaan bij de presentie van de borgheren in de kerk. De Groninger adel had via het zogenaamde collatierecht op de plaatselijke kerken. Dit uitte zich onder andere in zilveren avondmaalbekers en -schotels met de aanwezigheid van de wapens van verschillende adellieden. De oude dorpskerken van onder andere Uithuizen, Stedum, Zuidhorn en Midwolde zijn voorzien van een herenbank en grote hoeveelheden familiewapens op grafzerken, gedenkstenen en rouwborden.

6

In de negentiende eeuw zijn er veel borgen afgebroken en vandaag de dag sieren nog maar enkele borgen het Groninger land, zoals de borg Verhildersum te Leens, de Fraeylemaborg te Slochteren, de Menkemaborg te Uithuizen en de borg Nienoord te leek.

Deze deze borgen behoren ook tot de tentoonstelling; de bezoekers van de tentoonstelling hebben wekelijks de mogelijkheid om de borgen met een speciale bus én gids te bezoeken.

De Hanckemaborg

De Hanckemaborg te Zuidhorn krijgt veel aandacht tijdens de tentoonstelling Rijk in Groningen. Het betrof één van de meest indrukwekkende borgen van Groningen. Het museum kreeg in 1926 voor het eerst zilver van de borg. In 2012 werd er echter een grote schenking gedaan door mevrouw Goedewaagen. Haar moeder behoorde tot de familie Clant en zo was zij in het bezit van vele voorwerpen die een plekje hebben gehad op de borg te Zuidhorn.

Hierdoor kunnen het voor het eerst veel voorwerpen tentoongesteld worden van de Hanckemaborg. De borg is in 1877 gesloopt en het is daarom erg bijzonder dat er jaren na de

5 Redmer Alma, Adels geschiedenis 10 - Adel en heraldiek in de Nederlanden: Adellijke identiteit en representatie Redmer Alma, Conrad Gietman en Albert Mensema ed. (Hilversum: Verloren, 2012).

6 Johan de Haan, “’Grote Huysen’en hun interieur in Groningen en Drenthe in de zeventiende eeuw” in Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw: De rijkdom van het buitenleven in de Republiek. Red. Yme Kuiper en Ben Olde Meierink (Hilversum: Verloren, 2015) 236-255, aldaar 240.

(10)

sloop nog zoveel voorwerpen in openbaar bezit zijn gekomen. In de tentoonstelling zijn onder andere verschillende wapenstenen, een schouw, diverse zilveren voorwerpen en portretten van verschillende generaties bewoners te zien.

Hermannus Collenius – miniatuurportret Maurits Clant. 1690 – 1695, olieverf op koper, 11 x 9 cm. In het bezit van het Groninger Museum. Foto: Marten de Leeuw

Bovenstaande afbeelding is mijn persoonlijke favoriet als het gaat om de Hanckema objecten.

Dit betreft een miniatuurportret van Maurits Clant (Groningen 1667-1734 Zuidhorn) door de

bekende schilder Hermannus Collenius (Kollum 1650-1723 Groningen). De borg kwam in

1677 in handen van de familie Clant en Maurits Clant was één van de bekendste bewoners

van de borg. Hij heeft een rol gespeeld in de geschiedenis van het Westerkwartier door zich te

verzetten tegen de beruchte Rudolf de Mepsche (Groningen 1695-1754 Wedde). De familie

Clant uit Zuidhorn was in de zeventiende eeuw de machtigste familie in het Westerkwartier,

maar daar wilde Rudolf de Mepsche een stokje voor steken. Zo liet hij vele mannen, die

toevallig een Clant waren, arresteren en executeren vanwege vermeende sodomie. Deze

gruwelijkheden staan ook wel bekend als “het monsterproces van ’t Faan”. Uiteindelijk zijn er

22 mannen tot de dood veroordeeld. Maurits Clant wist echter te ontsnappen door naar

Groningen te vluchten.

7

(11)

Stadselite

Naast dat de Ommelanden door borgen en hun bewoners werden gevormd, bevonden zich in de stad Groningen ook vele rijke families. De stadselite was nauw verweven met het stadsbestuur en woonde in prachtige stadspaleizen. Soms was het zo dat de Ommelander jonkheren naast een borg ook in het bezit waren van een stadspaleis; daarmee verkregen zij ook invloed in de stad. De stadsmagistraat bevond zich in het raad- en wijnhuis op de Grote Markt en bestond uit een college van vier burgermeesters, bijgestaan door een raad.

8

Hoewel er een systeem bestond dat verhinderde dat een bestuurder onafgebroken aan de macht was, wisten in praktijk vooraanstaande families, voornamelijk uit de Ommelanden, vaak de bestuurlijke functies binnen hun eigen kring te bezetten.

Schilders als Adam Camarius, Hermannus Collenius en Jan Abel Wassenbergh kregen in de zeventiende en achttiende eeuw veel opdrachten om de Groninger adel te portretteren.

Een prachtig voorbeeld is het onderstaande portret (op de volgende bladzijde) van Elsbeth Schay (1697-ca. 1715) door Hermannus Collenius. Elsbeth Schay was de dochter van Cornelis Schay (1656-1739), die burgermeester was van Groningen. In de traditie van de schilderkunst uit de zeventiende en achttiende eeuw lieten welgestelde families zich op een wijze portretteren waarbij hun welvaart voldoende werd getoond. Ook hun relatie met de West-Indische Compagnie (WIC) droeg deze welvaart uit. Zo stonden er vaak slaven op de portretten afgebeeld als bediendes om de relatie met de WIC op symbolische wijze te belichten. Van Cornelis Schay is niet bekend dat hij bedienden had, toch liet hij zijn dochter Elsbeth portretteren met een knecht met donkere huidskleur.

8 “Burgermeester” in Nieuwe Groninger Enceclopedie A –G (Groningen: REGIO-PRojekt, 1999), 149 en Hidde Feensta, Spinnen in het web: Groningse regenten in relatie tot het omringende platteland tijdens de Republiek (Assen: Van Gorcum, 2007), 30-33.

(12)

Hermannus Collenius – Elsbeth Schay. 1705-1710. Olieverf op doek, 74,5 x 57,5 cm. In het bezit van het Groninger Museum onder inventarisnummer: 0000.1279. Foto: Marten de Leeuw.

Het Huis met de Dertien Tempels

Een bekend voorbeeld van een Groninger patricisch stadspaleis is het Huis met de Dertien Tempels aan de Oude Boteringestraat 23. De laatste zaal van de tentoonstelling is aan dit pand gewijd; deze zaal betreft een reconstructie van de Colleniuskamer, die zich bevond in het Huis met de Dertien Tempels. In deze zaal bevinden zich zes wandpanelen, twee bovendeurstukken en een schoorsteenstuk, alle geschilderd door Hermannus Collenius. De huidige verblijfplaats van twee wandpanelen, twee bovendeurstukken en het schoorsteenstuk zijn onbekend; deze zijn in de tentoonstellingvervangen door een foto uit 1908, net voordat de schilderijen het huis verlieten. Dit alles wordt belichaamd door een houtconstructie, die de bezoeker moet laten ervaren dat hij door de Colleniuskamer wandelt zoals hij er oorspronkelijk uit heeft gezien.

De oorsprong van deze kamer gaat terug naar het begin van de zeventiende eeuw. In

1706 liet het echtpaar Theodorus van Brunsvelt (Harlingen 1672-1734 Groningen) en

Margaretha Emmius (Groningen 1667-1738 Groningen) het Huis met de Dertien Tempels

(13)

volledig verbouwen naar de Frans-classicistische stijl die destijds de toon aangaf.

9

Hierbij werd ook een beroep gedaan op Hermannus Collenius waarbij hij onder een andere een hele kamer beschilderde voorzien van allegorische voorstellingen uit de klassieke mythologie.

10

De onderwerpen van deze voorstellingen zijn afkomstig uit het boek Ab Urbe Condita (“Vanaf de stichting van de stad”) geschreven door de Romeinse historicus Titus Livius en het gedicht Aeneis van de dichter Publius Vergilius Maro. In de gekozen thema’s spelen vrouwen een voorname rol. In 1908 is de Colleniuskamer van zijn schilderingen ontdaan en zijn ze beland in de Verenigde Staten. Een deel van de schilderingen is in 1997 teruggekocht door het Groningen Museum.

In de tentoonstelling zijn zowel de Stad als de Ommelanden voor een groot deel belicht en worden de grootste aspecten van de Gouden Eeuw in het gewest Stad en Lande in de zeventiende- en achttiende eeuw uitgelicht en toegelicht. De tentoonstelling bestaat voornamelijk uit representaties van rijkdom van de adel en elite zoals deze in de Gouden Eeuw bestond. Het is naar mijn idee een mooie tentoonstelling geworden die de Groninger geschiedenis op zijn best laat zien.

9 Johan de Haan, ‘Hier ziet men paleizen’: Het Groninger interieur in de zeventiende en achttiende eeuw (Assen: Groninger Historische Reek, 2005) 240 – 242.

10 Freerk J. Veldman, Hermannus Collenius 1650 – 1723 (Zwolle: Waanders Uitgevers, 1997), 77 – 84.

(14)
(15)

Werkzaamheden

De concrete stageopdracht was het verzamelen van informatie van voorwerpen, het maken van lijsten met stukken, bijlagen voor bruikleenaanvragen, bijschriften en mogelijke public relations activiteiten ten bate van de tentoonstelling “Rijk in Groningen”. Daarnaast bestonden de werkzaamheden van deze stage ook voor een deel uit het verlenen van hand- en spandiensten. Het is ondoenlijk alle werkzaamheden in dit verslag te beschrijven. Om een zo volledig mogelijk beeld te schetsen wordt de nadruk gelegd op de werkzaamheden die de meeste tijd in beslag namen of heel bijzonder waren; de bijschriften, het onderzoek naar het Huis met de Dertien Tempels, onderzoek naar de Hanckemaborg te Zuidhorn en overige werkzaamheden ten bate van de opening.

Bijschriften

Wie staat er op het portret? Wanneer en waar is de geportretteerde geboren en gestorven? Wie was de vervaardiger? Wanneer en waar is de vervaardiger geboren en gestorven? Hoe is het gemaakt en wat voor materialen zijn er gebruikt? Op wat voor wijze is het verworven door het museum? Dit waren de belangrijkste vragen die onderzocht dienden te worden om goede bijschriften te kunnen schrijven bij de tentoonstelling Rijk in Groningen. Soms was het antwoord op een van deze vragen snel duidelijk en soms benodigde het veel (historisch) onderzoek. Hoewel genealogie mij niet onbekend is, kwam ik in aanraking met veel voor mij onbekende bronnen. Eén van de bronnen die ik veel heb geraadgepleegd, is het boek Academische Rouw: Uitrekels uit de programma funebria van de Academie van Stad en Lande van Groningen / de Rijks Hogeschool te Groningen (1615-1833), ten dienste van biografie en genealogie (2002) geschreven door J. Ensink.

11

Dit boek beschrijft de genealogie van mensen die genoemd zijn in het programma van de universiteit. Om goede bijschriften te schrijven diende ik mij op korte termijn te verdiepen in zaken waar ik voor deze stage geen weet noch verstand van had. Een goed voorbeeld hiervan is heraldiek. Door de bestudering van het werk van Redmer Alma, op dit moment werkzaam bij het Drents Archief en gespecialiseerd in adelsgeschiedenis en heraldiek, heb ik mijzelf kennis proberen bij te

11 J. Ensink, Academische Rouw: Uitrekels uit de programma funebria van de Academie van Stad en Lande van Groningen / de Rijks Hogeschool te Groningen (1615 – 1833), ten dienste van biografie en genealogie.

(Groningen: Pulpitum, 2002).

(16)

brengen met betrekking tot wapens en kwartierstaten. Ook met betrekking tot zilver diende ik mij goed in te lezen in de Groninger zilversmeden en de verschillende voorwerpen.

Het maken van bijschriften was een intensieve interactie tussen conservator Knol en mij. Soms kwam er een voorwerp bij en soms moest een voorwerp wijken. Ook moest er vaak nog informatie uitgezocht worden waarbij er boeken doorgespit moesten worden of de Groninger Archieven bezocht dienden te worden. Ook werd het depot van het Museum in Hoogkerk bezocht en moesten er soms lastige beslissingen genomen worden over restauraties.

Een voorbeeld is een stadswapen van Groningen uit de tweede helft van de zeventiende eeuw.

Het was niet duidelijk waar het wapen vandaan komt. Op basis van verfresten zijn er keuzes gemaakt om het opnieuw te verven en te restaureren, zoals hieronder is te zien:

Eigen foto van het wapen vóór de restauratie (in de werkruimte van schilderbedrijf Cor Buist) en na de restauratie (tijdens de tentoonstelling “Rijk in Groningen”.

Bij dit soort beslissingen, die behoren tot het werk in het museum, betrok Knol mij nauw. Dit

proces van informatie verzamelen, noteren, wijzigen en corrigeren heeft enkele weken in

beslag genomen. Nadat er een expliciete lijst was gemaakt, diende ik deze te sturen naar de

hoofd van de afdeling educatie (Steven Kolsteren), de museumdirecteur (Andreas Bluhm), de

(17)

vertalers en ten slotte de vormgever (Rudo Menge). Hierbij komt duidelijk,naar voren dat je als conservator te maken hebt met een heel team. Naast het schrijven van bijschriften moesten er ook zaalteksten worden geschreven. Ik kreeg de verantwoordelijkheid over de zaaltekst van de laatste zaal: de reconstructie van de Colleniuskamer zoals die in het Huis met de Dertien Tempels heeft gezeten. Tijdens het maken van deze zaaltekst werd ik enorm gefascineerd door de geschiedenis van deze kamer, wat uiteindelijk leidde tot een onderzoek en een publicatie; dit zal ik hieronder beschrijven.

Onderzoek naar het Huis met de Dertien Tempels

Zoals bovenstaand beschreven kreeg ik de taak om een zaaltekst te schrijven voor de zaal met de reconstructie van de Colleniuskamer zoals deze aanwezig was in het Huis met de Dertien Tempels. Tijdens het maken van deze zaaltekst kwamen er bij mij vele vragen naar boven zoals: Wat was de relatie tussen de schilderijen van Collenius en het echtpaar Theodorus van Brunsvelt en Margaretha Emmius? Waarom en wanneer is de Fries Theodorus van Brunsvelt naar Groningen gekomen? Was er een relatie tussen de schilderijen? En waarom is het plafond, de enige voorstelling waar geen mythische voorstelling aan verbonden is? Na deze vragen hardop gesteld te hebben, stimuleerde conservator Knol mij om zelfstandig onderzoek te doen naar deze kamer. Na het voltooien van de bijschriften heb ik hier dan ook intensief onderzoek naar gedaan, wat uiteindelijk geresulteerd heeft in een mooie publicatie in onder andere Stad & Lande (zie bijlage).

Het Huis met de Dertien Tempels is bij vele historici en regionale geschiedkundigen wel bekend als een interessant gebouw. Toch is er, tot mijn grote verbazing, weinig over geschreven en heeft niemand echt onderzoek gedaan naar het geheel van het huis, de bewoners en de schilderijen in de kamer. Ik ben begonnen met het lezen van de kleine hoeveelheid bestaande literatuur zoals Het Huis met de Dertien Tempels, geschreven door Mr.

G. N. Schutter (1964) en de monografie over Hermannus Collenius, geschreven door Freerk Veldman.

12

Vervolgens ben ik op zoek gegaan naar informatie over de Harlinger Theodorus van Brunsvelt, de vermoedelijke opdrachtgever van de verbouwing. Na de archieven ingedoken te zijn en met verschillende (historische) organisaties contact te hebben gehad, waaronder de historische vereniging van Noordoost-Friesland, kreeg ik een beter beeld van

12 G. N. Schutter, Het Huis met de Dertien Tempels (Groningen: N.V. Dijkstra’s Drukkerij, 1964) en Freerk J.

Veldman, Hermannus Collenius 1650 – 1723 (Zwolle, 1997).

(18)

wie deze man nu eigenlijk was, hoe hij van Harlingen in Groningen is belang en hoe hij bij zijn eerste echtgenote, Geertruida Knock, en tweede echtgenote, Margaretha Emmius, is gekomen. Zo bleek zijn sociaal netwerk nauw verbonden te zijn met het beroep van zijn vader. Zijn vader, Hendrick van Brunsvelt, was namelijk een bekende schout-bij-nacht die bij de admiraliteit van Harlingen werkzaam was en zelfs nog gevochten heeft onder Michiel de Ruyter.

13

Deze informatie was van belang om erachter te komen wat de relatie was tussen de schilderijen en het echtpaar en tussen de schilderijen.

De zes schilderijen (wandpanelen) laten alle een tafereel zien uit de klassieke oudheid.

Na literatuuronderzoek bleken alle zes wandpanelen uit Ab Urbe Condita (“Sinds de stichting van de stad”) van geschiedschrijver Titus Livius te zijn.

14

De thematiek richt zich dus op het Romeinse Rijk. Wat heeft dit met de opdrachtgever te maken? Ervan uitgaande dat Theodorus van Brunsvelt de opdrachtgever was en niet zijn tweede vrouw, Margaretha Emmius, is het niet gek dat hij dit heeft gekozen. Hij kwam uit gegoede huize en heeft de Latijnse school bezocht. Hierdoor was hij bekend met de verhalen van Livius. Vaak werden deze verhalen in de kunst gebruikt om te laten zien dat de bewoners zeer gecultiveerd waren en daarnaast hebben deze verhalen vaak een moraal of deugd, wat de toeschouwer moet inspireren om

‘beter’ te leven. Wat ook erg opvallend is in de kamer, is dat de vrouw een grote rol lijkt te spelen. Daarom is mijn vermoeden dat deze kamer een speciale ontvangstkamer moet zijn geweest voor Margaretha Emmius en haar gasten. Het is hierom niet uit te sluiten dat Margaretha ook de opdrachtgever zou kunnen zijn geweest of in elk geval nauw betrokken is geweest bij de opdracht. Johan de Haan geeft in zijn boek ‘Hier ziet men uit paleizen’: Het Groninger interieur in de zeventiende en achttiende eeuw (2005) echter aan dat er zeer weinig bekend is over de rol van de vrouw als opdrachtgever.

15

Dit gegeven in combinatie met het patriarchale overwicht in de zeventiende en achttiende eeuw doet toch vermoeden dat Theodorus van Brunsvelt de opdrachtgever moet zijn geweest waarbij hij een kamer heeft ingericht voor zijn vrouw.

Het plafond van de kamer betrof een mysterie in de kamer. De eerder genoemde Veldman had hier geen verhaal of betekenis aan verleend in zijn monografie van Collenius.

16

Op het plafond staat echter een aantal goed herkenbare mythische/historische figuren zoals

13 Hier wordt uitgebreid bij stil gestaan in het artikel wat ik heb geschreven en opgenomen is in de Bijlage.

14 T. Livius en H. W. A. van Rooijen-Dijkman, Sinds de stichting van de stad. (Amsterdam: Athenaeum-Polak

& Van Gennep, 2005).

15 Haan, ‘Hier ziet men uit paleizen’, 62.

(19)

Jupiter met de adelaar, Juno met de pauw en Romulus en Remus, de stichters van Rome. Op de voorgrond is te zien hoe een vrouw een andere vrouw verwelkomt naar een hemelachtige toestand. Na veel literatuuronderzoek in onder andere klassieke werken en het hebben van vermoedens, heb ik dr. J. L. de Jong, universitair docent Oude Kunst, vertelt wat ik dacht. De Jong bevestigde, aan de hand van het boek Hall’s Iconografisch handboek: Onderwerpen, symbolen en motieven in de beeldende kunst (1974) geschreven door James Hall, mijn vermoedens.

17

De combinatie van figuren en de scène die te zien zijn op het plafond betreft mijn inziens het verhaal van Aeneas en Dido waarbij Dido, nadat Aeneas haar verlaat en zij zichzelf van het leven berooft, wordt verheven tot de hemel door godin Iris, de boodschapper van de goden en de godin van de regenboog.

18

17 James Hall, Hall’s Iconografisch Handboek: Onderwerpen, symbolen en motieven in de beeldende kunst.

(Leiden: Primavera Pers, 1974).

18 Hermannus Collenius – De verheerlijking van de vrouw. Olieverf op hout 1711. Collectie Groninger Museum, inventarisnummer: 1998.0153. Foto: John Stoel.

(20)

Het hele verhaal met betrekking tot het plafond is te lezen in mijn artikel zoals dat in de bijlage van dit verslag is opgenomen. Dit verhaal is afkomstig van het gedicht Aeneas, geschreven door Publius Vergilius Maro.

19

Het is niet vreemd dat de verhalen van Livius en Vergilius worden gecombineerd; Keizer Augustus had beide mannen de opdracht gegeven om een verhaal te schrijven over ontstaan van het Romeinse Rijk, waarbij Livius zich moest bepalen tot de geschiedenis en Vergilius tot de mythologie. Beide boeken werden, zoals bovenstaand beschreven, zowel in de Oudheid als tijdens de Renaissance gebruikt om morele deugden te propageren, voornamelijk pietas (vroomheid), gravitas (waardigheid) en virtus (dapperheid en moed).

20

Hierdoor zijn de zes panelen en het plafond met elkaar in samenhang.

Nu rest er enkel nog het schoorsteenstuk.

Voorheen werd ervan uitgegaan dat het schoorsteenstuk in deze Colleniuskamer het stuk ‘de bevrijding van Andromeda’ zou zijn.

21

Dit stuk, ook geschilderd door Collenius, heeft inderdaad zijn plek gehad in het Huis met de Dertien Tempels maar qua afmetingen en thematiek is het vrijwel ondenkbaar dat deze in de Colleniuskamer heeft gezeten.

22

Na enige verdieping in de foto’s van het gemeentearchief en de werken van Collenius blijkt er een beter alternatief te zijn, namelijk het schilderij Aeneas verlaat Dido.

23

Dit schilderij heeft geen locatie, noch een exacte datering toegeschreven en wat betreft thematiek en afmetingen zou het beter kunnen passen. De reden waarom we dit niet zeker kunnen weten is omdat rond 1760 het huis opnieuw is verbouwd, waaronder de schouwen in het huis. Ook in de Colleniuskamer is een nieuwe schouw gekomen en daarmee is het schoorsteenstuk eruit gehaald en vervangen door spiegels zoals deze toentertijd behoorde tot mode.

24

In 1908 zijn de schilderijen uit het huis gehaald en zijn er van tevoren foto’s gemaakt door fotograaf P. B.

Cramer. Een aantal van deze foto’s is in het bezit van de Groninger Archieven en een aantal bevindt zich in het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD) te Den Haag. Voor een compleet beeld van de kamer ben ik afgereisd naar Den Haag. Tussen de foto’s van schilderingen in de Colleniuskamer zat ook een foto van het schilderij Aeneas verlaat Dido.

Hierdoor zijn mijn vermoedens betreffende het schoorsteenstuk versterkt.

19 P. Vergilius Maro en P. H. Schrijvers, Aeneis (Groningen: Historische Uitgeverij, 1996).

20 Joseph Farrell, “The Augustan Period: 40 BC–AD 14,” in A Companion to Latin Literature (Blackwell, 2005) 21 Veldman, nr. 34, 85.

22 Dit weten we aan de hand van foto’s van Cramer uit het Groninger Archief onder toegangsnummer:

1785.14002.

23 Veldman, nr. 8 pag. 61

(21)

Eigen foto gemaakt van de foto van het schilderij “Aeneas verlaat Dido” zoals hij is opgenomen in de collectie van het RKD te Den Haag.

Naast meer onderzoek ben ik in Den Haag ook op zoek gegaan naar zware bestanden van de schilderingen. Zoals bovenstaand beschreven is een deel van de schilderingen in 1997 terug gekomen naar Groningen. Helaas zijn de bovendeurstukken, twee panelen en dus het schoorsteenstuk nog vermist en heeft men ook geen idee waar deze schilderingen op dit moment zijn. Om de kamer zo echt mogelijk te laten zijn, zijn op basis van foto’s reconstructies gemaakt. Op basis van mijn onderzoek is het schoorsteenstuk Aeneas verlaat Dido opgenomen in de kamer en de bijschrift van het plafond is veranderd naar “Godin Iris verwelkomt Dido in de hemel”.

Na dit onderzoek, wat ik bovenstaand kort heb proberen te beschrijven, heeft

conservator Knol, tevens redactielid bij Stad & Lande, mij gevraagd of ik dit wilde omvormen

naar een mooi artikel om vervolgens aan te bieden aan Stad & Lande. Na acceptatie van de

redactie diende het veel geredigeerd te worden, maar inmiddels is het klaar en verschijnt het

in het eerstvolgende nummer (zie bijlage). Ook heb ik een verkorte versie geschreven die in

de streekbladen van de provincie Groningen kan worden gepubliceerd.

(22)

Onderzoek Hanckemaborg

Een ander hoofdonderwerp in de tentoonstelling is, zoals hierboven beschreven, de Hanckemaborg in Zuidhorn. Om de reden dat er in 2012 een schenking is gedaan door een nazaat van de familie Clant, de bewoners onder wie de Hanckemborg hoogtij vierde, heeft het museum meer voorwerpen van de borg dan ooit. Dit gaf conservator Knol redenen genoeg om bij de tentoonstelling een soort minicatalogus te realiseren met enkel voorwerpen van de Hanckemaborg. Voor mij was de taak om de voorwerpen uit de tentoonstelling en de collectie van het Groninger Museum te selecteren en te voorzien van informatie. Deze informatie bestaat uit vervaardiger inclusief geboorte- en sterfdatum en -plaats, hoofdonderwerpen indien van toepassing inclusief geboorte- en sterfdatum en -plaats, datering, materiaal, afmetingen, informatie over het voorwerp en de literatuur waarin dit voorwerp voorkomt. Dit onderzoek was vergelijkbaar met de manier van het maken van bijschriften.

Tijdens het maken van deze lijst voor de catalogus ben ik enkele keren naar Zuidhorn geweest om de resten van de borg te onderzoeken. Er is op een bijzondere manier aangegeven in de straat (de Hanckemalaan) waar de borg precies heeft gezeten. Zo kun je met een plattegrond precies reconstrueren hoe de borg in elkaar heeft gezeten. Op deze manier is de geschiedenis geworteld in het dagelijks leven van de bewoners van Zuidhorn. Even verderop staat het schathuis, de veestal van de borg, die wel in zijn geheel bewaard is gebleven, ook al is deze inmiddels omgebouwd tot woonhuis.

Eigen foto van de Hanckemalaan waar de borg aangegeven is in het straatbeeld.

(23)

Wat bijzonder is, is dat in Zuidhorn verschillende voorwerpen staan die iets te maken hebben met de borg. Een mooi voorbeeld is het ‘huis met de leeuwen’ aan de Nieuwstraat 6. Hier staan twee bijzondere leeuwen in de tuin, die de poort van de Hanckemaborg zouden hebben bewaakt.

Voor de catalogus zijn er inmiddels meer dan 85 objecten geselecteerd. Het is echter niet gelukt om de catalogus klaar te krijgen voor de opening van de tentoonstelling.

Conservator Knol probeert dit te voltooien gedurende de zomer.

Activiteiten met andere afdelingen

Tijdens mijn stage had ik veel contact met verschillende afdelingen, voornamelijk om afbeeldingen, informatie of teksten aan te leveren. In de laatste weken voor de opening namen deze werkzaamheden, voornamelijk met de afdeling PR & communicatie, toe en een paar bijzondere ervaringen zal ik hieronder uitlichten.

Het Groninger Museum heeft een reportage gemaakt in samenwerking met RTV Noord onder leiding van Reinder Smith.

25

Deze reportage richtte zich voornamelijk op de Hanckemaborg en de Colleniuskamer in het Huis met de Dertien Tempels. Het Huis met de Dertien Tempels staat nu beter bekend als faciliteit van de Rijksuniversiteit Groningen. Met RTV Noord hebben we gefilmd in de collegezaal 13, de ruimte waar voor 1908 de schilderijen van Collenius zaten.

Reiner Smith (RTV Noord) interviewt conservator Knol in het Huis met de Dertien Tempels.

25 De reportage is op 26 mei rond 18:00 uur op rtv Noord verschenen en nu te bekijken volgens deze link:

http://www.rtvnoord.nl/nieuws/178656/Tentoonstelling-Rijk-in-Groningen-hoe-woonden-onze-rijken (geraadpleegd op 27 mei 2017).

(24)

Daarnaast heb ik gesproken over de tentoonstelling bij het cultuur uur van OOG radio, gepresenteerd door Gerrit Fopma op woensdagavond 24 mei.

26

Ik heb dit als zeer bijzonder ervaren en was ook erg zenuwachtig. Het interview is desondanks goed verlopen.

Tijdens de radio uitzending van OOG radio

Ten slotte heb ik op de dag van de opening, 26 mei 2017, mijn onderzoek mogen vertellen aan de museumdocenten die werkzaam zijn in het Groninger Museum. Museumdocenten zijn gidsen in het museum die rondleidingen verzorgen met een interactief karakter. Ook heb ik mijn verhaal aan verschillende medewerkers van de pers mogen toelichten. Een leuke en leerzame ervaring waarbij ik positieve opmerkingen en goede vragen heb gekregen. In de bijlage zal ik een aantal persberichten toevoegen die op deze persvoorlichting zijn gebaseerd.

Foto gemaakt door Sanne Meijer (van sannemeijeronderweg.nl) tijdens mijn uitleg in de reconstructie van de Collenius kamer.

(25)

Evaluatie

De hierboven beschreven werkzaamheden laten zien dat dit een gevarieerde stage was met een grote hoeveelheid aan verschillende werkzaamheden. Na het bespreken van deze werkzaamheden rest mij nu enkel nog een evaluatie van deze werkzaamheden. Ik zal hieronder de algemene evaluatie en de leermomenten van deze stage beschrijven

Algemene evaluatie

Terugkijkend op de afgelopen maanden heb ik ontzettend veel geleerd. Het werk wat ik moest doen was voor mij zwaar, intensief maar ook uitdagend en interessant. Daarnaast ben ik me heel goed bewust geweest van het feit dat ik in dienst was van het museum en dat ik ook iets bij diende te dragen; ik ben van mening dat dit gelukt is. Ik heb me ingezet voor de tentoonstelling en ik ben enorm tevreden met het resultaat. Daarnaast heb ik onderzoek mogen doen naar het Huis met de Dertien Tempels, wat voor mij erg uitdagend was en ik denk dat naast de algemene werkzaamheden dit onderzoek voornamelijk de toegevoegde waarde is van mij als stagiaire. De begeleiding van de stage is door mij als zeer goed ervaren.

Met dr. Joop Koopmans heb ik weinig contact gehad over de stage; wel heb ik tussentijds via de e-mail kort besproken hoe het tot dan toe ging. De reden voor dit weinige contact is omdat het niet noodzakelijk was en ik niet tegen problemen ben aangelopen. Desalniettemin was de heer Koopmans zeer bereikbaar voor contact. De begeleiding vanuit het Groninger Museum werd verzorgd door conservator Egge Knol. Aan het begin van de stage heeft Knol met mij besproken wat er ongeveer voor mij te doen was en als ik daarmee klaar was, kreeg ik al gauw een nieuwe taak. Daarnaast was er intensief contact tussen Knol en mij en daarmee was hij altijd beschikbaar om resultaten, vragen of problemen te bespreken. Conservator Knol gooide me daarmee ook vaak in het spreekwoordelijke diepe, zodat hij me niets alles voorkauwde maar ik het zelf zou vinden. Nooit heb ik problemen gehad met Knol en door zijn begeleiding heb ik wat betreft kennis en ervaring veel geleerd.

Zoals altijd zijn er bij een stage werkzaamheden die wat minder bevallen. Ik vond het persoonlijk jammer dat ik er bij de laatste fase van de tentoonstelling in kwam rollen.

Hierdoor heb ik de hele fase van echt onderzoek doen en inrichten gemist. De eerste

opstelling van de bijschriften behoefte nog wel veel onderzoek, maar daarna is het

voornamelijk corrigeren en wijzigen. Dit ‘redactiewerk’ was voor mij minder uitdagend en

vond ik daarmee ook minder leuk om te doen waardoor ik vaak wat nalatig werd. Daarnaast

(26)

vond ik dat er in het werk als conservator relatief weinig sociaal contact is met je collega’s en je erg veel achter je bureau zit. Dit heb ik als zeer zwaar ervaren en ik was na een dag stage vaak helemaal uitgeput door het stilzitten.

Leermomenten

Tijdens deze stage heb ik meer geleerd dan dat ik kan formuleren in dit verslag. Ik heb voor het eerst kennis gemaakt met een (cultureel) bedrijf en nog niet eens alles gezien van wat daar allemaal bij komt kijken. In een dergelijk bedrijf als het Groninger Museum heb ik geleerd op een hele andere manier naar de geschiedenis (van Groningen) te kijken. Vanuit de bachelor Geschiedenis heb ik veel geleerd op een theoretische manier met bronnen en geschiedenis om te gaan. In een museum vertel je een verhaal dat voor iedereen duidelijk moet zijn en waarbij het publiek vermaakt word, soms meer dan geïnformeerd. Dit is anders dan een wetenschappelijk artikel of een essay dat toch voornamelijk meer het doel heeft om kennis over te brengen aan het academische publiek. Je moet dan ook selectief zijn als conservator in de informatie en de objecten die je wilt gebruiken voor een tentoonstelling. Deze selectie dien je dan vervolgens te categoriseren en vorm te geven, zodat het één geheel word. Je moet weten wie je publiek is en daarop anticiperen. Hiermee heeft het museum als bedrijf dus iets weg van een commercieel bedrijf.

Wat ik ook heb geleerd is dat contacten en netwerk een groot voordeel zijn in een museum. Je bent als conservator ontzettend afhankelijk van de mensen die je kent en hoe jij ze behandelt. Zo ontving Egge veel mensen de afgelopen maanden ten bate van zijn netwerk.

Op deze manier krijg je dingen gedaan en willen mensen met je samenwerken. Ook je bekendheid als conservator neemt hierdoor toe, wat ook ontzettend in je voordeel werkt. Ook durven en spreekwoordelijk je mannetje staan is hier dan ook van toepassing. Als je iets leuks hebt ontdekt en je hebt de contacten, stuur het gewoon op. Het is goed mogelijk dat ze je gaan vragen voor een lezing, een artikel van je willen publiceren, je van informatie voorzien of je ten bate van het museum attenderen op een interessant object.

Ook binnen het bedrijf van het museum heb je de contacten nodig. Zoals ik eerder

beschreef werk je samen met een heel team. Je hebt de afdeling PR en communicatie nodig

om mensen binnen te halen, je hebt educatie nodig om je tentoonstelling toegankelijk te

maken, je hebt de afdeling collecties nodig om te zorgen dat alle objecten op de juiste plek

komen en met zorg worden behandeld, je hebt een heel groot team van timmermannen en

(27)

schilders nodig om je tentoonstelling er top uit te laten zien en zo valt er wel door gaan. Zo schreef ik een tekst over een object en de afdeling communicatie liet mij zien wat interessant was als je mensen wilt trekken naar je tentoonstelling en educatie wist me te vertellen hoe mensen lezen en hoe het begrijpelijker word, als het bijvoorbeeld op een bordje staat in plaats van op papier. Hiermee heb ik geleerd hoe je goede introductieteksten en geschikte bijschriften schrijft, zodat een geschiedenis in objecten overgebracht kan worden aan een groter publiek. Vanuit de bachelor geschiedenis kwam ik relatief onvoorbereid op deze stage;

ik wist naast van het museum als bedrijf ook niets van regionale (Groninger) geschiedenis af.

In februari wist ik nog niet wat een borg was en inmiddels leg ik aan mensen uit wat een borg

is en hoe deze plaatsnamen in de cultuur van Groningen in de Gouden Eeuw. Ik moet dan ook

zeggen dat ik de geschiedenis van stad en Ommelanden enorm fascinerend en interessant

vind. Al met al is de stage een duidelijke verbreding geweest van de bachelor geschiedenis en

heb ik vooral geleerd hoe je geschiedenis in objecten vormgeeft en wat daar allemaal bij komt

kijken.

(28)

Conclusie

Concluderend was de stage bij het Groninger Museum een ontzettend leerzame en interessante ervaring. Ik heb in deze vier maanden een goed beeld gekregen van wat er allemaal bij komt kijken als je als museum een dergelijke tentoonstelling als Rijk in Groningen organiseert. Ik heb me ontzettend verbaasd over hoeveel mensen er voor nodig zijn om een tentoonstelling te organiseren en wat daar allemaal voor geregeld moet worden.

Tijdens mijn stage heb ik nauw samen kunnen werken met conservator Knol doordat ik altijd tegenover hem zat. Hierdoor kon ik goed anticiperen om de taken van Knol en weet ik goed wat het inhoudt om een conservator te zijn. Dat een museum onder jouw vakgebied niet alleen de taak van tentoonstellen heeft maar ook het behoud en onderhoud van kunst en objecten.

Terugkijkend op deze stageperiode moet ik zeggen dat ik zeer bewust ben geworden wat ik ambieer en wat niet. Ik vind sociaal contact, uitdaging en veelzijdige werkzaamheden een must voor mijn toekomstige baan en deze aspecten passen niet altijd even goed bij een baan als conservator waardoor mijn stage me meer energie kostte dan wat ik gewend was.

Nog steeds heb ik een grote interesse voor de kunst en cultuur sector en sluit ik niet uit dat ik ooit werkzaam zal zijn in een museum. Zoals ik eerder beschreef zijn veel dingen die ik heb geleerd tijdens deze stage niet in dit verslag te formuleren; selecteren, organiseren, plannen, vormgeven, samenwerken etc. Ook mijn eerste publicatie en ervaring met de pers heb ik als zeer bijzonder beschouwd.

In de inleiding schreef ik dat ik het verhaal achter kunst of objecten het leukst vind aan

musea. Ik heb dit tijdens deze stage daar voornamelijk mee bezig gehouden, wat het voor mij

ontzettend interessant maakte. Al deze verhalen moeten in een tentoonstelling uiteindelijk één

verhaal vertellen en het verhaal van Rijk in Groningen betrof de rijke geschiedenis van de

Gouden Eeuw in Groningen, waar toch weinig mensen echt weet van hebben. Mijn verhaal

was voornamelijk het verhaal van het Huis met de Dertien Tempels; een mooie illustratie van

Rijk in Groningen. Voor mij als stagiaire was dit een prachtige taak waar ik ontzettend veel

plezier in heb gehad en uiteindelijk heeft geleid tot een mooi resultaat. Dankzij deze stage heb

ik me mogen onderdompelen in een voor mij onbekende wereld en heb ik kennis en

ervaringen opgedaan die ik zeker zal gaan gebruiken in de rest van mijn carrière als historica.

(29)

Literatuurlijst

Literatuur

Alma, Redmer. “Postume heraldiek. Adellijke kwartieren in Stad en Lande” in Adels geschiedenis 10 - Adel en heraldiek in de Nederlanden: Adellijke identiteit en representatie Redmer Alma, Conrad Gietman en Albert Mensema ed. Hilversum: Verloren, 2012.

Brood, P, A. H. Hussen jr. en J. van der Kooi, Nieuwe Groninger Encyclopedie. Groningen:

REGIO-PRojekt Uitgevers, 1999.

Ensink, J. Academische Rouw: Uitrekels uit de programma funebria van de Academie van Stad en Lande van Groningen / de Rijks Hogeschool te Groningen (1615 – 1833), ten dienste van biografie en genealogie. Groningen: Pulpitum, 2002.

Hidde Feensta, Spinnen in het web: Groningse regenten in relatie tot het omringende platteland tijdens de Republiek. Assen: Van Gorcum, 2007.

Haan, Johan de. “’Grote Huysen’en hun interieur in Groningen en Drenthe in de zeventiende eeuw” in Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw: De rijkdom van het buitenleven in de Republiek. Red. Ymke Kuiper en Ben Olde Meierink. Hilversum: Verloren, 2015, 236 – 255 Haan, Johan de. ‘Hier ziet men paleizen’: Het Groninger interieur in de zeventiende en achttiende eeuw. Assen: Groninger Historische Reek, 2005.

James Hall, Hall’s Iconografisch Handboek: Onderwerpen, symbolen en motieven in de beeldende kunst. Leiden: Primavera Pers, 1974).

Formsma, W. J., R.A Luitjens Dijkveld Stol en A. Pathuis, De Ommelander borgen &

steenhuizen. Assen: Van Gorcum & Comp B. V., 1973.

Freerk J. Veldman, Hermannus Collenius 1650 – 1723. Zwolle: Waanders Uitgevers, 1997.

Livius, T. en H. W. A. van Rooijen-Dijkman, Sinds de stichting van de stad. Amsterdam:

Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2005.

Schutter, G. N. Het Huis met de Dertien Tempels. Groningen: N.V. Dijkstra’s Drukkerij, 1964.

Vergilius Maro, P. en P. H. Schrijvers, Aeneis. Groningen: Historische Uitgeverij, 1996.

(30)

Websites

http://www.groningermuseum.nl/geschiedenis-van-het-museumgebouw (geraadpleegd op 5 april 2017).

Beleidsplan Groninger Museum “Meningsvorming begint nu: Het Groninger Museum 2017 – 2020”

http://www.groningermuseum.nl/sites/groningermuseum.nl/files/press/Groninger_Museum_B eleidsplan__2017.pdf. (geraadpleegd 5 april 2017).

http://www.rtvnoord.nl/nieuws/178656/Tentoonstelling-Rijk-in-Groningen-hoe-woonden- onze-rijken (geraadpleegd op 27 mei 2017).

Afbeeldingen

HERMANNUS COLLENIUS (Kollum 1650 - 1723 Groningen)

Een miniatuurportret van Maurits Clant van de Hanckemaborg (Groningen 1667 - 1734 Zuidhorn)

1690 - 1695

Olieverf op koper 11 x 9 cm

Schenking mevrouw T. J. Goedewaagen, Bennekom 2012

Inventarisnummer: nog niet bestaand, wel in het bezit van het Groninger Museum door een gift in 2012.

Foto: Marten de Leeuw

HERMANNUS COLLENIUS (Kollum 1650 - 1723 Groningen)

Elsbeth Schay 1705 - 1710

Olieverf op doek 74,5 x 57,5 cm

Aankoop met steun van de Vereniging Rembrandt, 1892 Inventarisnummer: 0000.1279

Foto: Marten de Leeuw

(31)

HERMANNUS COLLENIUS (Kollum 1650 - 1723 Groningen)

Godin Iris verwelkomt Dido in de hemel 1711

Olieverf op een paneel van 21 planken (één plank ontbreekt), 660 x 640 cm Aankoop met steun van Vereniging Rembrandt 1998

Inventarisnummer: 1998.0153

Foto: John Stoel

(32)

Bijlages

Publicatie Stad & Lande

(33)
(34)
(35)
(36)
(37)
(38)
(39)
(40)

Persberichten

Gerrit van Hofslot, “Reportage: Kunst uit verdwenen borgen

in museum” Dagblad van het Noorden 27 mei 2017.

(41)

Sanne Meijer, “Rijk in Groningen – Borgen en Stadspaleizen, 1600 – 1800” op www.sannemeijeronderweg.nl (26 mei 2017).

http://www.sannemeijeronderweg.nl/rijk-in-groningen/ (geraadpleegd op 26 mei 2017).

(42)
(43)
(44)
(45)

De overige pagina’s van haar blog laten nog meer afbeeldingen zien van de tentoonstelling.

(46)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast kunnen neusbloedingen worden veroorzaakt door een ongeluk van de neus (klap, stoten) of beschadiging van het neusslijmvlies (bijvoorbeeld door medicijnen die in de

Een niet met naam bekende vrouw werd op 7 maart 1945 uit het ziekenhuis ontslagen. Coronel werd ontslagen op 31 maart 1945, maar bleef haar leven lang aan geheugenverlies lijden.

Eerdere onderzoeken laten overigens zien dat vrouwen met en zonder prothesen evenveel siliconen in het bloed hebben omdat siliconen ook in heel veel dagelijkse producten zitten,

Dat wil niet zeggen dat er geen mooie, gevoelige momenten in de film zitten (bijvoorbeeld, de vriendschap tus sen hen), maar als deze vrouwen de rolmodellen moeten zijn

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

Als u echter een zoon van God bent door het geloof in Christus Jezus zullen de prediking, de toepassing en het genieten van de onverdiende liefde van de Vader en

Is het College betrokken bij mogelijke aankopen van gronden verbreding N33 en wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van aansluiting van een rondweg.. Zijn er

De patiënt is stervende, de familie kan het niet meer aanzien, en zegt tegen de arts: “Dokter, doe toch iets!” Daarom pleit ik al langer voor een verplichte registratie van