Frederik van Eeden, Dagboek 1878-1923. Deel 3: 1911-1918 · dbnl
Hele tekst
GERELATEERDE DOCUMENTEN
Maar Paul hield vol, ook op reis, wanneer zijn vader de gestrengheid er tijdelijk aan gaf omdat het hem al te lastig werd - en hij zou volgehouden hebben tot zijn einde, wanneer ik
Ik zou maar niet met hem over zijn vak beginnen, daar heeft hij een hoog woord over, en ik geloof dat hij er zooveel van weet als mijn Ulmer dog?. Frederik van Eeden,
- toon barmhartigheid door 't weigeren van wat niet veel kan zijn voor U die rijk is - maar mijn een'ge rijkdom het laatste goed van mijn berooide ziel. Frederik van
Wacht, mijn lezer, tot ge een oud ervaren droomer zijt als ik, en ge zult de angst-aanjagers, de keel-beklemmers, de potsenmakers en loer-draaiers zelf aan 't werk zien, in de
Dit zijn mijne woorden, mijn, mijn, eigen woorden, - vlekkelooze kinderen mijner vrijgestreden ziel, - hemelreine ontspruitingen van mijn schoonste binnenste, - geboren uit
Maar voor mij, voor mijn vrouw en mijn kind zijn het geen gewoone menschen. Het zijn booden, signaal-geevers, afgezanten van
- ‘Laat mij,’ zeide Johannes, zonder zich om te wenden, ‘ik kan niet denken.’ - Doch Pluizer ging achter hem staan en fluisterde scherp in zijn oor, zooals zijn gewoonte was..
Maar terstond dacht hij ook aan de groote verandering, zijn verlossing van Pluizer, en dat hij niet naar dat spel ging voor zijn plezier, als een gewone schooljongen, maar dat hij