• No results found

Accountantshonoraria verplicht toegelicht in de jaarrekening

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Accountantshonoraria verplicht toegelicht in de jaarrekening "

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Accountantshonoraria verplicht toegelicht in de jaarrekening

Beantwoordt het de behoefte van het maatschappelijk verkeer?

Wat bankiers ervan vinden.

Julbert van der Zee

Oktober 2011

(2)

Accountantshonoraria verplicht toegelicht in de jaarrekening

Beantwoordt het de behoefte van het maatschappelijk verkeer?

Wat bankiers ervan vinden.

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie en Bedrijfskunde Master Accountancy en Controlling (Afstudeerrichting Accountancy) Auteur J. van der Zee Studentnummer 1830678

Eerste begeleider dr. O.P.G. Bik RA

Tweede begeleider dr. R.B.H. Hooghiemstra Datum voltooiing: 10 oktober 2011

(3)

Voorwoord

Het leuke en soms ook het grote nadeel van het werken in de accountancy is dat je verplicht wordt om jezelf te blijven ontwikkelen. Dat ontwikkelen is heel breed en begint bij het werk zelf. Maar natuurlijk ook extern waardoor je elke vrijdag naar school mag.

Leuk is het vooral als je in de colleges zit met medestudenten waardoor je ervaringen kunt uitwisselen, soms met tranen in de ogen van het lachen. Minder leuk wordt het als het heel veel vrije tijd begint te kosten.

En dat kost het schrijven van een scriptie: tijd.

Toch ben ik blij dat het zover is, de scriptie is klaar. Een scriptant is een einzelgänger. Ik heb het geluk gehad dat ik de juiste mensen heb getroffen. Daarmee bedoel ik onder andere mijn scriptiebegeleider die zo punctueel was dat ik er bang van werd. Dit heeft de druk er op gehouden en heeft geleid tot het gewenste eind resultaat.

Daarnaast kreeg ik alle medewerking van de geïnterviewde personen. Hun enthousiasme was aanstekelijk en de gesprekken verliepen erg open en leerzaam.

Niet in de laatste plaats ben ik mijn familie, vrienden en collega’s dankbaar voor de bemoedigende woorden, tips en tijd die ik ervoor kreeg.

Tot slot wens ik u veel leesplezier toe.

Julbert van der Zee Arum, oktober 2011

(4)

Samenvatting

In deze scriptie wordt onderzocht in hoeverre het maatschappelijk verkeer gebruik maakt van de in 2008 ingevoerde verplichte toelichting van accountantshonoraria in de jaarrekening.

Deze toelichting is verplicht voor alle ondernemingen die voldoen aan het grootte criteria

“Groot” en houdt in dat de accountantshonoraria dienen te worden toegelicht in de jaarrekening. Er dient een uitsplitsing gemaakt te worden over vier categorieën. Aanleiding hiervoor zijn de diverse schandalen die afgelopen jaren zijn voor gekomen. De accountant speelde hierbij een cruciale rol en werd veelal gezien niet onafhankelijk te zijn van de gecontroleerde onderneming.

Een opvatting van de regelgevers was dat de accountantsorganisaties geen onafhankelijk oordeel meer kunnen vormen omdat deze teveel adviesdiensten leveren. Hoewel dit niet zondermeer bevestigd is door de wetenschap, vonden de regelgevers het noodzakelijk om de accountantshonoraria uit te splitsen, zodat het maatschappelijk verkeer zelf een inschatting omtrent de onafhankelijkheid zou kunnen maken.

De Europese Commissie heeft een Richtlijn gepubliceerd die alle lidstaten verplicht om de uitsplitsing van accountantshonoraria in de jaarrekening op te nemen. In Nederland is deze Richtlijn verankerd in artikel 2:382a BW. Het wetsartikel is echter te beperkt om een goede invulling te geven aan de achterliggende gedachte van de invoering van de Richtlijn. De reikwijdte van het artikel is strikt gezien te beperkt.

De NBA (Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, voorheen NIVRA) heeft door middel van een NIVRA-wijzer een “best-practice” uitgebracht. Door deze wijzer wordt getracht om meer structuur te brengen aan de wijze waarop de accountantshonoraria worden gepubliceerd.

De vraag is of het maatschappelijk verkeer gebruik maakt van de verplichte toelichting op accountantshonoraria om de onafhankelijkheid van de extern controlerende accountantsorganisatie te beoordelen. Om deze vraag te beantwoorden zijn een tiental bancaire medewerkers geïnterviewd.

Bancaire instellingen hechten veel waarde aan een betrouwbare jaarrekening. Voor het kredietverstrekkingproces is de jaarrekening een essentiële informatiebron. De toelichting van de jaarrekening is tevens van groot belang. Zonder toelichting in de jaarrekening zijn de cijfers zelf te globaal om tot een kredietverstrekking te komen.

Ui dit onderzoek ontstaat echter het beeld dat bancaire medewerkers de nieuwe, verplichte toelichting niet met het beoogde doel gebruiken. Zij gebruiken hem liever voor praktische doeleinden. Als bijvoorbeeld de kosten voor de controle stijgen willen zij graag weten wat de achterliggende reden hiervan is. Dit kan namelijk invloed hebben op hun creditrating.

(5)

Een van de redenen waarom de verplichte toelichting van accountantshonoraria niet gebruikt wordt om de onafhankelijkheid in te schatten is dat accountantshonoraria doorgaans een beperkte rol in het resultaat van de onderneming spelen. Derhalve hebben de accountantshonoraria slechts beperkt invloed op de creditrating.

De onafhankelijkheid van de accountant blijkt veel meer uit externe stukken als een management letter en het accountantsverslag. Hier zet de accountant zwart op wit wat er verbeterd zou kunnen worden in de onderneming. Dit getuigd volgens de bancaire medewerkers van onafhankelijkheid.

Hogere advieskosten worden niet direct als negatief ervaren door de bancaire medewerkers.

De accountant wordt gewaardeerd om haar kennis en kunde en ze vinden het prettig als hij grote betrokkenheid toont.

Om de onafhankelijkheid van de accountant te waarborgen en daarmee de betrouwbaarheid van de jaarrekening te verhogen zien de bancaire medewerkers liever andere aanvullingen in de jaarrekening. De belangrijkste en meest haalbare is het opnemen van een uitgebreidere toelichting van de balans en resultatenrekening in de jaarrekening. Door meer toe te lichten zijn de bancaire medewerkers zelf in staat om een inschatting te maken van de betrouwbaarheid van de jaarrekening.

Tevens wordt geopperd om in de jaarrekening van de accountantsorganisaties zelf te laten toelichten wat de vijf grootste cliënten zijn geweest met de betreffende honoraria. Op deze wijze wordt inzichtelijk hoe afhankelijk een accountantsorganisatie is van een cliënt.

(6)

Inhoudsopgave

Voorwoord Samenvatting Inhoudsopgave

1 Inleiding 8

1.1 Achtergrond 8

1.2 Afbakening: bancaire instellingen 9

1.3 Doelstelling 10

1.4 Vraagstelling 10

1.5 Onderzoeksmethoden 10

1.6 Samenhang scriptie 11

2 Theoretisch kader 12

2.1 Oorsprong van artikel 2:382a BW 12

2.2 Toelichting in de jaarrekening: onduidelijkheden in de wet 14

2.3 Eerder onderzoek naar accountantshonoraria 16

2.4 Financiële informatiebehoefte bancaire instellingen 18

2.5 Samenvatting 22

3 Empirisch onderzoek 24

3.1 Onderzoeksstrategie 24

3.2 Methode van dataverzameling 24

3.3 Interviewvragen 25

3.4 Selectiecriteria geïnterviewden 27

3.5 Data analyse en beperkingen 28

3.6 Samenvatting 29

4 Resultaten 30

4.1 Het belang van de jaarrekening bij kredietverstrekking 30

4.2 Belang toelichting in de jaarrekening 30

4.3 Kennis van de invoering van de verplichte toelichting 31 4.4 Accountantshonoraria als toetsingscriterium bij kredietverstrekking 31

4.5 Verhouding accountants- en advieskosten 31

4.6 Behouden of afschaffen van de verplichte toelichting 32

4.7 Benaderingsvoorkeur 32

4.8 Aanvullingen in de jaarrekening 33

4.9 Samenvatting 35

(7)

5 Conclusie en aanbevelingen 36

5.1 Conclusies 36

5.2 Aanbevelingen 38

5.3 Beperkingen 39

5.4 Toekomstig onderzoek 39

Bibliografie 41

Bijlagen 43

(8)

8

1 Inleiding 1.1 Achtergrond

“Kent u ‘m al, het nieuwe grapje over accountants? Vraag een wiskundige, een econoom en een accountant naar de uitkomst van één plus één. De wiskundige antwoordt met twee en de econoom zegt drie, vanwege de verwachte synergie. De accountant geeft geen antwoord, maar stelt een wedervraag: wat wilt u dat ik noteer?”.

(Accountant, maart 2000, pp. 32-34)

Bovenstaande typeert deels hoe de laatste jaren tegen accountants wordt aangekeken.

De openbare, controlerende accountants zijn door schandalen als Enron, Ahold en Parmalat in aanzien gedaald. Dit heeft verreikende gevolgen gehad. Overheden verscherpten de regels:

invoering van Sarbanes Oxley act (SOx) en Code Tabaksblad en meer recent, vanaf 2007, de aanscherping van de ISA’s in het kader van het “Clarity Project” zijn hier een voorbeeld van.

De bovenstaande maatregelen hebben onder andere als doel gehad om de onafhankelijkheid van de extern controlerend accountantsorganisatie te waarborgen. In de hiervoor genoemde schandalen speelde de controlerend accountant namelijk een belangrijke rol. De controlerend accountant kon geen objectief oordeel meer vormen omdat de accountant niet meer onafhankelijk was van de onderneming.

Ook de Europese Commisie is bedrijvig om maatregelen door te voeren om de onafhankelijkheid van controlerend accountants te waarborgen. Een daarvan is de van kracht wording van de richtlijn 2006/43/EG. In deze richtlijn staat ondermeer dat accountantshonoraria dienen te worden toegelicht in de jaarrekening van grote bedrijven.

Naar aanleiding van de bovenstaande Richtlijn heeft de Nederlandse regering de wetgeving aangepast. Art.2:382a BW is per 28 juni 2008 van kracht geworden. De strekking van het wetsartikel is, uiteraard, hetzelfde als in de richtlijn en heeft betrekking op ondernemingen die voldoen aan het grootte criteria “Groot”.

Hoewel het niet direct op deze wijze omschreven staat in de richtlijn is de achterliggende gedachte om het maatschappelijk verkeer inzicht te geven in de verrichte werkzaamheden door accountantsorganisaties om daarmee de onafhankelijkheid te waarborgen. Voor een accountantsorganisatie zijn de opdrachten anders dan wettelijke controleopdrachten vaak interessante opdrachten met een goed rendement. Echter indien de totale fee voor overige adviesopdrachten de fee van de uitvoering van de wettelijke accountantscontrole gaan overschaduwen, kan dit een indicatie voor het maatschappelijk verkeer zijn dat de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie onder druk staat.

De accountant dient namelijk onafhankelijk te zijn in “schijn” en “wezen”. De branche organisaties NIVRA en NOvAA hebben in 2007 de “Nadere voorschiften inzake

(9)

9 onafhankelijkheid van de accountant” uitgebracht. Hierin staat beschreven dat integriteit, objectiviteit en deskundigheid de belangrijkste peilers zijn voor het uitvoeren van een controle opdracht.

Door onafhankelijk te opereren van de onderneming kan de accountant een objectief oordeel vormen over de jaarrekening. Dit komt de betrouwbaarheid van de jaarrekening ten goede.

Een minder onafhankelijke accountantsorganisatie kan verstrekkende gevolgen hebben in de maatschappij. Fraudes kunnen onontdekt blijven (hoewel dit niet de primaire doelstelling is van een accountantsorganisatie) of er kunnen ten onrechte goedkeurende controleverklaringen zijn afgegeven.

Zoals uit het hiervoor beschrevene blijkt is de regelgeving ingevoerd om het maatschappelijk verkeer te informeren. Echter is het maatschappelijk verkeer is een breed begrip.

De Van Dale geeft de volgende definitie van “maatschappelijk verkeer”:

“het maatschappelijk verkeer tussen en met mensen als lid vh bestuurlijke, economische enz. leven. “

In het geval van de jaarrekening is het maatschappelijk verkeer makkelijk(er) af te bakenen.

Slechts een paar grote partijen hebben daadwerkelijk belang bij een jaarrekening van een onderneming. Hierbij kan gedacht worden aan beleggingsinstellingen of pensioenfondsen die grote hoeveelheden aandelen bezitten. Ook de concurrenten hebben een belang bij een jaarrekening. Zij kunnen zich hierdoor afspiegelen met andere bedrijven. Bancaire instellingen zijn eveneens geïnteresseerd. Zij gebruiken de jaarrekening om een inschatting te maken van de betrouwbaarheid van de onderneming.

Sinds kort hebben zij hier een extra hulpmiddel bij: de aanvullende toelichting van accountantshonoraria. De centrale vraag hierbij is: maakt het maatschappelijk verkeer ook gebruik van dit gegeven?

1.2 Afbakening: bancaire instellingen

Bancaire instellingen zijn voor bijna elke onderneming een belangrijke partij. Voor de kredietverstrekking is de jaarrekening een belangrijke gegevensbron. Derhalve is het onderzoek afgebakend naar bancaire instellingen, één van de vertegenwoordigers van het maatschappelijk verkeer.

(10)

10

1.3 Doelstelling

In dit onderzoek wordt een beoordeling gemaakt in hoeverre het maatschappelijk verkeer, specifiek bancaire instellingen, gebruik maakt van de verplichte toelichting in de jaarrekening om de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie te beoordelen als indicatie om de betrouwbaarheid van de jaarrekening te toetsen.

1.4 Vraagstelling

Hoofdvraag

In hoeverre maakt het maatschappelijk verkeer gebruik van de verplichte disclosure van accountantshonoraria in de jaarrekening om de onafhankelijkheid en daarmee de

betrouwbaarheid van de jaarrekening vast te stellen?

Deelvragen

Wat houdt het wetsartikel 2:382a BW in?

Welk onderzoek is in het verleden uitgevoerd naar accountantshonoraria?

Welke financiële informatie gebruiken bancaire instellingen om kredietrisico’s in te schatten?

Op welke wijze maken de bancaire medewerkers gebruik van de verplichte disclosure van accountantshonoraria?

Welke aanvullende zouden bancaire medewerkers in de jaarrekening willen zien om de onafhankelijkheid van de accountantsorganisaties te waarborgen?

1.5 Onderzoeksmethoden

Deze scriptie bevat zowel een literatuuronderzoek als een kwalitatief onderzoek. Op deze wijze wordt een antwoord gegeven op de hoofd- en deelvragen.

In het literatuuronderzoek wordt de basis gevormd voor het verdere onderzoek. Door eerst te onderzoeken wat reeds bekend en gepubliceerd is hoeft het wiel niet opnieuw uitgevonden te worden. Het literatuur onderzoek vormt de basis voor het empirisch onderzoek, de gestelde vragen ten tijde van de interviews zijn hieruit voort gekomen.

Het empirisch onderzoek bevat een kwalitatief onderzoek naar het gebruik van verplichte toelichting door bancaire instellingen. Hiertoe zijn tien interviews afgenomen met krediet- verstrekkers van diverse grote banken.

(11)

11

1.6 Samenhang scriptie

Na de inleiding, zoals die hiervoor is beschreven, zal in een hoofdstuk 2 het literatuur onderzoek worden behandeld. Hierbij wordt de achtergrond van de toelichting van de accountantshonoraria nader toegelicht, eerder onderzoek naar accountantshonoraria komt hierna aan bod. Tot slot wordt besproken welke informatiebronnen van belang zijn voor bancaire medewerkers om tot kredietverstrekking te kunnen komen.

In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksmethodologie behandeld. De analyse van de resultaten vindt zijn plek in hoofdstuk 4 waarna in het laatst hoofdstuk, hoofdstuk 5, de conclusies en de aanbevelingen gegeven worden.

(12)

12

2 Theoretisch kader

Zoals in de inleiding is aangegeven is het door de wet- en regelgevers nodig geacht om accountantshonoraria te laten toelichten in de jaarrekening. Op deze wijze zou de onafhankelijkheid van de accountant ondermeer gewaarborgd moeten worden. In dit hoofdstuk zal de totstandkoming van artikel 2:382a BW worden besproken. Vervolgens zullen onduidelijkheden, zowel juridisch als vaktechnisch van aard, van deze wet worden behandeld.

Daarna zullen eerdere onderzoeken naar accountantshonoraria in kaart worden gebracht. Tot slot zal de informatie behoefte van bancaire medewerkers worden besproken.

2.1 Oorsprong van artikel 2:382a BW

Richtlijn 2006/43/EG

Het wetsartikel 2:382a BW is gebaseerd op Richtlijn 2006/43/EG. Deze richtlijn is gepubliceerd op 17 mei 2006 en heeft betrekking op de wettelijke controles van (geconsolideerde) jaarrekeningen. De richtlijn beoogt, volgens overweging 5, om een “hoge mate van – maar geen volledige – harmonisatie van de voorschriften inzake de wettelijke controle van jaarrekeningen tot stand te brengen”. Een van de zaken die in deze richtlijn wordt voorgeschreven is de toelichting van de accountantshonoraria in de jaarrekening. Eerst worden in overweging 11 van de richtlijn de bedreigingen van de onafhankelijke auditor (lees:

accountant) beschreven:

“Bedreigingen voor de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor of auditkantoor zijn bijvoorbeeld een direct of indirect financieel belang in de gecontroleerde entiteit en de verrichting van bijkomende niet-controlediensten. Ook kan de hoogte van het van één gecontroleerde entiteit ontvangen honorarium en/of de honorariumstructuur een bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor of auditkantoor.

Tot de veiligheidsmaatregelen die kunnen worden genomen om deze bedreiging af te zwakken of weg te nemen, behoren verboden, beperkingen, andere beleids- en proceduremaatregelen alsmede openbaarmaking”.

Door middel van openbaarmaking (van accountantshonoraria) zou de onafhankelijkheid van de externe accountant gewaarborgd moeten worden. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat het maatschappelijk verkeer zelfstandig een oordeel kan vormen over de onafhankelijkheid van de accountant ten opzichte van de onderneming.

In overweging 33 staat vermeld dat de accountantshonoraria dienen te worden toegelicht om

“de relatie tussen de wettelijke auditor of het auditkantoor en de gecontroleerde entiteit transparanter te maken”.

Om dit te realiseren zijn de Richtlijnen 78/660 EEG en 83/349 EEG zodanig aangepast dat zij voorschrijven dat het honorarium voor de wettelijke controle van de jaarrekening en de honoraria voor niet-controlediensten toegelicht dienen te worden. Dit is vastgelegd in artikel 49.

(13)

13 Er is sprake van een uitsplitsing in een viertal categorieën van accountantshonoraria, die als aanvulling zijn opgenomen op Richtlijn 78/660/EEG:

“tijdens het boekjaar door de wettelijke auditor of het auditkantoor aangerekende totale honoraria voor de wettelijke controle van de jaarrekeningen, de totale honoraria voor andere assurance-opdrachten, de totale honoraria voor belastingadviezen en de totale honoraria voor andere niet-controlediensten”.

Artikel 2:382a BW

De Wetswijziging van de wet toezicht op accountantsorganisaties (Wta) en Boek 2 van het Burgerlijk wetboek zijn op 27 juni 2008 in werking getreden. Jaarrekeningen welke op of na 28 juni 2008 zijn opgemaakt dienen informatie over de honoraria van de accountants- organisatie op te nemen.

De inhoud van het wetsartikel 2:382a is opgenomen als bijlage 1. Net als bij de Richtlijn is in art. 2:382a een onderscheid gemaakt naar vier categorieën voor de uitsplitsing van accountantshonoraria:

- totale honoraria voor onderzoek naar de jaarrekening;

- totale honoraria voor onderzoek naar andere controle-opdrachten;

- totale honoraria voor adviesdiensten op fiscaal terrein;

- totale honoraria voor andere niet-controlediensten.

De vertaling van de Richtlijn is niet letterlijk overgenomen door de wetgever, maar deze heeft op hoofdlijnen dezelfde indeling aangehouden.

Totale honoraria voor onderzoek naar de jaarrekening

Op basis van artikel 2:393 BW zijn de grotere ondernemingen1 verplicht tot onderzoek naar de jaarrekening. Het onderzoek naar de jaarrekening, ook wel assurance opdracht, wordt door de Handleiding Regelgeving Accountancy als volgt gedefinieerd: “Een "assurance-opdracht" is een opdracht waarbij een accountant een conclusie formuleert die is bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruikers, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van de evaluatie van of de toetsing van het object van onderzoek ten opzichte van de criteria, te versterken”.

Onder de assurance-opdracht wordt volgens Van Schaik (2003) onder andere het volgende verstaan: controleverklaring2 bij de jaarrekening, beoordeling belastingpost in de jaarrekening door fiscalist, actuariële beoordeling van jaarrekeningposten, managementletter.

Totale honoraria voor onderzoek naar andere controle-opdrachten;

Onder deze noemer vallen alle controles, anders dan jaarrekeningcontroles, waarbij een beoordelings- of controleverklaring door een accountantsorganisatie wordt verstrekt.

1 Grootte criteria “Middel groot” en “Groot”,art. 2:396 BW en art. 2:397 BW.

2 Voorheen accountantsverklaring, vanaf 15 december 2010 controleverklaring.

(14)

14 Voorbeelden van andere controle-opdrachten zijn volgens Van Schaik (2003:

Omzetverklaringen, subisidieverklaringen en webtrust.

Totale honoraria voor adviesdiensten op fiscaal terrein

Fiscaal terrein is een breed begrip. Veel accountantsorganisaties verlenen fiscale diensten aan ondernemingen. Bij fiscale dienstverlening kan worden gedacht aan ondersteuning bij de implementatie van horizontaal toezicht, tax planning en overige belastingadvies.

Totale honoraria voor andere niet-controlediensten.

Deze categorie betreft een restcategorie. Indien de honoraria niet in de eerste drie kunnen worden geplaatst, dienen de kosten in deze categorie te worden verantwoord.

2.2 Toelichting in de jaarrekening: onduidelijkheden in de wet

De invoering van artikel 2:382a BW heeft in de praktijk voor een aantal problemen gezorgd.

Dit begint al bij de overgang van de Nederlandse vertaling van de Europese Richtlijn naar de Nederlandse wetgeving. Daarnaast zijn er een aantal onduidelijkheden in de wet waardoor de reikwijdte niet duidelijk genoeg is. In deze paragraaf worden de belangrijkste onduidelijkheden besproken.

2.2.1 Begrip accountantsorganisatie

De wet schiet tekort in de reikwijdte van het begrip accountantsorganisatie. De Europese Richtlijn heeft als doel om

“de relatie tussen de wettelijke auditor of auditkantoor en de gecontroleerde entiteit transparanter te maken. ”.

In het eerste lid van het wetsartikel wordt verwezen naar de Wet toezicht accountants- organisaties (Wta). Als gevolg hiervan wordt het begrip “accountantsorganisatie” sterk afgebakend in de wet. Voor het uitvoeren van wettelijke controles is namelijk een vergunning vereist. Veel accountantsorganisaties hebben, al dan niet gedwongen, de activiteiten van de overige dienstverlening in een andere entiteit ondergebracht. Denk hierbij aan aparte entiteiten voor de controle activiteiten, voor de belasting activiteiten en overige adviesdiensten. Indien de definitie volgens de Wta strikt gehanteerd zou worden, zouden alleen de accountantshonoraria van de “controle/accountants entiteit” toegelicht hoeven te worden. Derhalve zouden de overige diensten, zoals belasting advies, buiten de scope vallen.

De huidige wettekst schiet daarmee het doel van richtlijn voorbij, de beoogde transparantie wordt niet bereikt.

(15)

15 2.2.2 Accountantshonoraria dochter- en groepsmaatschappijen

De accountantshonoraria dienen, volgens de richtlijn, per entiteit te worden verantwoord. De richtlijn geeft echter de lidstaten de mogelijkheid om accountantshonoraria op groepsniveau te vermelden mits deze informatie is toegelicht in de jaarrekening van de dochtermaatschappij. Indien dit niet wordt vermeld dient de dochter- of groepsmaatschappij de accountantshonoraria in de eigen jaarrekening op te nemen.

De Nederlandse wetgever stelt het verplicht om de accountantshonoraria op te nemen op geconsolideerd niveau. Derhalve is er geen sprake meer van een keuze maar van een verplichting. Daarmee gaat de wet verder dan de richtlijn aangeeft.

Daarnaast komt ook hier de vraag boven drijven welke accountantshonoraria dienen te worden toegelicht. Een dochter- of groepsmaatschappij in het buitenland kan worden gecontroleerd door een buitenlandse nevenvestiging van de accountantsorganisatie. Indien deze accountantsorganisatie de honoraria rechtstreeks aan de dochteronderneming factureert vallen ze buiten de scope van de wet.

In een brief van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) aan de Minister van Justitie van 26 februari 2006 noemt de RJ een viertal benaderingen om een accountantsorganisatie te definiëren :

“audit firm” benadering;

“audit firm plus” benadering;

“netwerk” benadering;

“netwerk plus” benadering.

Momenteel is, strikt volgens de wet, sprake van een “audit firm” benadering. Een “netwerk plus” benadering heeft de voorkeur van de RJ:

“Hierbij wordt gekeken naar de aan de onderneming in rekening gebrachte honoraria door diverse (internationale) netwerken die als accountantsorganisatie betrokken zijn bij de onderneming en haar geconsolideerde maatschappijen”.

Hierdoor worden alle accountantshonoraria toegelicht.

Om bovenstaande problematiek heeft de NBA (voorheen NIVRA) een wijzer opgesteld, met daarin een best practice. Zie bijlage 2 voor het voorbeeld. Zij geven de voorkeur aan de

“netwerk-plus” benadering. Echter door de vrijwillige aard van de voorkeur zijn de ondernemingen niet verplicht om dit toe te passen.

2.2.3 Vrijstellingen

De richtlijn laat de vrijheid aan de lidstaten om kleine en middelgrote ondernemingen vrij te stellen van de verplichting om accountantshonoraria toe te lichten in de jaarrekening. In Nederland zouden grote ondernemingen de accountantshonoraria moeten toelichten. Op basis van artikel 2:363 lid 3 BW is er echter een mogelijkheid gegeven om onder de toelichting uit te komen.

(16)

16 Hierin staat aan gegeven dat een post niet afzonderlijk behoeft te worden vermeldt

“indien deze in het geheel van de jaarrekening van te verwaarlozen betekenis is voor het wettelijk vereiste inzicht”.

Dit geldt niet voor artikelen 378, 382 en 383. Alles wat op basis van deze artikelen dient te worden opgenomen, mag niet achterwege worden gelaten. Aangezien Artikel 2:382a BW hier niet bij vermeld staat, hoeven de accountantshonoraria niet te worden toegelicht. Deze zouden namelijk van verwaarloosbare betekenis kunnen zijn. De RJ geeft aan dat “een dergelijke uitzonderingsmogelijkheid niet goed verenigbaar lijkt met het doel van de richtlijn en is ook niet in de richtlijn opgenomen”.

Middelgrote en kleine ondernemingen zouden vrijgesteld moeten zijn van de toelichting van accountantskosten in de jaarrekening. Echter door een wijzigingen van Titel 9 Boek 2 BW (Stb.

2008, 550) is de vrijstelling van kleine rechtspersonen komen te vervallen. Dit was ten tijde van de implementatie van art. 2:382a niet de bedoeling. Derhalve betreft dit zeer waarschijnlijk een administratieve fout, aldus de RJ.

Tot slot zijn ondernemingen die de door de International Standards Board vastgestelde en door de Europese Commissie goedgekeurde standaard (IFRS) toepassen, tevens vrijgesteld van de toelichting. Artikel 2:382a BW is niet opgenomen in artikel 2:362 lid 9 BW. Dit artikel regelt de implementatie van IFRS. Doordat 382a niet is opgenomen in dit artikel zijn ondernemingen automatisch vrijgesteld van deze toelichting, de wetgever heeft waarschijnlijk gedacht dat dit door de IASB zelf geregeld zou worden. Dit is er tot op heden niet van gekomen.

2.3 Eerder onderzoek naar accountantshonoraria

Er is in het verleden divers onderzoek gedaan naar accountantshonoraria van ondernemingen.

Het artikel van Simunic (1980) is het eerste baanbrekende artikel waarop verder onderzoek naar accountantskosten is gebaseerd. In het onderzoek wordt aangetoond dat een verband bestaat tussen de controlekosten en voor overige dienstverlening voor de in de Verenigde Staten opererende ondernemingen. In zijn onderzoek heeft hij een vergelijking gemaakt tussen ondernemingen die alleen auditdiensten afnamen en ondernemingen die auditdiensten en Management Advisory Services (hierna: MAS) in rekening gebracht kregen. Hij kwam tot de conclusie dat de accountantskosten significant hoger waren indien er tevens MAS werden afgenomen bij de accountantsorganisatie.

Als mogelijke oorzaak wordt door Simunic (1980) aangegeven dat de verrichte diensten op het gebied van de controle van jaarrekeningen en de MAS niet onafhankelijk van elkaar worden verricht. Hierdoor worden de MAS werkzaamheden in het achterhoofd gehouden en wordt ten tijde van de jaarrekeningcontrole hier meer op ingezoomd. De controlekosten lopen op omdat er meer werkzaamheden verricht worden.

(17)

17 Ook is het mogelijk dat ondernemingen met bijvoorbeeld een ondermaatse administratieve organisatie ondernemingen meer MAS in schakelen om deze op orde te krijgen. Doordat de administratieve organisatie niet in orde is, zal de accountantsorganisatie meer werkzaamheden moeten verrichten om de zwakke administratieve organisatie te compenseren.

Simunic (1980) constateert dat het alleen loont om de accountantshonoraria toe te lichten indien ondernemingen alleen controlediensten afnemen van een accountantsorganisatie en geen of beperkt MAS. In 1980 hoefden de accountantshonoraria nog niet toegelicht te worden. Aandeelhouders zouden negatief kunnen reageren op hoge accountantshonoraria.

De resultaten van Simunic (1980) worden onderbouwd door de bevindingen van Palmrose (1986). Door zijn onderzoeksmethode wist Palmrose (1986) een gedetailleerder onderscheid te maken tussen controlekosten en overige dienstverlening (MAS). De overige dienstverlening viel onder te verdelen in accounting related MAS, non accounting MAS en tax advisory. De relatie is het sterkst voor accounting related MAS.

Beide artikelen gelden als basis voor verder onderzoek.

Een onderzoek dat beslist niet mag ontbreken bij onderzoek op het gebied van accountantskosten in de jaarrekening, is dat van Hay et al. (2006).

Hay et al. (2006) hebben 147 analyses beoordeeld, die naar het model van Simunic (1980), zijn opgesteld door onderzoekers. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in de periode tussen 1977 en 2003. Hay et al. (2006) zijn tot de conclusie gekomen dat de kosten voor het onderzoek van de jaarrekening beïnvloed worden door de grootte, de complexiteit en het risico van de gecontroleerde organisaties.

Het is volgens Simunic (1980) en Palmrose (1986) erg aantrekkelijk voor accountants- organisaties om naast de controlediensten ook adviesdiensten aan te bieden. Het mes snijdt immers aan twee kanten: er wordt meer verdiend aan adviesdiensten en ook de controleopbrengsten stijgen.

Hierbij is echter een kanttekening te plaatsen. Een accountant dient namelijk in schijn en wezen onafhankelijk te zijn. Indien een accountant adviseert over administratieve organisatie problematiek en vervolgens de oplossing zelf controleert is er sprake van zelftoetsing.

Daarnaast bestaat er een kans dat de accountantsorganisatie afhankelijk wordt van de onderneming die hij bedient: de accountant wil de klant te vriend houden en zal hierdoor geen objectief oordeel vormen.

In het verleden is door diverse partijen onderzoek gedaan naar de onafhankelijkheid van de accountant en de in rekening gebrachte honoraria.

Veel onderzoek is gedaan naar het “wezen” van de onafhankelijkheid. Hiermee wordt de feitelijke onafhankelijkheid bedoeld van de accountant bedoeld. Internationaal en ook nationaal gezien dient een accountant onafhankelijk te zijn in “schijn en wezen” (fact and

(18)

18 appearance). Ghosh et al. (2009) hebben onderzoek naar de “schijn” van de onafhankelijkheid van de accountant voor het maatschappelijk verkeer gedaan. Zij zijn tot de conclusie gekomen dat de verhouding controle kosten en overige dienstverlening geen positieve relatie heeft met de inschatting van de onafhankelijkheid van de accountant. Wel komt de onafhankelijkheid in het geding naarmate de cliënt belangrijker wordt voor de accountantsorganisatie.

Op het gebied van de feitelijke onafhankelijkheid van de accountant, het “wezen”, is door diverse wetenschappers onderzoek gedaan. DeFond et al. (2002), Ashbaugh et al. (2003), Chung en Kallapur (2003) en Larcker en Richardson (2004) komen allen tot de conclusie dat adviesdiensten geen invloed hebben op de onafhankelijkheid van de accountant.

DeFond et al. (2002) hebben een analyse op het wel of niet afgeven van een “going concern opinion” uitgevoerd. Ze hebben geen relatie gevonden tussen het wel of niet publiceren van waarschuwingen met betrekking tot de continuïteit van een onderneming en de verhouding tussen controlekosten en niet controlekosten. Wel hebben zij een positieve relatie geconstateerd tussen de controlekosten en de kans dat een “going concern opinion” wordt afgegeven. Hieruit valt volgens DeFond et al. (2002) af te leiden dat naarmate de onderneming in zwaarder weer komt hoe onafhankelijker de accountant wordt. Dit kan worden verklaard door de dreiging van eventuele claims.

De bevindingen van Ghosh et al. (2009) en DeFond et al. (2002) staan haaks op de algemeen heersende gedachte dat onafhankelijkheid van de accountant samenhangt met verhouding tussen controlekosten en overige dienstverlening.

In Nederland heeft Van Schaik (2003) aangegeven dat het wenselijk is dat de accountantskosten worden toegelicht in de jaarrekening. Het is wenselijk om de auditfees openbaar te maken omdat het risico op low balling (het aanbieden van de jaarrekeningcontrole onder de kostprijs) sterk wordt gereduceerd.

In het kader van de onafhankelijkheid vindt Van Schaik (2003) wel dat er voorzichtigheid is geboden bij het trekken van conclusies. Door inconsistentie in de openbaar gemaakte vergoedingen, het deels ontbreken van nadere gegevens om de vergoedingen in het juiste perspectief te plaatsen en het uitblijven van een onafhankelijke controle van een derde op deze gegevens is het eenvoudig om een onjuiste conclusie te trekken.

2.4 Financiële informatiebehoefte bancaire instellingen

Zoals al eerder is aangegeven, zijn bancaire instellingen voor bijna alle ondernemingen een belangrijke partner. Bancaire instellingen zijn gebaat bij een veelvoud aan informatie over ondernemingen. In deze paragraaf wordt besproken hoe de kredietverstrekking over het algemeen tot stand komt en hoe groot de waarde van een jaarrekening van een onderneming is ten opzichte van andere informatie bronnen.

(19)

19 2.4.1 Totstandkoming kredietverstrekking

Bancaire instellingen maken een inschatting van het risico dat gedragen wordt bij het verstrekken van krediet. Om hiertoe een oordeel te vormen wordt volgens Danos et al. (1989) een beslissing genomen tot kredietverstrekking in drie fases:

- Fase 1: Onderzoek door middel van openbare informatie ten behoeve van een initiële inschatting van de kredietaanvraag.

- Fase 2: Persoonlijk contact met kredietaanvrager ter plaatse.

- Fase 3: Uitvoering van gedetailleerde kredietanalyse

Doormiddel van een experiment hebben Danos et al. (1989) getracht in om in kaart te brengen hoe belangrijk elke fase is. Daarbij is gekeken welke informatie tijdens de betreffende fase is gebruikt. Ook hiervan is het belang beoordeeld.

Bovenstaande fases zijn hieronder nader uitgewerkt.

Onderzoek door middel van openbare informatie

In deze fase wordt algemene, openbare informatie bij elkaar gezocht. Hieronder vallen een uittreksel van de Kamer van Koophandel, jaarrekeningen als ook een krediet rapport van financiële service verleners, bijvoorbeeld Dun & Bradstreet (hierna: D & B). Deze kredietrapporten bevatten onder andere een oordeel over de kredietwaardigheid, belangrijkste financiële data, bijzonderheden en andere vermeldenswaardige informatie.

Op basis van deze informatie maakt de kredietverstrekker een initiële inschatting. Hoewel het om een eerste inschatting gaat, wordt tijdens deze fase al voor een erg groot deel bepaald of er over wordt gegaan tot krediet verstrekking, aldus Danos et al. (1989).

Persoonlijk contact met kredietaanvrager

Tijdens fase 2 gaat de kredietverstrekker bij de kredietaanvrager langs om een inzicht te krijgen in het businessplan en de managementkwaliteiten van de cliënt. Informatie die niet kon worden verkregen ten tijde van fase 1 wordt hier alsnog opgevraagd. Verder wordt het doel van het krediet, de toekomstplannen en de onderbouwing om het krediet terug te betalen besproken. Meer gedetailleerde financiële informatie en begrotingen worden tijdens deze fase opgevraagd. Deze informatie is nodig ten behoeve van fase 3.

Het direct voorhanden zijn van zowel operationele als financiële data is een belangrijke indicator voor kredietverstrekkers om de bereidheid tot verstrekking van informatie van het management te toetsen.

Tijdens deze fase worden de reeds eerder gevormde initiële inschattingen verder onderbouwd.

Uitvoering gedetailleerde krediet analyse

In fase 3 voert de kredietverstrekker een gedetailleerde analyse uit van de historische en toekomstige financiële gegevens. Deze analyse wordt uitgevoerd om in te schatten in hoeverre de kredietaanvrager aan zijn toekomstige schuldverplichtingen kan voldoen.

(20)

20 De analyse wordt samen met de eerder verkregen data meegenomen om tot een beslissing tot kredietverstrekking te komen. Afhankelijk van het soort krediet en van de bancaire instelling wordt dit door een individu of door meerder personen besloten.

Het onderzoek bevestigt het algehele belang van historische en toekomstige accounting informatie in het kredietbeslissingsproces. Deze data worden over het algemeen ontvangen van een tweetal partijen: tijdens de eerste fase van een onafhankelijke kredietbeoordelaar, als D & B. Daarna wordt de informatie ontvangen van de cliënt zelf.

2.4.2 Waarde financiële informatie ten opzicht van andere informatie bronnen.

Naast financiële informatie heeft de kredietverstrekker meer mogelijkheden om aan informatie te komen. Vermetten (2003) onderscheidt de volgende soorten openbare informatiebronnen:

- Kamer van Koophandel;

- persberichten;

- brancheorganisaties;

- vergelijking met andere rechtspersonen;

- informatie van onafhankelijke derden;

- informatie van financiële analisten.

Daarnaast zijn de volgende, niet openbare informatie bronnen te onderscheiden:

- informatie uit interview management;

- door rechtspersoon aangeleverde informatie uit het verleden;

- informatie ontleend aan bedrijfsbezoeken;

- financieel jaarrapport;

- meerjarenbegroting / ondernemingsplan;

- notulen vergadering management.

Vermetten (2003) is tot de conclusie gekomen dat van de niet openbare informatiebronnen, het financieel jaarrapport de belangrijkste bron is voor het maken van specifieke beslissingen.

Berry et al. (2006) onderstreept de constatering van Vermetten (2003). Ook in Groot Brittannië neemt de jaarrekening een belangrijke plaats in het beslissingsproces tot krediet- verstrekking. Het is de meest belangrijke openbare bron om tot kredietverstrekking te komen.

2.4.3 Gebruik van de jaarrekening door kredietverstrekkers

Hiervoor is aangegeven dat de jaarrekening een belangrijk onderdeel vormt voor de kredietverstrekking door bancaire medewerkers. In deze paragraaf wordt verder ingezoomd op de verschillende aspecten van de jaarrekening en het belang daarvan voor krediet verstrekkers.

(21)

21 Vermetten (2003) schrijft hierover dat alle onderdelen van het jaarrapport worden gebruikt door bancaire kredietverstrekkers. Het doel waarvoor de informatie wordt gebruikt verschilt sterk per onderdeel. Met name de balans, resultatenrekening en de toelichting op beide wordt gebruikt voor het nemen van specifieke beslissingen.

Dit wordt onderstreept door Stanga et al. (1983). Door hen is onderzoek gedaan naar verschillen in informatiebehoefte tussen grote en kleine kredietverstrekkers. De kredietverstrekkers hebben een score gegeven aan veertig elementen die opgenomen zijn in de jaarrekening. Hieronder is de top vijf van de belangrijkste elementen van het onderzoek gegeven:

1 Net income

2 Operating profit or loss 3 Sales revenue

4 Nature of changes in accounting principles 5 Cost of goods sold

Zoals uit bovenstaande blijkt is de categorieë “net-income” het belangrijkste element in de jaarrekening.

Uit het onderzoek van Kwok (2002) blijkt dat bancaire kredietverstrekkers een groot belang hechten aan de volgende elementen van de jaarrekening:

1. Notes to Financial statements 2. Balance sheet

3. Divisional/segmental reports 4. Statement of cash flows

5. Long range, comparative summaries 6. Income statement.

Bovenstaande bevinding sluit niet geheel aan bij de bevindingen van Stanga et al. (1983).

Dit kan onder andere worden verklaard door de wijze waarop onderzoek is gedaan. De elementen waaruit men kon kiezen verschilden per onderzoek. Waar bij Stanga et al. (1983) sprake was van enquêtering (waarbij overigens niet specifiek werd gevraagd naar de toelichting op balans en v&w), heeft Kwok (2002) een observatie uitgevoerd waarbij de personen luidop moesten denken. Op basis hiervan heeft Kwok (2002) conclusies getrokken.

Het belang van de toelichting op de jaarrekening wordt tevens onderstreept door het onderzoek van Berry et al. (2006). Het belang en het gebruik toelichting op de jaarrekening door bancaire medewerkers staat in het onderzoek op de derde plek in orde van belangrijke onderdelen van de jaarrekening.

(22)

22 Hoewel getracht is om uit te diepen welke onderdelen van de toelichting van wezenlijk belang zijn bij de kredietverstrekking, zijn hier geen bronnen over gevonden. Dit is een onderwerp voor toekomstig onderzoek.

2.4.4 Conclusie informatiebehoefte bancaire medewerkers

Vermetten (2003) wist in zijn onderzoek een heldere conclusie te formuleren. De

“financiële jaarrapporten nemen een belangrijke plaats in voor kredietverstrekkers bij banken als het gaat om het nemen van specifieke beslissingen. Aan alle onderdelen van het jaarrapport en met name de jaarrekening (balans, resultatenrekening met bijbehorende toelichting) wordt door de kredietverstrekker bij banken veel belang gehecht.”.

Deze conclusie wordt onderstreept door de overige, hiervoor genoemde onderzoeken.

2.5 Samenvatting

In dit hoofdstuk zijn een aantal onderwerpen aan bod gekomen, namelijk de inhoud van artikel 2:382a BW en de implicaties hiervan, eerder onderzoek naar accountantshonoraria en de informatie behoefte van bancaire medewerkers. In deze paragraaf zal per onderwerp een samenvatting van de belangrijkste bevindingen worden gegeven.

Artikel 2:382a BW

De Europese Richtlijn en het hieruit voortvloeiende artikel 2:382a zijn besproken. Het doel van zowel de Richtlijn als het wetsartikel is het bevorderen van de transparantie van de relatie tussen de controlerende accountantsorganisatie en de cliënt. Door de accountantshonoraria voor audit/nonaudit openbaar te maken tracht de wetgever het maatschappelijk verkeer inzicht te geven. Hierdoor kan het maatschappelijk verkeer zelf, op basis van de verhouding audit/nonaudit, een inschatting maken omtrent de onafhankelijkheid van de accountant en daarmee de betrouwbaarheid van de jaarrekening.

De accountantshonoraria dienen te worden toegelicht in een viertal categorieën:

- totale honoraria voor onderzoek naar de jaarrekening;

- totale honoraria voor onderzoek naar andere controle-opdrachten;

- totale honoraria voor adviesdiensten op fiscaal terrein;

- totale honoraria voor andere niet-controlediensten.

Hoewel de bovenstaande categorieën op het eerste gezicht duidelijk lijken, zijn er in de praktijk een aantal onduidelijkheden opgetreden.

De Wta is zeer strikt in het haar definitie van het begrip “accountantsorganisatie”. De ondernemingen hebben als gevolg hiervan een keuze vrijheid omtrent de toe te lichten kosten.

In het uiterste geval zouden alleen de accountantshonoraria van de controlerende accountantsentiteit van Nederland worden toegelicht.

(23)

23 Daarnaast zijn er een aantal, waarschijnlijk onbedoelde, vrijstellingen door de wetgever ingevoerd en zijn er vrijstellingen komen te vervallen.

Het begin is er maar er zitten nog te veel onduidelijkheden in de wet om de beoogde transparantie die de wetgever voor ogen had te bereiken.

Eerder onderzoek naar accountantshonoraria

De algemene opvatting in de maatschappij is dat de verhouding auditfee/nonaudit fee de onafhankelijkheid van de externe accountantsorganisatie kan beïnvloeden. Op deze opvatting zijn de Richtlijn en art. 2:283a BW opgesteld. Hier is vanuit de wetenschap echter geen onomstotelijk bewijs voor geleverd. Sterker nog, er zijn juist diverse onderzoeken geweest die bevestigen dat de verhouding auditfee/nonaudit fee beperkt invloed heeft op de onafhankelijkheid van de accountant, zowel in “schijn” als in “wezen”.

Informatiebehoefte bancaire medewerkers

Bancaire instellingen hebben toegang tot een groot aantal openbare en niet openbare informatiebronnen. De belangrijkste informatiebron is voor het maken van specifieke beslissingen, krediet verstrekkingen, het jaarverslag. Al in een vroegstadium van de kredietverlening wordt hier gebruik van gemaakt. De hierin opgenomen jaarrekening dient als basis voor de kredietverstrekking. Over het belang van de toelichting in de jaarrekening zijn de meningen verdeeld. Wel is duidelijk, op basis van de onderzoeken van Kwok (2002) en Berry et al. (2006), dat door de bancaire medewerkers veel belang wordt gehecht aan de toelichting in de jaarrekening.

(24)

24

3 Empirisch onderzoek

In dit hoofdstuk wordt het empirisch onderzoek uitgewerkt. Voordat hierop in wordt gegaan zal eerst de onderzoeksstrategie in paragraaf 3.1 behandeld worden. Vervolgens komt in paragraaf 3.2 de methode van dataverzameling aan bod. De hierop volgende paragraaf 3.3 bevat de koppeling tussen de interviewvragen en het theoretische onderzoek. Paragraaf 3.4 behandelt de selectie criteria voor de geïnterviewden. De data analyse en de beperkingen van het onderzoek worden weergegeven in paragraaf 3.5. Het hoofdstuk word afgesloten met een samenvatting, paragraaf 3.6

3.1 Onderzoeksstrategie

Aan de hand van een literatuuronderzoek is inzicht gekregen in de wet- en regelgeving omtrent de invoering van artikel 2:382a BW, de implementatie en toepassingsproblemen en het belang van de jaarrekening ten behoeve van kredietbeslissingen voor bancaire instellingen.

Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zijn verschillende manieren van onderzoek mogelijk. In dit onderzoek is gekozen voor een kwalitatief onderzoek. Het kwalitatief onderzoek is volgens Verschuren et al. (2007) als volgt te typeren:

een klein aantal onderzoekseenheden;

een arbeidsintensieve benadering;

meer diepte dan breedte;

een selectieve ofwel strategische steekproef;

kwalitatieve gegevens en dito onderzoeksmethoden en

een open waarneming op locatie.

Het kwalitatieve onderzoek is flexibel van aard en derhalve op vrijwel elke situatie toepasbaar.

3.2 Methode van dataverzameling

De data zijn verzameld door middel van diverse interviews. Typerend voor een interview is de beperkte mate van voorstructurering en de openheid van vraagstelling.

Er bestaan diverse varianten van interviews. Voor het onderzoek is gekozen voor individuele interviews. Het grote voordeel hierbij is dat tijdens het interview verdiepende vragen kunnen worden gesteld. De onderzoeker heeft tevens de mogelijkheid om te focussen op bepaalde zaken of onderwerpen. Tot slot geeft het interview veel inzicht en levert het causale verbanden op.

Een nadeel van een interview is dat het veel tijd kost, zeker vergeleken met andere onderzoeksmethoden. Daarnaast wordt een beperkt aantal onderzoeksobjecten bereikt

(25)

25 waardoor de externe geldigheid onder druk komt te staan. Echter door de grotere diepgang, de arbeidsextensieve methode van interviewen en de grotere wendbaarheid wordt dit punt deels gecompenseerd.

Tevens is het mogelijk dat de geïnterviewden een strategisch antwoord geven of reeds bevooroordeeld zijn. Hierbij is het kritisch doorvragen naar de beredenering achter een standpunt en mening van belang.

3.3 Interviewvragen

Relatie interviewvragen met eerder onderzoek

Uit het theoretische onderzoek van hoofdstuk 2 zijn de interview vragen naar voren gekomen.

Door middel van onderstaande tabel is inzichtelijk gemaakt op welke stukken uit hoofdstuk 2 zijn gebaseerd. De gehele interview guide is opgenomen in bijlage 3.

Interview vraag Referentie hoofdstuk 2

Toelichting Inleidend verhaal omtrent

belang jaarrekening Pagina 20, paragraaf 2.4.2, alinea 3

Uit eerder onderzoek is gebleken dat de jaarrekening een belangrijk element is voor kredietverstrekking.

In hoeverre bent u van mening dat de toelichting op de balans en

resultatenrekening een aanvulling is op de balans en resultatenrekening?

Pagina 21, paragraaf 2.4.3, alinea 6

Kwok (2002) en Stanga et al. (1983) hebben beide een ander zienswijze omtrent de onderdelen van de jaarrekening. Derhalve is deze vraag voorgelegd aan de geïnterviewden.

Kent u de invoering van de toelichting op

accountantshonoraria in de jaarrekening?

Pagina 12, paragraaf 2.1, alinea 1

De invoering van de verplichte toelichting is vrij recent van aard.

Derhalve is het mogelijk dat de

geïnterviewden niet op de hoogte zijn van de invoering hiervan.

Maakt u gebruik van de onlangs ingevoerde verplichte toelichting op accountantskosten in de jaarrekening?

Pagina 21, paragraaf 2.4.3., alinea 5

Het belang van de toelichting van de jaarrekening wordt door Kwok (2002) duidelijk gemaakt. Echter het belang van de accountantshonoraria in de jaarrekening is nog onduidelijk.

Als u de toelichting van de accountanthonoraria leest, welke elementen van een

accountantsorganisatie verwacht u dat hier onder vallen?

Pagina 15, paragraaf 2.2.2., alinea 1

De wet biedt een keuze vrijheid omtrent het toelichten van accountantshonoraria. Deze

keuzevrijheid is voorgelegd, op deze wijze kan, voor de bancaire sector, een benaderingsvoorkeur worden bepaald.

(26)

26 Interview vraag Referentie

hoofdstuk 2

Toelichting Stel: de advieskosten

zouden ten opzichte van de accountantskosten zouden significant hoger zijn, welke conclusie trekt u hier uit?

En wat zou uw mening zijn als de omgekeerde situatie het geval was?

Pagina 12, paragraaf 2.1, alinea 1

&

Pagina 16 e.v., paragraaf 2.3, diverse alinea’s

De verplichte toelichting is ingevoerd zodat het maatschappelijk verkeer, op basis van de in rekening gebrachte honoraria, zelf een inschatting kan maken omtrent de onafhankelijkheid van die accountant.

(Nu u weet hoe de toelichting werkt,) wilt u hem nu ook behouden of mag hij weer afgeschaft worden. (Optionele vraag)

Pagina 12, paragraaf 2.1, alinea 1

&

Pagina 18, paragraaf 2.3, alinea 8

De toelichting is ingevoerd om de relatie tussen cliënt en

accountantsorganisatie

transparanter te maken. Het is echter de vraag of het invoeren van de verplichte toelichting hiervoor de juiste methode is. Uit eerder onderzoek van o.a. Gosh et al.

(2009) en DeFond et al. (2002) blijkt namelijk dat de verhouding tussen controlekosten en overige

dienstverlening geen of beperkt invloed heeft op de onafhankelijkheid van de accountant.

Wat zou u graag als aanvulling zien in de jaarrekening om de onafhankelijkheid van de accountant te

waarborgen?

Pagina 16 e.v.,

paragraaf 2.3 Uit diverse eerdere onderzoeken is gebleken dat de verhouding tussen controle van de jaarrekening en overige diensten geen of beperkt invloed heeft op de onafhankelijkheid van de accountant. Daarom is het van belang om te weten wat de geïnterviewden als aanvulling zouden zien in de jaarrekening om zo de onafhankelijkheid van de accountant te waarborgen.

Tabel 3.1

Verloop van de interviews

De geformuleerde vragen zijn voorgelegd bij de interviews. Voorafgaand aan de interviews met bancaire medewerkers is een pilot interview afgenomen met een registeraccountant. Op deze wijze is getest of de vragen goed vallen en of de recorder goed zijn werk deed.

De interviews zijn opgenomen op een voice-recorder. Hiervoor hebben de geïnterviewden akkoord gegeven. Voorafgaand aan het interview is medegedeeld dat geheimhouding van de geïnterviewde wordt gewaarborgd. Dit heeft ten doelstelling om de geïnterviewde een zo

(27)

27 objectief mogelijk antwoord te laten formuleren. Na afloop van elk interview is een verwerkingsverslag gemaakt.

Tijdens de interviews is getracht om de bancaire medewerkers zoveel mogelijk aan het woord te laten. Waar nodig is bijgestuurd. Gedurende de interviews is het voorkomen dat bepaalde zaken onduidelijk waren voor de geïnterviewde. Dit is door de interviewer toegelicht. Een bancaire medewerker die bijvoorbeeld niet van het bestaan van de verplichte toelichting afweet, kon nog wel een mening vormen over wat hij graag aan extra toelichting in de jaarrekening zou willen zien. Daarnaast kon diegene ook een benaderingsvoorkeur kiezen, na een korte toelichting. Op deze wijze is getracht om de benodigde informatie te verkrijgen.

Hierbij is tevens zoveel rekening gehouden dat de mening van de geïnterviewde zo weinig mogelijk naar voren is gekomen.

3.4 Selectiecriteria geïnterviewden

Voor het onderzoek zijn een tiental bancaire kredietverstrekkers geïnterviewd. Deze bancaire kredietverstrekkers hebben allen een ruime ervaring en zijn geschikt als te interviewen persoon.

De selectie van de geïnterviewden is gemaakt op onderstaande criteria:

Minimaal seniore ervaring als bancaire kredietverstrekker;

Bediening van cliënten met de grootte criteria “groot”;

Betrokkenheid bij het oordeel omtrent kredietverstrekking.

Minimaal seniore ervaring als bancaire kredietverstrekker

Bij de selectie van de bancaire medewerkers is het van belang dat de medewerker voldoende deskundigheid en expertise in huis heeft. Op basis hiervan is door de betreffende persoon een juiste analyse te maken. Concreet houdt dit in dat de geïnterviewde bancaire medewerker minimaal 5 jaar werkervaring heeft en een senior functie bekleedt.

De functies en het aantal jaren ervaring van de geïnterviewden zijn als volgt weer te geven:

Functie Aantal geïnterviewden Aantal jaren ervaring (min-max)

Regio directeur Eén 16

(Senior) accountmanager Vijf 11-25

Principal risk manager Eén 33

Specialist fusies en overnames Eén 9

Financieringsspecialist Twee 9-16

Tabel 3.2

De geïnterviewden zijn werkzaam bij de Rabobank (drie), ING (drie), ABN AMRO, (twee) en NIBC (twee).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ditzelfde geldt voor fraudes die plaatsvinden door middel van transacties die buiten de administratie om tot stand komen (vgl. 564) ging het, zoals Groeneveld het in

In twee gevallen werd de klacht ingediend door een ondergeschikte (RvT 1974, nr. 3); beide klachten werden ongegrond verklaard en in het laatste geval in hoger beroep

Om deze reden werd in de nieuwe structuur een verdieping van kennis op ten ­ minste één van de relevante deelgebieden, te weten belastingrecht, algem ene o r­ ganisatie,

Niet iedereen die in het accountantsregister is ingeschreven, en daarmee lid is van de Orde, oefent het accountantsberoep uit1 1). Voor die personen gelden uitsluitend de

Adviseur op grond daarvan niet aansprakelijk gesteld kan worden voor schade die voortvloeit uit een tekortkoming van de bescherming van de persoonsgegevens door de

Het Stramien voor assurance opdrachten (RA) geeft aan dat het verstrekken van zekerheid bij assurance gerelateerde opdrachten niet mogelijk is (4400). In de Richtlijn Oordelen voor

De gevraagde informatie wordt niet alleen aan de Wob-verzoeker verstrekt, maar moet tevens (na verstrekking aan de indiener) openbaar gemaakt worden zodat de info ook toegankelijk

In die begroting staat onder andere welke plannen de gemeente heeft voor volgend jaar, wat die plannen kosten en welke inkomsten er zijn?. Eén van de bezuinigingen uit die